Verslag - Wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs en enige andere wetten in verband met de invoering van regels voor het verlenen van toelating voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten) - Hoofdinhoud
Dit verslag is onder nr. E toegevoegd aan wetsvoorstel 36446 - Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs en enige andere wetten in verband met de invoering van regels voor het verlenen van toelating voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten); Verslag |
---|---|
Documentdatum | 04-06-2025 |
Publicatiedatum | 04-06-2025 |
Nummer | KST1198954 |
Kenmerk | 36446, nr. E |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2024-2025
36 446 Wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs en enige
andere wetten in verband met de invoering van regels voor het verlenen van toelating voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten)
E VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1
Vastgesteld 3 juni 2025
De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en werkgelegenheid hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Dit voorstel geeft de leden van de fracties van BBB, van GroenLinks-PvdA, SP en OPNL gezamenlijk, en van VVD, CDA, D66, PVV, ChristenUnie en Volt aanleiding tot het stellen van vragen.
Vragen van de BBB-fractie
De Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (Wtta) wordt de nieuwe uitzendwet genoemd en is met name bedoeld om de misstanden rondom arbeidsmigranten aan te pakken, zo constateren de leden van de BBB-fractie. Maar de wet raakt alle bedrijven die personeel uitlenen. Ook bedrijven die niets te maken hebben met arbeidsmigranten. De reikwijdte is alle bedrijven in Nederland én in het buitenland die in Nederland arbeidskrachten ter beschikking stellen. Dus ook detacheringsbureaus, payroll bedrijven, consultancy bedrijven, MSP, brokers, ICT en financieel dienstverleners alsmede schijnconstructies waarin iemand als zzp'er wordt ingehuurd maar onder toezicht en leiding van de klant werkt.
Vraag 1
De leden van de BBB-fractie constateren dat de misstanden die deze wet als doel heeft aan te pakken (onderbetaling, slechte arbeidsomstandigheden, slechte huisvesting) nu al verboden zijn.
-
a.Zijn er misstanden waarvan de regering denkt dat deze niet door deze wet worden afgedekt? Zo ja, welke zijn dit en welke maatregelen (kunnen) worden genomen?
-
b.Waarom denkt de regering dat deze wet wél gaat bijdragen aan handhaving? Met andere woorden, waarom kiest de regering niet voor een betere handhaving?
-
c.Waarom volgt de regering niet de redenering van het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) van februari 2024 dat er sprake is van een handhavingsprobleem in plaats van een wetgevingsprobleem? Of kan de regering gemotiveerd aangeven waarom het de diverse adviezen van de Raad van State en het ATR niet opvolgt? Kan de regering duiden waarom de redenering van het ATR zodanig onvoldoende is dat er daarom zelfs een nieuw wetsvoorstel, de Wtta, nodig is?
Vraag 2
Omdat alle partijen in de keten moeten zijn toegelaten betreft het een mega-operatie. Alleen al de uitzendsector omvat tientallen miljarden in omvang en ongeveer 10% van alle werknemersbanen komt via de uitzendbranche. De omvang van de markt met inachtneming van de huidige brede scope is bijzonder groot.
-
a.Kan de regering aangeven hoeveel bedrijven en banen in principe onder deze wet vallen?
-
b.En welk deel daarvan betreft malafide ondernemingen met welk economisch aandeel in het totaal?
-
c.Waarom heeft de regering ervoor gekozen om ook de bonafide bedrijven onder deze wet te laten vallen alsmede de dienstverleners die zich niet bezighouden met de door rapport Roemer2 geduide "arbeidsmigranten".
-
d.Kan de regering aangeven hoeveel en welke overtredingen er door de
Arbeidsinspectie in de periode 2020-2025 zijn geconstateerd per categorie bedrijf, hoeveel medewerkers of uitzendkrachten betrokken waren, hoeveel euro navordering is opgelegd en welk percentage dit betreft ten opzichte van de totale markt? Met andere woorden, hoe groot is het probleem en waarom vindt de regering deze wet proportioneel?
-
e.Kan de regering aangeven hoe deze wet zich verhoudt tot het Europese recht van vrij verkeer van diensten?
Vraag 3
De Raad van State en het ATR waren van mening dat de effectiviteit van het stelsel onvoldoende is onderbouwd. Kan de regering inmiddels wel het effect van de maatregelen kwantificeren? Met andere woorden, in welke kwantificeerbare mate zal de Wtta het gesignaleerde probleem oplossen?
Vraag 4
Invoering van deze wet zal leiden tot een hogere regeldruk én kosten voor de gehele keten aldus zowel de Raad van State, het College Toetsing regeldruk als brancheorganisaties zoals ABU, NBBU, Bovib en vele andere instanties.
De Raad van State schat dat het wetsvoorstel naar verwachting leidt tot 143 miljoen euro aan extra kosten voor de sector, zonder dat een duidelijke onderbouwing van de meerwaarde wordt gegeven.
-
a.Kan de regering inmiddels een en ander wél onderbouwen en duiden hoe deze sectorkosten opgeteld met de uitvoeringskosten van de Toelatende Instantie (inclusief de uitbreiding met 135 fte) zich verhouden tot de verwachte opbrengsten?
-
b.Hoe groot zijn de te verwachten opbrengsten afgezet tegenover deze sectorkosten en uitvoeringskosten?
-
c.Hoe groot acht de regering de kans dat malafide uitzenders naar het buitenland uitwijken en actief blijven op de Nederlandse markt zodat het beoogde doel (aanpakken misstanden) niet bereikt wordt?
Vraag 5
Het ATR wijst erop dat een minder belastend alternatief - strikte en consequente handhaving van bestaande normen - beter zou werken tegen malafiditeit, zonder de extra regeldruk van minimaal 143 miljoen euro per jaar. Daarnaast adviseert het ATR om de werkbaarheid voor bedrijven beter te onderbouwen en een invoeringstoets uit te voeren, zo lezen de leden van de BBB-fractie.
-
a.Waarom heeft de regering geoordeeld dat desalniettemin het brede middel van de Wtta noodzakelijk is?
-
b.Heeft de regering bijvoorbeeld overwogen om de Wtta stapsgewijs in te voeren met als prioriteit de focus op de "onderkant" van het loongebouw? Zo nee waarom niet,
c.q. is dat alsnog te overwegen door middel van reparatiewetgeving?
-
c.Heeft de regering overwogen om bepaalde activiteiten zoals ICT-consultancy of 'Managed Service Providers'(MSP)-diensten buiten scope te brengen of vooralsnog buiten scope te houden? Zo nee, waarom niet?
Vraag 6
In oktober 2024 heeft de regering, voortvloeiend uit het regeerprogramma bij monde van de minister van Economische Zaken kenbaar gemaakt zich in te zetten om de last die Nederlandse ondernemers ervaren door regeldruk te verlagen.3
De leden van de BBB-fractie vragen de regering waarom door deze Wtta wederom de regeldruk wordt verhoogd. Kan dit zijn omdat de wet reeds deels in het proces zat? Is het voornemen van de regering om de regeldruk te verlagen niet hét moment om deze wet niet in deze vorm in te dienen?
Welke minister houdt binnen het kabinet de regie over vermindering van de regeldruk? Welke kwantitatieve (een getal) of kwalitatieve (het volgen van adviezen van het ATR en de RvS) doelstellingen zijn er, en hoe verhoudt deze wet zich daartoe?
