Tussen Trêveszaal en Rue de Trier: Provinciale Europapolitiek in de kijker

maandag 27 februari 2023, 13:00, analyse van dr. Mendeltje van Keulen i en dr. Tibor Hargitai i

De Trêveszaal op het Binnenhof, waar wekelijks de ministerraad plaatsvindt, ontleent zijn naam aan het Twaalfjarig Bestand tussen de Spaanse bezetter en vertegenwoordigers van Groningen, Friesland, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Holland, Zeeland en Drenthe. Inderdaad: de Republiek van Zeven Provinciën. Een lange, drukke straat achter de gebouwen van het Europees Parlement in Brussel is vernoemd naar hetzelfde bestand. In die Rue de Trier huist het Huis van de Nederlandse Provincies. Wat doen die daar, wat is de relatie met het Binnenhof, en wat moet u daarmee voor 15 maart?

Weinig kiezers in het stemhokje zullen denken aan de lithiumbatterij in hun mobieltje, de geluidswal naast hun woonwijk of kinderen die veilig zwemmen bij de sluis. Al die Europese inhoud blijft onbekend, zolang de relatie Brussel-provincies niet door onderwijzers, politici en media wordt uitgelegd. De media houden het in hun berichtgeving over provincies veiligheidshalve bij kleine partijen en linkse wolken. Gelukkig is er Brusselse Nieuwe, met een Europees verkiezingsdebat met de lijsttrekkers in het Huis van de Provincies in Brussel.

“Het Huis van de Provincies in Brussel? Ik heb nooit geweten dat dat bestond”, liet nieuwsjunkie Mieke van der Weij zich onlangs ontvallen op Radio 1. Eerlijk, maar ook opmerkelijk, voor een ervaren actualiteitenjournalist. Ook diplomaten en rijksambtenaren zijn soms onwetend van deze hub in de EU-hoofdstad. Laat staan van de al even actieve Europese vertegenwoordiging van onze waterschappen.

Tientallen regionale en lokale bestuurders en ambtenaren passeren dagelijks de Hofstad op hun route naar Brussel. Naar informele overleggen, naar het EP, naar de kantoren van de vier grote steden (G4) en naar het Huis van de Provincies, aan de straat waar over een paar jaar de Nederlandse ambassade bij de EU verrijst. Waarom huizen ze daar dan niet? De vraag stellen is hem beantwoorden. Juist: omdat de afgestemde EU-standpunten van Den Haag niet per definitie naar de smaak zijn van waterschappen en provincievertegenwoordigers.

Bij het Rijk is het Ministerie van Binnenlandse Zaken de formele woordvoerder van decentrale overheden; lees: 21 waterschappen, 342 gemeenten, 12 provincies. Af en toe is er formeel bestuurlijk overleg over hoofdlijnen: hoe elkaar te informeren bijvoorbeeld. Maar voor expertise over de inhoud (bodem, lucht) van Europees beleid wenden die zich individueel of in groepsverband liever tot de vakministeries. Ook binnenkort op de agenda: de Nederlandse inzet voor de zeven jaarlijkse EU-begroting die eind dit jaar ‘mid-term’ wordt geëvalueerd en waarvoor de eerste overleggen al opstarten. In deze heikele kwestie in politiek Den Haag kiezen decentrale overheden niet voor een focus op kosten, maar op baten: inhoudelijk beleid en fondsen.

Ook als het wél lukt om regionale zorgen in Den Haag te adresseren is een directe relatie met de EU-instellingen (Commissie-ambtenaren als schrijvers van nieuwe plannen, Europarlementariërs als wetgevers) van belang. En informele overleggen, want alle provincies werken over de grens samen. Het werkplan van het HNP is daarbij het uitgangspunt. Net als de gemeenten, de Tweede Kamer en de regering stellen provincies ook ‘EU-prioriteiten’.

Onderwijl moeten we de eensgezindheid niet overschatten. Groningen is Zuid-Holland niet en Limburg ligt ver van Flevoland. Gezien regionale verschillen in ligging, bevolkingsdichtheid, verstedelijking en industrie lopen ze niet op dezelfde dossiers. Voor Europese steun voor het transnationale treinnetwerk (TEN-T) zijn er zelfs verschillende belangen. Welke regio krijgt EU-financiering voor een internationale treinverbinding en welke niet, en wat betekent een directe verbinding tussen Amsterdam en Friesland voor station Zwolle?

