Artikelen bij COM(1998)600-1 - Tenuitvoerlegging van maatregelen ter verdieping van de douane-unie EG-Turkije

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Artikel 1

De Gemeenschap levert een bijdrage aan de inspanningen die Turkije zich getroost in het kader van zijn economische en sociale ontwikkeling.

Artikel 2

Het referentiebedrag voor de uitvoering van deze verordening is 135 miljoen ECU voor de periode 1999-2001.

De jaarlijkse kredieten worden toegewezen door de begrotingsautoriteit binnen de beperkingen van de financiële vooruitzichten.

Artikel 3

1. Voor de samenwerkingsprojecten en -acties komen de Turkse staat en de regio's in aanmerking, alsmede plaatselijke autoriteiten, regionale organisaties, openbare instanties, plaatselijke en traditionele gemeenschappen, organisaties voor steun aan het bedrijfsleven, coöperaties en de civiele samenleving, met name verenigingen, stichtingen en niet-gouvernementele organisaties.

2. Indien een essentieel element voor de voortzetting van deze steunmaatregelen voor Turkije ontbreekt, onder meer in geval van schending van de democratische beginselen, de rechtsstaat, de mensenrechten of de fundamentele vrijheden, kan de Raad op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen tot passende maatregelen besluiten.

Artikel 4

1. De projecten en maatregelen voor ontwikkelingssamenwerking hebben betrekking op de volgende gebieden (ter indicatie):

- modernisering van het productiestelsel, verbetering van de institutionele capaciteit en de infrastructuur, met name op het gebied van het milieu, energie en vervoer;

- bevordering van de industriële samenwerking, met name door ondersteuning van de industriële diversiteit en het midden- en kleinbedrijf;

- samenwerking op het gebied van telecommunicatie, infrastructuur, plattelandsontwikkeling en sociale dienstverlening;

- versterking van de mogelijkheden van de Turkse economie, met name door maatregelen ter bevordering van herstructurering van de openbare sector en het particulier initiatief;

- samenwerking op het gebied van de bescherming van de gezondheid;

- regionale en grensoverschrijdende samenwerking;

- alle vormen van samenwerking die verdediging en bevordering beogen van de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en de bescherming van minderheden;

- samenwerking ten aanzien van humanitaire vraagstukken;

- alle vormen van steun die de ontwikkeling van de betrekkingen tussen de Europese Unie en Turkije beogen.

2. Waar passend kunnen acties betreffende ondersteuning van programma's voor structurele aanpassing worden uitgevoerd met inachtneming van de volgende beginselen;

- de steunprogramma's moeten zijn aangepast aan de bijzondere situatie van Turkije en rekening houden met de economische en sociale omstandigheden;

- de steunprogramma's moeten voorzien in maatregelen om eventuele negatieve maatschappelijke effecten en gevolgen voor de werkgelegenheid, met name voor minder bevoorrechte bevolkingsgroepen, te ondervangen;

- rekening moet worden gehouden met de economische situatie van Turkije, met name de staatsschuld en de schuldenlast, de betalingsbalans en de deviezensituatie, de monetaire situatie, het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking en de werkloosheid.

Artikel 5

1. De financiële bijstand op grond van deze verordening wordt verleend in de vorm van niet terugvorderbare steun.

2. De middelen die in het kader van de bij deze verordening bedoelde maatregelen kunnen worden ingezet zijn onder meer technische bijstand, opleiding of andere vormen van dienstverlening, leveringen en werkzaamheden; voorts worden audits verricht, alsmede evaluatie- en controlemissies.

3. Financiering door de Gemeenschap is mogelijk voor onder meer uitgaven voor onder meer uitgaven voor investeringen, met uitzondering van de aankoop van onroerende goederen, en terugkerende kosten (onder meer administratie-, onderhouds- en exploitatiekosten), met dien verstande dat het project erop gericht moet zijn dat de begunstigden de terugkerende kosten zelf op zich kunnen nemen.

4. Voor alle samenwerkingsmaatregelen geldt dat de in artikel 3 genoemde partners een financiële bijdrage moeten leveren. Deze bijdrage is vereist met inachtneming van de mogelijkheden van de betrokken partners en afhankelijk van de aard van de maatregel. In specifieke gevallen kan, wanneer de partner een niet-gouvernementele organisatie of een in de Gemeenschap gevestigde organisatie is, een bijdrage in natura worden geleverd.

5. Mogelijkheden voor cofinanciering met andere kapitaalverschaffers, met name de lidstaten, kunnen worden onderzocht.

6. Maatregelen worden genomen om de communautaire aard van de op grond van deze verordening verleende bijstand tot uiting te doen komen.

7. Met het oog op coherentie en complementariteit, doelstellingen die in het Verdrag zijn neergelegd, en versterking van de effectiviteit van de maatregelen, kan de Commissie alle noodzakelijke coördinatiemaatregelen nemen, zoals met name:

a) instelling van een mechanisme voor systematische uitwisseling en analyse van gegevens over de door de Gemeenschap en de lidstaten gefinancierde en te financieren maatregelen;

b) coördinatie op de plaats waar de maatregelen worden uitgevoerd door regelmatig vergaderingen te houden en gegevens uit te wisselen tussen de vertegenwoordigers van de Commissie en de lidstaten in het begunstigde land.

8. De Commissie kan in overleg met de lidstaten alle noodzakelijke initiatieven nemen om zorg te dragen voor goede coördinatie met de andere betrokken kapitaalverschaffers.