Vraag 7
Onderdeel van het regeringsbeleid is ook om het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) een betere positie te geven, zo constateren de leden van de BBB-fractie. Dit adviescollege was duidelijk in haar advies. In welke mate heeft de regering de adviezen van het ATR (en de RvS) meegenomen en op welke onderdelen is de Wtta daardoor aangepast, zo niet waarom niet?
Vraag 8
Het proces met verplichtingen is bijzonder intensief.
-
a.Bureaus moeten zich aanmelden, en wel tijdig, voor een officiële toelating. Hoe ziet de regering de tijdlijn met inachtneming van de noodzakelijke communicatie en de administratieve verwerking. Welke kritische mijlpalen zijn gedefinieerd om bij inwerkingtreding "gereed" te zijn? Is er bij dit “Big Bang”-moment de mogelijkheid aanwezig om gradueel te starten of later? Zo nee, waarom niet, c.q. kan de regering alsnog zo'n moment in de AMvB inbouwen?
-
b.Ook komt er een verplicht normenkader welke nog moet worden uitgewerkt. Denk onder andere aan de huidige norm van Stichting Normering Arbeid (SNA) (NEN 4400-1) plus extra eisen op het gebied van correcte beloning, anti-discriminatie bij werving, borging van veiligheid en eventuele gecertificeerde huisvesting volgens het Stichting Normeren Flexwonen (SNF) keurmerk. Kan de regering de 'Roadmap' delen die moet borgen dat dit gehele stelsel tijdig gereed is en wat zijn de 'rode vlaggen' om invoering te temporiseren of op te schalen?
-
c.Is de regering bereid het normenkader en/of inspectieschema aan te passen indien blijkt dat een en ander onvoldoende uitvoerbaar is voor de marktpartijen?
-
d.Ook moet er een VOG komen van alle bestuurders en relevante leidinggevenden. Hoe werkt dit voor organisaties in het buitenland?
-
e.Is Dienst Justis toegerust op deze extra vraag? Wat is het effect op hun organisatie?
-
f.Het bedrijf moet aantonen dat het de bestaande arbeidswetgeving naleeft. Welke objectieve en transparant toetsbare criteria worden daarbij gebruikt?
-
g.Toelating is niet eenmalig. Er komen periodieke inspecties uitgevoerd door geaccrediteerde private inspectie-instellingen zoals Bureau Cicero en Normec. Kan de regering aangeven in welke mate deze private partijen gereed zijn, en met name de bemensing op peil hebben of krijgen, er is nu namelijk al sprake van een personeelstekort?
-
h.Wat zijn de kosten verbonden aan dit onderdeel van de uitvoering en hoe voorkomt de regering dat deze kosten niet in verhouding staan tot de omvang van de organisatie die de audit moet laten verrichten? Heeft de regering een impact analyse van deze kosten voor de kleinere bedrijven? Zo ja kan hij deze delen? Zo nee, waarom is er geen analyse gemaakt?
-
i.Komt er een invoeringstoets, zo neen waarom niet?
-
j.De Toelatende Instantie (TI) krijgt te maken met diverse arbeidswetten zoals de Wet Arbeid Vreemdelingen, het Wettelijk Minimumloon, afdracht loonheffingen. De TI kan daarbij te maken krijgen met interpretatievraagstukken. Hoe ziet de regering dit en hoe kunnen de nadelige effecten voor het bedrijfsleven gemitigeerd worden?
Vraag 9
Het bureau moet een waarborgsom betalen van 100.000 euro als garantie, tenzij het bedrijf vier jaar lang onafgebroken in het handelsregister staat én bij indiening van de aanvraag een verklaring van de Belastingdienst (niet ouder dan 3 maanden) kan verstrekken waarin staat dat alle verschuldigde belastingen en premies zijn voldaan, zo lezen de leden van de BBB-fractie.
-
a.In welke mate is getoetst of de Belastingdienst deze nieuwe vraag kan verwerken?
-
b.Waarom is gekozen voor een vast bedrag in plaats van een gedifferentieerd model? Een waarborgsom van deze omvang zal voor een kleinere of middelgrote uitlener een serieus liquiditeitsprobleem opleveren. Een gemiddelde detacheerder of uitlener met gemiddeld 35 medewerkers heeft meestal een buffer van 50.000 tot 150.000 euro aan direct opeisbare vorderingen en bankrekeningen. Heeft de regering naar de impact op kleinere MKB-bedrijven gekeken? Zo ja, waarom is dan gekozen voor deze hoge “one size fits all” grens? Zo nee, waarom niet en ziet de regering mogelijkheden om alsnog een differentiatie door te voeren of een coulance regeling?
-
c.De hoge waarborgsom en de kosten voor de periodieke audit kunnen leiden tot een verdere concentratie van diensten bij de grote leveranciers en het aldus uit de markt drukken van kleinere bedrijven en startups. Is daar rekening mee gehouden, en hoe groot is het te verwachten effect?
-
d.Welke situatie doet zich voor als in de periode 1 januari 2023 - 1 januari 2027 een wijziging in de rechtsvorm heeft plaatsgevonden, bijvoorbeeld van eenmanszaak naar bv?
-
e.Hoe wordt in geval van fusies en overnames deze vier jaar-periode beoordeeld?
-
f.Hoe kunnen uitleners aantonen dat zij in deze periode arbeidskrachten ter beschikking hebben gesteld?
-
g.En hoe frequent of duurzaam? Gedurende alle jaren minimaal een of is het zo af en toe uitzenden (bijvoorbeeld omdat het niet onder de 'core business' valt) ook voldoende?
-
h.Wat is de situatie indien een bedrijf een holding is met meerdere uitzenders die ieder voor zich voldoen aan het effectief ter beschikkingstellen en financieel afdragen van belastingen? Moet ieder bedrijf dan de waarborgsom betalen of alleen de holding?
-
i.Wat is de situatie indien een eenmansbedrijf adviesdiensten verricht of bijvoorbeeld software bouwt of implementeert en al dan niet frequent gedurende het project een tweed inzet kan doen waarbij hij/zij door middel van een mark up deze additionele kracht factureert? Kan de regering dit soort hele specifieke gevallen die niets van doen hebben met arbeidsmigranten een status aparte geven, zo ja hoe, zo nee, waarom niet?
-
j.Wat is de situatie indien twee zusterbedrijven personeel aan elkaar uitlenen? Dit gebeurt vaak in multinationale ICT en consultancy bedrijven, óók 'crossborder'. Maakt het verschil of dit tegen kostprijs, kostprijs met een mark-up of commercieel tarief is?
-
k.Ook binnen het internationale ecosysteem van het voetbal is het gebruikelijk én noodzakelijk dat spelers, trainers en scheidsrechters tijdelijk (via huurconstructies of kortlopende contracten) bij andere clubs werkzaam zijn. Deze uitwisselingen zijn zorgvuldig geregeld via KNVB, FIFA- en UEFA-regelgeving. Daarbij gelden strikte voorwaarden ten aanzien van arbeidsvoorwaarden, verblijfsstatus en registratie van contracten. Kan de regering toelichten hoe met dit soort situaties om te gaan?
-
l.De huidige systematiek van de Wtta - in het bijzonder de beslistermijn van 8 weken - is praktisch onuitvoerbaar binnen de realiteit van de ICT-branche, de Consulting sector of de sportwereld en haar specifieke transferperiodes en geldende regels in het voetbal, die zich vaak beperken tot enkele weken en/of momenten per jaar.
