Artikelen bij COM(2025)409 - Jaarverslag van de Europese Commissie over de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten voor het jaar 2023 - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2025)409 - Jaarverslag van de Europese Commissie over de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten voor het jaar 2023. |
---|---|
document | COM(2025)409 ![]() ![]() |
datum | 18 juli 2025 |
Brussel, 18.7.2025
COM(2025) 409 final
VERSLAG VAN DE COMMISSIE
Jaarverslag van de Europese Commissie over de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten voor het jaar 2023
VERSLAG VAN DE COMMISSIE
Jaarverslag van de Europese Commissie over de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten voor het jaar 2023
Inhoudsopgave
1. INLEIDING
2. RECHTSGROND
3. METHODE EN ONTVANGEN INFORMATIE
4. DE OFFSHORE OLIE- EN GASSECTOR IN DE EUROPESE UNIE
4.1 Installaties en productie
4.2 Offshore-inspecties, -onderzoeken, -handhavingsacties en -regelgevingskader
5. INCIDENTEN EN VEILIGHEIDSPRESTATIES
6. CONCLUSIES
1. INLEIDING
Sinds 2016 publiceert de Europese Commissie een jaarverslag over de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten in de EU.
Richtlijn 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van Richtlijn 2004/35/EG 1 (“richtlijn offshoreveiligheid”) vormt de rechtsgrond voor dit verslag. Met deze richtlijn wordt gestreefd naar een hoog veiligheidsniveau bij offshore olie- en gasactiviteiten voor:
I.werknemers
II.het milieu
III.offshoreplatforms en -uitrusting
IV.economische activiteiten zoals visserij en toerisme.
De richtlijn, zoals door de lidstaten uitgevoerd, helpt bij:
I.het voorkomen van zware ongevallen en incidenten
II.het verminderen van het aantal incidenten
III.het zorgen voor een doeltreffende follow-up van ongevallen en incidenten om de ernst van de gevolgen ervan te verminderen.
Net als de vorige verslagen bevat dit jaarverslag ook:
I.gegevens over het aantal en het type installaties in de EU
II.informatie over veiligheidsincidenten in deze installaties
III.een beoordeling van de veiligheidsprestaties van de offshore olie- en gasactiviteiten.
Het verslag bestrijkt nu een periode van acht jaar en vormt een inventaris van de veiligheidsprestaties van de offshore olie- en gasactiviteiten van de lidstaten.
Dit verslag is gebaseerd op de jaarverslagen en gegevens die door de lidstaten zijn ingediend conform de richtlijn offshoreveiligheid.
Er zijn 164 offshore olie- en gasinstallaties in de Middellandse Zee, 136 in de Noordzee en de Atlantische Oceaan, 9 in de Zwarte Zee en 4 in de Oostzee. In 2023 hebben de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de veiligheid van 388 offshore-installaties in hun rechtsgebied geïnspecteerd. De landen meldden geen zware ongevallen.
Het aantal incidenten is gestegen van 37 in 2022 tot 44 in 2023.
2. RECHTSGROND
Overeenkomstig artikel 25 van de richtlijn offshoreveiligheid moet de Commissie een jaarverslag over de veiligheid en de milieueffecten van offshore olie- en gasactiviteiten publiceren. Dit verslag is gebaseerd op de afzonderlijke jaarverslagen die de lidstaten bij de Commissie moeten indienen. In bijlage IX, punt 3, van de richtlijn is bepaald welke informatie de jaarverslagen ten minste moeten bevatten:
I.het aantal, de leeftijd en de locatie van de installaties;
II.het aantal en type uitgevoerde inspecties en onderzoeken, naast eventuele dwingende maatregelen of veroordelingen;
III.incidenten die zich hebben voorgedaan;
IV.grote veranderingen in het offshoreregelgevingskader;
V.prestaties van de offshore olie- en gasactiviteiten.
De lidstaten hebben tot 1 juni van het jaar volgend op de verslagperiode (bv. 1 juni 2024 voor 2023) om de vereiste informatie te publiceren en in te dienen.
De lidstaten moeten de informatie indienen aan de hand van de modellen die zijn vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1112/2014 van de Commissie van 13 oktober 2014 2 . De modellen stellen:
I.exploitanten en eigenaars van offshore olie- en gasinstallaties in staat om informatie uit te wisselen inzake grotegevarenindicatoren;
II.lidstaten in staat informatie inzake grotegevarenindicatoren te publiceren.
