Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van SZW over uitstel van de inwerkingtreding van het bedrag ineens - Wijziging van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen in verband met de herziening van de mogelijkheid tot afkoop in de vorm van een bedrag ineens alsmede tot wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet herziening bedrag ineens) - Hoofdinhoud
Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. H toegevoegd aan wetsvoorstel 36154 - Wet herziening bedrag ineens i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Wijziging van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen in verband met de herziening van de mogelijkheid tot afkoop in de vorm van een bedrag ineens alsmede tot wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet herziening bedrag ineens); Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van SZW over uitstel van de inwerkingtreding van het bedrag ineens |
---|---|
Documentdatum | 28-05-2025 |
Publicatiedatum | 28-05-2025 |
Nummer | KST1197551 |
Kenmerk | 36154, nr. H |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2024-2025
36 154 Wijziging van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen in
verband met de herziening van de mogelijkheid tot afkoop in de vorm van een bedrag ineens alsmede tot wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet herziening bedrag ineens)
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 27 mei 2025
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft schriftelijk overleg gevoerd met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over uitstel van de inwerkingtreding van het bedrag ineens. Bijgaand brengt de commissie hiervan verslag uit. Dit verslag bestaat uit:
-
?De uitgaande brief van 22 april 2025.
-
?De antwoordbrief van 21 mei 2025.
De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van der Bijl
BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Den Haag, 22 april 2025
De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben uw brief van 13 maart 2025 over uitstel van de inwerkingtreding van het bedrag ineens2 in goede orde ontvangen en betrokken bij een deskundigenbijeenkomst d.d. 18 maart 2025 over de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel. Naar aanleiding hiervan hebben de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en CDA gezamenlijk, van D66, van 50PLUS en van OPNL nog een aantal vragen. De leden van de ChristenUnie-fractie sluiten zich aan bij de vragen van GroenLinks-PvdA en CDA gezamenlijk.
Vragen van GroenLinks-PvdA en CDA gezamenlijk
De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en het CDA hebben uw brief met interesse gelezen. Deze leden vinden uw besluit om tot uitstel over te gaan verstandig. Wel hebben zij nog enkele vragen, die met name de door u voorgestelde nieuwe ingangsdatum betreffen.
-
1.In uw brief geeft u aan dat de ontwikkelingstijd van een rekentool van Nibud (die voor deelnemers inzicht helpt krijgen welke financiële gevolgen het gebruik maken van het bedrag ineens voor hen heeft) 8-10 maanden zal bedragen. Daarbij gaat u ervan uit dat de ontwikkeling van die tool “op korte termijn” start en leidt daaruit af dat de tool begin 2026 in gebruik kan zijn. Vervolgens geeft u aan dat pensioenfondsen ten minste negen maanden nodig hebben om de wet te implementeren, en dat de deelnemers zes tot negen maanden voor de pensioendatum geïnformeerd worden. Bent u het met genoemde leden eens dat gezien deze termijnen van ontwikkeling en implementatie de beoogde ingangsdatum van 1 juli 2026 zeer optimistisch geraamd is? Zien deze leden het goed dat die alleen in het allerstrakste tijdpad, waarin zich geen enkele tegenvaller voordoet, gehaald kan worden? Klopt het dat zelfs in het beste geval de pensioenfondsen een implementatietijd overhouden die aan de onderkant van hun bandbreedte zit? Beperkt dit niet te zeer de tijd en ruimte die de deelnemers hebben om tot een verantwoorde keuze in deze ingewikkelde materie te komen? Is er hiermee niet een grote kans dat in de aanloop naar 1 juli 2026 opnieuw besloten zou moeten worden tot uitstel van de beoogde ingangsdatum?
-
2.In de deskundigenbijeenkomst van 18 maart 2025 in de Eerste Kamer gaven de daar aanwezige bestuurders van pensioenfondsen aan dat invoering van het bedrag ineens in dezelfde periode dat de fondsen bezig zijn om de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel vorm te geven, de pensioenfondsen voor een enorm complexe opgave stelt. Het beroep op de IT-specialisten, de rekenaars en de communicatiemedewerkers die hun handen al méér dan vol hebben aan de transitie, wordt dan nog eens flink verzwaard met de vormgeving, communicatie
en keuzebegeleiding van het bedrag ineens. Zij geven aan dat dit met grote risico's voor de uitvoering gepaard zal gaan. Eigenlijk moet de datum van invoering van een bedrag ineens zes tot negen maanden liggen na het invaren van een fonds. Echter, omdat dit invaren niet gelijktijdig voor alle fondsen gebeurt en er velen zijn die pensioen hebben opgebouwd bij verschillende fondsen, is dat een complicatie. Tenzij je besluit om de invoeringsdatum sowieso al op te schuiven naar een half jaar na invaren van het laatste pensioenfonds. Vanuit die optiek vragen de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en het CDA zich ernstig af het niet veel beter zou zijn de ingangsdatum van het bedrag ineens te bepalen op een moment dat alle (of vrijwel alle) fondsen die de ouden rechten in het nieuwe systeem gaan invaren dat proces doorlopen hebben. Te denken valt bijvoorbeeld aan 1 juli 2029. Graag verzoeken deze leden u hierop te reflecteren.
-
3.Zien de aan het woord zijnde leden het goed dat die deelnemers voor wie de (communicatie over de) aanvraag van het bedrag ineens vóór de datum van invaren valt, maar de daadwerkelijke uitkeringsdatum van het bedrag na de datum van invaren, mogelijk met andere bedragen te maken krijgen dan waarop zij zich bij het maken van hun keuze hadden gebaseerd? Zet dit het maken van een verantwoorde keuze voor deze mensen niet nog eens extra onder druk?
-
4.Bent u het met de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en het CDA eens dat het steeds opnieuw uitstellen van de ingangsdatum van het bedrag ineens steeds weer leidt tot teleurstelling bij mensen die hoop hadden op de genoemde datum van deze keuzemogelijkheid gebruik te kunnen maken? Deelt u de opvatting dat het ook tegen die achtergrond goed is om nu voor een datum te kiezen die aan alle kanen realistisch is en waarvan het risico nogmaals te moeten verdagen minimaal is. Pleit ook dit niet voor een datum die ligt na het moment dat alle fondsen de transitie naar het nieuwe pensioensysteem achter de rug hebben?
-
5.In het geval dat u kiest om de wet bedrag ineens pas na 2028 in te voeren (dus na het invaren van het laatste fonds) zullen er mensen zijn die vanaf de nu geplande datum van invoer (1-7-2025) hebben gerekend op deze mogelijkheid. Deze groep is goed af te bakenen aan de hand van hun leeftijd. Nu is in de wet bepaald dat men vóór pensioendatum moet kiezen voor een bedrag ineens. Zou bij wijze van overgangsrecht de mogelijkheid geïntroduceerd kunnen worden van een keuze met terugwerkende kracht voor deze specifieke groep die dan uiteraard wel gekozen moet hebben voor een gewoon pensioen vanaf pensioendatum en niet voor een hoog/laag-pensioen? Wat zijn van een dergelijke regeling de pro's en contra's?
-
6.Belangrijke bottleneck is het feit dat een bedrag ineens het jaarinkomen zodanig beïnvloedt dat dit gevolgen heeft voor het norminkomen voor eventuele toeslagen. Dit speelt automatisch bij die inkomens die toeslagen ontvangen, dus de lagere inkomens. Het buiten beschouwing laten van het bedrag zou het
eenvoudigst zijn, maar dat levert grote rechtsongelijkheid (de facto betalen dan immers degenen die een bedrag ineens ontvangen minder belasting dan degenen die daar geen gebruik van maken). Rekenkundig zou men het bedrag ineens ook kunnen uitsmeren over pakweg 5 jaar en dus de bruto maanduitkering van het pensioen fictief verhogen. Je betaalt dan de belasting gespreid, hetgeen in elk geval minder gevolgen voor de toeslagen heeft, dan wel geen verschil meer optreedt met de situatie dat men geen uitkering ineens kiest. Los van deze suggestie: bent u bereid om in overleg met de staatssecretaris van Financiën onderzoek te doen naar mogelijkheden die de negatieve gevolgen van een bedrag ineens voor ontvangers van toeslagen kunnen tegengaan?
Vragen van D66
De leden van de fractie van D66 hebben kennisgenomen van uw besluit om de inwerkingtreding van het keuzerecht bedrag ineens uit te stellen tot in ieder geval 1 juli 2026. Deze leden zijn het met u eens dat er meer tijd nodig is om een rekentool te laten ontwikkelen en om pensioenuitvoerders de wet te laten implementeren. Zij brengen wel in herinnering dat het oorspronkelijke wetsvoorstel dateert uit 2020 en dat burgers dus al bijna vijf jaar wachten op de mogelijkheid om een bedrag ineens op te nemen. Deze leden hebben nog een aantal vragen.
U schrijft dat het NIBUD acht tot tien maanden nodig heeft om de rekentool te ontwikkelen en daarvoor een subsidieaanvraag wil doen. Wanneer kan het NIBUD op zijn vroegst beginnen met het ontwikkelen van de rekentool? Als het NIBUD nu begint met de ontwikkeling, dan is de tool tussen medio december 2025 en medio februari 2026 af. Er resteert dan 4,5 tot 6,5 maand tot de eerste deelnemers kunnen kiezen voor het bedrag ineens, terwijl pensioenuitvoerders deelnemers 6 tot 9 maanden voor de pensioendatum informeren. Acht u inwerkingtreding per 1 juli 2026 dan nog steeds uitvoerbaar, zo vragen de leden van D66?
Tijdens de deskundigenbijeenkomst van 18 maart 2025 in de Eerste Kamer gaf de vertegenwoordiger van PFZW aan dat de wet an sich uitvoerbaar en communiceerbaar is, maar dat de samenloop met de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel de communicatie en de uitvoering ingewikkeld maakt voor deelnemers en pensioenuitvoerders. Kunt u reflecteren op de samenloop van de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel en de invoering van het bedrag ineens? Tijdens de bijeenkomst werd de suggestie gedaan om de invoering van het bedrag ineens uit te stellen tot na de invaarperiode van de Wet toekomst pensioenen. Hoe kijkt u naar deze suggestie? Welke voor- en nadelen ziet u en hoe weegt u deze?
Het NIBUD beschrijft in het vooronderzoek naar de rekentool een beperkte, maar toegankelijke variant, een 'stoplichttool', of een uitgebreidere, maar complexere variant. In uw brief spreekt u uw voorkeur uit voor de toegankelijke variant, maar stelt een aantal eisen3 die de tool in de ogen van de leden van de D66-fractie toch complex maken. Deze leden vragen of het mogelijk is om twee tools te ontwikkelen: een eenvoudige tool die ook mensen met een lagere financiële en digitale geletterdheid, lager taalbegrip, en lager doenvermogen inzicht geeft in de risico's van het opnemen van het bedrag ineens én een gedetailleerde tool die mensen vervolgens, al dan niet met hulp van een financieel adviseur, kunnen invullen om de precieze(re) gevolgen van het opnemen van het bedrag ineens te berekenen.
Vragen van 50PLUS
Het lid van de 50PLUS-fractie heeft de volgende vragen over de uitgestelde inwerkingtreding van het bedrag ineens:
-
1.In uw brief van 13 maart 2025 over de rekentool voor de individuele gevolgen van de invoering van de Wet bedrag ineens worden de ouderenkorting, algemene heffingskorting en arbeidskorting helemaal niet genoemd. Wat is daarvoor de verklaring? De Wet bedrag ineens heeft toch gevolgen voor de inkomensafhankelijke fiscale kortingen net zoals voor de toeslagen?
-
2.Kunt u toezeggen dat de gevolgen voor de fiscale kortingen ook en volledig worden meegenomen bij de voorgenomen ontwikkeling van de rekentool? Zo niet, waarom niet?
-
3.Deelt u de opvatting van het lid van de 50PLUS-fractie dat de voorgenomen rekentool ten behoeve van het inschatten van de individuele gevolgen van de Wet bedrag ineens, de onwerkbare complexiteit van het belasting en toeslagenstelsel blootlegt? Had de wet op gronden van complexiteit en de daaruit voortkomende onrechtvaardigheden niet ingetrokken moeten worden?
-
4.Het lid van de 50PLUS-fractie wil dat pensioendeelnemers ook geïnformeerd worden over grote verschillen die er zijn bij de individuele gevolgen van de Wet bedrag ineens. Het zou dan zeer behulpzaam zijn als de voorgenomen rekentool standaard kan vermelden hoeveel procent van het brutobedrag van de eenmalige opname er uiteindelijk netto overblijft, dus na aftrek van de gevolgen van de opname op de inkomensafhankelijke regelingen. Is dat mogelijk?