Zonder uitzondering worden Nederlandse clubs, de KNVB en verschillende functies in de sector hierdoor uitgesloten van de internationale voetbalwereld, transfermarkt, met grote gevolgen voor hun concurrentiepositie, talentontwikkeling en economische vitaliteit van onze sector. Hoe ziet de regering dit?
-
m.De AMvB biedt gelukkig ruimte voor maatwerk. Die route biedt perspectief voor sectoren en functies waarvoor:
-het doel van de wet reeds effectief geborgd is, én
-de uitvoerbaarheid in de praktijk problematisch en onmogelijk is.
Daarom is volgens de leden van de BBB-fractie een zorgvuldige en tijdige invulling van de AMvB-optie van belang met duidelijke criteria voor bepaalde sectoren en functies daarbinnen. Hoe betrekt de regering actief de praktijkkennis vanuit de sectoren?
Vraag 10
De kosten voor de toelating worden nu geschat op 2800 euro, oorspronkelijk 500 euro, dit nog los van de kosten van de private inspectie-instellingen. Kan de regering aangeven welk mechanisme zij in gedachten heeft om de toelatingskosten per jaar niet c.q. slechts beperkt te laten stijgen?
Vraag 11
Welke plannen zijn gereed om de betrokken bedrijven voor te lichten, te begeleiden etc. Hoe zal het gehele proces softwarematig ondersteund worden?
Vraag 12
Een aantal brancheorganisaties maken melding van mogelijke sluiproutes die malafide bedrijven kunnen volgen, bijvoorbeeld routes door buitenland of slimme contractvormen. Kan de regering duiden hoe zij aankijkt tegen dit probleem en welke maatregelen worden genomen om dit te signaleren en aan te pakken?
Vraag 13
De Wtta regelt dat alle non-conformiteiten, zowel grote als kleine, gerapporteerd en dienen deze allen binnen de conceptfase van het eindrapport aantoonbaar te worden hersteld.
-
a.De leden van de BBB-fractie merken op dat dit niet in lijn is met de aanpak van het SNA-keurmerk en dat dit zal leiden tot meer werk en regeldruk. Hoe ziet de regering dit en is zij bereid tot snelle reparatie?
-
b.Moet een uitlenend bedrijf zijn deuren sluiten als de administratie kleine afwijkingen vertoont en daardoor niet volledig wordt voldaan aan de eisen van het normenkader? Zo ja, is dit proportioneel?
Vraag 14
Hoe verhoudt de Wtta en de hierin opgenomen mogelijkheid van een verbod op terbeschikkingstelling van arbeidskrachten zich tot de Uitzendrichtlijn?
Vraag 15
Met betrekking tot eventuele misstanden die (deels) in sectoren plaatsvinden wil de regering sectorverbod als stok achter de deur hebben, maar wil ook niet vooruitlopen op de technische verkenning.
-
a.De leden van de BBB-fractie maken hieruit op dat de regering blijkbaar al een concreet beeld heeft dat de Wtta niet effectief is (zie nota naar aanleiding van het verslag van de Tweede Kamer4) Kan dit nader worden geduid?
-
b.Wat is de waarde van een evaluatie als de regering nu reeds de mogelijkheid van een sectorverbod overweegt?
-
c.Is de regering voornemens om gelijktijdig met, of rondom de datum van beoogde inwerkingtreding op 1 januari 2027 eventueel een (sectoraal)uitzend- en inleenverbod in te voeren, of andere maatregelen te nemen die direct raken aan verdere regulering van de uitzendsector? Zo ja, kan de regering nog voordat de plenaire behandeling in de Eerste Kamer plaatsvindt dit met deze Kamer delen?
-
d.In welke mate denkt de regering dat een sectorverbod proportioneel kan zijn ten opzichte van de bonafide bedrijven?
-
e.Hoe denkt de regering de branche te motiveren zichzelf duurzaam te committeren terwijl er een mogelijk sectorverbod kan worden toegepast?
-
f.Een sectorverbod kan grote gevolgen hebben voor zowel de bedrijven en de medewerkers in de sector maar ook op de consumenten. Het kan bijvoorbeeld leiden tot verplaatsing van activiteiten naar het buitenland c.q. verhogen van de prijzen voor consumenten. Welke criteria heeft de regering gedefinieerd voor de technische verkenning?
-
g.Heeft de regering al de contouren van (objectieve) criteria voor een mogelijk sectorverbod gedefinieerd en kan zij deze delen? Indien deze niet gereed zijn, wanneer is het een en ander beschikbaar?
-
h.Kan de regering bij het uitvoeren van de technische verkenning ook de ervaringen in het buitenland meenemen?
-
i.In welke mate denkt de regering dat een sectorverbod in overeenstemming is met onder andere het Europees recht?
-
j.De AMvB die het sectorverbod zal regelen heeft ingrijpende gevolgen. Kan de regering de behandeling van deze Wtta tegelijk laten samenvallen met de AMvB?
-
k.Overweegt de regering de AMvB door middel van zware voorhang aan de Kamers aan te bieden? Zo nee, waarom niet?
-
l.Heeft de regering overwogen om het sectorverbod en de uitwerking daarvan voor advies aan te bieden aan de Raad voor State? Zo nee, waarom niet en kan de regering dit alsnog toezeggen?
Vraag 16
De leden van de BBB-fractie constateren dat er bij deze wet sprake is van een getrapte toelatingsperiode per groep vanwege de beperkte capaciteit bij de TI. Wanneer verwacht de regering dat alle groepen (met ingang van welke data) gecontroleerd zullen zijn?
Vraag 17
Welke rechtsbeschermingsgaranties kan de regering bieden omdat, zoals de minister van SZW schrijft bij brief5 van 23 januari 2025, er opstartproblemen zullen zijn? Hoe zullen uitleners beschermd worden voor disproportionele besluiten van de TI, zeker in deze fase?
Vragen van de fracties van GroenLinks-PvdA, SP en OPNL gezamenlijk
De leden van de fracties van de SP, OPNL en GroenLinks-PvdA verwelkomen het wetsvoorstel dat uitvoering geeft aan een deel van de aanbevelingen van de commissie-Roemer. Het heeft lang op zich laten wachten - te lang naar mening van deze leden - maar het voorstel vormt een stap in de goede richting in de aanpak van misstanden in de uitzendsector. Tegelijkertijd hebben zij vragen en twijfels (vooral na amendering in de Tweede Kamer) over de reikwijdte en de toereikendheid van de voorgestelde aanpak, en vragen deze leden op enkele punten om opheldering.
-
1.Algemene uitvoering en positie van arbeidsmigranten
De commissie-Roemer heeft in haar rapport een breed pakket van aanbevelingen gedaan om de positie van arbeidsmigranten structureel te verbeteren. Kan de regering aangeven welke aanbevelingen uit dit rapport specifiek in dit wetsvoorstel zijn verwerkt en op welke wijze? Welke aanbevelingen zijn straks wettelijk verankerd, welke zijn inmiddels beleidsmatig opgepakt, en welke staan nog open voor nadere uitwerking?