In een richtsnoer 3 wordt specifieke informatie over de uitvoeringsverordening verstrekt en wordt uitgelegd hoe de rapporteringsmodellen moeten worden gebruikt.
3. METHODE EN ONTVANGEN INFORMATIE
De lidstaten moeten duidelijk omschreven informatie verstrekken over veiligheidsincidenten in de offshore olie- en gassector, met gebruikmaking van de modellen. De gegevens moeten informatie bevatten over de offshore olie- en gasinstallaties in de EU, zoals aantal, type, locatie en leeftijd. In de verslagen van de lidstaten moet ook informatie worden verstrekt over het aantal: i) offshore-inspecties, -onderzoeken en -handhavingsacties; ii) incidenten per categorie; en iii) letsels.
Voor dit jaarverslag heeft de Commissie gebruikgemaakt van informatie die is verstrekt door Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Kroatië, Letland, Malta, Nederland, Polen, Portugal, Roemenië, Spanje en Zweden. Andere lidstaten waren niet actief in de offshore olie- en gassector of hebben geen informatie ingediend. Alle lidstaten met offshore olie- en gasactiviteiten verklaarden alle vereiste informatie over alle installaties te hebben ingediend.
4. DE OFFSHORE OLIE- EN GASSECTOR IN DE EUROPESE UNIE
4.1 Installaties en productie
De lidstaten hebben in 2023 melding gemaakt van 313 installaties in EU-wateren (zie tabel 1):
·De meeste offshore-installaties 4 bevonden zich in de Middellandse Zee. Italië is het actiefst (45 % van de installaties in EU-wateren) gevolgd door Kroatië.
·In de Noordzee en de Atlantische Oceaan bevonden de meeste installaties (ongeveer 37 % van de installaties in EU-wateren) zich in het Nederlandse deel van de Noordzee (bekend als de exclusieve economische zone van Nederland).
·In de Zwarte Zee heeft Roemenië een reeds lang gevestigde offshore olie- en gasindustrie. Bulgarije heeft de exploratie van offshorekoolwaterstoffen voortgezet, hoewel de productie met één installatie nog zeer bescheiden is.
·In de Oostzee beschikt alleen Polen over offshore-installaties.
Tabel 1: Installaties op 1 januari 2023: type installatie, per gebied en lidstaat
Gebied | Land | Type installatie (*) | |||||
FMI | NUI | FNP | FPI | Totaal (gebied/land) | Verschil t.o.v. 2022 | ||
Oostzee | 3 | 1 | 0 | 0 | 4 | -- | |
Polen | 3 | 1 | 0 | 0 | 4 | -- | |
Zwarte Zee | 5 | 4 | 0 | 0 | 9 | +1 | |
Bulgarije | 0 | 1 | 0 | 0 | 1 | -- | |
Roemenië | 5 | 3 | 0 | 0 | 8 | +1 | |
Middellandse Zee | 15 | 147 | 0 | 2 | 164 | 0 | |
Kroatië | 2 | 17 | 0 | 0 | 19 | -- | |
Griekenland | 1 | 1 | 0 | 0 | 2 | -- | |
Italië | 11 | 127 | 0 | 2 | 140 | -- | |
Spanje | 1 | 2 | 0 | 0 | 3 | 0 | |
Noordzee en Atlantische Oceaan | 39 | 92 | 5 | 0 | 136 | +1 | |
Denemarken | 7 | 11 | 1 | 0 | 19 | -- | |
Duitsland | 1 | 1 | 0 | 0 | 2 | -- | |
Ierland | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | -2 | |
Nederland | 31 | 80 | 4 | 0 | 115 | +3 | |
Totaal (type installatie) | 62 | 244 | 5 | 2 | 313 | +2 |
(*) FMI: vaste bemande installatie; FNP: vaste niet-productie-installatie; FPI: drijvende productie-installatie; NUI: doorgaans onbemande installatie. |
Meer dan de helft van de offshore-installaties is tussen 1980 en 2000 in gebruik genomen; in 2023 is er één nieuwe vaste installatie in gebruik genomen. Sinds 2010 is de ontwikkeling van nieuwe productie-installaties merkbaar afgenomen in de Noordzee en de Atlantische Oceaan.
