Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van A&M over mogelijkheden om antisemitisme als weigerings- of intrekkingsgrond zwaarder mee te wegen - Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met aanscherping van het openbare ordebeleid voor criminele vreemdelingen - Hoofdinhoud
Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. F toegevoegd aan wetsvoorstel 36196 - Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met aanscherping van het openbare ordebeleid voor criminele vreemdelingen i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met aanscherping van het openbare ordebeleid voor criminele vreemdelingen; Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van A&M over mogelijkheden om antisemitisme als weigerings- of intrekkingsgrond zwaarder mee te wegen |
---|---|
Documentdatum | 18-06-2025 |
Publicatiedatum | 18-06-2025 |
Nummer | KST1200868 |
Kenmerk | 36196, nr. F |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2024-2025
36 196 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met
aanscherping van het openbare ordebeleid voor criminele vreemdelingen
F VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 17 juni 2025
De vaste commissie voor Immigratie en Asiel / JBZ-Raad1 heeft schriftelijk overleg gevoerd met de minister van Asiel en Migratie over mogelijkheden om antisemitisme als weigerings- of intrekkingsgrond zwaarder mee te wegen. Bijgaand brengt de commissie hiervan verslag uit. Dit verslag bestaat uit:
De uitgaande brief van 1 april 2025. De antwoordbrief van 17 juni 2025.
De griffier van de vaste commissie voor Immigratie Asiel / JBZ-Raad,
Dragstra
BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL / JBZ-RAAD Aan de minister van Asiel en Migratie
Den Haag, 1 april 2025
De leden van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad (I&A/JBZ) hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 6 maart 20252, waarbij u - conform toezegging3 - de Kamer een afschrift van de brief aan de Tweede Kamer doet toekomen waarbij wordt ingegaan op de uitwerking van de motie van het Tweede Kamerlid Van Dijk c.s. over mogelijkheden verkennen om antisemitisme als weigerings- of intrekkingsgrond zwaarder mee te wegen.4 De leden van de fractie van de SGP hebben met interesse deze brief gelezen en hebben de regering enkele vragen te stellen.
De leden van de fractie van de SGP verwijzen naar de volgende passages uit bedoelde brief:
“Ik kan u meedelen dat er binnen de huidige procedures, van het verblijfsrecht en naturalisatie, al ruimte bestaat voor het meewegen van antisemitisme en dat hier ook al op wordt ingezet, in lijn met de geest van de motie-Van Dijk. Het moet daarbij wel gaan om vreemdelingen die veroordeeld zijn of verdacht worden van een specifiek discriminatiedelict of een commuun delict met een discriminatieaspect, waarbij antisemitisme een rol speelt. ”
en
"Als een vreemdeling veroordeeld is voor een delict waarbij antisemitisme een rol speelt, kan zijn verblijfsvergunning al ingetrokken of afgewezen worden.".
De leden van de fractie van de SGP merken op dat er helaas (islamitische) landen zijn waar antisemitisme niet strafbaar is omdat dit van overheidswege juist wordt aangemoedigd. Zo geldt er in Irak sinds 2022 een wet die het strafbaar stelt om diplomatieke, politieke, militaire, economische, culturele of andersoortige banden met Israël te onderhouden. De Iraanse overheid bedrijft Holocaustontkenning via de Islamic Propaganda Organization en Ayatollah Ali Khamenei staat erom bekend ieder jaar - in aanloop naar de jaarlijkse nationale Holocaustherdenkingsdag op 27 januari - de Holocaust te ontkennen.
De leden van de fractie van de SGP zijn bezorgd dat juist personen uit landen waar antisemitisme de norm is, een bedreiging kunnen vormen voor de Nederlandse Joden. Vandaar dat deze leden de navolgende vragen wensen te stellen.
land van herkomst geen betrouwbare toetssteen voor antisemitische gevoelens is?
-
-Op welke wijze wordt antisemitisch gedachtegoed getoetst voor asielzoekers of immigranten uit landen waar antisemitisme niet strafbaar is?
-
-Is de regering bereid om - in het licht van de voormelde motie van het Tweede Kamerlid Van Dijk - mogelijkheden te onderzoeken om het lidmaatschap van antisemitische bewegingen of organisaties als weigerings- of intrekkingsgrond voor een verblijfsvergunning mee te wegen?
De leden van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel / JBZ-Raad zien uw beantwoording met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen 4 weken na dagtekening van deze brief.
A.W.J.A. van Hattem
Voorzitter van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel / JBZ-Raad
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ASIEL EN MIGRATIE
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 juni 2025
De leden van de fractie van de SGP hebben naar aanleiding van mijn brief van 6 maart 20255, waarbij wordt ingegaan op de uitwerking van de motie van het Tweede Kamerlid Van Dijk c.s. over mogelijkheden verkennen om antisemitisme als weigerings- of intrekkingsgrond zwaarder mee te wege, nog een drietal vragen gesteld. Deze zal ik hieronder beantwoorden.