De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, SP en OPNL constateren dat de uitvoering van deze wet pas vanaf 2027 op gang zal komen, en mogelijk pas in 2031 volledig van kracht is. Hoe gaat de regering in de tussentijd de misstanden in de uitzendsector en de uitbuiting van arbeidsmigranten aanpakken? Welke wetten en middelen zijn nu beschikbaar om misstanden zoals dumping na ontslag, slechte en dure huisvesting en onderbetaling aan te pakken? In de brief6 van 26 maart 2025 kondigt de minister van SZW een verkenning aan naar aanvullende maatregelen. Wanneer kan de Kamer die verkenning verwachten?
Houdt de regering rekening met de mogelijkheid dat bedrijven, om toezicht te omzeilen, straks arbeidsmigranten direct in dienst nemen in plaats van via uitzendbureaus? Zo nee, waarom niet?
-
2.Amendementen en uitzonderingen
Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer zijn diverse amendementen aangenomen. Zijn er amendementen die de uitvoering van de wet vertragen? Zo ja, welke? De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, SP en OPNL maken zich met name zorgen over de uitzonderingen voor Beroeps Begeleidende Leerweg-bedrijven, beveiligingsbedrijven en sociaal-werkbedrijven. Op welke wijze beïnvloeden deze amendementen het bereik van de wet?
Is de regering het met deze leden eens dat de wet voor amendering al voldoende voorzag in mogelijkheden om disproportionele effecten op sectoren te mitigeren? Kunnen deze nieuwe uitzonderingen als mazen in de wet gaan functioneren? Kan de regering aangeven of het voorkomt of is voorgekomen dat uitzendbureaus binnen genoemde sectoren het normenkader overtreden?
Per AMvB kunnen nieuwe uitzonderingen worden toegevoegd. Hoe voorkomt de regering dat hiervan misbruik wordt gemaakt, zeker gezien de creatieve ontwijkstrategieën van marktpartijen die in de technische briefing aan bod kwamen? Worden belangenorganisaties van arbeidsmigranten betrokken voordat tot nieuwe uitzonderingen wordt besloten?
-
3.Handhaafbaarheid, toezicht en uitvoering
Kan de regering toelichten hoe de handhaafbaarheid van de wet zich verhoudt tot de recente amendementen en uitzonderingen? Betekent het feit dat alle uitvoerende instanties gezamenlijk moeten functioneren dat het hele stelsel faalt als één instantie slecht presteert?
Er zijn circa 15.000 uitleners actief in Nederland. Hoe houdt de Arbeidsinspectie toezicht op zo'n groot aantal? Is er een actueel overzicht van het aantal uitzendbureaus beschikbaar? Vindt de regering het wenselijk dat het aantal uitzendbureaus wordt teruggebracht, mede met het oog op effectieve controle? Zo ja, wat zou een werkbaar aantal zijn?
Hoe wordt voorkomen dat uitzendbureaus zich net over de grens (bijvoorbeeld in België of Duitsland) vestigen om onder verplichtingen zoals de waarborgsom of Bibob-toets (Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) uit te komen? Welke internationale afspraken zijn hierover gemaakt of worden nog overwogen?
-
4.Rol van private partijen en toezichtstructuur
In het advies van de Raad van State worden opmerkingen gemaakt over het feit dat private partijen uitvoering geven aan publieke taken. Tegelijkertijd blijkt dat inspectie-instellingen, private partijen dus, essentiële onderzoeksrapporten opstellen. Ziet de regering hier risico's, zoals perverse prikkels of het ontstaan van een papieren werkelijkheid? Kan de regering ingaan op de vergelijking met het Fyra-dossier, waar ook sprake was van een papieren werkelijkheid?
Waarom wordt het toezicht niet volledig door de overheid uitgevoerd? Zou dat mogelijk zijn indien het aantal uitzendbureaus substantieel kleiner wordt?
-
5.Boetes, bestuursverbod en rol vakbonden
De regering verhoogt terecht de boetes voor uitleners die de regels overtreden. Is de regering bereid te onderzoeken of (een deel van) deze boetes, bijvoorbeeld bij ernstige uitbuiting of overtreding van de Arbeidstijdenwet, direct kan worden uitgekeerd aan slachtoffers? Kan hierbij worden aangesloten bij regelingen uit het strafrecht?
Hoe staat de regering tegenover een bestuursverbod voor eigenaren van uitzendbureaus die zich ernstig of herhaaldelijk misdragen? Is zij bereid te verkennen of zulke personen ook in de toekomst kunnen worden uitgesloten van hernieuwde activiteit in de sector, bijvoorbeeld via een andere bv?
Welke rol ziet de regering voor vakbonden en werknemersvertegenwoordigingen bij het signaleren en voorkomen van misstanden in de uitzendsector?
-
6.Waarborgsom
De wet stelt een waarborgsom van 100.000 euro verplicht, maar laat toe dat deze na verloop van tijd vervalt. Waarom is hiervoor gekozen? Is de regering het met de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, SP en OPNL eens dat deze waarborgsom juist altijd beschikbaar zou moeten blijven, aangezien resultaten uit het verleden geen garantie bieden voor de toekomst?
-
7.Rol van sector en koepels
Tot slot vragen deze leden of de regering van mening is dat koepelorganisaties in de uitzendsector medeverantwoordelijk zijn voor het feit dat malafide bureaus jarenlang vrij spel hadden. Zo ja, wat verwacht de regering dan in de toekomst van deze koepels om misstanden te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Vragen van de VVD-fractie
De leden van de fractie van de VVD hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten. Deze leden onderschrijven de doelstellingen die het kabinet met dit voorstel nastreeft. Zij benadrukken dat de uitvoering essentieel is om de beoogde doelen te halen. Het wetsvoorstel geeft daarom aanleiding tot het stellen van de volgende vragen.
Het toelatingsproces is voor de leden van de VVD-fractie nog niet helemaal helder. Daarover stelt de VVD-fractie de volgende vragen:
-
1.Kan de regering het toelatingsproces en de bijbehorende inspecties van uitleners en inleners concreet beschrijven? Zo ja, hoe ziet dit proces er in de praktijk voor zowel uitleners als inleners uit, met inachtneming van de volgende vragen:
-
a.Audit voor toelating van uitleners
-
i.Wat houdt de audit in om als uitlener toegelaten te worden? En hoeveel
tijd kost een audit?
-
b.Audit voor behoud van toelating voor uitleners
-
ii.Hoe ziet de periodieke audit eruit om als uitlener toegelaten te blijven? En hoeveel tijd kost een audit?
-
c.Audit om inleners aan te nemen
-
iii.Hoe wordt geverifieerd of inleners uitsluitend zakendoen met toegelaten uitleners? En hoeveel tijd kost een audit?
-
2.Welke inspectiemethode gebruiken de inspecterende instanties? Is deze methode geprotocolleerd? Zo ja, hoe ziet dat protocol eruit? Zo nee, hoe wordt voorkomen dat inspecteurs willekeurige invulling geven aan hun taken?
-
3.Voorziet het wetsvoorstel in de mogelijkheid om zowel aangekondigde als onaangekondigde inspecties uit te voeren? Zo ja, hoe dragen onaangekondigde inspecties bij aan de effectiviteit van het wetsvoorstel?
-
4.Hoe wordt geborgd dat inspecties sluitend zijn? Welke risico's brengt een niet- sluitende inspecties met zich mee en hoe worden deze risico's gemitigeerd?