-
5.Indien de voorgenomen rekentool laat zien hoeveel procent van het brutobedrag er onderaan de streep netto overblijft, dan kunnen mensen met lagere inkomens ook controleren en waarnemen dat mensen met veel hogere inkomens een groter deel van het bedrag mogen houden. Acht de regering het, net als het aan het woord zijnde lid, nuttig dat pensioendeelnemers deze beoordeling kunnen maken?
-
6.Deelt u de zienswijze dat pensioendeelnemers met lagere inkomens kunnen afzien van opname van 10% ineens als zij waarnemen dat zij netto veel minder overhouden dan mensen met hogere inkomens?
-
7.Is het de regering bekend wat pensioendeelnemers met de hoogste pensioenen procentueel overhouden van hun 10% ineens versus wat pensioendeelnemers met de laagste pensioenen procentueel overhouden als zij kiezen voor de opname van 10% ineens? Hoe groot kan het verschil in procenten zijn?
-
8.Is het gevraagde kengetal al eens berekend en bekend gemaakt bij de behandeling van deze wet of kunt u dit alsnog berekenen op basis van twee fictieve echtparen en twee alleenstaanden?
-
9.Deelt u de mening van het lid van de 50PLUS-fractie dat ook kiezers deze vergelijking zouden moeten kunnen maken bij hun beoordeling van de wet?
-
10.Deelt u de mening van dit lid dat de omvang van het verschil tussen wat de hoogste inkomens procentueel mogen houden van hun opname ineens en wat de laagste inkomens procentueel mogen houden van hun opname ineens niet groter mag zijn dan een bepaalde waarde? Indien u deze mening deelt, welke waarde is dat? Indien u dit niet deelt, dan aanvaardt u dus elke mate van onrechtvaardigheid?
-
11.Deelt u de mening dat het misschien wel beter was geweest om deze wet pas in te voeren na een grote (vereenvoudigende) belastingherziening?
-
12.Het lid van de 50PLUS-fractie neemt aan dat de voorgenomen rekentool weinig tot geen relevante informatie biedt aan in het buitenland wonende pensioendeelnemers. Klopt dat? Op welke wijze wordt voorzien in de informatiebehoefte van deze groep?
-
13.Bent u bereid het wetsvoorstel in te trekken, gelet op de gesignaleerde grote uitvoeringsproblemen en zorgen over communicatie? Zo nee, waarom niet?
Vragen van OPNL
Het lid van de OPNL-fractie heeft met interesse kennisgenomen van uw brief en wenst naar aanleiding hiervan, en naar aanleiding van de deskundigenbijeenkomst van 18 maart 2025 in de Eerste Kamer nog enkele vragen te stellen.
De regering heeft de effecten van het bedrag ineens 10% bij een aanvullend pensioen van (aanvankelijk) 600 euro per maand in kaart gebracht. Volgens deze berekeningen levert iemand met een inkomen van € 26.800 ongeveer € 4.200 in aan toeslagen, terwijl iemand met een inkomen boven de toeslagengrens dit probleem niet heeft.4
In een eerdere beantwoording geeft de regering aan dat pensioenuitvoerders wettelijk verplicht zijn om met keuzebegeleiding de deelnemer in staat te stellen een passende keuze te maken.5
De directeur van het Pensioenfonds Werk en (Re)Integratie (verder: PWRI) stelde tijdens de deskundigenbijeenkomst van 18 maart 2025 het volgende: “In principe hebben onze deelnemers een inkomen onder de toeslaggrens. De gevolgen voor toeslagen van een bedrag ineens zijn bekend. Die zijn bij u bekend en die zijn bij de AFM bekend. Daar kunnen wij over communiceren, maar het zal toch nog niet zo eenvoudig zijn om dat op een hele heldere manier aan onze deelnemers duidelijk te maken. ”
-
3.Kan de regering toelichten op welke wijze pensioenfondsen hun wettelijke verplichtingen met betrekking tot het bedrag ineens kunnen nakomen, wanneer fondsbesturen al aangeven dat een aanzienlijk deel van de pensioengerechtigden moeite zal hebben om een weloverwogen keuze te maken?
Door de opname van het bedrag ineens is het inkomen eenmalig hoger, wat invloed heeft op de belastingen en toeslagen. Die eenmalige inkomenscomponent kan ervoor zorgen dat een gepensioneerde zijn of haar recht op bijvoorbeeld zorg- of huurtoeslag verliest, of dat deze lager moet worden vastgesteld. Daarbij komt bijvoorbeeld de aanslag voor de inkomstenbelasting pas in het jaar na het relevante belastingjaar. Hierdoor merken veel gepensioneerden pas één jaar na de opname wat ze precies aan belasting/toeslagen moeten (terug)betalen.
-
4.Ziet de regering eventuele risico's in deze keerzijde van het bedrag ineens? Zou de uitkering van het bedrag ineens er bijvoorbeeld voor kunnen zorgen dat mensen in de schulden terechtkomen, omdat ze het geld al hebben uitgegeven, waarover ze achteraf toch nog belasting moeten afdragen?
Het PWRI waarschuwde tijdens deze deskundigenbijeenkomst ook dat met de invoering van het bedrag ineens de deur wordt openzet voor het plegen van malversaties. Daarbij werd erop gewezen dat het hiermee aantrekkelijk gaat worden voor anderen om “te kijken of ze zo'n bedrag ineens niet naar zich toe kunnen trekken”. Een substantieel deel van de (bijna) gepensioneerden heeft een lage zelfredzaamheid, bijvoorbeeld vanwege een chronische ziekte, beperkte taalvaardigheden of een lage mate van digitale vaardigheid. Voor deze groep is het maken van een weloverwogen keuze over het opnemen van het bedrag ineens bijzonder lastig. Zij zijn vaak afhankelijk van hulp van familie of vrienden, bijvoorbeeld bij het inloggen met DigiD of het begrijpen van digitale communicatie.
-
5.Op welke wijze wordt gewaarborgd dat het opnemen van het bedrag ineens op een veilige en verantwoorde manier gebeurt voor deze deelnemers? Welke maatregelen worden genomen om te voorkomen dat deze groep onder druk wordt gezet door personen uit hun (directe) omgeving om tot opname over te gaan?
In de position paper van het PWRI, ingestuurd ten behoeve van de deskundigenbijeenkomst, staat het volgende:
"Deelnemers van PWRI hebben relatief vaak een schuldenproblematiek. Dat kan betekenen dat het bedrag ineens toekomt aan de schuldeiser, waarna vervolgens een lager pensioen resulteert".6
-
6.Kan de regering uitsluiten dat mensen met schulden door hun schuldeisers onder druk worden gezet en zich daardoor gedwongen voelen om het bedrag ineens op te nemen?
-
7.Hoe wordt voorkomen dat het opgenomen bedrag rechtstreeks ten goede komt aan schuldeisers, terwijl de mensen met schulden achterblijven met financiële nadelen op de lange termijn?
-
8.In hoeverre spelen de thema's die aan bod komen in de vragen 3 t/m 5 hierbij een rol?
Het PWRI gaf tijdens deze deskundigenbijeenkomst ook het volgende aan: "Daarnaast geldt, denk ik, ook dat we niet moeten onderschatten dat het bedrag ineens voor heel veel Nederlanders en zeker ook voor onze deelnemers een ontzettend groot bedrag is. Dat is een bedrag dat ze in hun hele leven nog nooit bij elkaar hebben gezien. Het is natuurlijk wel buitengewoon verleidelijk. ”
-
9.Deelt de regering de mening van het lid van de OPNL-fractie dat het lastig is om te voorspellen hoe (bijna-)pensioengerechtigden met het bedrag ineens zullen omgaan, aangezien velen van hen nooit eerder zo'n groot bedrag tot hun beschikking hebben gehad?
Het lid van de OPNL-fractie merkt op dat bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk al een langere tijd de mogelijkheid is om een bedrag ineens op te nemen uit het pensioen. In de praktijk lijkt het bedrag ineens hier echter niet zonder problemen.7
-
10.Is de regering bekend met de situatie omtrent het van het bedrag ineens in het Verenigd Koninkrijk?
-
11.Welke lessen trekt de regering uit de ervaringen van landen die het bedrag ineens al hebben ingevoerd, zoals het Verenigd Koninkrijk, maar ook Zwitserland en Australië?
De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien uw beantwoording met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken.
Dr. M.L. Vos
Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 mei 2025
De regering heeft met belangstelling kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid over haar bevindingen inzake bovengenoemd wetsvoorstel. De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en CDA gezamenlijk, van D66, van 50PLUS en van OPNL hebben nog een aantal vragen. De leden van de ChristenUnie-fractie hebben zich aangesloten bij de vragen van GroenLinks-PvdA en CDA gezamenlijk.
De regering is erkentelijk voor de getoonde belangstelling en de vragen. In deze nota wordt op deze vragen en opmerkingen ingegaan. De vragen zijn genummerd. De oorspronkelijke tekst van het verslag is integraal overgenomen in deze nota en cursief weergegeven. Na de passages met de vragen en opmerkingen volgt telkens de reactie van de regering. De regering vertrouwt erop de in het verslag gestelde vragen in deze nota naar tevredenheid te hebben beantwoord.
Vragen van de leden van GroenLinks-PvdA, het CDA en Christenunie
De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en het CDA hebben uw brief met interesse gelezen. Deze leden vinden uw besluit om tot uitstel over te gaan verstandig. Wel hebben zij nog enkele vragen, die met name de door u voorgestelde nieuwe ingangsdatum betreffen. De leden van de ChristenUnie-fractie sluiten zich aan bij de vragen van GroenLinks-PvdA en CDA gezamenlijk.
-
1.In uw brief geeft u aan dat de ontwikkelingstijd van een rekentool van Nibud (die voor deelnemers inzicht helpt krijgen welke financiële gevolgen het gebruik maken van het bedrag ineens voor hen heeft) 8-10 maanden zal bedragen. Daarbij gaat u ervan uit dat de ontwikkeling van die tool “op korte termijn" start en leidt daaruit af dat de tool begin
2026 in gebruik kan zijn.
Vervolgens geeft u aan dat pensioenfondsen ten minste negen maanden nodig hebben om de wet te implementeren, en dat de deelnemers zes tot negen maanden voor de pensioendatum geïnformeerd worden. Bent u het met genoemde leden eens dat gezien deze termijnen van ontwikkeling en implementatie de beoogde ingangsdatum van 1 juli 2026 zeer optimistisch geraamd is? Zien deze leden het goed dat die alleen in het allerstrakste tijdpad, waarin zich geen enkele tegenvaller voordoet, gehaald kan worden? Klopt het dat zelfs in het beste geval de pensioenfondsen een implementatietijd overhouden die aan de onderkant van hun bandbreedte zit? Beperkt dit niet te zeer de tijd en ruimte die de deelnemers hebben om tot een verantwoorde keuze in deze ingewikkelde materie te komen? Is er hiermee niet een grote kans dat in de aanloop naar 1 juli 2026 opnieuw besloten zou moeten worden tot uitstel van de beoogde ingangsdatum?
Antwoord
De regering vindt het belangrijk dat deelnemers goed worden geïnformeerd over het keuzerecht bedrag ineens. Dit vergt goede informatie vanuit de uitvoerder en daarnaast voldoende tijd voor de (gewezen) deelnemer om een keuze te maken. Uitvoerders informeren de deelnemer 6 tot 9 maanden voor de pensioendatum. In eerste instantie betreft het algemene informatie over keuzes, waaronder het keuzerecht bedrag ineens. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer verstrekt de uitvoerder nadere informatie, waaronder de hoogte van het bedrag ineens.
Bij de kamerbehandeling is toegezegd dat het ministerie van SZW de ontwikkeling van een keuzetool zal ondersteunen. Het Nibud heeft aangegeven daarvoor een subsidieaanvraag te willen indienen. Uitgangspunt is dat de keuzetool tijdig voor de beoogde inwerkingtreding beschikbaar is. De regering deelt uw mening dat het tijdpad ambitieus is. De haalbaarheid hangt onder af van de doorlooptijd van de subsidieaanvraag, de ontwikkeltijd van de keuzetool en de uiterste datum waarop de tool beschikbaar moet zijn. Uitgangspunt blijft dat mensen in staat worden gesteld om zich door middel van de tool nader te verdiepen in de consequenties voordat de keuze voor bedrag ineens definitief gemaakt is. Tegelijkertijd ontslaat de keuzetool pensioenuitvoerders niet van hun wettelijke verplichting om deelnemers goed te begeleiden bij een eventuele keuze voor een bedrag ineens. De keuzetool is daarbij een aanvullend hulpmiddel.