Ongeveer 74 % van de olie- en gasproductie in de EU (15 518 kiloton olie-equivalent (“ktoe”)) wordt in de Noordzee en de Atlantische Oceaan geproduceerd (zie tabel 2). De grootste producenten in die wateren zijn Nederland en Denemarken. Italië en Kroatië zijn de grootste producenten in de Middellandse Zee. Griekenland en Spanje hebben niets geproduceerd. In de Zwarte Zee heeft alleen Roemenië een noemenswaardige olie- en gasproductie.
Tabel 2: Offshore olie- en gasproductie in de EU in ktoe in 2023
Gebied | Land | ktoe | % van EU-totaal | Verschil in % t.o.v. 2022 |
Oostzee | 284 | 1,8 % | +4,7 % | |
Polen | 284 | 1,8 % | +4,7 % | |
Zwarte Zee | 1786 | 11,5 % | +93,7 % | |
Bulgarije | 7 | 0,0 % | -50,3 % | |
Roemenië | 1778 | 11,5 % | +96,1 % | |
Middellandse Zee | 1897 | 12,2 % | -8,3 % | |
Kroatië | 193 | 1,2 % | -2,3 % | |
Griekenland | 60 | 0,4 % | -- | |
Italië | 1645 | 10,6 % | -12,1 % | |
Spanje | 0 | 0,0 % | -- | |
Noordzee en Atlantische Oceaan | 11552 | 74,4 % | -11,2 % | |
Denemarken | 4700 | 30,3 % | +6,0 % | |
Duitsland | 706 | 4,5 % | -6,5 % | |
Nederland | 6146 | 39,6 % | -21,3 % | |
Totaal | 15 518 | 100 % | -4,6 % |
De productie steeg in Roemenië (+ 96 %), Denemarken (+ 6 %) en Polen (+ 4,7 %), maar daalde in alle andere lidstaten, met name in Nederland (voortzetting van de trend van 2022) en Bulgarije. Griekenland heeft de productie in 2022 stopgezet. Spanje heeft niets geproduceerd. Ten opzichte van de productie in de lidstaten in 2021 was er een algeheel productieverlies van 4,6 % (ongeveer 746 ktoe) in de EU in 2023.
Van de totale productie in de EU, gemeten in ktoe, bestond 67 % uit gas en 33 % uit olie. Met 3 410 ktoe was Denemarken de belangrijkste olieproducent, gevolgd door Duitsland (698 ktoe), Italië (380 ktoe), Polen (260 ktoe), Nederland (265 ktoe) en Griekenland (50 ktoe).
4.2 Offshore-inspecties, -onderzoeken, -handhavingsacties en -regelgevingskader
De bevoegde autoriteiten in de lidstaten hebben de offshore-installaties in hun rechtsgebied in 2023 regelmatig geïnspecteerd (zie tabel 3). Hoe meer installaties een land had, hoe meer inspecties het gewoonlijk uitvoerde.
Het totale aantal inspecties in de EU ten opzichte van 2022 is gedaald (van 524 naar 435). In sommige rechtsgebieden (bv. Roemenië) is het aantal inspecties toegenomen, maar in de meeste rechtsgebieden is het aantal gedaald.
In Nederland is het aantal inspecties ten opzichte van 2022 met 30 gedaald, maar Nederland stelde tijdens de verslagperiode ook twee derde van de installaties buiten bedrijf.
Tabel 3: Offshore-inspecties per gebied en lidstaat in 2023
Gebied | Land | Inspecties | Mandagen op de installatie (reistijd niet inbegrepen) | Aantal geïnspecteerde installaties |
Oostzee | 1 | 1 | 1 | |
Polen | 1 | 1 | 1 | |
Zwarte Zee | 30 | 203 | 9 | |
Bulgarije | 0 | 0 | 0 | |
Roemenië | 30 | 203 | 9 | |
Middellandse Zee | 269 | 295 | 249 | |
Kroatië | 28 | 36 | 8 | |
Cyprus | 2 | 6 | 2 | |
Griekenland | 1 | 12 | 1 | |
Italië | 238 | 241 | 238 | |
Spanje | 0 | 0 | 0 | |
Noordzee en Atlantische Oceaan | 135 | 219 | 129 | |
Denemarken | 20 | 123 | 16 | |
Duitsland | 3 | 6 | 1 | |
Ierland | 0 | 0 | 0 | |
Nederland | 112 | 90 | 112 | |
Totaal | 435 | 718 | 388 5 |
Conform artikel 18 van de richtlijn offshoreveiligheid beschikken de bevoegde nationale autoriteiten over rechten en bevoegdheden betreffende activiteiten en installaties in hun rechtsgebied. Deze bevoegdheden omvatten het recht om activiteiten te verbieden en het recht om maatregelen te vereisen om zowel de naleving van risicobeheer als de veiligheid van de activiteiten te waarborgen.