-
5.Hoe worden fouten in de naleving van de wet, die niet door de inspectie-instellingen gezien kunnen worden, toch aan licht gebracht? Wat is er nodig om die fouten te kunnen opsporen?
-
6.Aan hoeveel en wat voor soort tekortkomingen moet een inlener of uitlener zich schuldig maken voordat de betreffende inlener of uitlener uit het register wordt verwijderd?
-
7.Hoe veel hersteltijd krijgen inleners en uitleners na de door de inspectie geconstateerde tekortkomingen?
-
8.Verschilt deze hersteltijd van de termijn die wordt gegeven bij een Stichting Normering Arbeid-afkeuring? Zo ja, wat is de motivering van de regering voor dit verschil?
-
9.Hebben inleners en uitleners de mogelijkheid om tegen het besluit van de Toelatende Instantie in bezwaar te gaan? Zo ja, hoe ziet een dergelijke bezwaarprocedure eruit? Zo nee, waarom is die mogelijkheid er niet?
-
10.Welke implicaties neemt een bezwaarprocedure met zich mee voor het al dan niet beschikbaar kunnen stellen van arbeidskrachten? Voorziet de wet op dit onderdeel van een overgangsbepaling? Zo nee, waarom niet?
11.Op welke wijze wordt de inlener geïnformeerd over een wijziging in de status als toegelaten of niet-toegelaten? En binnen welk tijdsbestek dient dit te gebeuren?
De leden van de VVD-fractie zien voordelen en nadelen aan een brede reikwijdte. Daarover stellen deze leden de volgende vragen.
-
12.De keuze van de regering om de reikwijdte van de wet zo breed mogelijk te formuleren heeft als voordeel dat ontwijkingsconstructies worden tegengegaan. Tegelijkertijd brengt deze brede benadering met zich mee dat ook bonafide sectoren een onnodige stijging van administratieve lasten ondervinden. Wat is de visie van de regering op deze afweging? Zijn er tijdens de totstandkoming van deze wet alternatieven overwogen die een middenweg vindt tussen het tegengaan van ontwijkingsconstructies enerzijds en het mitigeren van administratieve lasten voor bonafide partijen anderzijds? Zo ja, welke alternatieven zijn in overweging genomen en om welke redenen zijn deze uiteindelijk niet gekozen?
-
13.Het wetsvoorstel heeft een nadrukkelijke focus op inleners en uitleners binnen het stelsel. Hoe beoogt de regering inzicht te verkrijgen in inleners en uitleners die ervoor kiezen buiten het stelsel opereren?
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar de visie van de regering op een sectorale aanpak en een gefaseerde uitvoering.
14.In hoeverre biedt de wet ruimte voor een sectorale aanpak? En onder welke voorwaarden zou een sectorale aanpak mogelijk zijn?
-
15.De Dienst Justis schrijft in haar advies dat een gefaseerde invoering wenselijk is om de toename aan VOG-aanvragen beheersbaar te houden. Hoe beoordeelt de regering dit advies in het licht van een bredere overweging om het wetsvoorstel gefaseerd in te voeren? Welke voordelen brengen het gefaseerd invoeren met zich mee? Welke nadelen brengen het gefaseerd invoeren met zich mee? En hoe wegen de voordelen en nadelen tegen elkaar op?
-
16.Wat betekent gefaseerde invoering voor de uitvoerbaarheid van de wet? Hoe snel is de wet sluitend? Draagt deze aanpak bij aan een succesvolle implementatie binnen twee jaar? Zo ja, welke factoren dragen daaraan bij? Zo nee, waarom niet?
17.Indien sectorale invoering kan worden overwogen: in welke vijf sectoren zijn risico's op misstanden het grootst en op basis van welke data is dit bepaald? En hoeveel procent van de uitleners, inleners en uitzendkrachten dekt dit af? Kan de regering dit schematisch weergeven door per sector onderscheid te maken tussen het aantal inleners, het aantal uitleners en het aantal uitzendkrachten.
18.Op basis van welke criteria acht de regering het gerechtvaardigd om een sectoraal uitzendverbod uit te vaardigen?
De leden van de VVD-fractie hebben zorgen over de capaciteit - en inherent daaraan - zorgen over de kwaliteit van de inspecties. Dit brengt mogelijke tekortkomingen met zich mee. De leden van de VVD-fractie stellen daarover de volgende vragen:
-
19.Hoeveel tijd in uren kost het om een inspectie bij een uitlener en inlener uit te voeren? Hoeveel capaciteit in uren is er nodig om die inspecties uit te voeren? Hoe veel tijd en capaciteit in uren vergen de drie verschillende audits: (i) audit voor toelating van uitleners, (ii) audit voor behoud van toelating van uitleners en
(iii) audit om inleners aan te nemen?
-
20.Hoeveel uitleners en hoe veel inleners telt Nederland? Hoe toereikend is de genoemde capaciteit in het licht van de genoemde aantallen aan uitleners en inleners?
-
21.Hoeveel werkuren en fte zijn er nodig voor een goede uitvoering van de wet? Is de beschikbare capaciteit in fte (90 fte + 45 fte voor de Arbeidsinspectie) toereikend genoeg, met name bij de invoering van de wet? Kan de regering helder inzicht bieden in de onderliggende berekening? Zo ja, hoe ziet de berekening eruit?
-
22.De regering heeft er in de opstartfase niet voor gekozen om de implementatie te voorzien van voldoende capaciteit. Wat zijn de voor- en nadelen van deze keuze ten opzichte van een scenario waarbij tijdelijk extra capaciteit wordt ingezet voor een adequate invoering, die later kan worden afgebouwd? Hoe verhouden beide scenario's tot elkaar?
23.Op basis van welke rekensom verwacht de regering dat de capaciteit binnen 2-4 jaar op orde is? Wat is er nodig om de capaciteit binnen twee jaar op orde te krijgen?
24.Tijdens de technische briefing van 13 mei 2025 gaf de Arbeidsinspectie aan dat uit een rapportage onder 1.300 uitzendbureaus blijkt dat bij 67 procent een overtreding geconstateerd is. Om welke specifieke overtredingen gaat het in deze constatering en in hoeverre zorgen de regels die in het voorliggende wetsvoorstel zijn opgenomen voor een reductie in het aantal overtredingen die geconstateerd zijn? En acht de regering deze resultaten representatief voor de uitzendsector en kunnen deze cijfers worden geëxtrapoleerd?
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar de tweejaarlijkse inspecties en de mogelijkheid tot zelfinspectie:
-
25.Tijdens de technische briefing van 13 mei 2025 is gesproken over het inzetten van de reeds beschikbare inspecterende instanties, zoals organisaties die nu inspecties uitvoeren op bijvoorbeeld brandblusapparatuur. Over welke organisaties gaat het concreet? Welke eisen worden aan deze instanties en inspecteurs gesteld en op welke wijze wordt geborgd dat zij geschikt zijn voor toezicht binnen de context van dit wetsvoorstel?
-
26.Hoeveel tijd kost het om deze organisaties op het geambieerde niveau 'inspectie-gereed' te maken voor wat betreft organisatie, bemensing en kwaliteit van werken?
27.In hoeverre wijken de voorgenomen tweejaarlijkse inspecties af van de inspectie die wordt uitgevoerd na inwerkingtreding van voorliggend wetsvoorstel?
