Artikelen bij COM(2000)880 - Bestrijding van antipersoneelmijnen in ontwikkelingslanden (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag ingediend)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Artikel 1

1. Met deze verordening wordt beoogd om de procedures voor de tenuitvoerlegging van andere communautaire maatregelen vast te stellen dan die welke onder de ontwikkelingssamenwerking vallen en die in het kader van het communautaire samenwerkingsbeleid in derde landen worden uitgevoerd om een consequente, logisch samenhangende, humanitaire mijnbestrijdingsstrategie op communautair en internationaal niveau te verzekeren, welke strookt met het Verdrag inzake het verbod van het gebruik, de aanleg van voorraden, de productie en de overdracht van antipersoneelmijnen en inzake de vernietiging van deze wapens (hierna genoemd "het Verdrag van Ottawa);

2. De in deze verordening bedoelde maatregelen worden uitgevoerd op het grondgebied van derde landen of houden rechtstreeks verband met situaties die zich in deze landen voordoen, in het bijzonder in landen die zich herstellen van conflicten.

Mijnbestrijding dient te worden opgenomen in alle samenwerkingsstrategieën van derde landen, die van de gevolgen van antipersoneelmijnen hebben te lijden.

Artikel 2

1. De voornaamste doelstellingen van de mijnbestrijding door de Gemeenschap zijn :

(a) een mijnopruimingsstrategie voor civiele doeleinden uitstippelen en uitvoeren en de controle daarop steunen;

(b) staten met een landmijnprobleem helpen bij het zich houden aan hun verplichtingen krachtens het Verdrag van Ottawa;

(c) binnen de door mijnen geteisterde landen nationale diensten en plaatselijke capaciteit creëren en in stand houden om de mijnbestrijdingsacties zo doeltreffend mogelijk te voeren;

(d) op humanitaire noodsituaties reageren, dodelijke ongevallen voorkomen en bij de revalidatie van mijnslachtoffers helpen, in uitzonderlijke humanitaire noodsituaties ook in staten die zich niet bij het Verdrag van Ottawa hebben aangesloten;

(e) in de betrokken landen zelf doelgerichte mijnbestrijdingsoutillage en -technieken uittesten en de operationele inbedrijfstelling daarvan steunen.

(e.a) de coördinatie met de eindgebruikers van de mijnbestrijdingsoutillage in de vroege onderzoeksstadia bevorderen en het gebruik van deze technologie in de armste landen met een mijnenprobleem steunen;

(e.b) mijnopruimingsacties bevorderen, die verenigbaar zijn met het plaatselijke milieu en een duurzame ontwikkeling van het door mijnen geteisterde gebied;

(f) coördinatie tussen de internationale mijnbestrijdingsinstanties steunen.

2. De krachtens deze verordening gefinancierde maatregelen mogen alle activiteiten die met mijnbestrijding verband houden omvatten, waaronder :

(a) bewustmaking van mijnengevaar;

(b) opleiding van gespecialiseerd personeel;

(c) kartering en markering van verdachte gebieden;

(d) opsporing en identificatie van landmijnen;

(e) mijnopruiming (volgens humanitaire normen) en vernietiging van landmijnen en mijnvoorraden;

(f) bijstand aan slachtoffers voor hun verzorging, revalidatie en sociale en economische wederopneming in de maatschappij;

(g) informatiebeheer, ook met geografische informatiesystemen;

(h) verbetering van de doeltreffendheid van technieken en veiligheidsnormen

(i) andere activiteiten die bijdragen tot de vermindering van het effect van antipersoneelmijnen en ander gevaarlijk oorlogsafval in menselijk, economisch en milieuopzicht.

3. In verband met lid 2 wordt voorrang gegeven aan acties om in te gaan op onmiddellijke, niet te voorziene behoeften als gevolg van het uitbreken van gevechten, de migratie van grote groepen mensen naar gebieden vol mijnen, of soortgelijke situaties zoals dringende bijstand voor de tenuitvoerlegging van vredesovereenkomsten. Ook zal er voorrang worden gegeven aan acties in landen met de ernstigste mijnproblemen, waar antipersoneelmijnen en andere ongeëxplodeerde oorlogsmunitie veel civiele slachtoffers veroorzaken en/of waar de aanwezigheid of vermoede aanwezigheid van dergelijk oorlogstuig een zeer groot beletsel is voor het herstel van de economische en sociale bedrijvigheid of voor de ontwikkeling, hetgeen dus een specifieke inzet op lange termijn vereist, die niet door humanitaire noodhulp of wederopbouwhulp kan worden verschaft.

