Brief van de minister van OCW over de uitvoering van het het amendement-Omtzigt c.s. en motie-Westerveld en Van der Graaf - Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2024 en wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

Deze brief is onder nr. G toegevoegd aan wetsvoorstel 36410 VIII - Vaststelling begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2024 en wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2024 en wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; Brief van de minister van OCW over de uitvoering van het het amendement-Omtzigt c.s. en motie-Westerveld en Van der Graaf
Document­datum 17-04-2024
Publicatie­datum 17-04-2024
Nummer KST36410VIIIG
Kenmerk 36410 VIII, nr. G
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Eerste Kamer der Staten-Generaal

2024

Vergaderjaar 2023-

36 410 VIII

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2024 en wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 16 april 2024

Met deze brief informeer ik over de uitvoering van de toezeggingen over het amendement Omtzigt en c.s.1, 2 en de motie Westerveld en Van der Graaf3, 4, zoals aan u toegezegd door de Minister van financiën in het debat van de algemene financiële beschouwing. Ik heb hier eerder ook de Tweede Kamer over geïnformeerd.5

Rente op studieleningen

Na de aangekondigde verhoging van de rente op studieleningen heeft uw Kamer op verschillende momenten aandacht gevraagd voor dit onderwerp. Ik begrijp dat de verhoging van de rente zorgen oproept bij studenten en oud-studenten. Zeker na een uitzonderlijke periode waarin de rente in zes achtereenvolgende jaren op nul procent werd vastgesteld. Er zijn goede redenen om rente te heffen op studieschulden. Tegenover de studieleningen die de overheid uitgeeft aan studenten, staan staatsobligaties waarmee de overheid de leningen voor studenten financiert. Dat er rente over studieleningen wordt geheven vind ik eerlijk en rechtvaardig.

De overheid moet immers geld lenen om de lening voor studenten te financieren. De rente op studieleningen is voor de student zeer gunstig vergeleken met consumptieve leningen, zoals onder meer een recente evaluatie van de rente binnen de studiefinanciering laat zien. Daarnaast zorgt de rente ervoor dat studenten niet onnodig veel lenen.6

1    Kamerstukken I 2023/2024, 36410, T03767.

2    Kamerstukken II 2023/2024, 36 418, nr. 63.

3    Kamerstukken I 2023/2024, 36410, T03768.

4    Kamerstukken II, 2023/2024, 31 288, nr. 1088.

5    Kamerstukken II 2023/2024, 36 410, nr. 36.

6    Kamerstukken II 2022/2023, 24 724, nr. 210.

kst-36410-VIII-G ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2024

De wijze waarop deze rente wordt geheven, is zo ingericht dat het systeem in verschillende economische omstandigheden werkt: als rente en inflatie variëren, maar ook als de omstandigheden van studenten veranderen. Dit laatste blijkt tevens uit het feit dat het stelsel als geheel rekening houdt met de terugbetaalcapaciteit van studenten door middel van de draagkrachtregeling. Dat maakt dat het kabinet achter dit stelsel staat en dat ik uw Kamer adviseer om wensen tot aanpassingen aan dit systeem zorgvuldig te wegen. Door het stelsel aan te passen aan de economische omstandigheden van het moment, lopen we het risico dat het stelsel kwetsbaar wordt als de economische situatie weer verandert. Aanpassingen kunnen de overheid ook minder voorspelbaar maken, terwijl de Raad van State in haar advisering over de herinvoering van de basisbeurs juist aandacht vroeg voor de bestendigheid en voorspelbaarheid van het systeem.1

In het vervolg van deze brief informeer ik u over het amendement Omtzigt en c.s. en over de motie Westerveld en Van der Graaf. Het amendement Omtzigt stelt middelen beschikbaar om de rente voor studenten uit de leenstelselgeneratie te verlagen. Een renteverlaging voor een specifieke doelgroep is een complexe maatregel, zowel beleidsmatig, juridisch, financieel als uitvoeringstechnisch. In de volgende paragraaf schets ik drie varianten die binnen de huidige budgettaire kaders mogelijk zijn. Door deze varianten te schetsen geef ik ook verder invulling aan de motie Westerveld en Van der Graaf. De motie Westerveld en Van der Graaf vraagt om het bevriezen van de rente op studieschulden in 2024 op het niveau van 2023 voor leenstelselstudenten.

Invulling amendement Omtzigt en motie Westerveld en Van der Graaf

Om de leenstelselgroep te helpen met haar rentelasten zijn drie maatregelen denkbaar: een rentekorting, een renteplafond en, als alternatief voor een rentemaatregel, een jaarlijkse toelage.

  • 1) 
    Rentekorting: de rente wordt ieder jaar met een vast aantal procentpunten verlaagd ten opzichte van de reguliere rente. Het budget uit het amendement biedt ruimte voor een rentekorting van circa 1 tot 1,25 procentpunt.
  • 2) 
    Renteplafond: de reguliere rente wordt gerekend, tenzij deze boven het plafond uitkomt. In dat geval wordt de rente vastgesteld op het plafond. Het budget uit het amendement biedt op dit moment ruimte voor een plafond van circa 2,5 tot 2,75 procent.