Ook uitvoerders hebben voldoende tijd nodig voor implementatie van de wetgeving. De aangekondigde keuzetool wordt niet ontwikkeld door uitvoerders en vergt dus geen implementatietijd voor deze partijen. Uitvoerders moeten bijvoorbeeld voorbereidingen treffen voor de uitvoering, communicatie en keuzebegeleiding, waaronder de aanpassing van de keuzeomgeving.
In de brief van 13 maart 2025 aan uw Kamer is aangegeven dat in de gaten zal worden gehouden of uitvoerders zich nog comfortabel voelen bij de beoogde inwerkingtreding en daarover in overleg te blijven. Ook is opgemerkt dat de uiteindelijke datum afhankelijk zal zijn van de voortgang van het parlementaire proces.
-
2.In de deskundigenbijeenkomst van 18 maart 2025 in de Eerste Kamer gaven de daar aanwezige bestuurders van pensioenfondsen aan dat invoering van het bedrag ineens in dezelfde periode dat de fondsen bezig zijn om de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel vorm te geven, de pensioenfondsen voor een enorm complexe opgave stelt. Het beroep op de IT-specialisten, de rekenaars en de communicatiemedewerkers die hun handen al méér dan vol hebben aan de transitie, wordt dan nog eens flink verzwaard met de vormgeving, communicatie en keuzebegeleiding van het bedrag ineens. Zij geven aan dat dit met grote risico's voor de uitvoering gepaard zal gaan. Eigenlijk moet de datum van invoering van een bedrag ineens zes tot negen maanden liggen na het invaren van een fonds. Echter, omdat dit invaren niet gelijktijdig voor alle fondsen gebeurt en er velen zijn die pensioen hebben opgebouwd bij verschillende fondsen, is dat een complicatie. Tenzij je besluit om de invoeringsdatum sowieso al op te schuiven naar een half jaar na invaren van het laatste pensioenfonds. Vanuit die optiek vragen de leden van de fracties van Groenlinks-PvdA en het CDA zich ernstig af het niet veel beter zou zijn
de ingangsdatum van het bedrag ineens te bepalen op een moment dat alle (of vrijwel alle) fondsen die de ouden rechten in het nieuwe systeem gaan invaren dat proces doorlopen hebben. Te denken valt bijvoorbeeld aan 1 juli 2029. Graag verzoeken deze leden u hierop te reflecteren.
Antwoord
De regering vindt het belangrijk dat (gewezen) deelnemers bij de invoering van bedrag ineens kunnen rekenen op een zorgvuldige aanpak vanuit pensioenuitvoerders. Ook moeten (gewezen) deelnemers goed worden geïnformeerd over het keuzerecht en de gevolgen die de keuze voor bedrag ineens voor hen kan hebben. Daarbij moeten zij voldoende tijd hebben om deze keuze te maken. Uit de gesprekken met de (vertegenwoordigers van) pensioenuitvoerders kwam voort dat uitvoerders na de instemming van de Eerste Kamer zes tot negen maanden nodig hebben om bedrag ineens goed te kunnen implementeren.
De samenloop van de inwerkingtreding met de transitie maakt de uitvoering en communicatie voor uitvoerders ingewikkeld. Tegelijkertijd weegt de regering mee dat uitstel tot na de transitie tot teleurstelling leidt bij mensen die bij de ingangsdatum van hun pensioen graag gebruik hadden willen maken van dit keuzerecht.
Ook zou dan nog later invulling worden gegeven aan de afspraken die het kabinet en sociale partners in 2019 hebben gemaakt in het Pensioenakkoord8 over het keuzerecht bedrag ineens. Bij het uitstellen van de beoogde invoeringsdatum is sprake van budgettaire derving waarvoor dekking gevonden moeten worden, dit speelt sterker naarmate de beoogde invoeringsdatum verder uitgesteld wordt.
Op dit moment zou de regering niet willen concluderen dat uitstel tot na de transitie noodzakelijk is. Temeer omdat het oorspronkelijke wetsvoorstel Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen reeds in 2021 is aangenomen door uw Kamer en de sector daarmee ook ruim de tijd heeft gehad om zich hierop voor te bereiden.
-
3.Zien de aan het woord zijnde leden het goed dat die deelnemers voor wie
de (communicatie over de) aanvraag van het bedrag ineens vóór de datum van invaren valt, maar de daadwerkelijke uitkeringsdatum van het bedrag na de datum van invaren, mogelijk met andere bedragen te maken krijgen dan waarop zij zich bij het maken van hun keuze hadden gebaseerd? Zet dit het maken van een verantwoorde keuze voor deze mensen niet nog eens extra onder druk?
Antwoord
Bij het beantwoorden van deze vraag moeten twee situaties worden onderscheiden. Ten eerste de situatie waarbij de pensioeningangsdatum van de (gewezen) deelnemer ligt vóór de invaardatum. Ten tweede de situatie waarbij de deelnemer de keuze krijgt voorgelegd vóór de invaardatum, maar waarbij de pensioeningangsdatum ligt na de invaardatum.
Invaren heeft geen gevolgen voor het bedrag ineens als de pensioeningangsdatum van de (gewezen) deelnemer vóór de invaardatum ligt, ook niet als de (gewezen) deelnemer ervoor kiest om de uitbetaling ervan uit te stellen. De pensioenuitvoerder zet het bedrag ineens namelijk als een bruto reservering apart ten behoeve van de latere uitbetaling. Hierdoor kunnen er geen veranderingen van bedragen ontstaan door invaren. Het geld staat immers al gereserveerd voor de betreffende deelnemer.
Verder geldt het volgende. De pensioenuitvoerder moet voorafgaand aan pensioeningang aan degene die gepensioneerde wordt allerlei informatie verstrekken die van belang zijn voor het 'pensioneren', zoals informatie over de keuze voor bedrag ineens of het uitstellen van de pensioeningangsdatum. Daarbij moet de pensioenuitvoerder bevorderen dat deze informatie deze persoon inzicht geeft in de gevolgen van een keuze of combinatie van keuzes voor het pensioen. Ook moet pensioenuitvoerder de (gewezen) deelnemer keuzebegeleiding bieden. Deze keuzebegeleiding is wettelijk voorgeschreven.
Dit betekent dat de pensioenuitvoerder zich dusdanig moet inspannen dat de (gewezen) deelnemer op een adequate wijze wordt begeleid bij het maken van keuzes. De (gewezen) deelnemer moet in staat worden gesteld om een passende keuze te maken. Het moment van pensionering (vóór of na de transitiedatum) kan inderdaad gevolgen hebben voor de hoogte van het bedrag ineens. In het huidige systeem van de wet krijgt een (gewezen) deelnemer een bedrag ineens dat gelijk is aan maximaal 10% van de waarde zijn aanspraak op ouderdomspensioen op pensioeningangsdatum. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de eventuele overschotten of tekorten bij het pensioenfonds. Na invaren kan de waarde van de aanspraak op ouderdomspensioen gewijzigd zijn. Dat is onder andere afhankelijk van de dekkingsgraad bij invaren en de gemaakte pensioenafspraken over het verdelen van het pensioenfondsvermogen. Duidelijke communicatie hierbij, over onder meer de gevolgen van belangrijke gebeurtenissen voor het pensioen en de gevolgen van een keuze of combinatie van keuzes voor het pensioen (artikel 48, derde lid, Pw), en de keuzebegeleiding van de pensioenuitvoerder zijn zeer van belang zodat (gewezen) deelnemers een passende keuze kunnen maken over het moment van pensioneren en daarmee over de hoogte van het bedrag ineens. Dat geldt nadrukkelijk ook voor personen die rond het invaarmoment met pensioen gaan. De AFM is de betrokken toezichthouder die toezicht houdt op de naleving hiervan.
-
4.Bent u het met de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en het CDA eens dat het steeds opnieuw uitstellen van de ingangsdatum van het bedrag ineens steeds weer leidt tot teleurstelling bij mensen die hoop hadden op de genoemde datum van deze keuzemogelijkheid gebruik te kunnen maken? Deelt u de opvatting dat het ook tegen die achtergrond goed is om nu voor een datum te kiezen die aan alle kanten realistisch is en waarvan het risico nogmaals te moeten verdagen minimaal is. Pleit ook dit niet voor een datum die ligt na het moment dat alle fondsen de transitie naar het nieuwe pensioensysteem achter de rug hebben?
Antwoord
Het uitstellen van de beoogde inwerkingtredingsdatum van bedrag ineens leidt, zoals het Nibud heeft toegelicht tijdens de rondetafelbijeenkomst, telkens tot teleurstelling bij mensen die hoopten gebruik te kunnen maken van de keuzemogelijkheid. Ook uitstellen van bedrag ineens tot na de transitie leidt tot teleurstelling, omdat dan opnieuw een grote groep mensen die voornemens is om in de tussentijd met pensioen te gaan niet van deze keuzemogelijkheid gebruik kan maken.
Daarom is als beoogde inwerkingtredingsdatum van het keuzerecht bedrag ineens nu gekozen voor 1 juli 2026 (over ruim een jaar). Voordat bedrag ineens in werking kan treden, moet de Eerste Kamer instemmen met het wetsvoorstel. Vanaf dat moment kan definitief duidelijkheid worden geboden over de inwerkingtredingsdatum van het wetsvoorstel en kan de pensioensector de benodigde voorbereidingen treffen voor de inwerkingtreding van bedrag ineens.
-
5.In het geval dat u kiest om de wet bedrag ineens pas na 2028 in te voeren (dus na het invaren van het laatste fonds) zullen er mensen zijn die vanaf de nu geplande datum van invoer (1-7-2025) hebben gerekend op deze mogelijkheid. Deze groep is goed af te bakenen aan de hand van hun leeftijd. Nu is in de wet bepaald dat men vóór pensioendatum moet kiezen voor een bedrag ineens. Zou bij wijze van overgangsrecht de mogelijkheid geïntroduceerd kunnen worden van een keuze met terugwerkende kracht voor deze specifieke groep die dan uiteraard wel gekozen moet hebben voor een gewoon pensioen vanaf pensioendatum en niet voor een hoog/laag-pensioen? Wat zijn van een dergelijke regeling de pro's en contra's?
Antwoord
In bovenstaande vraag wordt een datum van 1 juli 2025 genoemd; voor de volledigheid zij opgemerkt dat de beoogde inwerkingtredingsdatum inmiddels 1 juli 2026 is.
Het wetsvoorstel regelt de opname van het bedrag ineens voor mensen die op of na de inwerkingtreding van het keuzerecht met pensioen gaan. Het is niet mogelijk om een bedrag ineens op te nemen zonder wettelijke grondslag; dus voordat de wet ingaat. Afkoop van pensioen (waaronder opname bedrag ineens) is slechts mogelijk indien de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Wet op de loonbelastingen 1964 hier in voorzien (artikel 65 van de Pensioenwet, artikel 77 Wet verplichte beroepspensioenregeling en artikel 19b de Wet op de loonbelastingen 1964).
Ook voorziet dit wetsvoorstel niet in overgangsrecht waarbij personen die tussen 1 juli 2025 en de inwerkingtredingsdatum met pensioen gaan met terugwerkende kracht alsnog een bedrag ineens kunnen opnemen. Ook voorziet dit wetsvoorstel niet in overgangsrecht waarbij deze groep na pensioeningang op een later moment alsnog kan kiezen voor een bedrag ineens. In beide gevallen zou dat een aanzienlijke wetsaanpassing van het voorliggende wetsvoorstel betekenen en een nieuwe novelle vergen.
Het voorstel van de leden zou echter ook betekenen dat complexiteit aan de uitvoering wordt toegevoegd omdat deze mensen reeds pensioenuitkeringen ontvangen. Door bedrag ineens met terugwerkende kracht aan te bieden moeten de pensioenuitkeringen die zij reeds ontvangen hebben, herberekend worden. Het bedrag dat zij te veel hebben ontvangen zou op een manier terugbetaald moeten worden aan het fonds, of er zal een groter bedrag van bedrag ineens moeten worden ingehouden om hiervoor te compenseren.
De introductie van een extra keuzemoment, al dan niet met terugwerkende kracht, voor deze groep zou een grote impact voor de uitvoering behelzen. De impact ziet op technische aanpassingen, operationele inzet en extra werkzaamheden. Bijvoorbeeld extra informatievoorziening en keuzebegeleiding aan reeds gepensioneerden.
