Bijdrage debat ‘passend onderwijs’.

Met dank overgenomen van W.P.H.J. (René) Peters i, gepubliceerd op woensdag 5 april 2023.

Mensen die met een liberale blik naar het onderwijs kijken, zien onderwijs als een investering in de toekomst. Als een individuele leerroute die moet worden afgelegd om zo ver mogelijk te komen in dit leven. En moet worden betaald door de hardwerkende Nederlander met zuur verdiend belastinggeld. De school is dan een ‘bedrijf’ dat een zo goed mogelijk product moet leveren. In dit denken is passend onderwijs een product. Een product dat zo passend mogelijk gemaakt moet worden voor iedere afnemer. De leerkracht wordt een dienstverlener. De leerling en zijn of haar ouders een klant. En wanneer het product niet exact is wat de klant heeft besteld, wordt er beklag gedaan. Eventueel met behulp van klachtenprocedures en een advocaat. Als het niet goedschiks gaat, dan moet het maar kwaadschiks. Voorstellen die direct of indirect verdere juridisering van het onderwijs in de hand werken zal het CDA dan ook niet steunen.

Maar onderwijs is geen zaak voor het individu. Onderwijs is een zaak van de gemeenschap. Onderwijs is emancipatie, is verheffing. Een investering van de gemeenschap in de toekomst van diezelfde gemeenschap. De school is dan geen bedrijf, maar een waardengemeenschap waar bevlogen mensen waardevolle kennis, kunde en ervaring overbrengen aan leerlingen. Passend onderwijs is dan geen product. Geen onderwijs dat passend gemaakt wordt voor ieder individu. Maar onderwijs dat zo passend mogelijk is voor zoveel mogelijk leerlingen. Geen individueel maatwerk. Maar bewezen kwalitatief excellente confectie. Zodat er tijd, geld, energie en aandacht is om in overleg met ouders en leerlingen en in redelijkheid en billijkheid aanpassingen af te spreken waar dat echt noodzakelijk is.

In deze kamer spreken we met enige regelmaat over ‘leraren’, lerarentekorten, werkdruk, administratieve lasten etc. En over passend onderwijs dus. Vandaag zou ik mijn betoog willen gebruiken om uit te leggen dat de liberale bril waardoor we naar de wereld kijken, noodzakelijkerwijs zorgt voor overbelaste leraren, kwalitatief slechter onderwijs en ontevreden ouders en leerlingen.

Ooit was ik leraar op het ITO, het individueel technisch onderwijs. Dat was een prachtige onderwijsvorm die goed was voor leerlingen met wat minder intellectuele capaciteiten maar die dat, over het algemeen, ruimschoots wisten te compenseren met hun handen. Niet te grote klassen, vaste leerkrachten, een mooi strak rooster, niet teveel keuzevrijheid. Rust, reinheid, regelmaat. Goede instructie, voordoen, samen doen, nadoen en gruwelijk veel oefenen. Confectie dus. Maar van goede kwaliteit.

Toen het vmbo werd opgericht, bleek dat het voor het type leerlingen van het ITO geen vanzelfsprekendheid was om een diploma te behalen. Voor deze leerlingen waren extra middelen beschikbaar. LWOO-middelen. Als aangetoond kon worden dat een leerling geen al te hoog iq had en forse leerachterstanden in combinatie met wat sociaal emotionele problematiek, kwam dat geld beschikbaar. Alle leerlingen werden getest. Door slechts een persoon in dienst van de school. Een fors deel van hen kwam in aanmerking en het geld werd gebruikt voor de verkleining van klassen, scholing van leerkrachten en teamgericht werken op een manier die ik later nergens meer ben tegengekomen. Samen lessen voorbereiden, elkaar coachen, elkaars lessen bezoeken, samen sparren over leerlingen. Samen iedere dag een beetje beter.

Helaas, zo kon het niet blijven. Den Haag kwam met eisen. Wat doen scholen eigenlijk met de middelen. Keurige rapportages volgden. Wat zijn de meetbare effecten van al dat geld? De leervorderingen van leerlingen werden voortaan nauwkeurig bijgehouden. Welke interventies doen jullie op klassenniveau? Wat zijn daarvan de effecten? En op individueel niveau? De ene leerling is tenslotte de andere niet. En hoe betrekken jullie de ouders? Binnen de kortste keren werd de docent van een expert en een autoriteit in de klas een uitvoerder van individuele handelingsplannen vol afspraken tussen de school en ouders, waarvan iedere interventie en alle resultaten nauwkeurig moesten worden bijgehouden.

Het is niet verrassend. Dat is onmogelijk. De aanmeldingen zijn weer voorbij. Leerlingen voor het volgend jaar zijn weer ingeschreven. Er zijn stevige beloften gedaan. “Het kind staat bij ons centraal.” “Hier maken we werk van gepersonaliseerd leren.” “Hier hebben we een professionele zorgstructuur voor iedere ondersteuningsbehoefte voor ieder kind.”