Is de regering met genoemde leden van mening dat alleen een strafrechtelijke veroordeling waarbij antisemitisme een rol speelt in het land van herkomst geen betrouwbare toetssteen voor antisemitische gevoelens is?
Antwoord
Gelet op de context interpreteer ik de vraag aldus, dat toepassing van het criterium dat er een strafrechtelijke veroordeling moet zijn om een verblijfsvergunning te kunnen weigeren, geen betrouwbaar criterium is wanneer het gaat om het uiten van antisemitische gevoelens omdat dit in lang niet alle herkomstlanden van aanvragers van de verblijfsvergunning strafbaar is. Mijn antwoord is dan bevestigend.
Op welke wijze wordt antisemitisch gedachtegoed getoetst voor asielzoekers of immigranten uit landen waar antisemitisme niet strafbaar is?
Antwoord:
Zoals in de Kamerbrief van 6 maart 2025 is aangegeven kan antisemitisch gedachtegoed, in het kader van een discriminatiedelict, worden betrokken bij verblijfrechtelijke procedures. Hiervoor is echter wel een (onherroepelijke) strafrechtelijke veroordeling nodig. Het feit dat het uitdragen van dergelijk gedachtegoed in het land van herkomst niet strafbaar is, is niet relevant als er wel sprake is van een veroordeling in Nederland, dan wel een ander land.
Daarnaast is het uitdragen van antisemitisch gedachtegoed een element dat beoordeeld kan worden bij visum-of toegangsprocedures voor kortdurend verblijf in lijn met het beleid om extremistische sprekers te weren, zoals al is aangegeven in bovengenoemde Kamerbrief. Een strafrechtelijke veroordeling waarbij antisemitisme een rol speelt, is daarvoor geen vereiste. Het feit dat het uitdragen van dergelijk gedachtegoed in het land van herkomst niet strafbaar is, is daarbij ook niet leidend. Mocht zo'n spreker specifiek voor dat doel een verblijfsvergunning in Nederland willen aanvragen, dan zal worden bezien of de aanvraag op grond van een gevaar voor de openbare orde kan worden afgewezen. Dit is op grond van artikel 3.78 van het Vreemdelingenbesluit 2000 in zeer bijzondere gevallen wellicht mogelijk indien er geen strafrechtelijke veroordeling is. Het zou kunnen gaan om een derdelander die in het land van herkomst zeer ernstige discriminerende uitingen heeft gedaan die daar niet strafbaar zijn en in Nederland wel zouden zijn en die een Nederlandse verblijfsvergunning aanvraagt met als doel om hier deze uitlatingen te verspreiden, waarbij er een zeer grote kans bestaat dat die uitingen tot grote maatschappelijke onrust zouden leiden. Toelating tot Nederland zou dan mogelijk als een gevaar voor de openbare orde kunnen worden beschouwd. De marges van bovengenoemd artikel 3.78 zijn echter buitengewoon klein.
Is de regering bereid om - in het licht van de voormelde motie van het Tweede Kamerlid Van Dijk mogelijkheden te onderzoeken om het lidmaatschap van
antisemitische bewegingen of organisaties als weigerings- of intrekkingsgrond voor een verblijfsvergunning mee te wegen?
Antwoord
Zoals al in de Kamerbrief van 6 maart 2025 is aangegeven, is het in het verblijfsrecht in beginsel niet mogelijk om zonder veroordeling van een uitings-of commune delict gevolgen te verbinden aan iemands uitingen of opvattingen. Het enkele lidmaatschap van een antisemitische beweging is dus niet voldoende. Het apart onderscheiden van antisemitisme, ook het lidmaatschap van een dergelijke beweging, zou breken met het grondwettelijke uitgangspunt dat er geen onderscheid wordt gemaakt in discriminatiegronden. Mocht de antisemitische beweging of organisatie zijn opgenomen op VN-, EU- of nationale (sanctie)lijsten als terroristische organisatie, dan wordt dit vanzelfsprekend nader onderzocht en meegewogen in de besluitvorming.
De minister van Asiel en Migratie,
-
D.M. van Weel
5
Marquart Scholtz (BBB), Griffioen (BBB), Karimi (GroenLinks-PvdA), Lagas (BBB), Kemperman (Fractie-Kemperman), Veldhoen (GroenLinks-PvdA), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Recourt (GroenLinks-PvdA), Kaljouw (VVD), Meijer (VVD), Van Toorenburg (CDA), Bakker-Klein (CDA), Dittrich (D66), Croll (D66), Aerdts (D66) (ondervoorzitter), Van Hattem (PVV) (voorzitter), Koffeman (PvdD), Nanninga (JA21), Janssen (SP), Huizinga-Heringa
(CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)
Kamerstukken I 2024/25, 36 196, E.
T03943 - Toezegging Toezending brief inzake Motie Van Dijk inzake antisemitisme.
Kamerstukken II 2023/24, 36 196, nr. 10.