In 2023 is er geen onderzoek gedaan naar zware ongevallen (aangezien er geen zware ongevallen zijn gemeld)
en zijn er geen handhavingsmaatregelen genomen.
5. INCIDENTEN EN VEILIGHEIDSPRESTATIES
Exploitanten en eigenaars van installaties en nationale autoriteiten moeten melding maken van een ongeval of een situatie die een ernstig gevaar vormt (een “gebeurtenis” genoemd). Eén gebeurtenis kan echter onder een of meer incidentencategorieën vallen. Voor dezelfde gebeurtenis moet er bijvoorbeeld kennisgeving plaatsvinden in twee incidentencategorieën indien er sprake was van a) een ongewilde lozing van gas, waardoor b) personeel moest worden geëvacueerd.
De lidstaten meldden 44 gebeurtenissen 6 in 2023, ten opzichte van 37 in 2022:
-Denemarken – 12 gebeurtenissen maar geen zware ongevallen (idem in 2022) 7 .
-Kroatië – 8 gebeurtenissen, geen zware ongevallen (2 gebeurtenissen in 2022 8 )
-Nederland – 24 gebeurtenissen maar geen zware ongevallen 9 (11 gebeurtenissen in 2022) 10 .
Van de incidenten die zich in 2023 voordeden, had 86,36 % betrekking op ongewilde lozingen van gas en/of olie, 6,82 % op veiligheids- en milieukritische elementen en 6,82 % op het verlies van controle over de boorputten. Geen van deze incidenten heeft tot het verlies van mensenlevens geleid, noch is er melding van botsingen met vaartuigen of helikopterongevallen gemaakt.
Tabel 4: Incidenten per categorie (zoals uiteengezet in bijlage IX bij de richtlijn offshoreveiligheid, EU-niveau) in 2023
Categorie | Totaal | Percentage van het totale aantal gebeurtenissen in de categorie | Percentage van het totale aantal incidenten | |
a) | Ongewilde lozingen — totaal | 38 | 100 % | 86,36 % |
Branden veroorzaakt door ontvlamming van olie/gas | 0 | 0 % | 0,00 % | |
Explosies veroorzaakt door ontvlamming van olie/gas | 0 | 0 % | 0,00 % | |
Niet-ontvlamd gas | 14 | 37 % | 31,82 % | |
Niet-ontvlamde olie | 7 | 18 % | 15,91 % | |
Gevaarlijke stof | 17 | 45 % | 38,64 % | |
b) | Verlies van controle over de boorput — totaal | 3 | 100 % | 6,82 % |
Blow-outs | 0 | 0 % | 0,00 % | |
Activering van BOP-/divertorsysteem | 3 | 100 % | 6,82 % | |
Defect aan boorputbarrière | 0 | 0 % | 0,00 % | |
c) | Defect van een veiligheids- en milieukritisch element | 3 | 100 % | 6,82 % |
d) | Vermindering van structurele integriteit — totaal | 0 | 0 % | 0,00 % |
Vermindering van structurele integriteit | 0 | -- | 0,00 % | |
Vermindering van stabiliteit/drijfvermogen | 0 | -- | 0,00 % | |
Minder vaste verankering | 0 | -- | 0,00 % | |
e) | Botsingen met vaartuigen | 0 | -- | 0,00 % |
f) | Helikopterongevallen | 0 | -- | 0,00 % |
g) | Dodelijke ongevallen (*) | 0 | -- | 0,00 % |
h) | Ernstig letsel bij vijf of meer personen in hetzelfde ongeval | 0 | -- | 0,00 % |
i) | Evacuatie van personeel | 0 | -- | 0,00 % |
j) | Milieu-ongevallen | 0 | -- | 0,00 % |
Totaal | 44 | 100,00 % | ||
(*) Uitsluitend indien in verband met een zwaar ongeval. |
Het totale aantal incidenten in de EU steeg van 37 in 2022 tot 44 in 2023. Dit verschil komt voornamelijk door een toename van het aantal onbedoelde lozingen van zowel olie als gas van 28 naar 38. Het aantal defecten van veiligheids- en milieukritische elementen daalde van 7 naar 3. Het aantal incidenten waarbij de controle over boorputten werd verloren, blijf ongeveer gelijk (twee in 2022 en drie in 2023) en was ongeveer hetzelfde als in het verslagjaar 2021. Er zijn in 2023 geen incidenten als zware ongevallen geclassificeerd. De autoriteiten van de lidstaten beoordelen samen met de exploitanten de oorzaken van de incidenten om te bepalen of er onderzoeken of handhavingsmaatregelen nodig zijn.