4. Om voor samenhang, complementariteit en een onderling versterkende wisselwerking binnen regionale samenwerkingsprogramma's te zorgen en tegen de achtergrond van humanitaire hulp-, herstel-, wederopbouw- en ontwikkelingsprojecten, zullen mijnbestrijdingsacties die in het kader van welk van deze programma's of projecten dan ook kunnen worden gefinancierd, ook in de toekomst worden gefinancierd met de begrotingslijn waaruit de middelen voor de hoofdactie afkomstig zijn. Waar nodig zullen deze activiteiten worden aangevuld of gesteund met krachtens deze verordening gefinancierde mijnbestrijdingsacties.

Artikel 3

De krachtens deze verordening gefinancierde acties komen hoofdzakelijk ten goede aan landen die zich voor de mijnbestrijding inzetten en die het Verdrag van Ottawa hebben ondertekend. Er mag echter een uitzondering worden gemaakt voor humanitaire noodsituaties of bijstand aan mijnslachtoffers en voor rechtstreekse hulpverlening aan kwetsbare groepen van de civiele samenleving zoals vluchtelingen en ontheemden, of daar waar het nationale overheidsapparaat niet functioneert.

Artikel 4

1. Tot de partners die voor financiële steun krachtens deze verordening in aanmerking komen behoren regionale en internationale organisaties en suborganisaties, niet-gouvernementele organisaties, nationale, provinciale en plaatselijke regeringsinstanties en -organisaties, instituten en openbare en particuliere ondernemers met doelgerichte, gespecialiseerde deskundigheid en ervaring.

2. De deelname aan aanbestedingen en de gunning van contracten staat op gelijke voorwaarden open voor natuurlijke en rechtspersonen uit de lidstaten en uit het gesteunde land. In naar behoren gemotiveerde uitzonderingsgevallen mag deze mogelijkheid tot deelname ook tot derde landen worden uitgebreid.

2.a Ondernemingen en andere organisaties die aan de aanbestedingen deelnemen moeten aantonen dat zij een mijnbestrijdingsbeleid voeren, dat hun werkkrachten niet nodeloos in gevaar brengt, en dat dit beleid wordt ondersteund met een daartoe geëigende verzekering tegen ongevallen en aansprakelijkheid van employé's.

Artikel 5

1. De communautaire steun krachtens deze verordening mag worden gebruikt voor de financiering van technische bijstand, opleiding, personeel of andere met mijnbestrijding verband houdende diensten; het uittesten van outillage en technieken; organisatorische steun, aankoop, verschaffing en opslag van outillage, goederen en werken die nodig zijn voor de uitvoering van mijnbestrijdingsacties; studies, lezingen en maatregelen ter verbetering van de internationale coördinatie van de mijnbestrijding; evaluatie- en controleopdrachten; activiteiten om het publiek meer besef bij te brengen van het mijnengevaar; en de kosten om duidelijk te doen uitkomen dat de hulp van de Gemeenschap afkomstig is.

2. De Gemeenschap financiert haar hulp krachtens deze verordening in de vorm van giften.

3. De onder deze verordening vallende acties zijn vrijgesteld van belastingen, heffingen, rechten en douanerechten.

Artikel 6

1. De Commissie wordt in haar taak bijgestaan door de desbetreffende geografische comités, die uit vertegenwoordigers van lidstaten bestaan en die door de vertegenwoordiger van de Commissie worden voorgezeten.

2. Daar waar naar dit lid wordt verwezen, is de beheersprocedure zoals neergelegd in artikel 4 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, overeenkomstig artikel 7, lid 3.

3. De in artikel 4, lid 3 van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn is drie maanden.

Artikel 7

1. Aan de hand van een wederzijdse, regelmatige uitwisseling van informatie - waaronder ook informatieuitwisseling ter plaatse - zal de Commissie ervoor zorgen dat de door de Gemeenschap en de afzonderlijke lidstaten ondernomen bijstandsacties daadwerkelijk worden gecoördineerd, om hun programma's onderling samenhangend en aanvullend te maken.

2. De Commissie mag gelegenheden zoeken voor medefinanciering met andere geldverschaffers en in het bijzonder met lidstaten.

3. De Commissie bevordert coördinatie en samenwerking met andere internationale contribuanten en instanties en in het bijzonder met die, welke deel uitmaken van het Verenigde-Naties-stelsel, zoals het GICHD in Genève, en met NGO's.

4. Er worden de nodige maatregelen getroffen om de bijdrage van de Gemeenschap zichtbaar te maken.

Artikel 8

1. De Commissie beoordeelt en beheert de onder deze verordening vallende maatregelen en neemt daaromtrent besluiten overeenkomstig de geldende begrotingsprocedures en andere procedures, in het bijzonder die welke zijn neergelegd in de artikelen 116 en 118 van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen.

2. Financieringsbesluiten ter waarde van meer dan 3 miljoen euro worden genomen krachtens de procedure in artikel 6, lid 2, met uitzondering van spoedhulpacties zoals beschreven in artikel 9.

3. De Commissie licht de in artikel 6 bedoelde comités beknopt in over alle financieringsbesluiten ter waarde van minder dan 3 miljoen euro. Die informatie wordt niet later dan twee manden na de goedkeuring van het financieringsbesluit beschikbaar gesteld.

