Toetsing van nationale wetten aan internationaal recht (2012-2017)

Tussen 6 september 2012 en 17 maart 2017 behandelde de Tweede Kamer een initiatiefvoorstel voor wijziging van de Grondwet in eerste lezing i om de procedure voor het toetsen van nationale wetten aan het internationaal recht aan te passen. Het voorstel werd ingediend door het Kamerlid Joost Taverne i (VVD i).

De bedoeling van het voorstel was de positie van de wetgever (de Staten-Generaal) te versterken als het ging om het oordeel of een wet aan het internationaal recht voldoet. De beslissing of een wet strijdig was met het internationaal recht werd volgens initiatiefnemer Taverne te veel aan de rechter overgelaten, terwijl dat in zijn ogen een oordeel van de verkozen volksvertegenwoordiging moest zijn. Daarmee was de Grondwetswijziging vooral procedureel van aard. Het zou de rol van de volksvertegenwoordiging in dit opzicht groter maken.

Het voorstel werd op 6 september 2012 ingediend door Kamerlid Taverne, maar werd nog voordat het behandeld zou worden in de Tweede Kamer op 17 maart 2017 ingetrokken.

1.

Het voorstel

In het voorstel zouden de artikelen 93 en 94 zijn gewijzigd op enkele punten. In artikel 93 werd aan het einde van de zin een zinsnede toegevoegd en zou komen te luiden:

 

Artikel 93

Bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties, die naar haar inhoud een ieder kunnen verbinden, hebben verbindende kracht nadat zij zijn bekendgemaakt, behoudens voor zover bij de wet anders is bepaald.

Artikel 94 werd op enkele punten gewijzigd en zou komen te luiden:

Artikel 94

Andere binnen het Koninkrijk geldende wettelijke voorschriften dan de wetten vinden geen toepassing, indien deze toepassing niet verenigbaar is met een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties.

2.

Wetgevingsdossier

3.

Historische ontwikkeling

Achtergrond

Volgens artikel 93 Grondwet hebben internationale verdragen rechtskracht. Daarnaast is er in artikel 94 vastgelegd dat wanneer nationaal en internationaal recht botsen het internationaal recht voorgaat. De praktijk in Nederland was ten tijde van de indiening van het initiatiefvoorstel dat de bepaling of een wet strijdig is met het internationaal recht aan de rechter overgelaten werd. Volgens de initiatiefnemer zou dat oordeel echter door de wetgever, oftewel de volksvertegenwoordiging, geveld moeten worden.

Het advies van de Raad van State over dit initiatiefvoorstel was kritisch. De Raad vond dat noch goed was onderbouwd hoe de wetgever hierover een beter oordeel zou kunnen vellen, noch waarom de rechter dit niet meer zou moeten kunnen doen. Hierop heeft initiatiefnemer Taverne het wetsvoorstel en de memorie van toelichting aangepast.

Het voorstel heeft plenaire behandeling echter nooit gehaald. Vanwege een aangenomen wijziging van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen was de initiatiefnemer van mening dat de wijzigingen uit het voorstel inmiddels al via een andere weg voldoende geïmplementeerd waren. Op 17 maart 2017 trok hij het voorstel in.