In provinciehuizen in Haarlem, Assen en Leeuwarden is Europa aan de orde van de dag. Op politiek-bestuurlijk niveau worden de provincies in het Comité van de Regio's en andere Europese netwerken vertegenwoordigd door hun gedeputeerden. Zo is Tjisse Stelpstra van provincie Drenthe rapporteur van milieu en klimaat, en vertrekkend gedeputeerde Eddy van Hijum (Overijssel) rapporteur ‘Strategie voor kleine en middelgrote ondernemingen’. Afhankelijk van het dossier zal er een gedeputeerde het provinciaal belang op dat thema Europees behartigen.

De inzet van gemeenten in de EU is in hoge mate afhankelijk van persoonlijke betrokkenheid en interesse in internationaal beleid van ambtenaren. Dat geldt voor ministers in Europese Ministerraden, en voor een gedeputeerde met duurzaamheid in haar portefeuille. Beiden kiezen misschien voor een nationale politieke agenda, in plaats van Europees netwerk-overleg. Actief lidmaatschap bij het Comité van de Regio's wordt gedreven door een intrinsieke motivatie van de gedeputeerde, zo leerden we uit het interview in het boekje ‘Retourtje Brussel’ met wethouder Europa Robert van Asten (D66) van Den Haag. De lokale pers haalt het Europese werk niet.

De Statenverkiezingen kleuren de richting waarop Nederland zich tot de EU verhoudt. Dat gaat via de smaak van het provinciale bestuur: rechts, midden, links. Stikstof of bouwen, ruimte of wijken? De Europa-mindedness heeft gevolgen in de interbestuurlijke verhoudingen. Volgens de Raad voor het Openbaar Bestuur is het Rijk louter middenbestuur; tussen Europeanisering (de invloed van de vierde bestuurslaag waar dagelijks honderden Nederlanders aan meevergaderen) en lokale loyaliteit. Zoals Europese afspraken, die mede door de Nederlandse delegatie in Brussel onderhandeld zijn op thema's als stikstof, door provincies in Oost-Nederland niet 'gewaardeerd' worden - zal een regionaal bestuur met meer Europese ambities dan het Rijk zich beperkt voelen op Europese thema's.

Drie tips voor de lichting Statenleden die na de verkiezingen aan de slag gaat:

  • Europabewust geen last maar lust

Wat is de kans van Europa en hoe verhoudt dat zich tot de beperkte tijd en ondersteuning? De relatie EU-provincie is een proces van halen – maar ook brengen. Europa is geen pinautomaat; er zijn fondsen en kansen, maar best practices delen, inbreng leveren aan bestaand beleid kom je brengen. De provincie heeft een ambtelijk EU-team dat u wegwijs kan maken in deze processen. Laat ze voor u een bezoek inplannen bij het HNP, de PV en het EP.

  • Europees dansen voor regionale kansen

Het jargon in lokaal bestuur luidt 'opgave-gericht'. Aan de ambtelijke ondersteuning van het Provinciaal bestuur de schone taak om de vijfde bestuurslaag in Nederland (de EU dus) bij statenleden en bestuurders onder de aandacht te brengen. Daarbij is het belangrijk dat die ondersteuning Europese initiatieven en kansen vertaalt naar de lokale en regionale opgaven (uitdagingen). Het coalitieakkoord zal daarbij leidend zijn. En er moet worden samengewerkt, want Nederlandse regio's zijn per definitie individueel te klein in de EU.

  • Prioriteren kun je leren.

Denk niet bij alles aan Brussel. De provincie en het waterschap heeft verschillende thema's die meer aandacht vergen dan andere thema's, bijvoorbeeld lucht- en bodemkwaliteit en slimme mobiliteit. Stel prioriteiten voor de regio, en houd daarbij rekening met de eerdergenoemde prioriteren van de Europese Commissie, de regering, de Tweede Kamer, etc. Ook hier kan het ambtelijk EU-team veel ondersteuning op geven. Let wel, capaciteit is binnen Europateams mogelijk een knelpunt.

Tot slot. De provincies zijn dus sterk vertegenwoordigd in de Europese Unie, met EU-teams in het provinciehuis en het Huis van de Nederlandse Provincies die, afhankelijk van het onderwerp, gezamenlijk het regionale belang behartigen in Brussel. De kleur en rol van de bestuurder is daarin een belangrijke, omdat de EU als bestuurslaag door velen onderschat wordt. Als tip voor de kandidaat-statenleden: ga na de eerste inwerkperiode na hoe jouw thema's in de EU in het provinciehuis behandeld worden. Grote kans dat er mogelijkheden zijn om toekomstig beleid te beïnvloeden en de grote regionale opgaven van Nederland mede met Europese gelden te financieren.

 

Mendeltje van Keulen is lector aan De Haagse Hogeschool en gastonderzoeker bij de Directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Tibor Hargitai is onderzoeker en docent bij De Haagse Hogeschool.