28.Is zelfcertificatie in de wet opgenomen? Onder zelfcertificatie verstaan de leden van de VVD-fractie het volgende:
(i) Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt een verklaring op waarin wordt vastgelegd aan welke eisen een organisatie en/of uitlener moet voldoen.
(ii) Deze verklaring wordt jaarlijks schriftelijk door een statutair bestuurder van de organisatie en/of uitlener ondertekend.
(iii) Met ondertekening verklaart de organisatie en/of uitlener dat zij zich in het betreffende jaar heeft gehouden aan de gestelde eisen.
Zo nee, waarom niet en kan dat alsnog? Zo ja, hoe ziet dat eruit? En wat is de duur van de implementatie hiervan?
De VVD-fractie stelt de regering twee vragen over de inwerkingtreding van de wet en de wijze van communicatie richting de sector:
-
29.Wanneer worden alle betrokkenen geïnformeerd over de finale manier van implementeren?
-
30.Hoe wordt geborgd dat communicatie over het overgangsrecht helder is voor de sector? Welke rol heeft de overheid hierin?
De leden van de VVD-fractie hebben zorgen over de hoeveelheid kosten die met dit voorstel door het bedrijfsleven moet worden gedekt. Deze leden vragen de regering met een overzicht te komen over welke kosten dit gaat:
-
31.Kan de regering een inschatting maken van de kosten voor (mkb-)bedrijven bij uitvoering van deze wet. Zo ja, hoe ziet de inschatting eruit, onderverdeeld naar grootte (klein, midden en grootbedrijf), en per rol als uitlener en inlener? En welke kosten draagt het bedrijfsleven precies?
-
32.Hoe groot is naar schatting van de regering de groep bestaande ondernemingen voor wie het voldoen aan de waarborgsom van 100.000 euro een belemmering vormt?
-
33.In hoeverre acht de regering de waarborgsom van 50.000 euro voor startende ondernemingen haalbaar, specifiek voor kleinere ondernemingen?
-
34.Hoe groot acht de regering de kans dat bedrijven besluiten te stoppen met het ter beschikking stellen van arbeidskrachten als gevolg van de verplichting tot het storten van de waarborgsom?
De leden van de VVD-fractie onderstrepen dat een stabiel normenkader bijdraagt aan de implementatie van de wet:
-
35.In het licht hiervan zijn de leden van de VVD-fractie benieuwd naar de visie van de regering of er voornemens zijn om met een regelmatige frequentie het normenkader aan te passen? Zo ja, hoe frequent? Zo nee, waarom niet? Hoe zwaar moet een nieuwe norm zijn om het kader te wijzigen? Is er een minimumaantal van nieuwe normen waartoe kan worden besloten om het normenkader te wijzigen?
Vragen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie steunen het doel van dit wetsvoorstel, namelijk het aanpakken van malafide organisaties die arbeidsmigranten vaak willens en wetens op mensonterende wijze inzetten op de Nederlandse arbeidsmarkt. Het is -zoals onder andere ook naar voren is gekomen uit het rapport van de commissie Roemer7- helaas ook in ons land noodzakelijk gebleken om arbeidsmigranten tegen deze organisaties te beschermen. Deze leden hebben echter twijfels over de proportionaliteit, de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid van het voorliggende wetsvoorstel.
-
1.Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) heeft aanzienlijke kritiek geuit op dit wetsvoorstel, dat niet effectief zou zijn in het aanpakken van misstanden in de uitzendbranche en tot aanzienlijke extra regeldruk zou leiden voor bonafide bedrijven. Hoe beoordeelt de regering de neveneffecten van deze wet voor goedwillende ondernemingen, in het bijzonder in het MKB? Kan de regering daarbij reflecteren op de bezwaren van het ATR?
-
2.De leden van de CDA-fractie constateren dat het bereik van de Wtta vele malen groter is dan de problemen van slechte huisvesting, slechte arbeidsomstandigheden en onderbetaling van arbeidsmigranten waar dit wetsvoorstel op in wil grijpen. De Wtta zal namelijk ook gaan gelden voor bonafide ondernemingen, die personeel inlenen voor het hogere segment van de arbeidsmarkt en die dus niets met deze problematiek te maken hebben. Waarom is er niet voor gekozen om de wet uitsluitend van toepassing te laten zijn op de organisaties die werken met arbeidsmigranten aan de onderkant van de arbeidsmarkt? In hoeverre is hier rekening gehouden met de proportionaliteit van dit wetsvoorstel?
-
3.De misstanden die het wetsvoorstel als doel heeft aan te pakken zijn nu volgens de wet ook al verboden. Het gaat dus vooral om een handhavingsprobleem. Uit de technische briefing kwam naar voren dat er op dit moment nog onvoldoende capaciteit beschikbaar is om de wet te handhaven. Het lijkt erop alsof de komende jaren een enorme bureaucratie gaat worden opgetuigd om de verwachte instroom van deelnemers binnen het toelatingsstelsel op te vangen en de daarvoor benodigde extra inspectiecapaciteit op te voeren. Dit roept bij de leden van de CDA-fractie de vraag op of de RIECS (Regionale Informatie en Expertisecentra) die zich richten op de bestrijding van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit hier ook al niet mee bezig zijn, mede gelet op de toolkit die de RIECS voor de aanpak van misstanden rond arbeidsmigratie hebben ontwikkeld. Is het niet effectiever om de politie meer middelen voor handhaving te geven dan nu een heel nieuw stelsel van handhaving op te tuigen?
-
4.Tijdens de behandeling van dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer bleken de kosten die gemoeid zijn met het toelatingsstelsel en het handhaven daarvan veel hoger te zijn dan aanvankelijk werd verwacht, zowel voor de overheid als voor het bedrijfsleven. Denkt de regering dat de thans beschikbare budgetten toereikend zijn voor een adequate uitvoering van de wet?
Vragen van de D66-fractie
De leden van de fractie van D66 onderschrijven het doel van het wetsvoorstel Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (Wtta): het tegengaan van misstanden in de uitzend- en detacheringsbranche, het bevorderen van een gelijk speelveld tussen bonafide en malafide aanbieders, en het verbeteren van de rechtspositie en bescherming van werknemers - in het bijzonder arbeidsmigranten.
De bescherming van kwetsbare werknemers tegen uitbuiting en slechte werkomstandigheden is essentieel voor een eerlijke arbeidsmarkt. De kern van de wet - een verplicht toelatingsstelsel waarbij alleen gecertificeerde bedrijven arbeidskrachten mogen uitlenen - wordt dan ook gesteund door de leden van de D66-fractie. Tegelijkertijd is het belangrijk om ervoor te waken dat de wet in de praktijk uitvoerbaar en doelmatig is en geen onbedoelde negatieve neveneffecten heeft.
-
1.Het wetsvoorstel beoogt werknemers beter te beschermen, ook als een uitlener de toelating wordt ontzegd of ingetrokken. Hoe wordt gewaarborgd dat arbeidskrachten niet ineens zonder werk of inkomen komen te zitten bij intrekking of afwijzing van
de toelating? Is er voorzien in een vangnet of overgangsregeling voor de betrokken werknemers?
-
2.Detacheringsbureaus voor hooggekwalificeerde kennismigranten opereren vaak zorgvuldig en vallen nu ook onder deze wet. Hoe voorkomt de regering dat detacheringsbureaus voor kennismigranten - die vaak goed georganiseerd en zorgvuldig opereren - onevenredig worden geraakt door deze wet? Is de regering bereid sectorale uitzonderingen of differentiatie te overwegen waar het doel van de wet reeds geborgd is?