Artikel 6

1. De Commissie verricht onderzoek naar, neemt besluiten over en verzorgt het beheer van de bij deze verordening bedoelde maatregelen overeenkomstig de geldende budgettaire en andere procedures, met name die welke zijn vastgesteld in het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

2. Bij de evaluatie van de projecten en programma's worden de volgende factoren in aanmerking genomen:

- doeltreffendheid en haalbaarheid van de maatregelen;

- culturele en sociale aspecten, gendereffecten en milieuaspecten;

- voor de verwezenlijking van de doelstelling van de maatregel vereiste institutionele ontwikkeling;

- ervaring opgedaan met soortgelijke maatregelen.

3. Besluiten inzake maatregelen waarvan de financiering op grond van deze verordening meer bedraagt dan 2 miljoen ECU per maatregel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 7.

De Commissie stelt het in artikel 7 bedoelde comité in beknopte vorm op de hoogte van financieringsbesluiten die zij voornemens is te nemen inzake projecten en programma's waarvan de kosten 2 miljoen ECU of minder bedragen. Deze inlichtingen worden verstrekt uiterlijk één week voor het nemen van het besluit.

4. De Commissie mag, zonder het in artikel 7 bedoelde comité om advies te vragen, haar goedkeuring verlenen aan aanvullende vastleggingskredieten ter dekking van kostenoverschrijdingen die ten aanzien van deze maatregelen hebben plaatsgevonden of verwacht worden, mits de overschrijding of de aanvullende financieringsbehoefte niet meer bedraagt dan 20 % van de bij het financieringsbesluit oorspronkelijk vastgelegde middelen.

Indien de in de eerste alinea bedoelde aanvullende kredieten minder bedragen dan 4 miljoen ECU, wordt het in artikel 7 bedoelde comité door de Commissie ingelicht. Bedragen de aanvullende kredieten meer dan 4 miljoen ECU doch minder dan 20 %, dan wordt het comité om advies gevraagd.

5. In alle uit hoofde van deze verordening gesloten financieringsovereenkomsten wordt bepaald dat de Commissie en de Rekenkamer ter plaatse controles kunnen verrichten volgens de gebruikelijke modaliteiten die door de Commissie zijn vastgesteld overeenkomstig de geldende bepalingen, met name die van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

6. Indien voor een maatregel een financieringsovereenkomst worden gesloten tussen de Gemeenschap en Turkije, bepaalt deze overeenkomst dat de betaling van belastingen, rechten en heffingen niet door de Gemeenschap wordt gefinancierd.

7. De deelname aan aanbestedingen staat onder gelijke voorwaarden open voor alle natuurlijke personen en rechtspersonen uit de lidstaten en Turkije.

8. Leveringen dienen van oorsprong te zijn uit de lidstaten of uit Turkije.

Artikel 7

De Commissie wordt volgens de hierna omschreven procedure bijgestaan door het comité dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1488/96 (1), genoemd het 'MED-comité', dat bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten en waarvan de vertegenwoordiger van de Commissie het voorzitterschap bekleedt.

De vertegenwoordiger van de Commissie legt aan het comité een ontwerp van de te treffen maatregelen voor. Het comité brengt over dit ontwerp advies uit binnen een termijn die de voorzitter naar aanleiding van de urgentie van de materie kan vaststellen. Het advies wordt uitgebracht met de meerderheid die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is vastgesteld voor besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie neemt. Bij de stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten gewogen overeenkomstig dat artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

De Commissie stelt de voorgenomen maatregelen vast indien deze in overeenstemming zijn met het advies van het comité.

Zijn de voorgenomen maatregelen niet in overeenstemming met het advies van het comité, of is er geen advies uitgebracht, dan legt die Commissie onverwijld aan de Raad een voorstel voor de te treffen maatregelen voor. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Heeft de Raad niet binnen drie maanden nadat het ontwerp aan hem is voorgelegd een besluit genomen, dan worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.

De Commissie licht de lidstaten uiterlijk één maand na haar besluit in over de goedgekeurde maatregelen en projecten, met vermelding van de aard ervan, de partners en de desbetreffende bedragen.

Artikel 8

Eenmaal per jaar vindt een gedachtewisseling plaats in het kader van een vergadering van het in artikel 7 bedoelde comité, op basis van een presentatie door een vertegenwoordiger van de Commissie van de algemene richtsnoeren voor de maatregelen die het daaropvolgende jaar zullen worden uitgevoerd.

Artikel 9

Na afloop van elk begrotingsjaar dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een jaarverslag in waarin een overzicht wordt gegeven van de gedurende het begrotingsjaar gefinancierde maatregelen alsmede een evaluatie van de wijze waarop deze verordening gedurende het begrotingsjaar is uitgevoerd.

In het overzicht worden onder meer gegevens opgenomen inzake de partijen waaraan opdrachten zijn gegund of waarmee uitvoeringsovereenkomsten zijn gesloten.

Het verslag bevat tevens een samenvatting van de verrichte evaluaties, eventueel met betrekking tot specifieke maatregelen.

Artikel 10

De Commissie verricht geregeld evaluaties van de door de Gemeenschap gefinancierde maatregelen, teneinde vast te stellen of de doelstellingen van deze maatregelen zijn bereikt en richtsnoeren op te stellen voor verbetering van de doeltreffendheid van toekomstige maatregelen. De Commissie verstrekt een overzicht van de verrichte evaluaties aan het in artikel 7 bedoelde comité, dat deze desgewenst kan kan onderzoeken. De evaluatierapporten worden desgevraagd aan de lidstaten ter beschikking gesteld.

Artikel 11

Drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening verstrekt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een algehele evaluatie van alle door de Gemeenschap uit hoofde van deze verordening gefinancierde maatregelen, en doet zij voorstellen betreffende de verdere ontwikkeling met betrekking tot deze verordening, vergezeld van eventuele wijzigingsvoorstellen.

Artikel 12

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.


Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in iedere lidstaat.

(1) PB L 189 van 30.7.1996, blz. 1.