Ook zal een pensioenuitvoerder bij de berekeningen voor een bedrag ineens na pensioeningang rekening moeten houden met de reeds uitgekeerde pensioenbedragen. Een keuze met terugwerkende kracht zou betekenen dat de pensioenuitkeringsstroom kortgezegd van 100% periodieke uitkering met terugwerkende kracht gewijzigd wordt naar 90-10-90 (90% periodieke pensioenuitkering, 10% bedrag ineens, 90% periodieke pensioenuitkering). Dit terwijl al pensioenuitkeringen zijn gedaan, maakt het zeer complex. Ook een andere variant waarbij de pensioenuitkeringsstroom wordt gewijzigd van 100% periodieke uitkering naar 100-10-90 is zeer complex. Bovendien zal een bedrag ineens na pensioeningang in beide varianten niet gelijk zijn aan het bedrag ineens op pensioendatum. Ook complicerend is wat de vraagstellers zelf al benoemen: één van de voorwaarden is dat de betrokkene niet tegelijkertijd ook mag kiezen voor een hoog/laag of laag/hoog-pensioen. Het is moeilijk uit te leggen dat iedereen dan met terugwerkende kracht nog bedrag ineens zou mogen aanvragen, behalve deze groep.
Het introduceren van een keuzemogelijkheid met terugwerkende kracht leidt derhalve tot een vergelijkbare complexiteit die in de motie Oomen-Ruijten (35.555, H) is geconstateerd bij de destijds geldende uitkeringsstroom 100-10-90. In die motie is de regering opgeroepen om tot een minder complexe uitvoering te komen.
-
6.Belangrijke bottleneck is het feit dat een bedrag ineens het jaarinkomen
zodanig beïnvloedt dat dit gevolgen heeft voor het norminkomen voor eventuele toeslagen. Dit speelt automatisch bij die inkomens die toeslagen ontvangen, dus de lagere inkomens. Het buiten beschouwing laten van het bedrag zou het eenvoudigst zijn, maar dat levert grote rechtsongelijkheid (de facto betalen dan immers degenen die een bedrag ineens ontvangen minder belasting dan degenen die daar geen gebruik van maken). Rekenkundig zou men het bedrag ineens ook kunnen uitsmeren over pakweg 5 jaar en dus de bruto maanduitkering van het pensioen fictief verhogen. Je betaalt dan de belasting gespreid, hetgeen in elk geval minder gevolgen voor de toeslagen heeft, dan wel geen verschil meer optreedt met de situatie dat men geen uitkering ineens kiest. Los van deze suggestie: bent u bereid om in overleg met de staatssecretaris van Financiën onderzoek te doen naar mogelijkheden die de negatieve gevolgen van een bedrag ineens voor ontvangers van toeslagen kunnen tegengaan?
Antwoord
In de brief aan de Tweede Kamer van 30 september 20249 is de regering ingegaan op het amendement van het lid Van Dijk om deelnemers die een toeslag ontvangen bij deze afweging te ontzorgen door op aanvraag het bedrag volledig uit te zonderen van het toetsingsinkomen voor toeslagen.
Bij de appreciatie van het amendement is onderkend dat het amendement ingaat op een zorg die breder in de Kamer is geuit. Tegelijkertijd zorgt het amendement voor inconsistenties in het toeslagenstelsel, heeft het bredere uitstralingseffecten en leidt het tot foutgevoelige en arbeidsintensieve uitvoering. Om deze redenen is het amendement ontraden; de Tweede Kamer heeft dit amendement verworpen.
De regering waardeert dat de leden een andere oplossingsrichting aanreiken, maar wijst erop dat genoemde argumenten ook gelden in de situatie dat het bedrag ineens wel direct zou worden uitbetaald en genoten door de belastingplichtige, maar dit inkomen voor de belastingheffing en toeslagberekening wordt uitgesmeerd over bijvoorbeeld vijf jaar. Dat brengt ook mee dat de regering geen nader onderzoek doet naar mogelijkheden om bedrag ineens voor de fiscaliteit en inkomensafhankelijke regelingen afwijkend te behandelen.
In lijn met de aangereikte oplossingsrichting bestaat reeds de mogelijkheid om te kiezen voor een hoog-pensioen. Hierdoor kan iemand bijvoorbeeld ervoor kiezen om in de eerste vijf jaar een hogere uitkering te ontvangen en daarna een lagere uitkering. In de periode tussen de pensioeningangsdatum en het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd geldt een verruimde bandbreedte voor de AOW-overbrugging. Ook de zogenaamde AOW-overbrugging wordt aangemerkt als een vorm van een hoog/laag-uitkering. Bij een hoog/laag-uitkering wordt, net als bij een bedrag ineens, pensioen naar voren gehaald. Anders dan bij een bedrag ineens is er geen sprake van een piekinkomen, maar een tijdelijk hoger inkomen. Het inkomen wordt belast op het moment dat het inkomen wordt genoten. Op de website pensioenduidelijkheid.nl zal informatie worden opgenomen over de alternatieven voor een bedrag ineens.
Vragen van D66
De leden van de fractie van D66 hebben kennisgenomen van uw besluit om de inwerkingtreding van het keuzerecht bedrag ineens uit te stellen tot in ieder geval 1 juli 2026. Deze leden zijn het met u eens dat er meer tijd nodig is om een rekentool te laten ontwikkelen en om pensioenuitvoerders de wet te laten implementeren. Zij brengen wel in herinnering dat het oorspronkelijke wetsvoorstel dateert uit 2020 en dat burgers dus al bijna vijf jaar wachten op de mogelijkheid om een bedrag ineens op te nemen. Deze leden hebben nog een aantal vragen.
-
1.U schrijft dat het NIBUD acht tot tien maanden nodig heeft om de rekentool te ontwikkelen en daarvoor een subsidieaanvraag wil doen. Wanneer kan het NIBUD op zijn vroegst beginnen met het ontwikkelen van de rekentool? Als het NIBUD nu begint met de ontwikkeling, dan is de tool tussen medio december 2025 en medio februari 2026 af. Er resteert dan 4,5 tot 6,5 maand tot de eerste deelnemers kunnen kiezen voor het bedrag ineens, terwijl pensioenuitvoerders deelnemers 6 tot 9 maanden voor de pensioendatum informeren. Acht u inwerkingtreding per 1 juli 2026 dan nog steeds uitvoerbaar, zo vragen de leden van D66?
Antwoord
Tijdens de parlementaire behandeling in de Tweede Kamer heeft de regering toegezegd de ontwikkeling van een keuzetool te willen ondersteunen. Het Nibud heeft aangegeven daartoe een subsidieaanvraag op korte termijn in te dienen. De ontwikkeling van de keuzetool door Nibud kan definitief starten nadat de subsidieaanvraag is goedgekeurd. De regering deelt uw mening dat het tijdpad ambitieus is. Uitgangspunt is dat de keuzetool tijdig voor de beoogde inwerkingtreding beschikbaar is. De haalbaarheid hangt onder meer af van de beoordeling van de subsidieaanvraag, de ontwikkeltijd van de keuzetool en de uiterste datum waarop de tool beschikbaar moet zijn. De beoogde inwerkingtreding van het keuzerecht bedrag ineens is 1 juli 2026 en is mede afhankelijk van de voortgang van de parlementaire behandeling in de Eerste Kamer. Als de beoogde inwerkingtreding niet haalbaar is, dan ontvangt uw Kamer informatie over de consequenties. Uitgangspunt blijft dat mensen in staat worden gesteld om zich door middel van de tool nader te verdiepen in de consequenties voordat de keuze voor bedrag ineens definitief gemaakt is. Tegelijkertijd ontslaat de keuzetool pensioenuitvoerders niet van hun wettelijke verplichting om deelnemers goed te begeleiden bij een eventuele keuze voor een bedrag ineens. De keuzetool is daarbij een aanvullend hulpmiddel.
-
2.Tijdens de deskundigenbijeenkomst van 18 maart 2025 in de Eerste Kamer
gaf de vertegenwoordiger van PFZW aan dat de wet an sich uitvoerbaar en communiceerbaar is, maar dat de samenloop met de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel de communicatie en de uitvoering ingewikkeld maakt voor deelnemers en pensioenuitvoerders. Kunt u reflecteren op de samenloop van de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel en de invoering van het bedrag ineens? Tijdens de bijeenkomst werd de suggestie gedaan om de invoering van het bedrag ineens uit te stellen tot na de invaarperiode van de Wet toekomst pensioenen. Hoe kijkt u naar deze suggestie? Welke voor- en nadelen ziet u en hoe weegt u deze?
Antwoord
De regering herkent het signaal dat de wet op zichzelf genomen uitvoerbaar is, maar de samenloop van de inwerkingtreding met de transitie de uitvoering en communicatie ingewikkeld maakt.
Tegelijkertijd weegt de regering ook het belang van mensen die de invoering van het bedrag ineens al geruime tijd in het vooruitzicht wordt gesteld. En het feit dat gedurende die periode deelnemers ook begeleid moeten worden in andere keuzes rondom hun pensionering, zoals de keuze voor hoog-laag.
Als de beoogde inwerkingtredingsdatum bijvoorbeeld wordt uitgesteld tot 1 jaar na de uiterste transitiedatum, is er geen samenloop met de transitieperiode en de implementatieperiode van bedrag ineens.
Uitstel tot na de transitie leidt echter wel tot teleurstelling bij (gewezen) deelnemers die gebruik hadden willen maken van dit keuzerecht. Verder leidt het uitstellen van de invoeringsdatum met een jaar tot een derving van 26 miljoen euro. Ook weegt mee dat bedrag ineens invulling geeft aan afspraken die gemaakt zijn tussen het kabinet en de sociale partners, waarover pensioenuitvoerders uitvoerig zijn geconsulteerd.10 en de beoogde inwerkingtredingsdatum al meerdere keren is uitgesteld.
Gezien deze redenen zou de regering op dit moment niet willen concluderen dat uitstel tot na de transitie noodzakelijk is.
-
3.Het NIBUD beschrijft in het vooronderzoek naar de rekentool een
beperkte, maar toegankelijke variant, een 'stoplichttool', of een uitgebreidere, maar complexere variant. In uw brief spreekt u uw voorkeur uit voor de toegankelijke variant, maar stelt een aantal eisen11 die de tool in de ogen van de leden van de D66-fractie toch complex maken. Deze leden vragen of het mogelijk is om twee tools te ontwikkelen: een eenvoudige tool die ook mensen met een lagere financiële en digitale geletterdheid, lager taalbegrip, en lager doenvermogen inzicht geeft in de risico's van het opnemen van het bedrag ineens én een gedetailleerde tool die mensen vervolgens, al dan niet met hulp van een financieel adviseur, kunnen invullen om de precieze(re) gevolgen van het opnemen van het bedrag ineens te berekenen.
Antwoord
De regering heeft de voorkeur voor het ontwikkelen van één keuzehulp voor bedrag ineens. In de kamerbrief van 13 maart 202512 is toegelicht dat daarbij een balans gevonden zal moeten worden tussen precisie en complexiteit aan de ene kant en het beslag op doenvermogen en gebruiksgemak aan de andere kant. Volgens het Nibud kan een te complexe tool die te veel beslag legt op het doenvermogen leiden tot fouten in de invoer, en dus ook tot een foute uitkomst, die door de schijnbare precisie van een bedrag in euro's wordt versluierd. Het ontwikkelen van een extra tool legt ook extra beslag op capaciteit en (publieke) middelen voor ontwikkeling en onderhoud.
In de kamerbrief is er ook op gewezen dat een (gewezen) deelnemer op dit moment al op de site van de Belastingdienst met een proefberekening kan inschatten wat de gevolgen voor de toeslagen zijn bij een bepaald jaarinkomen. Het is mogelijk om een (gecombineerde) proefberekening te maken voor de huurtoeslag, het kindgebonden budget, de kinderopvangtoeslag en de zorgtoeslag. Voor het inzichtelijk krijgen van de gevolgen voor toeslagen kan de (gewezen) deelnemer straks dus al kiezen uit twee tools.
Vragen van 50PLUS
Het lid van de 50PLUS-fractie heeft de volgende vragen over de uitgestelde inwerkingtreding van het bedrag ineens:
-
1.In uw brief van 13 maart 2025 over de rekentool voor de individuele gevolgen van de invoering van de Wet bedrag ineens worden de ouderenkorting, algemene heffingskorting en arbeidskorting helemaal niet genoemd. Wat is daarvoor de verklaring? De Wet bedrag ineens heeft toch gevolgen voor de inkomensafhankelijke fiscale kortingen net zoals voor de
toeslagen?
Antwoord
Het hogere verzamelinkomen heeft tot gevolg dat eventuele heffingskortingen lager kunnen worden of kunnen komen te vervallen omdat deze inkomensafhankelijk zijn. Voor mensen boven de AOW-leeftijd zijn dit de algemene heffingskorting en de (alleenstaande) ouderenkorting13. Opname van het bedrag ineens heeft geen invloed op eventuele arbeidskorting, omdat dit geen inkomen uit tegenwoordige arbeid betreft.
In de brief van 13 maart 2025 is opgenomen dat de focus van de tool ligt op de bruto- en netto bedragen inclusief toeslagen. De genoemde kortingen zijn niet expliciet genoemd; deze kortingen vallen wel onder de bruto- netto berekening.