-
3.In sectoren met spoedeisende arbeidsbehoefte of in sectoren met specifieke deadlines kan de vaste beslistermijn voor toelating knellend zijn. Is de regering bereid te onderzoeken of de beslistermijn van acht weken in specifieke gevallen tijdelijk opgerekt of flexibel toepasbaar gemaakt kan worden, bijvoorbeeld via de AMvB-route?
-
4.Voor werkgevers en werknemers is rechtszekerheid in toelating en handhaving cruciaal. Hoe borgt de regering dat de toelatings- en handhavingssystematiek juridisch houdbaar en consistent wordt toegepast en dat er voldoende capaciteit is om te voorzien in een zorgvuldige bezwaar- en beroepsmogelijkheden bij onterechte intrekking of afwijzing?
-
5.De uitvoering vraagt veel capaciteit van uitvoeringsorganisaties én bedrijven. De regering investeert in personeel, maar er is nog een tekort aan capaciteit en ook aan deskundigheid. Hoe zorgt de regering voor voldoende en tijdige voorbereiding, capaciteit en ondersteuning bij uitvoerende organisaties zoals SNA, Inspectie SZW, IND en UWV? En welke maatregelen worden genomen om de regeldruk voor bonafide uitleners binnen de perken te houden?
-
6.Gezien de uitdagingen rond de implementatie is het belangrijk om realistisch te kijken naar het tijdpad van de wet. Hoe beoordeelt de regering de haalbaarheid van deze planning in het licht van de beperkte uitvoeringscapaciteit?
-
7.De wet biedt ruimte voor maatwerk via AMvB's, wat goed werkbaar moet worden ingericht. Hoe worden sectoren actief betrokken bij het vormgeven van deze uitzonderingen of aangepaste normen? Kan de regering aangeven hoe hij ervoor zal zorgdragen dat de invulling van deze AMvB's tijdig, transparant en uitvoerbaar is voor betrokken sectoren/branches. En heeft hij inmiddels hier ook overleg over gehad met de verschillende sectoren?
-
8.De werking van het stelsel zal nauwgezet gemonitord moeten worden op onbedoelde effecten. Hoe gaat de regering monitoren of het stelsel in de praktijk werkt zoals bedoeld? Is de regering bereid om snel en gericht bij te sturen - bijvoorbeeld door indien nodig tussentijds aanpassen van AMvB's of het actualiseren van het normenkader - als blijkt dat bepaalde onderdelen disproportionele of onvoorziene schade veroorzaken?
Vragen van de PVV-fractie
Dubbel toezicht en coördinatie
Tijdens het debat in de Tweede Kamer op 11 december 2024 stelt de minister van SZW dat de samenwerking tussen toezichthouders zoals de Arbeidsinspectie, Belastingdienst en gemeenten wordt versterkt.8 Echter, de leden van de PVV-fractie constateren dat een concrete beschrijving van taakverdeling of coördinatiestructuur ontbreekt.
Vraag 1
Op welke wijze wordt bij de uitvoering van het toelatingsstelsel voorkomen dat toezichts- en handhavingstaken van verschillende instanties overlappen of tegenstrijdig worden uitgevoerd?
Doorlooptijd toelatingsaanvragen
In zowel het wetsvoorstel zelf, als in de Handelingen wordt de opbouw van de toelatende instantie besproken, inclusief personeelsinzet (circa 150 fte), maar er wordt door de regering geen indicatie gegeven van de verwachte doorlooptijd voor het behandelen van toelatingsaanvragen.
Vraag 2
Wat is de verwachte gemiddelde en maximale doorlooptijd voor het afhandelen van toelatingsaanvragen zodra het stelsel operationeel is?
Spoedprocedure voor acute personeelsbehoefte
In de parlementaire behandeling ontbreekt een verwijzing naar een spoedprocedure voor toelating, ook niet bij sectoren met acute arbeidsmarktkrapte.
Vraag 3
Is er voorzien in een versnelde of spoedprocedure voor toelating van uitleners in geval van acute personeelstekorten in vitale sectoren?
Administratieve lasten kleine ondernemingen
In het wetsvoorstel wordt het normenkader beschreven, inclusief verplichtingen rondom registratie, woningkwaliteit en fiscale naleving. Deze verplichtingen kunnen voor kleine uitleners en inleners onevenredig belastend zijn, maar een gedifferentieerde benadering ontbreekt.
Vraag 4
Welke maatregelen worden getroffen om de administratieve en financiële lasten van het toelatingsstelsel voor kleine uitleners en inleners proportioneel te houden?
Vaste waarborgsom voor alle uitleners
Tijdens het debat in de Tweede Kamer verdedigt de minister de keuze voor een vaste waarborgsom van 100.000 euro9, maar gaat niet in op de mogelijkheid van differentiatie naar bedrijfsomvang.
Vraag 5
Is onderzocht of een proportioneel systeem van financiële zekerheidsstelling mogelijk is, bijvoorbeeld afhankelijk van omzet of personeelsomvang, om onnodige toegangsdrempels voor kleine en middelgrote uitleners te vermijden?
Handhaving bij niet-toegelaten uitleners
In het wetsvoorstel is opgenomen dat uitleners alleen arbeidskrachten ter beschikking mogen stellen indien zij daartoe toegelaten zijn. De leden van de PVV-fractie merken echter op dat in de parlementaire stukken de beschrijving ontbreekt van handhavingsmechanismen indien niet-toegelaten uitleners toch actief zijn.
Vraag 6
Welke specifieke handhavingsmaatregelen worden getroffen tegen uitleners die zonder toelating arbeidskrachten ter beschikking stellen, en hoe wordt dit in de praktijk gecontroleerd?
ICT-ondersteuning van toelatingsproces
Ten slotte constateren deze leden dat in de stukken een verwijzing ontbreekt naar benodigde digitale systemen voor aanvraagverwerking, toezicht en communicatie tussen betrokken instanties.
Vraag 7
Welke ICT-systemen worden ontwikkeld of aangepast ten behoeve van de uitvoering van het toelatingsstelsel, en is tijdige realisatie daarvan gegarandeerd?
Vragen van de ChristenUnie-fractie
De leden van de fractie van de Christenunie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben de volgende vragen. Deze leden constateren dat in het nieuwe stelsel uitleners alleen nog maar een toelating kunnen geven als ze voldoen aan de eisen binnen het nieuwe normenkader en een waarborgsom betalen. Dit is voor starters 50.000 euro en bouwt na een halfjaar op naar 100.000 euro, en komt na vier jaar te vervallen.
-
1.Waarom is er gekozen voor deze bedragen?
-
2.Is er in voorbereidend overleg met marktpartijen gesproken over de gevolgen van dit bedrag voor de kleinere bedrijven die als uitleners worden gedefinieerd?
-
3.Wat gebeurt er met de waarborgsom in het geval dat een uitlener zijn toelating wordt ontnomen? Bij welke instantie komt dit terecht, en wat doen zij met het geld dat niet teruggegeven wordt?
-
4.Dienen alle toetredende uitleners de waarborgsom te betalen, ook degenen die al SNA-gecertificeerd zijn? Wat zijn hierbij de criteria?
Verder hebben de leden van de fractie van de ChristenUnie vragen over de
uitvoeringspraktijk van de periodieke inspecties, in het bijzonder voor uitzendbureaus die arbeidsmigranten huisvesten.