6. CONCLUSIES
In 2023 waren er 313 offshore olie- en gasinstallaties in de EU. Nederland stelde tijdens de verslagperiode twee derde van de installaties buiten bedrijf.
De totale olie- en gasproductie daalde van 16 264 ktoe in 2022 tot 15 518 ktoe in 2023 (een productieverlies van 4,6 %, vergeleken met een verlies van 11 % tussen 2021 en 2022). Denemarken en Nederland produceerden 70 % van de totale offshore olie- en gasproductie van de EU.
De Commissie heeft de veiligheid van de offshore olie- en gasactiviteiten van de EU beoordeeld op basis van de informatie die de lidstaten overeenkomstig de voorschriften van de uitvoeringsverordening inzake rapportering hebben verstrekt. De nauwkeurigheid van de analyse van de Commissie hangt dan ook af van de nauwkeurigheid van deze informatie.
In 2023 hebben de nationale autoriteiten hun inspanningen voortgezet om een hoog niveau van veiligheid bij offshore olie- en gasactiviteiten te waarborgen door 388 installaties te inspecteren (in 2022 waren dat er 485). Er zijn in de verslagperiode geen handhavingsmaatregelen gemeld.
In 2023 vonden er geen zware ongevallen plaats. Het totale aantal incidenten steeg van 37 in 2022 tot 44 in 2023. Er zijn geen dodelijke slachtoffers gemeld, maar wel 49 gewonden 11 en 8 zwaargewonden 12 .
Tot besluit kan worden gesteld dat door de verplichte inspecties en de maatregelen die zijn genomen overeenkomstig de richtlijn offshoreveiligheid, de werkzaamheden van de autoriteiten van de lidstaten opnieuw voor veilige offshore olie- en gasactiviteiten hebben gezorgd.
Om dit hoge veiligheidsniveau in stand te houden, zet de Commissie haar nauwe samenwerking met de EU-Groep van autoriteiten voor offshore olie- en gasactiviteiten (EUOAG) voort. De EUOAG promoot beste praktijken voor een veilige uitvoering van alle activiteiten en ondersteunt de nationale autoriteiten die in de groep vertegenwoordigd zijn.
(1)
PB L 178 van 28.6.2013, blz. 66.
(2)
PB L 302 van 22.10.2014, blz. 2.
(3)
Richtsnoer voor Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1112/2014 van de Commissie van 13 oktober 2014.
(4)
Mobiele offshorebooreenheden vormen geen onderdeel van de data in punt 4.1.
(5)
Een installatie kan in een verslagjaar meermaals worden geïnspecteerd, waardoor het “aantal inspecties” (435) verschilt van het aantal “totale installaties” (388). Dit heeft te maken met het aantal stopgezette installaties gedurende een jaar en het aantal installaties dat in gebruik is genomen.
(6)
Bepaalde gebeurtenissen (die bijvoorbeeld geen verband houden met activiteiten) vallen niet onder de rapportageverplichting.
(7)
De 12 incidenten in Denemarken betroffen ongewilde lozingen.
(8)
5 van de 8 gebeurtenissen in Kroatië betroffen ongewilde lozingen en 3 defecten van veiligheids- en milieukritische elementen.
(9)
Onder zware ongevallen vallen incidenten met een potentieel om dodelijke slachtoffers te maken of ernstig lichamelijk letsel te veroorzaken (ook al hebben ze niet tot dit resultaat geleid).
(10)
De incidenten in Nederland betroffen drie verliezen van controle over de boorputten en 21 ongewilde lozingen.
(11)
25 in Denemarken, 12 in Nederland, 3 in Roemenië en één in Polen, Griekenland en Italië.
(12)
Zes in Denemarken en één in Italië en Nederland.