-
2.Kunt u toezeggen dat de gevolgen voor de fiscale kortingen ook en volledig worden meegenomen bij de voorgenomen ontwikkeling van de rekentool? Zo niet, waarom niet?
Antwoord
Als de subsidie wordt verleend, vindt de ontwikkeling van de tool plaats onder de verantwoordelijkheid van het Nibud. Algemeen uitgangspunt is dat de tool de deelnemer meer inzage biedt in de gevolgen van de keuze voor bedrag ineens op het inkomen in het jaar van uitkering en van de inkomens in later jaren. Het vervallen van genoemde kortingen wordt daarin meegenomen. Tijdens de ontwikkeling van de tool zal de presentatie van de uitkomsten in overleg met gebruikers en stakeholders worden vastgesteld.
-
3.Deelt u de opvatting van het lid van de 50PLUS-fractie dat de voorgenomen rekentool ten behoeve van het inschatten van de individuele gevolgen van de Wet bedrag ineens, de onwerkbare complexiteit van het belasting en toeslagenstelsel blootlegt? Had de wet op gronden van complexiteit en de daaruit voortkomende onrechtvaardigheden niet ingetrokken moeten worden?
Antwoord
De regering deelt de opvatting dat het wetsvoorstel zou moeten worden ingetrokken niet.14 In het regeerprogramma is opgenomen dat het kabinet de sociale zekerheid, toeslagen en inkomstenbelasting wil hervormen. Een hervorming van het belasting- en toeslagenstelsel is echter niet op korte termijn gerealiseerd.
De basis van het bedrag ineens is vrijwilligheid. Er is geen verplichting om een bedrag ineens op te nemen. De keuzemogelijkheid om maximaal 10% van het opgebouwde pensioen als eenmalige uitkering te laten uitbetalen kan voor een aantal mensen van meerwaarde zijn. De voorgenomen wetgeving houdt rekening met de gevolgen voor fiscaliteiten en inkomensafhankelijke regelingen door de verplichting van pensioenuitvoerders om (gewezen) deelnemers erop te wijzen dat opname van een bedrag ineens gevolgen heeft voor de verschuldigde inkomstenbelasting, premies volksverzekeringen en het recht op inkomensafhankelijke regelingen. Als aanvulling op de communicatie ondersteunt de regering de invoering van een tool voor bedrag ineens, die als laagdrempelige keuzehulp beschikbaar is om mensen te ondersteunen bij hun keuze voor een bedrag ineens.
-
4.Het lid van de 50PLUS-fractie wil dat pensioendeelnemers ook geïnformeerd worden over grote verschillen die er zijn bij de individuele gevolgen van de Wet bedrag ineens. Het zou dan zeer behulpzaam zijn als de voorgenomen rekentool standaard kan vermelden hoeveel procent van het brutobedrag van de eenmalige opname er uiteindelijk netto overblijft, dus na aftrek van de gevolgen van de opname op de inkomensafhankelijke regelingen. Is dat mogelijk?
Antwoord
In brief aan de Eerste Kamer van 13 maart 202515 is overeenkomstig de wens van het lid van de 50PLUS-fractie opgenomen dat de focus van de tool ligt op bruto- en netto bedragen inclusief toeslagen. Vanuit het oogpunt van doenvermogen zullen de uitkomsten niet worden gepresenteerd als een exact bedrag euro's maar in een kleurenschema («risicometer»).
De ontwikkeling van de tool plaatsvinden in overleg met gebruikers en stakeholders worden vastgesteld om tot een tool te komen die voor gebruikers werkbaar en inzichtelijk is.
-
5.Indien de voorgenomen rekentool laat zien hoeveel procent van het brutobedrag er onderaan de streep netto overblijft, dan kunnen mensen met lagere inkomens ook controleren en waarnemen dat mensen met veel hogere inkomens een groter deel van het bedrag mogen houden. Acht de regering het, net als het aan het woord zijnde lid, nuttig dat pensioendeelnemers deze beoordeling kunnen maken?
Antwoord
De regering acht het wenselijk om in de keuzetool alleen uitkomsten te tonen die gebaseerd zijn de op de eigen (inkomens)situatie van de gebruiker. Bij het ontwerpen van de tool zal een balans gevonden moeten worden tussen precisie en complexiteit aan de ene kant en beslag op doenvermogen en gebruikersgemak aan de andere kant.16
Als de gebruiker benieuwd is naar uitkomsten bij een ander inkomen, dan kan de gebruiker andere inkomensgegevens invoeren.
-
6.Deelt u de zienswijze dat pensioendeelnemers met lagere inkomens kunnen afzien van opname van 10% ineens als zij waarnemen dat zij netto veel minder overhouden dan mensen met hogere inkomens?
Antwoord
Het bedrag ineens is vormgegeven als keuzerecht van de (gewezen) deelnemer. Opname bedrag ineens (afkoop) vindt alleen plaats als de (gewezen) deelnemer expliciet kiest voor bedrag ineens. Bij het maken van de keuze moet de (gewezen) deelnemer door de pensioenuitvoerder in staat worden gesteld om een passende keuze te maken. Als een deelnemer niet in actie komt dan vindt er geen afkoop plaats. Een deelnemer die geen gebruik wil maken van het keuzerecht hoeft daar dus ook niet van af te zien.
De precieze gevolgen van opname van een bedrag ineens zijn van meerdere individuele factoren afhankelijk, zoals het inkomen, toeslagen, de huishoud- en woonsituatie en het moment in het jaar waarop recht op AOW ontstaat. Deelnemers verschillen ook in hun preferenties en kunnen zelf de afweging maken of zij wel of niet willen kiezen voor bedrag ineens.
-
7.Is het de regering bekend wat pensioendeelnemers met de hoogste pensioenen procentueel overhouden van hun 10% ineens versus wat pensioendeelnemers met de laagste pensioenen procentueel overhouden als zij kiezen voor de opname van 10% ineens? Hoe groot kan het verschil in procenten zijn?
Antwoord
Vooropgesteld zij dat de gevolgen van een bedrag ineens voor iedere deelnemer anders zijn. Het opnemen van een bedrag ineens is een vrijwillige keuze. Of een bedrag ineens voorziet in een behoefte voor een gepensioneerde, verschilt per persoon en per situatie. Iedere deelnemer moet zelf bepalen of het opnemen van een bedrag voor zijn persoonlijke situatie gewenst is. Het is raadzaam voor een deelnemer om eerst informatie in te winnen bij de keuze om al dan niet gebruik te maken van de mogelijkheid tot opname van een bedrag ineens. Pensioenuitvoerders zijn wettelijk verplicht om deelnemers bij deze keuze te begeleiden.
Tabellen 1 tot en met 6 geven inzicht in wat pensioendeelnemers overhouden als zij kiezen voor opname van 10% ineens. Tabel 1, 2 en 3 gaan uit van opname door alleenstaande gepensioneerden en tabellen 4, 5 en 6 gaan uit van opname door gepensioneerde paren. De voorbeelden tonen wat pensioendeelnemers overhouden bij drie niveaus van aanvullend pensioen, te weten een laag aanvullend pensioen van 200 euro per maand, een laag aanvullend pensioen van 450 euro per maand en een hoog aanvullend pensioen van 5000 per maand. In de voorbeelden is verder uitgegaan van parameters in de fiscaliteit en toeslagen in 2025.
De precieze gevolgen van opname van een bedrag ineens zijn van meerdere factoren afhankelijk, zoals de huishoud- en woonsituatie, het moment in het jaar dat recht op AOW ontstaat en of het bedrag ineens als vermogen wordt aangehouden. De onderstaande voorbeelden geven slechts een indicatie van hoe een bedrag ineens kan uitpakken voor de resterende levenslange periodieke ouderdomspensioenuitkering en de gevolgen voor zorg- en huurtoeslag. In de voorbeelden wordt voor een alleenstaande/samenwonende AOW-gerechtigde (zonder minderjarige kinderen) bezien wat het bruto, netto- en besteedbaar inkomen is in geval van een volledige AOW-uitkering en bij de onderscheiden hoogtes van het aanvullend pensioen. Daarnaast is verondersteld dat er een huurwoning is met een huur van 604 euro per maand voor alleenstaanden en 633 euro per maand voor paren, en dat de AOW en het pensioen ingaan op 1 januari 2025. Bij opname van een bedrag ineens wordt de pensioenuitkering vanaf de AOW-leeftijd herberekend, waardoor deze lager uitvalt dan zonder opname van het bedrag ineens het geval zou zijn. In de herberekening is aangesloten bij de eerdere berekeningen voor de Tweede Kamer.
In de tabellen is zichtbaar dat het bedrag ineens in alle gevallen leidt tot een hoger bruto-inkomen waardoor het totaal te betalen bedrag aan belasting toeneemt. Voor personen met een lager of middeninkomen kan sprake zijn van een negatief effect op het ontvangen bedrag aan zorgtoeslag en (eventuele) huurtoeslag. De alleenstaande en het paar met het laagste pensioen (200 euro per maand) houden procentueel gezien het meeste over van het bedrag ineens. Dit komt doordat de toename in de te betalen belastingen kleiner is dan in de andere voorbeelden. Bovendien is er geen negatief effect op het ontvangen bedrag aan zorgtoeslag. De alleenstaande en het paar met een laag aanvullend pensioen van 450 euro per maand houden juist het minst over van het bedrag ineens.
De te betalingen belastingen nemen toe, en er is sprake van negatieve effecten in de zorg- en huurtoeslag. De voorbeelden met een hoog aanvullend pensioen (5000 euro per maand) houden iets meer dan de helft over van de nabetaling.
Tabel 1. Effecten bedrag ineens van 10% bij een lager aanvullend pensioen van (aanvankelijk) 200 euro per maand, bedragen afgerond op honderdtallen* en op basis van parameters 2025, alleenstaande AOW.
Geen bedrag ineens |
Bedrag ineens |
||
1 |
AOW |
20.400 |
20.400 |
2 |
Aanvullend pensioen |
2.400 |
2.200 |
3 |
Bedrag ineens |
4.400 |
|
4=1+2+3 |
Bruto-inkomen |
22.800 |
27.000 |
5 |
Inkomensafhankelijke bijdrage Zvw |
-1.200 |
-1.400 |
6 |
Totaal te betalen belasting na heffingskortingen |
0 |
-700 |
7=4-5-6 |
Netto-inkomen |
21.600 |
|
8 |
Zorgpremie + gemiddeld eigen risico |
-2.200 |
-2.200 |
9 |
Zorgtoeslag |
1.600 |
1.600 |
10=7-8+9 |
Besteedbaar inkomen |
|
24.200 |
11 |
Huurtoeslag |
4.300 |
3.200 |
12=10+11 |
Besteedbaar inkomen plus huurtoeslag |
25.200 |
27.400 |
13 |
Procentuele toename besteedbaar inkomen (als % van de toename van het bruto inkomen) |
52%** |
*Door de afronding op honderdtallen kan de som van de onderdelen afwijken van het totaal inkomen.
** ((27.400 / 25.200) / (27.000 / 22.800))*100%= (2.200 / 4.200) *100%= 52%
Tabel 2. Effecten bedrag ineens van 10% bij een lager aanvullend pensioen van (aanvankelijk) 450 euro per maand, bedragen afgerond op honderdtallen* en op basis van parameters 2025, alleenstaande AOW.
Geen bedrag ineens |
Bedrag ineens |
||
1 |
AOW |
20.400 |
20.400 |
2 |
Aanvullend pensioen |
5.400 |
4.900 |
3 |
Bedrag ineens |
10.000 |
|
4=1+2+3 |
Bruto-inkomen |
25.800 |
35.200 |
5 |
Inkomensafhankelijke bijdrage Zvw |
-1.400 |
-1.900 |
6 |
Totaal te betalen belasting na heffingskortingen |
-500 |
-2.400 |
7=4-5-6 |
Netto-inkomen |
|
|
8 |
Zorgpremie + gemiddeld eigen risico |
-2.200 |
-2.200 |
9 |
Zorgtoeslag |
1.600 |
600 |
10=7-8+9 |
Besteedbaar inkomen |
23.300 |
|
11 |
Huurtoeslag |
3.500 |
600 |
12=10+11 |
Besteedbaar inkomen plus huurtoeslag |
26.800 |
|
13 |
Procentuele toename besteedbaar inkomen (als % van de toename van het bruto inkomen) |
34% |
*Door de afronding op honderdtallen kan de som van de onderdelen afwijken van het totaal inkomen.
Tabel 3. Effecten bedrag ineens van 10% bij een hoger aanvullend pensioen van (aanvankelijk) 5000 euro per maand, bedragen afgerond op honderdtallen* en op basis van parameters 2025, alleenstaande AOW.