-
5.Op welke wijze wordt getoetst of de huisvesting voldoet aan de gestelde eisen binnen het normenkader?
-
6.Is er bij de inspectie-instellingen voldoende capaciteit om, naast het controleren van de bedrijfsvoering van de uitleners, ook de huisvesting te inspecteren?
-
7.Genieten werknemers bescherming als een uitlener zijn toelating kwijtraakt? Wat gebeurt er in het geval dat deze uitlener de huisvesting van deze werknemers verzorgt?
Ook hebben deze leden vragen over de tijdlijn van de invoering van het toelatingsstelsel en de rol van het keurmerk van Stichting Normering Arbeid (SNA) hierbij.
-
8.In de presentatie van de technische briefing op 13 mei 2025 staat dat uitleners zich vanaf 1 november 2026 kunnen aanmelden voor de overgangsregeling. Uitleners zonder SNA-keurmerk moeten voor ze zich aanmelden eerst een SNA-keurmerk aanvragen. Verderop in de tijdlijn staat dat (vanaf 1 mei 2027) ook uitleners zonder SNA-keurmerk een toelating kunnen aanvragen. Dit lijkt tegenstrijdig; kan de regering dit ophelderen?
-
9.Kan de regering uitleggen waarom het nog nodig is om SNA-gecertificeerd te zijn terwijl dit geen onderdeel meer uitmaakt van het normenkader?
-
10.Wordt het SNA-keurmerk op termijn afgeschaft - nadat de overgang naar het toelatingsstelsel is voltooid?
De leden van de fractie van de Christenunie begrijpen dat er in Nederland met name veel uitleners en inleners zijn, meer dan in omringende landen.
-
11.Is er een verklaring voor dat verschil?
-
12.Ervaren de ons omringende landen dezelfde problemen met (uitbuiting van) arbeidsmigranten? Als dat niet zo is: kunnen we in dit nieuwe stelsel iets leren van omringende landen in Europa?
Vragen van de Volt-fractie
De leden van de Volt-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (Wtta) en hebben enkele vragen over de wet.
De Wtta richt zich primair op het aanpakken van malafide uitleners en gaat daarbij uit van een verplicht toelatingssysteem met zware eisen (zoals VOG en financiële zekerheid). Hoewel dit legitiem lijkt gezien de misstanden in de sector, kunnen de vele bonafide ondernemers deze wet zien als wantrouwend en belastend. Wat gaat de regering doen om te zorgen dat dit nieuwe systeem niet uitgaat van wantrouwen?
In de Wtta is het overleggen van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) voor rechtspersonen een verplicht onderdeel van het toelatingsproces voor uitleners. Deze verplichting geldt voor alle in Nederland gevestigde uitleners die arbeidskrachten ter beschikking stellen. De leden van de Volt-fractie willen graag van de regering weten of in het verleden is gebleken dat alle malafide uitleners niet zouden kunnen beschikken over een VOG en bonafide uitleners wel? Is het hebben van een VOG een betrouwbare indicator? En kan je op basis van het niet hebben van een VOG automatisch concluderen dat een uitlener zich niet aan de wet houdt of zal houden?
De internetconsultatie heeft reacties opgeleverd van diverse organisaties, waaronder werkgeversorganisaties en brancheverenigingen. Er is ook aandacht gevraagd voor de stem van werknemers en arbeidsmigranten. Kan de regering aangeven hoe vakbonden en vertegenwoordigers van arbeidsmigranten betrokken zijn bij de totstandkoming van de wet en hoe zij betrokken worden bij de uitvoering en handhaving van de wet?
Voor kleine uitleners of nieuwe ondernemers kan de wet ervaren worden als complex en kunnen eisen als de financiële zekerheid of certificering onbegrijpelijk of onhaalbaar lijken. Wat gaat de regering doen om te zorgen dat kleine en nieuwe uitleners met de wet uit de voeten kunnen?
Collegiale uitleen
De wet maakt een uitzondering voor collegiale uitleen. Wat precies onder collegiale uitleen valt, wordt nog verder uitgewerkt in lagere regelgeving. In de publieke sector, het onderwijs en de zorg- & welzijnssector vinden geregeld collegiale uitleen plaats, onder andere als middel tegen het personeelstekort. Worden deze sectoren uitgezonderd voor een vergunning? Zo niet, hoe ziet de regering de Wtta in verhouding tot de creatieve oplossingen die er zijn opgetuigd in deze sectoren in de strijd tegen de personeelstekorten? Hoe gaat de regering voorkomen dat door invoering van de Wtta de personeelstekorten oplopen in de tekortsectoren? Hoe gaat de regering voorkomen dat de administratieve lasten in deze sectoren door de Wtta niet nog verder oplopen?
Handhaving en uitvoerbaarheid
Met de invoering van de wet wordt een nieuwe uitvoeringsorganisatie opgetuigd, de Toelatende Instantie (TI). De leden van de Volt-fractie vragen de regering hoe dit zich verhoudt tot de taakstelling die de regering heeft opgelegd aan het ambtenarenapparaat.
Europese arbeidsmarkt
De wet is ook van toepassing op buitenlandse uitleners. Hoe gaat de regering erop toezien dat alle buitenlandse uitleners over een vergunning beschikken? Hoe voorkomt de regering dat de wet wordt ontweken via buitenlandse constructies? Kan de regering aangeven hoe de wet aansluit bij wet- en regelgeving op dit terrein van de aangrenzende landen? Hoe zorgt de regering ervoor dat de wet het vrije verkeer van arbeid niet belemmert? Is de vergunningsplicht ook verplicht voor Nederlandse uitleners die personeel uitlenen aan organisaties buiten Nederland? Welke effect zal de invoering van de wet hebben op de grensregio's?
De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien de nota naar aanleiding van het verslag met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken.
De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Vos
De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Van der Bijl
15
Kemperman (Fractie-Kemperman), Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Van Gasteren (BBB), Van Wijk (BBB), Vos (GroenLinks-PvdA (voorzitter), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Fiers (GroenLinks-PvdA), Roovers (GroenLinks-PvdA), Petersen (VVD), Geerdink (VVD), Van Ballekom (VVD), Bakker-Klein (CDA), Bovens (CDA), Moonen (D66) (ondervoorzitter), Belhirch (D66), Bezaan (PVV), Koffeman (PvdD), Nanninga (JA21), Van Apeldoorn (SP), Huizinga-Heringa (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)
Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten, Geen tweederangsburgers. Aanbevelingen om misstanden bij arbeidsmigranten in Nederland tegen te gaan (30 oktober 2020). Kamerstukken II, 2020-2021, 29 861, nr. 53, bijlage nr. 953505.
https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2024/10/21/kabinet-zet-stap-met-verbeteren-aanpak-
Kamerstukken II, 2024-2025, 36446, nr. 8.
Kamerstukken II, 2024-2025, 36446, nr. 29.
Kamerstukken II, 2024-2025, 36446, nr. 59.
Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten, Geen tweederangsburgers. Aanbevelingen om misstanden bij arbeidsmigranten in Nederland tegen te gaan (30 oktober 2020). Kamerstukken II, 2020-2021, 29 861, nr. 53, bijlage nr. 953505.
Kamerstukken II, 2024-2025, nr. 35, item 14, blz. 6.