Bovenstaande rentemaatregelen komen enkel ten goede aan (oud-)studenten die (nog) een lening hebben bij DUO. Studenten die tevens de basisbeurs hebben misgelopen maar geen of een kleine lening hebben bij DUO, bijvoorbeeld door te werken tijdens de studie of de studieschuld reeds hebben afbetaald, profiteren niet of minder van een verlaging van de rente.

  • 3) 
    Jaarlijkse toelage: er komt een jaarlijkse toelage voor leenstelselstudenten, met dezelfde doelgroep als de bestaande tegemoetkoming. Voor een x aantal jaar wordt een toelage aan de oud-student uitgekeerd. Deze toelage wordt in mindering gebracht op de studieschuld of jaarlijks uitgekeerd wanneer er geen schuld resteert. Het budget uit het amendement biedt ruimte om jaarlijks een toelage uit te keren van circa € 65 voor ieder jaar dat een student onder het leenstelsel heeft gestudeerd. Voor studenten die vier jaar onder het leenstel hebben gestudeerd bedraagt de toelage circa € 260.

Voor bovenstaande maatregelen geldt dat de datum van invoering afhankelijk is van het moment van besluitvorming en vormgeving van de maatregel. Op het moment dat de Tweede Kamer een richting aangeeft, zal ik een nieuwe planning met de Tweede Kamer delen.2 Daarnaast vergen de maatregelen forse aanpassing van de uitvoeringsprocessen voor de studiefinanciering. De motie Westerveld en Van der Graaf, vraagt specifiek om het bevriezen van de rente in 2024 op het niveau van 2023 voor leenstelselstudenten. Het was uitvoeringstechnisch niet haalbaar om binnen het gegeven tijdspad een rentemaatregel te treffen per 2024. Daarnaast vereist deze rentemaatregel een wetswijziging wat tevens niet haalbaar was in de korte periode voor inwerkingtreding per 2024.

Juridische aandachtspunten

Voor deze varianten geldt dat, voor een definitief besluit, nog de juridische houdbaarheid moet worden getoetst met betrekking tot onderstaande punten.

Onverplichte tegemoetkoming: Een rentemaatregel voor leenstelselstudenten kan worden beschouwd als een vorm van onverplichte tegemoetkoming aan deze groep. In haar advies bij de Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs heeft de Afdeling advisering van de Raad van State onder meer naar voren gebracht dat er geen rechtsregel is die inhoudt dat er, wanneer een nieuw rechtsregime gunstiger is, voor degenen die onder het minder gunstige oude regime vielen aanspraak op vergoeding bestaat. Ook bij andere gelegenheden heeft de Raad van State grote terughoudendheid met onverplichte tegemoetkomingen bepleit.

Gelijkheidsbeginsel: Nader onderzoek naar mogelijke precedentwerking van een eventuele rentemaatregel voor leenstelselstudenten moet onderdeel zijn van de verdere uitwerking van het amendement Omtzigt.

De groep die enige tijd onder het leenstelsel studeerde heeft namelijk, als het gaat om rente, overeenkomsten met mbo-studenten en hbo- en wo-studenten die geheel onder het oude of het nieuwe basisbeursstelsel vallen. De rente die (oud-)studenten verschuldigd zijn kan hierdoor voor een (substantieel) deel los worden gezien van het wel of niet onder het leenstelsel studeren. Dit maakt het noodzakelijk om nader onderzoek te doen naar de juridische houdbaarheid daarvan, in het licht van het beginsel van gelijke behandeling.

Voor een uitgebreide reflectie op het amendement Omtzigt verwijs ik naar de brief aan de Tweede Kamer van 21 december j.l.3. Hierin wordt tevens ingegaan op alle voor- en nadelen van elke maatregel, inclusief de uitvoerbaarheid.

Verder heb ik in die brief en in eerdere correspondentie richting de Tweede Kamer4 tevens aangeven dat de keuze voor de invulling van het amendement Omtzigt nu bij de Tweede Kamer ligt. Met deze brief hoop ik ook uw Kamer voldoende te hebben geïnformeerd over deze twee toezeggingen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H. Dijkgraaf

Eerste Kamer, vergaderjaar 2023-2024, 36 410 VIII, G 4

1

Kamerstukken II 2022/2023, 36 229, nr. 4.

2

   In december heb ik een brief over dit onderwerp aan de Tweede Kamer gestuurd, waarin ik aangaf dat de vroegst mogelijke invoeringsdatum voor de eenvoudigste variant in 2026 was. Inmiddels is enige tijd verstreken, waardoor een nieuwe planning nodig is als de keuze is gemaakt.

3

   Kamerstukken II 2023/2024, 36 410, nr. 36.

4

   Kamerstukken II 2023/2024, 36 410, nr. 122.


3.

Bijlagen

 
 
 

4.

Meer informatie

 

5.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.