Geen bedrag ineens |
Bedrag ineens |
||
1 |
AOW |
20.400 |
20.400 |
2 |
Aanvullend pensioen |
60.000 |
54.000 |
3 |
Bedrag ineens |
111.000 |
|
4=1+2+3 |
Bruto-inkomen |
80.400 |
|
5 |
Inkomensafhankelijke bijdrage Zvw |
-4.000 |
-4.000 |
6 |
Totaal te betalen belasting na heffingskortingen |
-22.500 |
-74.500 |
7=4-5-6 |
Netto-inkomen |
53.900 |
|
8 |
Zorgpremie + gemiddeld eigen risico |
-2.200 |
-2.200 |
9 |
Zorgtoeslag |
0 |
0 |
10=7-8+9 |
Besteedbaar inkomen |
51.700 |
|
11 |
Huurtoeslag |
0 |
0 |
12=10+11 |
Besteedbaar inkomen plus huurtoeslag |
51.700 |
|
13 |
Procentuele toename besteedbaar inkomen (als % van de toename van het bruto inkomen) |
51% |
*Door de afronding op honderdtallen kan de som van de onderdelen afwijken van het totaal inkomen.
Tabel 4. Effecten bedrag ineens van 10% bij een lager aanvullend pensioen van (aanvankelijk) 200 euro per maand, bedragen afgerond op honderdtallen* en op basis van parameters 2025, paar AOW**.
Geen bedrag ineens |
Bedrag ineens |
||
1 |
AOW |
28.000 |
28.000 |
2 |
Aanvullend pensioen |
2.400 |
2.200 |
3 |
Bedrag ineens |
4.400 |
|
4=1+2+3 |
Bruto-inkomen |
30.400 |
|
5 |
Inkomensafhankelijke bijdrage Zvw |
-1.600 |
-1.800 |
6 |
Totaal te betalen belasting na heffingskortingen |
0 |
-100 |
7=4-5-6 |
Netto-inkomen |
28.800 |
|
8 |
Zorgpremie + gemiddeld eigen risico |
-4.400 |
-4.400 |
9 |
Zorgtoeslag |
2.700 |
2.200 |
10=7-8+9 |
Besteedbaar inkomen |
27.100 |
30.400 |
11 |
Huurtoeslag |
4.600 |
3.700 |
12=10+11 |
Besteedbaar inkomen plus huurtoeslag |
31.600 |
34.000 |
13 |
Procentuele toename besteedbaar inkomen (als % van de toename van het bruto inkomen) |
57% |
*Door de afronding op honderdtallen kan de som van de onderdelen afwijken van het totaal inkomen. **Een van de partners heeft aanvullend pensioen, en de ander heeft alleen AOW.
Tabel 5. Effecten bedrag ineens van 10% bij een lager aanvullend pensioen van (aanvankelijk) 450 euro per maand, bedragen afgerond op honderdtallen* en op basis van parameters 2025, paar AOW**._________________________________________________
Geen bedrag ineens |
Bedrag ineens |
||
1 |
AOW |
28.000 |
28.000 |
2 |
Aanvullend pensioen |
5.400 |
4.900 |
3 |
Bedrag ineens |
10.000 |
|
4=1+2+3 |
Bruto-inkomen |
33.400 |
42.800 |
5 |
Inkomensafhankelijke bijdrage Zvw |
-1.800 |
-2.300 |
6 |
Totaal te betalen belasting na heffingskortingen |
0 |
-1.600 |
7=4-5-6 |
Netto-inkomen |
31.600 |
39.000 |
8 |
Zorgpremie + gemiddeld eigen risico |
-4.400 |
-4.400 |
9 |
Zorgtoeslag |
2.300 |
1.000 |
10=7-8+9 |
Besteedbaar inkomen |
29.500 |
35.600 |
11 |
Huurtoeslag |
4.000 |
1.500 |
12=10+11 |
Besteedbaar inkomen plus huurtoeslag |
33.500 |
37.100 |
13 |
Procentuele toename besteedbaar inkomen (als % van de toename van het bruto inkomen) |
38% |
*Door de afronding op honderdtallen kan de som van de onderdelen afwijken van het totaal inkomen. **Een van de partners heeft aanvullend pensioen, en de ander heeft alleen AOW.
Tabel 6. Effecten bedrag ineens van 10% bij een hoger aanvullend pensioen van (aanvankelijk) 5000 euro per maand, bedragen afgerond op honderdtallen* en op basis van parameters 2025, paar AOW**.
Geen bedrag ineens |
Bedrag ineens |
||
1 |
AOW |
28.000 |
28.000 |
2 |
Aanvullend pensioen |
60.000 |
54.000 |
3 |
Bedrag ineens |
111.000 |
|
4=1+2+3 |
Bruto-inkomen |
88.000 |
|
5 |
Inkomensafhankelijke bijdrage Zvw |
-4.600 |
-4.700 |
6 |
Totaal te betalen belasting na heffingskortingen |
-20.100 |
-71.800 |
7=4-5-6 |
Netto-inkomen |
63.200 |
|
8 |
Zorgpremie + gemiddeld eigen risico |
-4.400 |
-4.400 |
9 |
Zorgtoeslag |
0 |
0 |
10=7-8+9 |
Besteedbaar inkomen |
58.800 |
112.000 |
11 |
Huurtoeslag |
0 |
0 |
12=10+11 |
Besteedbaar inkomen plus huurtoeslag |
58.800 |
112.000 |
13 |
Procentuele toename besteedbaar inkomen (als % van de toename van het bruto inkomen) |
51% |
*Door de afronding op honderdtallen kan de som van de onderdelen afwijken van het totaal inkomen. **Een van de partners heeft aanvullend pensioen, en de ander heeft alleen AOW.
-
8.Is het gevraagde kengetal al eens berekend en bekend gemaakt bij de behandeling van deze wet of kunt u dit alsnog berekenen op basis van twee fictieve echtparen en twee alleenstaanden?
Antwoord
Zie bovenstaande reactie bij vraag 7 van het lid 50PLUS-fractie.
-
9.Deelt u de mening van het lid van de 50PLUS-fractie dat ook kiezers deze vergelijking zouden moeten kunnen maken bij hun beoordeling van de wet?
Antwoord
Zie bovenstaande reactie bij vraag 5 van het lid 50PLUS-fractie.
-
10.Deelt u de mening van dit lid dat de omvang van het verschil tussen wat de hoogste inkomens procentueel mogen houden van hun opname ineens en wat de laagste inkomens procentueel mogen houden van hun opname ineens niet groter mag zijn dan een bepaalde waarde? Indien u deze mening deelt, welke waarde is dat? Indien u dit niet deelt, dan aanvaardt u dus elke
mate van onrechtvaardigheid?
Antwoord
Het keuzerecht maakt geen onderscheid naar inkomen. Alle (gewezen) deelnemers die met pensioen gaan worden op dezelfde manier behandeld en krijgen allemaal de mogelijkheid om gebruik te maken van het keuzerecht. Of een bedrag ineens voorziet in een behoefte, verschilt per persoon en per situatie.
Uitvoerders informeren (gewezen) deelnemers dat de keuze gevolgen kan hebben voor de verschuldigde inkomensbelastingen en premie volksverzekeringen en het recht op inkomensafhankelijke regelingen. Door middel van de keuzetool kan de (gewezen) deelnemer meer inzicht krijgen in die gevolgen. Iedere (gewezen) deelnemer moet zelf bepalen of het opnemen van een bedrag voor zijn persoonlijke situatie gewenst is.
Als ervoor wordt gekozen om bedrag ineens op te nemen en daardoor het jaarinkomen van de aanvrager toeneemt, zal de aanvrager over het totale inkomen belasting moeten betalen volgens de op dat moment geldende belastingregels. Wat een gepensioneerde uiteindelijk overhoudt aan bedrag ineens is afhankelijk van de toeslagen en het inkomen dat diegene ontvangt. Het opnemen van een bedrag ineens is een vrijwillige keuze. Zoals de regering eerder heeft aangegeven is het afhankelijke van de persoonlijke situatie van de (gewezen) deelnemer of het opnemen van een bedrag ineens in diens situatie een verstandige keuze is.
-
11.Deelt u de mening dat het misschien wel beter was geweest om deze wet pas in te voeren na een grote (vereenvoudigende) belastingherziening?
Antwoord
Het keuzerecht bedrag ineens vergt een goede keuzebegeleiding zodat deelnemers een weloverwogen keuze kunnen maken. Dat geldt ook voor de bestaande keuze voor een hoog-laag uitkering. Een vereenvoudiging van het fiscale stelsel zal leiden tot een beter begrip bij burgers. Hoewel het kabinet mogelijkheden tot vereenvoudiging uitwerkt, zal de daadwerkelijke herziening van het fiscale stelsel niet op korte termijn gerealiseerd kunnen worden. Alles overwegende is de regering van oordeel dat deelnemers ook binnen het huidige stelsel tot een geïnformeerde keuze kunnen komen.
-
12.Het lid van de 50PLUS-fractie neemt aan dat de voorgenomen rekentool weinig tot geen relevante informatie biedt aan in het buitenland wonende pensioendeelnemers. Klopt dat? Op welke wijze wordt voorzien in de informatiebehoefte van deze groep?
Antwoord
De tool zal niet bruikbaar zijn voor in het buitenland wonende deelnemers die onderworpen zijn aan een buitenlands belastingstelsel. In de tool kan een kwalitatieve toelichting worden opgenomen dat de tool voor deze groep niet geldt.
Het is raadzaam voor deze doelgroep om een financieel adviseur in te schakelen in het land van verblijf, die hen kan adviseren over de belastingregels die in dat land gelden. In het buitenland wonende deelnemers die onder het Nederlandse belasting- en toeslagenstelsel vallen kunnen wel gebruik maken van de tool.
-
13.Bent u bereid het wetsvoorstel in te trekken, gelet op de gesignaleerde grote uitvoeringsproblemen en zorgen over communicatie? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Op de vraag over de bereidheid om het bedrag ineens in te trekken is bij vraag 3 van het lid van de 50PLUS-fractie reeds geantwoord.
Vragen van OPNL
Het lid van de OPNL-fractie heeft met interesse kennisgenomen van uw brief en wenst naar aanleiding hiervan, en naar aanleiding van de deskundigenbijeenkomst van 18 maart 2025 in de Eerste Kamer nog enkele vragen te stellen.
De regering heeft de effecten van het bedrag ineens 10% bij een aanvullend pensioen van (aanvankelijk) 600 euro per maand in kaart gebracht. Volgens deze berekeningen levert iemand met een inkomen van € 26.800 ongeveer € 4.200 in aan toeslagen, terwijl iemand met een inkomen boven de toeslagengrens dit probleem niet heeft.17
-
1.Vindt u het evenredig dat juist pensioengerechtigden met een lager inkomen financieel nadeel ondervinden van de regeling voor het bedrag ineens, terwijl hogere inkomensgroepen dit nadeel niet ervaren?
Antwoord
Toeslagen zijn inkomensafhankelijke regelingen waarbij wordt aangesloten op het draagkrachtprincipe. Mensen met de laagste inkomens die de meeste ondersteuning nodig hebben, ontvangen de hoogste toeslagen. Mensen met een hogere draagkracht ontvangen minder of geen toeslagen.
In het jaar waarin een bedrag ineens wordt ontvangen, is het inkomen ook daadwerkelijk hoger. Mensen die een bedrag ineens ontvangen, hebben in dat jaar daarom minder inkomensondersteuning nodig. Omgekeerd ontvangen mensen die een bedrag ineens hebben opgenomen in latere jaren mogelijk hogere toeslagen (als ze niet al op het maximum zaten) omdat hun pensioeninkomen lager is dan in de situatie waarin zij geen bedrag ineens zouden hebben opgenomen, conform het draagkrachtprincipe.
-
2.Kunt u dit verschil in uitwerking nader toelichten?
Antwoord
In het rekenvoorbeeld in tabel 118 heeft de deelnemer zonder bedrag ineens een bruto-inkomen van 26.800 euro per jaar. Het recht op huur- en zorgtoeslag is in totaal 4.200 euro per jaar. Bij een keuze voor bedrag ineens stijgt het bruto-inkomen in het voorbeeld naar 39.400 euro per jaar. Als gevolg is in het jaar waarin bedrag ineens wordt uitbetaald geen recht op toeslagen. In het jaar nadat bedrag ineens is uitbetaald is het bruto-inkomen 26.100 euro per jaar. Het bijhorende recht op huur- en zorgtoeslag is 4.400 euro per jaar.
In het rekenvoorbeeld in tabel 3 heeft de deelnemer zonder bedrag ineens een bruto-inkomen van 44.800 euro per jaar. Bij dat inkomen is geen recht op huur- of zorgtoeslag. Keuze voor bedrag ineens brengt daar geen verandering in.