4. De Commissie mag besluiten nemen tot wijziging van financieringsbesluiten die zijn goedgekeurd overeenkomstig de in artikel 6, lid 2 vastgelegde procedure, wanneer deze geen aanzienlijke wijzigingen of extra vastleggingen van meer dan 20 % van het oorspronkelijk vastgelegde bedrag inhouden.

Artikel 9

1. De Commissie besluit tot een spoedhulpactie, wanneer zulks nodig wordt geacht.

2. Maatregelen om aan onmiddellijke, niet te voorziene behoeften te voldoen, als gevolg van plotselinge natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen, zoals overstromingen, hongersnood, migratie van grote groepen mensen naar door mijnen geteisterde gebieden, plotselinge vredesregelingen of vergelijkbare situaties, en dringend vereiste bijstand bij de tenuitvoerlegging van vredesovereenkomsten, worden als noodhulpvereisend beschouwd.

3. Na een besluit te hebben aangenomen overeenkomstig lid 1, stelt de Commissie de lidstaten daarvan binnen twee werkdagen schriftelijk in kennis en legt zij rekenschap af van haar besluit op de eerstvolgende vergadering van het betrokken comité.

Artikel 10

1. De projecten krijgen een orde van voorrang, worden op hun gunstig effect en rendement getoetst en, waar enigszins mogelijk, in het ruimere kader van de ontwikkeling of de wederopbouw van het betrokken land of de betrokken regio opgenomen.

2. Waar enigszins mogelijk dient het project duidelijk in een nationaal antipersoneelmijnbestrijdingsprogramma te worden opgenomen, dat door de begunstigde regering of door de plaatselijke samenleving in samenwerking met NGO's of door een nationale instelling die daartoe de opdracht heeft gekregen, wordt gecoördineerd. Daarmee dient te worden beoogd dat het project te gelegener tijd door de begunstigde regering zelf of door de plaatselijke samenleving of NGO's wordt overgenomen, ter vergroting van de plaatselijke capaciteit en de duurzaamheid van het project.

Artikel 11

1. Alle krachtens deze verordening gesloten financieringsovereenkomsten of -contracten behelzen de bepaling dat de Commissie en de Rekenkamer ter plaatse controle mogen uitoefenen overeenkomstig de gebruikelijke, volgens de geldende regels door de Commissie vastgestelde procedures, en in het bijzonder die van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen .

PB L 356 van 31.12.1977, blz. 1.

2. Bovendien mag de Commissie ook overeenkomstig Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad controle en inspectie ter plaatse uitoefenen. De door de Commissie getroffen maatregelen dienen, overeenkomstig Verordening (Euratom, EG) nr. 2988/95 van de Raad, te voorzien in een adequate behartiging van de financiële belangen van de Gemeenschap.

PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.

Artikel 12

Om de meerjarige coördinatie en programmering van de mijnbestrijding te vergemakkelijken, wordt er regelmatig als referentiepunt, een APM-strategie-document met horizontale richtsnoeren en prioriteiten voor de communautaire mijnbestrijdingsacties en maatstaven voor het bereiken van die doelstellingen, ter kennisneming aan de betrokken comités voorgelegd. In dat document dienen onderwerpen te worden behandeld als een meerjarig, indicatief programma en dient te worden verwezen naar de bestaande mijnbestrijdingsprogramma's op landelijk en regionaal niveau, naar de bijdragen van andere donors - waaronder ook lidstaten - en naar de uit andere begrotingslijnen gefinancierde mijnbestrijdingsacties van de Gemeenschap.

Article 13

1. De Commissie evalueert regelmatig de door de Gemeenschap gefinancierde mijnbestrijdingsacties, teneinde na te gaan of de doelstellingen van de acties zijn bereikt en om richtsnoeren aan te geven voor een grotere doeltreffendheid van eventuele toekomstige acties.

2. De Commissie licht het Europees Parlement en de Raad regelmatig over de vorderingen van haar mijnbestrijdingsacties in. Uiterlijk per 30 april van elk jaar legt zij het Europees Parlement en de Raad een gedetailleerd, openbaar verslag voor, met een beknopt overzicht van de mijnbestrijdingsacties van de Gemeenschap in het voorgaande jaar. Ook evalueert zij de tenuitvoerlegging van deze verordening. In dat verslag wordt nader aangegeven welke acties er uitgevoerd zijn en welke bedragen er respectievelijk ten laste van de verschillende begrotingslijnen beschikbaar zijn gesteld.

Artikel 14

Drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een algemene evaluatie van de krachtens deze verordening door de Gemeenschap gefinancierde maatregelen voor, samen met suggesties voor de toekomst van deze verordening en, zo nodig, voorstellen tot wijziging daarvan.

Artikel 15

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.