Maar dit is geen beleid. Dat zijn geen reële doelen. Dit zijn kerstwensen. Ze zijn mooi. We krijgen er een warm gevoel van. Maar ze zijn volstrekt onrealistisch. En ze maken het onderwijs niet beter. In tegendeel.

De bedoelingen zijn goed. Maar een combinatie van doorgeslagen individualisme, maakbaarheidsdenken en verkeerd begrepen ‘marktwerking’ (waardoor scholen zich als elkaars concurrenten zijn gaan gedragen en vechten om de gunst van ouders en kinderen), zorgt niet voor beter onderwijs. Het is andersom. Het maakt onderwijs dat voor verreweg het grootste deel van de kinderen passend zou kunnen zijn, hier en daar tot een diffuse ruimte zonder heldere kaders en zonder betekenisvolle relaties. Dat is niet goed voor leerlingen. Dat is niet goed voor docenten. Dat is niet goed voor ouders. En er blijft te weinig tijd, geld en energie over voor leerlingen met een echt ingewikkelde ondersteuningsbehoefte.

Wat zou er gebeuren als we passend onderwijs niet langer zouden verstaan als het best mogelijke maatwerk voor ieder individueel kind, maar als heel, heel goed onderwijs dat passend is voor vrijwel iedereen? Duidelijke structuren, een kloppend lesrooster zonder dagelijkse wijzigingen, heldere afspraken, voorspelbare uitstekend opgeleide docenten en niet teveel keuzemogelijkheden zodat de klassen ook wat kleiner kunnen worden. Niet teveel toetsen en zeker niet teveel herkansingen. Onderwijs als teamsport, elkaar ondersteunen, samen beter worden. Een schoolleiding die zelf ook voor de klas staat en vooral veel lessen bezoekt. Wat zou er gebeuren als we de zin die bij zoveel scholen op de muur geschreven staat ‘het kind staat bij ons centraal’, zouden vervangen voor een andere zin. ‘Wij houden van goed lesgeven.’? Wat als we daar al onze energie in zouden stoppen en de rest noemen wat het is. Grotendeels flauwekul.

Voor het CDA is het kraakhelder. Niet alles is maakbaar en we moeten stoppen met de indruk wekken dat dat wel zo is. Dat gaat alleen maar tegenvallen. Het maakt ouders boos en docenten overspannen en het helpt kinderen niet. Niet ieder menselijk ongemak is oplosbaar. En niet elk menselijk ongemak is erg. Inmiddels heeft een op de zeven jonge mensen professionele hulp nodig om gezond groot te worden. Doe even normaal zeg! Bovendien is een mens echt geen individu. We meten alles, en alles wat afwijkt van het gemiddelde krijgt een etiket en kan, neen moet, op kosten van de gemeenschap opgelost worden. De man of vrouw voor de klas hoort en rekening mee te houden ook!

Een paar voorbeelden? Ernstige Enkelvoudige Dyslexie is een moeilijk woord voor het hebben van weinig talent voor lezen en schrijven. Het woord insinueert dat zo iemand resistent is tegen remediale activiteiten. Vervolgens gaan we dat oplossen met heel goede instructie en veel oefenen. Geef die instructie dan maar aan alle kinderen zou ik zeggen. En niet alleen aan kinderen van hoogopgeleide roomblanke ouders. En verbiedt dyslexieverklaringen voor kinderen zonder ‘aangetoonde’ EED. Graag een reactie van de minister. Een ander voorbeeld. Sommige kinderen vertonen druk gedrag. Anderen kunnen zich lastig concentreren. Die zijn enorm gebaat bij voorspelbaarheid, een rustig schoolklimaat en heldere kaders. Geef die kaders dan aan iedereen zou ik zeggen. Enzovoort enzovoort. In de woorden van Bert Wienen; “stel niet langer het individuele kind centraal. Onderwijs moet starten bij de vraag hoe je goed onderwijs biedt aan de hele populatie op school.”

Natuurlijk is een generieke aanpak niet voor ieder kind voldoende. Helemaal niet zelfs. Haal voor die kinderen de jeugdzorg in de school. De vindplaats van een probleem is de werkplaats van de oplossing. Niet omdat de school een vindplaats is van potentiele klanten van commerciële bedrijven. Niet om jeugdwerkers met docenten samen ingewikkelde rapporten op te laten stellen. Maar om het docententeam te versterken met praktische hulp. Maak gebruik van leerplichtambtenaren. Niet om mentorgesprekjes te houden. Maar om samen met de school een goed werkend verzuim beleid op te zetten. Door vroeg problemen te herkennen en daar samen met ouders oplossingen voor te bedenken.

Dan nog zijn er kinderen die veel meer nodig hebben. Die moeten dat krijgen. Zonder mitsen en maren. Juist voor die kinderen moeten geld, kennis, aandacht en mensen beschikbaar zijn.

Passend onderwijs is niet het best mogelijke maatwerk voor ieder individueel kind. Het is excellent onderwijs dat passend is voor vrijwel iedereen. Om met Hargreaves te spreken. Wat essentieel is voor sommigen is goed voor iedereen.