In een eerdere beantwoording geeft de regering aan dat pensioenuitvoerders wettelijk verplicht zijn om met keuzebegeleiding de deelnemer in staat te stellen een passende keuze te maken.19
De directeur van het Pensioenfonds Werk en (Re)Integratie (verder: PWRI) stelde tijdens de deskundigenbijeenkomst van 18 maart 2025 het volgende: “In principe hebben onze deelnemers een inkomen onder de toeslaggrens. De gevolgen voor toeslagen van een bedrag ineens zijn bekend. Die zijn bij u bekend en die zijn bij de AFM bekend. Daar kunnen wij over communiceren, maar het zal toch nog niet zo eenvoudig zijn om dat op een hele heldere manier aan onze deelnemers duidelijk te maken. "
-
3.Kan de regering toelichten op welke wijze pensioenfondsen hun wettelijke verplichtingen met betrekking tot het bedrag ineens kunnen nakomen, wanneer fondsbesturen al aangeven dat een aanzienlijk deel van de pensioengerechtigden moeite zal hebben om een weloverwogen keuze te maken?
Antwoord
De informatie die de uitvoerder aan de (gewezen) deelnemer verstrekt dient correct, duidelijk en evenwichtig te zijn. Ook moet de informatie tijdig aan deelnemers worden verstrekt of beschikbaar worden gesteld. Die verplichting geldt ook voor de informatie over bedrag ineens. De pensioenuitvoerder bevordert daarbij dat de persoonlijke informatie aansluit bij de informatiebehoefte en kenmerken van de (gewezen) deelnemer.
Ook moet de pensioenuitvoerder bevorderen dat de informatie de deelnemer inzicht geeft in de keuzemogelijkheden en de gevolgen van een keuze of combinatie van keuzes voor het pensioen. De pensioenuitvoerder begeleidt de (gewezen) deelnemer op adequate wijze bij het maken van een keuze (voor bedrag ineens) binnen de pensioenregeling, zorgt voor de inrichting van een keuzeomgeving en stelt de (gewezen) deelnemer in staat om een passende keuze te maken.
De AFM heeft in haar rapport 'Keuzebegeleiding begint bij de deelnemer' benadrukt dat er altijd sturing uitgaat van de keuzeomgeving20. Het bewust inzetten van deze sturing in het belang van de (gewezen) deelnemers kan hen helpen bij het maken van een passende keuze. De AFM heeft in haar rapport ook een concreet voorbeeld opgenomen van een pensioenfonds. In dat voorbeeld vult het pensioenfonds op basis van kenmerken van het deelnemersbestand en de door het fonds gekozen doelstellingen de keuzebegeleiding nader in.
Het is belangrijk dat pensioenuitvoerders nagaan wat hun deelnemers nodig hebben om een passende keuze te kunnen maken en hiermee rekening houden bij het inrichten van de keuzebegeleiding bij het bedrag ineens.
De te ontwikkelen keuzehulp kan (gewezen) deelnemers ook helpen bij het verkrijgen van inzicht in de gevolgen van bedrag ineens. In de kamerbrief van 13 maart 202521 is opgemerkt dat daarbij ook rekening wordt gehouden met gebruikersgemak en het doenvermogen. De keuzetool voor bedrag ineens ontslaat pensioenuitvoerders niet van hun wettelijke verplichting om adequate keuzebegeleiding te bieden, passend bij hun specifieke deelnemersbestand.
Door de opname van het bedrag ineens is het inkomen eenmalig hoger, wat invloed heeft op de belastingen en toeslagen. Die eenmalige inkomenscomponent kan ervoor zorgen dat een gepensioneerde zijn of haar recht op bijvoorbeeld zorg- of huurtoeslag verliest, of dat deze lager moet worden vastgesteld. Daarbij komt bijvoorbeeld de aanslag voor de inkomstenbelasting pas in het jaar na het relevante belastingjaar. Hierdoor merken veel gepensioneerden pas één jaar na de opname wat ze precies aan belasting/toeslagen moeten (terug)betalen.
-
4.Ziet de regering eventuele risico's in deze keerzijde van het bedrag
ineens? Zou de uitkering van het bedrag ineens er bijvoorbeeld voor kunnen zorgen dat mensen in de schulden terechtkomen, omdat ze het geld al hebben uitgegeven, waarover ze achteraf toch nog belasting moeten afdragen?
Antwoord
Dit zijn terechte zorgen. Juist daarom is het belangrijk dat (gewezen) deelnemers in staat worden gesteld om goed geïnformeerd een passende keuze te maken. De huidige regelgeving bevat diverse waarborgen zodat (gewezen) deelnemers goed geïnformeerd deze keuze kunnen maken.
Deelnemers en gewezen deelnemers worden door pensioenuitvoerders geïnformeerd over voorzienbare gevolgen, risico's en voor- en nadelen van keuzes en combinatie van keuzes met concrete acties die een (gewezen) deelnemer kan opvolgen. Onderdeel van deze informatie is dat een dergelijke keuze gevolgen kan hebben voor de verschuldigde inkomensbelastingen en premie volksverzekeringen en het recht op inkomensafhankelijke regelingen. Ook informeert de pensioenuitvoerder de (gewezen) deelnemer waar meer informatie te vinden is.
Met de te ontwikkelen keuzetool bedrag ineens kan de (gewezen) deelnemer meer inzicht krijgen in de gevolgen voor fiscaliteiten en inkomensafhankelijke regelingen.
In de informatieverstrekking kan ook worden gewezen op het belang om een wijziging in het inkomen door te geven aan de Belastingdienst.
Toeslaggerechtigden kunnen een wijziging in het inkomen doorgeven via Mijn
Toeslagen. Belastingplichtigen met een voorlopige aanslag voor de inkomstenbelasting kunnen een wijziging doorgeven via Mijn Belastingdienst.
Informatieverstrekking over gevolgen, risico's en handelingsperspectieven kunnen het risico verkleinen dat mensen onverwacht met een aanslag of terugvordering worden geconfronteerd.
Het PWRI waarschuwde tijdens deze deskundigenbijeenkomst ook dat met de invoering van het bedrag ineens de deur wordt openzet voor het plegen van malversaties. Daarbij werd erop gewezen dat het hiermee aantrekkelijk gaat worden voor anderen om “te kijken of ze zo'n bedrag ineens niet naar zich toe kunnen trekken". Een substantieel deel van de (bijna) gepensioneerden heeft een lage zelfredzaamheid, bijvoorbeeld vanwege een chronische ziekte, beperkte taalvaardigheden of een lage mate van digitale vaardigheid. Voor deze groep is het maken van een weloverwogen keuze over het opnemen van het bedrag ineens bijzonder lastig. Zij zijn vaak afhankelijk van hulp van familie of vrienden, bijvoorbeeld bij het inloggen met DigiD of het begrijpen van digitale communicatie.
-
5.Op welke wijze wordt gewaarborgd dat het opnemen van het bedrag ineens op een veilige en verantwoorde manier gebeurt voor deze deelnemers? Welke maatregelen worden genomen om te voorkomen dat deze groep onder druk wordt gezet door personen uit hun (directe) omgeving om tot opname over te gaan?
Antwoord
Het opnemen van een bedrag ineens is een vrijwillige keuze die het individu zelf moet maken. Het is belangrijk dat deelnemers goed weten wat de gevolgen van bedrag ineens voor hen kunnen zijn, zodat zij een doordachte keuze kunnen maken. Om ervoor te zorgen dat de opname van bedrag ineens op een veilige en verantwoorde manier gebeurt, worden verschillende maatregelen genomen.
Pensioenuitvoerders informeren (gewezen) deelnemers over de hoogte van het periodiek uit te keren ouderdomspensioen als gebruik wordt gemaakt van het keuzerecht. Pensioenuitvoerders bieden keuzebegeleiding en informeren (gewezen) deelnemers over de gevolgen en voorzienbare risico's.
Bij vragen kunnen deelnemers terecht bij hun pensioenuitvoerder. Deze informatie en keuzebegeleiding draagt eraan bij dat (gewezen) deelnemers een weloverwogen keuze kunnen maken. Bij de inrichting van de keuzeomgeving kunnen pensioenuitvoerders aandacht besteden aan het risico dat deelnemers onder druk worden gezet. Ook kan een uitvoerder een individueel gesprek aanbieden. In dat gesprek kunnen de handelingsperspectieven en gevolgen van bedrag ineens worden toegelicht. Hiermee kan het risico worden verkleind dat een deelnemers onder druk een keuze maakt die niet in het belang van de deelnemer is. In algemene zin heeft keuzebegeleiding door de pensioenuitvoerder niet tot gevolg dat de uitvoerder verantwoordelijk wordt voor de door de deelnemer gemaakte keuze; deze verantwoordelijkheid blijft bij de deelnemer liggen. Als gebruik wordt gemaakt van het keuzerecht wordt het bedrag ineens overgemaakt aan de (gewezen) deelnemer.
In de position paper van het PWRI, ingestuurd ten behoeve van de deskundigenbijeenkomst, staat het volgende: "Deelnemers van PWRI hebben relatief vaak een schuldenproblematiek. Dat kan betekenen dat het bedrag ineens toekomt aan de schuldeiser, waarna vervolgens een lager pensioen resulteert".22
-
6.Kan de regering uitsluiten dat mensen met schulden door hun schuldeisers onder druk worden gezet en zich daardoor gedwongen voelen om het bedrag ineens op te nemen?
Antwoord
Het keuzerecht bedrag ineens moet na de inwerkingtreding verplicht door de aanbieder worden aangeboden ongeacht de vermogenspositie of schuldpositie van de (gewezen) deelnemer. Daarmee wordt geborgd dat iedere (gewezen) deelnemer op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen gebruik kan maken van het keuzerecht. De uitvoerder heeft in principe geen gegevens over de vermogenspositie of schuldpositie van de (gewezen) deelnemer.
Eventuele beïnvloeding van de (gewezen) deelnemer door derden (in positieve of negatieve zin) kan niet worden uitgesloten. Het is aan de (gewezen) deelnemer om te besluiten of gebruik wordt gemaakt van het keuzerecht. De (gewezen) deelnemers zijn niet verplicht om gebruik te maken van het keuzerecht. Pensioenuitvoerders informeren (gewezen) deelnemers over de hoogte van het periodiek ouderdomspensioen als gebruik wordt gemaakt van het keuzerecht. Ook informeren pensioenuitvoerders de (gewezen) deelnemers over de gevolgen en voorzienbare risico's.
Verder kent bedrag ineens geen verplicht bestedingsdoel. Het staat de (gewezen) deelnemer bijvoorbeeld vrij om bedrag ineens te gebruiken voor het aflossen van schulden of hypotheek. Aflossing van schulden kan aansluiten bij de wensen en behoeften van de (gewezen) deelnemer. De (gewezen) deelnemer is echter niet verplicht om gebruik te maken van het bedrag ineens om schulden af te lossen.
-
7.Hoe wordt voorkomen dat het opgenomen bedrag rechtstreeks ten goede komt aan schuldeisers, terwijl de mensen met schulden achterblijven met financiële nadelen op de lange termijn?
Antwoord
Bedrag ineens is een keuzerecht. De (gewezen) deelnemer is niet verplicht om gebruik te maken van het keuzerecht. Als de deelnemer geen keuze maakt, vindt geen opname bedrag ineens (afkoop) plaats. De uitvoerder informeert de (gewezen) deelnemer voorafgaande aan de keuze onder andere over de hoogte van het periodiek uit te keren ouderdomspensioen als gebruik wordt gemaakt van het keuzerecht. Ook waarschuwt de uitvoerder de (gewezen) deelnemer voor gevolgen van de keuze voor bijvoorbeeld inkomensafhankelijke regelingen.
Als de deelnemer gebruik maakt van het keuzerecht, keert de uitvoerder bedrag ineens in beginsel uit aan de gepensioneerde. Als er echter al beslag ligt op het pensioeninkomen van de gepensioneerde op het moment dat het bedrag ineens wordt uitgekeerd, wordt het bedrag ineens rechtstreeks uitgekeerd aan de beslagleggende partij omdat het inkomen in dat geval boven de beslagvrije voet uitstijgt. Dit kan voor gepensioneerde het voordeel hebben dat schulden sneller afgelost kunnen worden en verdere kosten voorkomen kunnen worden. Als uitkering van het bedrag ineens plaatsvindt voordat beslag ingaat mag de gepensioneerde het bedrag ineens houden.
