De waarde van geduldig papier - Hoofdinhoud
Een aantal jaren geleden stootte ik op de merkwaardige ontdekking dat het Duitse presidentschap in de Republiek van Weimar (1918–1933) sterk leek op het Franse presidentschap van na 1958. In beide gevallen was er bovendien sprake van een Kanzler, respectievelijk premier ministre met een relatief zwakke positie tegenover het staatshoofd.1)
Wat daar zo merkwaardig aan was: de Duitse constructie werd na de Tweede Wereldoorlog gezien als niet voor herhaling vatbaar, want die zou hebben bijgedragen aan de totstandkoming van het Nazi-regime. Er kwam dus een stelsel met een relatief zwakke president en een sterke Bundeskanzler. In Frankrijk ging het precies andersom. Onder leiding van Charles de Gaulle werd de versnipperde en instabiele Vierde (parlementaire) Republiek vervangen door de presidentiële Vijfde Republiek met een sterke president. Wat in Duitsland was afgewezen werd in Frankrijk gezien als de weg naar stabiele democratische verhoudingen en zo werkte het ook. Om de ironie van de geschiedenis nog wat verder op te voeren: de instabiele Franse Vierde Republiek leek vrij veel op het Nederlandse grondwettelijke bestel. Het functioneerde daar niet maar bij ons wel.
Natuurlijk moeten allerlei culturele en historische factoren in deze drie landen in rekening worden gebracht voor een weloverwogen oordeel. Maar, één conclusie drong zich op: elke grondwet kan orde scheppen in de politiek, maar zij moet wel betrekkelijk algemeen worden aanvaard en ondersteund. De grondwet van Weimar was niet de slechte tekst waarvoor hij na 1945 werd gehouden. Het probleem was dat de Duitse democratie door belangrijke maatschappelijke groeperingen – adel, krijgsmacht, ambtenarij – niet werd geaccepteerd. Het zelfde gold voor de Franse Vierde Republiek, die in de jaren vijftig niet meer werd aanvaard. Die aanvaarding was er wel bij het naoorlogse Duitse Grundgesetz evenals bij de constitutie van De Gaulle’s Vijfde Republiek.
Met andere woorden: elke grondwet blijft geduldig papier, tenzij erin wordt geloofd door de bevolking en haar belangrijkste machtsgroeperingen. Dat wil niet zeggen, dat een grondwet er niet toe doet. Zij heeft haar oriënterende en kritische taak in alle omstandigheden; zij is tegelijk waarschuwing tegen mogelijk onheil. Maar, tegen massaal ongeloof en onwillige macht is zij niet opgewassen.
Het was die waarneming die reden was voor mijn scepsis, toen in januari van 2024 een ‘gezamenlijke basislijn’ tot stand kwam voor een mogelijke coalitie van PVV, VVD, NSC en BBB, waarin de betrokken partijen hun geloof in de democratische rechtsstaat uitspraken. Op die tekst was weinig aan te merken, maar om te geloven dat daarom een kabinet van deze vier een waarborg zou zijn voor behoud van de rechtsstaat was al te naïef. Toch verklaarden zich niet alleen BBB en VVD maar ook NSC, de meest kritische van het stel, akkoord met de basislijn en daarmee met verder werken aan een kabinet.
Op zijn minst was er reden voor het vermoeden dat de gezamenlijke basislijn geduldig papier zou blijven. Een mooie tekst verliest immers elke betekenis als er in de praktijk niet in wordt geloofd en naar gehandeld. Dat vermoeden kreeg al bevestiging in het ‘Akkoord op hoofdlijnen’ bij het onderdeel asiel en migratie. Vooral het gedrag van Wilders en zijn partijgenoten daarna dweilde met de basislijn de vloer aan. Het NSC had gedacht de ramp ook nog te bestrijden door Wilders niet te accepteren als premier van het nieuwe kabinet. Vergeefs, want Wilders nam de vrijheid als Kamerlid voor zijn ondermijnende X-berichten.
Had hij dan premier moeten worden? Nee, want Nederland zou al zijn gezag in Europees verband hebben verloren, zoals dat nu geldt voor Hongarije. Hij mist bovendien de tact en schranderheid die de Italiaanse premier Giorgia Meloni kenmerkt, daargelaten dat zij afkomstig is uit een grote lidstaat van de Europese Unie. Wat niet wegneemt dat ook in de Italiaanse democratie ‘de kanarie in de kolenmijn zingt’. De methoden om Wilders ongevaarlijk te maken waren gedoemd te mislukken; de enige die in staat bleek Wilders ongevaarlijk te maken bleek hijzelf.
Misschien dat de les nu is geleerd: vertrouwen op geduldig papier alleen is onvoldoende om de democratie voor onheil te behoeden. Gewerkt moet worden aan behoud en herstel van het geloof in de democratie en het democratisch compromis in de bevolking als geheel.
-
1)Joop van den Berg, ‘Das Staatsoberhaupt, gekrönt oder ungekrönt. Der Niederländische König und der deutsche Bundespräsident im Vergleich’, in: Friso Wielenga und Markus Wilp (hrsg.), Unruhige Zeiten. Jahrbuch des Zentrums für Niederlande-Studien 2016/17, 95–112.