Als sprake is van een (gewezen) deelnemer onder curatele of beschermingsbewind, dan geldt in beginsel dat het (gedeeltelijk) afkopen van pensioen niet onder de handelingen valt die een curator of bewindvoerder uitvoert in het kader van het beheer van het vermogen van de betrokkene. Indien aanleiding wordt gezien voor een bedrag ineens is in het algemeen een machtiging van de kantonrechter nodig. Als sprake is van een schuldregeling in het kader van de Wsnp (Wet schuldsanering natuurlijke personen), dan dient de rechter-commissaris te beoordelen of de (gewezen) deelnemer die onder Wsnp-bewind staat onredelijk wordt benadeeld door de afkoop. In een minnelijke schuldregeling in het kader van de Wgs (Wet gemeentelijke schuldhulpverlening) worden over het algemeen de richtlijnen van een Wsnp traject gevolgd.
De schuldhulpverlener zal dan een afweging maken of afkoop proportioneel is en de schuldeisers hierover informeren in het schuldregelingsvoorstel dat wordt gedaan.
In het wetsvoorstel zijn verschillende voorwaarden voorgesteld die eventuele negatieve gevolgen voor de (gewezen) deelnemer verkleinen. Afkoop in verband met de keuze voor bedrag ineens kan alleen plaatsvinden op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen. Op dat moment heeft de deelnemer een goed inzicht in de financiële situatie na pensionering. Bedrag ineens is gemaximeerd tot 10% van de waarde van het ouderdomspensioen. Het keuzerecht kan niet worden gecombineerd met een keuze voor een hoog-laag pensioen. Daarmee wordt voorkomen dat de deelnemer een te groot gedeelte van het ouderdomspensioen naar voren haalt en daarmee een te grote achteruitgang heeft in levenslange pensioenuitkering.
-
8.In hoeverre spelen de thema's die aan bod komen in de vragen 3 t/m 5 hierbij een rol?
Antwoord
Op pensioenuitvoerders rust een verplichting tot informatieverstrekking en keuzebegeleiding. De pensioenuitvoerder kent niet de volledige inkomens- en vermogenspositie van de (gewezen) deelnemer en weet niet of sprake is van een schuldpositie. De verplichting geldt ongeacht of wel of niet sprake is van een schuldpositie. Een uitvoerder moet een (gewezen) deelnemer informeren over voorzienbare gevolgen, risico's en voor- en nadelen van de keuze voor een bedrag ineens. De uitvoerder moet nadrukkelijk wijzen op de mogelijkheid dat een keuze voor bedrag ineens invloed kan hebben op de verschuldigde inkomensbelastingen en premie volksverzekeringen en het recht op inkomensafhankelijke regelingen. De uitvoerder informeert de (gewezen) deelnemer waar hierover meer informatie kan worden verkregen.
Op de website pensioenduidelijkheid.nl zal informatie worden opgenomen ten behoeve van mensen in een schuldpositie. Op die website komt ook informatie over het doorgeven van een wijziging in het inkomen via Mijn Toeslagen. De toeslaggerechtigde ziet dan de gevolgen voor het toeslagbedrag.
Het PWRI gaf tijdens deze deskundigenbijeenkomst ook het volgende aan: "Daarnaast geldt, denk ik, ook dat we niet moeten onderschatten dat het bedrag ineens voor heel veel Nederlanders en zeker ook voor onze deelnemers een ontzettend groot bedrag is. Dat is een bedrag dat ze in hun hele leven nog nooit bij elkaar hebben gezien. Het is natuurlijk wel buitengewoon verleidelijk. ”
-
9.Deelt de regering de mening van het lid van de OPNL -fractie dat het
lastig is om te voorspellen hoe (bijna-)pensioengerechtigden met het bedrag ineens zullen omgaan, aangezien velen van hen nooit eerder zo'n groot bedrag tot hun beschikking hebben gehad?
Antwoord
Bedrag ineens biedt gepensioneerden de mogelijkheid om tot 10% van hun totale pensioenvermogen ineens op te nemen. Zij zijn helemaal vrij om zelf te bepalen waaraan dit geld besteed wordt. Hoewel het onmogelijk is om exact te voorspellen hoe mensen met een bedrag ineens om zouden gaan, geven de onderstaande peilingen van EenVandaag en het Nibud inzicht in de potentiële bestedingsdoeleinden.
Uit een onderzoek van EenVandaag onder 4.700 deelnemers van 55 jaar en ouder die in de komende jaren nog met pensioen gaan blijkt het volgende.
Tabel 7
Waar eenmalige opname pensioen voor gebruiken? Aanstaande gepensioneerden die regeling willen gebruiken. |
|
o, % |
|
Verre of lange reis maken |
27 |
Hypotheek aflossen |
23 |
Bedrag op spaarrekening zetten |
23 |
Investeren of beleggen |
22 |
Verhuizing of tweede (vakantie)woning |
21 |
Gift aan kinderen, partner of anderen |
16 |
Camper of caravan |
13 |
Verbouwing/aanpassingen aan huis |
11 |
Bron: EenVandaag Opiniepanel (2024)
Tabel 8
Waarvoor bedrag ineens gebruiken? Wat zou je willen doen met zo'n eenmalig bedrag van € 10.000, in procenten (respondenten die pensioen opbouwen bij werkgever, meerdere antwoorden mogelijk; n=1.066 in 2024) |
||
% 2021 |
% 2024 |
|
Reizen |
27 |
30 |
Geen specifiek gebruik; ik wil graag geld ter beschikking hebben |
25 |
27 |
Hypotheek afbetalen |
24 |
22 |
Zelf beleggen |
12 |
14 |
Een product kopen (bijv. auto, boot, camper) |
12 |
12 |
Verbouwen |
10 |
11 |
Schenken aan kinderen of familie |
10 |
9 |
Andere schulden afbetalen |
10 |
8 |
Verhuizen, nieuw huis kopen |
7 |
8 |
Anders |
8 |
6 |
Opleiding |
2 |
2 |
Schenken aan een goed doel |
1 |
2 |
Reizen en beschikbaar geld ook in 2024 belangrijkste bestedingsdoelen bedrag ineens |
Bron: Nibud, Pensioenpeiling 2024
Het is belangrijk dat (gewezen) deelnemers door hun pensioenuitvoerder goed geïnformeerd worden over de gevolgen van hun keuze. Ook kunnen (gewezen) deelnemers financieel advies inwinnen. Dit laatste is echter niet verplicht.
Het lid van de OPNL-fractie merkt op dat bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk al een langere tijd de mogelijkheid is om een bedrag ineens op te nemen uit het pensioen. In de praktijk lijkt het bedrag ineens hier echter niet zonder problemen.23
-
10.Is de regering bekend met de situatie omtrent het van het bedrag ineens in het Verenigd Koninkrijk?
Antwoord
In het VK werd afgelopen najaar gesproken over versobering van de fiscale faciliteiten bij opname van een bedrag ineens uit het pensioenvermogen. Voorstellen voor deze veranderingen leidden bij deelnemers van de pensioenregelingen tot vragen voor uitvoerders en de neiging bij deelnemers om snel een bedrag ineens op te nemen om nog gebruik te kunnen maken van de ruime fiscale mogelijkheden, zo is te lezen in The Guardian. In voorkomende gevallen leek vooral de discussie over deze versobering tot aandacht en reactie te leiden onder Britse deelnemers, waarbij ze weinig aandacht hadden voor de negatieve pensioengevolgen later van het opnemen van een bedrag ineens. Dat is tegenstrijdig omdat het hier gaat over regelingen juist bedoeld om te voorzien in pensioeninkomen. Vergeleken met het VK is in Nederland is de prikkel echter andersom; het opnemen van een bedrag ineens, ten koste van toekomstig pensioen, leidt hier juist niet tot een fiscaal voordeel (rond toeslagen).
-
11.Welke lessen trekt de regering uit de ervaringen van landen die het bedrag ineens al hebben ingevoerd, zoals het Verenigd Koninkrijk, maar ook Zwitserland en Australië?
Antwoord
In het VK gelden voor leeftijden vanaf circa 55 jaar geen beperkende voorwaarden voor het opnemen van het pensioen als bedrag ineens. In Zwitserland gelden hiervoor wel voorwaarden; het is mogelijk om een bedrag ineens op te nemen uit het pensioenvermogen onder voorwaarde dat het bedrag gebruikt wordt voor financiering van de eigen woning.24 In Australië gelden ook beperkende voorwaarden, denk daarbij naast gebruik voor de eigen woning aan bekostigen van medische ingrepen, armoede of arbeidsongeschiktheid.25
Dit zijn zeker interessante voorbeelden van voorwaarden die gelden voor opname van een bedrag ineens. Maar omdat per persoon kan verschillen wat gezien de omstandigheden een nuttig bestedingsdoel is, heeft het kabinet gekozen geen verplicht bestedingsdoel op te nemen - zie hiervoor de memorie van toelichting bij het Wetsvoorstel bedrag ineens, RVU en verlofsparen.26 Verder leidt het stellen van voorwaarden bij opname tot een flinke toename in de regeldruk, omdat er toezicht moet worden gehouden op de besteding van het bedrag en in de praktijk discussie kan ontstaan of er sprake is van een kwalificerend bestedingsdoel.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum
34
Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Van Gasteren (BBB), Van Wijk (BBB), Vos (GroenLinks-PvdA (voorzitter), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Fiers (GroenLinks-PvdA), Roovers (GroenLinks-PvdA), Petersen (VVD), Geerdink (VVD), Van Ballekom (VVD), Bakker-Klein (CDA), Bovens (CDA), Moonen (D66) (ondervoorzitter), Belhirch (D66), Bezaan (PVV), Koffeman (PvdD), Nanninga (JA21), Van Apeldoorn (SP), Huizinga-Heringa (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)
Kamerstukken I 2024-2025, 36154, F.
“De tool dient de deelnemer daarbij inzage te bieden in de gevolgen van de keuze voor bedrag ineens op het inkomen van het jaar van uitkering en van de inkomens in latere jaren. De tool moet rekening kunnen houden met het huishoudinkomen van een deelnemer met of zonder partner, waarbij de pensioen- en AOW-datum van de deelnemer en partner kunnen verschillen. De focus van de tool ligt op bruto- en netto bedragen inclusief toeslagen. De tool dient ook inzage te geven in de gevolgen van een keuze voor uitgestelde betaling van bedrag ineens. Verder dient er aandacht te zijn voor het doenvermogen van kwetsbare doelgroepen" (p. 3).
Kamerstukken I 2024-2025, 36154, E, p.8.
Kamerstukken I 2024-2025, 36154, E, p.6.
Dinsdag 18 maart 2025, commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) - Eerste Kamer der Staten-Generaal, position paper Wim Hoek, PWRI.
Tax-free withdrawals from pension pots surge amid fears over autumn budget | Pensions | The Guardian 17-10-2024.
Kamerstukken II 2018/19, 32 043, nr. 457. Op 22 juni 2020 is de nadere uitwerking van het pensioenakkoord aan de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2019/20, 32 043, nr. 519).
Kamerstukken II 2024/25, 36 154, nr. 15
Kamerstukken II 2018/19, 32 043, nr. 457. Op 22 juni 2020 is de nadere uitwerking van het pensioenakkoord aan de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2019/20, 32 043, nr. 519).
“De tool dient de deelnemer daarbij inzage te bieden in de gevolgen van de keuze voor bedrag ineens op het inkomen van het jaar van uitkering en van de inkomens in latere jaren. De tool moet rekening kunnen houden met het huishoudinkomen van een deelnemer met of zonder partner, waarbij de pensioen- en AOW-datum van de deelnemer en partner kunnen verschillen. De focus van de tool ligt op bruto- en netto bedragen inclusief toeslagen. De tool dient ook inzage te geven in de gevolgen van een keuze voor uitgestelde betaling van bedrag ineens. Verder dient er aandacht te zijn voor het doenvermogen van kwetsbare doelgroepen" (p. 3).
Kamerstukken I 2024/25, 36 154, nr. F
Kamerstukken II 2019/20, 35 555, nr. 3, pag. 26
Aangenomen is dat wordt bedoeld: de introductie van het bedrag ineens in te trekken.
Kamerstukken I 2024/25, 36 154, nr. F
Kamerstukken I 2024/25, 36 154, nr. E, p.8.
Kamerstukken I 2024/25, 36 154, nr. E, p.8.
Kamerstukken I 2024/25, 36 154, nr. E, p.6.
AFM, Keuzebegeleiding begint bij de deelnemer, februari 2025
Kamerstukken 2024/25, 36 154, nr. F
Dinsdag 18 maart 2025, commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) - Eerste Kamer der Staten-Generaal, position paper Wim Hoek, PWRI.
Tax-free withdrawals from pension pots surge amid fears over autumn budget |
Pensions | The Guardian 17- 10-2024.
Zie bijvoorbeeld de website van deze financiële instelling: Pension fund: Advance withdrawal to finance home ownership | AXA
Zie de website van de Australische belastingdienst: When you can access your super early | Australian Taxation Office
Kamerstukken II 2019/20, 35 555, nr. 3