Artikelen bij JOIN(2020)20 - Beperkende maatregelen tegen ernstige schendingen en misbruik van de mensenrechten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

(a)“vordering”: elke vóór, op of na de datum van inwerkingtreding van deze verordening ingediende eis, ook wanneer deze de vorm van een rechtsvordering heeft, die voortvloeit uit of verband houdt met de uitvoering van een contract of transactie, en met name:

i) een vordering tot nakoming van een verplichting die voortvloeit uit of verband houdt met een contract of transactie;

ii) een vordering tot verlenging of uitbetaling van een obligatie, financiële garantie of contragarantie, ongeacht de vorm;

iii) een vordering tot schadeloosstelling in verband met een contract of een transactie;

iv) een tegenvordering;

v) een vordering, ook via een exequatur, waarmee wordt beoogd erkenning of uitvoering van een rechterlijke of arbitrale uitspraak of van een gelijkwaardige beslissing te verkrijgen, ongeacht de plaats van uitspraak;

(b)“contract of transactie”: elke verrichting, ongeacht de vorm en het recht dat erop van toepassing is, die een of meer contracten of soortgelijke verplichtingen tussen al dan niet dezelfde partijen omvat; in dit verband worden onder “contract” tevens begrepen alle — ook de uit juridisch oogpunt op zichzelf staande — met name financiële garanties of contragaranties en kredieten, alsmede alle uit een dergelijke transactie voortkomende of daarmee verband houdende bepalingen;

(c)“bevoegde autoriteiten”: de op de websites van bijlage II vermelde bevoegde autoriteiten van de lidstaten;

(d)“economische middelen”: activa van enigerlei aard, materieel of immaterieel, roerend of onroerend, die geen tegoeden zijn, maar kunnen worden gebruikt om tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen;

(e)“bevriezing van economische middelen”: voorkomen dat economische middelen worden gebruikt om op enigerlei wijze tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen, inclusief, maar niet daartoe beperkt, door deze te verkopen, te verhuren of te verhypothekeren;

(f)“bevriezing van tegoeden”: voorkomen van het op enigerlei wijze muteren, overmaken, corrigeren of gebruiken van, toegang verschaffen tot of omgaan met tegoeden met als gevolg wijzigingen van hun omvang, bedrag, locatie, eigenaar, bezit, onderscheidende kenmerken of bestemming of verdere wijzigingen waardoor het gebruik van bedoelde tegoeden, inclusief het beheer van een beleggingsportefeuille, mogelijk zou worden gemaakt;

(g)“tegoeden”: financiële activa en voordelen van enigerlei aard, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:

i) contanten, cheques, geldvorderingen, wissels, postwissels en andere betaalmiddelen;

ii) deposito’s bij financiële instellingen of andere entiteiten, saldi op rekeningen, schulden en schuldbewijzen;

iii) in het openbaar en onderhands verhandelde waardepapieren en schuldbewijzen, inclusief aandelen, certificaten van waardepapieren, obligaties, promesses, warrants, schuldbekentenissen en derivatencontracten;

iv) rente, dividenden of andere inkomsten uit of waarde voortkomende uit of gegenereerd door activa;

v) krediet, recht op compensatie, garanties, uitvoeringsgaranties of andere financiële verplichtingen;

vi) kredietbrieven, cognossementen, koopbrieven;

vii) bewijsstukken van belangen in fondsen of financiële middelen;

(h)“grondgebied van de Unie”: het grondgebied van alle lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is, onder de in het Verdrag bepaalde voorwaarden, met inbegrip van hun luchtruim.


Artikel 2

1. Deze verordening is van toepassing op de volgende handelingen:

(a)genocide;

(b)misdaden tegen de menselijkheid;

(c)ernstige schendingen of misbruik van de mensenrechten, d.w.z.:

i) foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing;

ii) slavernij;

iii) buitengerechtelijke, standrechtelijke en willekeurige executies en moorden;

iv) gedwongen verdwijning van personen;

v) willekeurige arrestatie of detentie;

(d)andere schendingen of vormen van misbruik van de mensenrechten, waaronder maar niet beperkt tot:

i) mensenhandel;

ii) seksueel en gendergerelateerd geweld;

iii) schendingen of misbruik van de vrijheid van vreedzame vergadering en vereniging;

iv) schendingen of misbruik van de vrijheid van mening en meningsuiting; 

v) schendingen of misbruik van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging,

voor zover deze schendingen of dit misbruik wijdverbreid, systematisch of anderszins ernstig zijn;

2. Voor de toepassing van lid 1 moet passend rekening worden gehouden met het internationaal gewoonterecht en de algemeen aanvaarde instrumenten van internationaal recht, zoals:

(a)het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten;

(b)het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten;

(c)het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing;

(d)het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie;

(e)het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen;

(f)het Verdrag inzake de rechten van het kind;

(g)het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning;

(h)het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap;

(i)het Protocol inzake de voorkoming, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel, dat het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad aanvult;

(j)het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;

(k)het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof.

3. Voor de toepassing van deze verordening kunnen onder natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen worden verstaan:

(a)overheidsactoren;

(b)andere actoren die effectieve controle of gezag uitoefenen over een grondgebied;

(c)andere niet-overheidsactoren onder de voorwaarden van artikel 1, lid 4, van Besluit (GBVB) 2020/XXX van de Raad.

Artikel 3

1. Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan of eigendom zijn, in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van een in bijlage I vermelde natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of een in bijlage I vermeld lichaam, worden bevroren.

2. Er worden geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking gesteld aan of ten behoeve van in bijlage I vermelde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen.

3. Bijlage I omvat de natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen waarvoor de Raad overeenkomstig artikel 3 van Besluit (GBVB) 2020/XXX heeft vastgesteld dat zij:

(a)verantwoordelijk zijn voor in artikel 2, lid 1, beschreven handelingen;

(b)financiële, technische of materiële ondersteuning bieden aan of anderszins betrokken zijn bij in artikel 2, lid 1, beschreven handelingen, met inbegrip van het plannen en aansturen van, opdracht geven tot, meewerken aan, voorbereiden, faciliteren en aanmoedigen van dergelijke handelingen;

(c)geassocieerd zijn met de onder de punten a) en b) vallende natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen.

Artikel 4

1. In afwijking van artikel 3 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, onder door hen passend geachte voorwaarden, toestemming verlenen voor de vrijgave of beschikbaarstelling van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:

(a)noodzakelijk zijn voor het dekken van uitgaven voor de basisbehoeften van de in de bijlage I genoemde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen, en de gezinsleden die van deze natuurlijke personen afhankelijk zijn, zoals betalingen voor levensmiddelen, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of medische behandelingen, belastingen, verzekeringspremies en nutsvoorzieningen;

(b)uitsluitend bestemd zijn voor het betalen van redelijke honoraria of het vergoeden van andere kosten van juridische diensten;

(c)uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor het routinematig houden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen;

(d)noodzakelijk zijn voor de betaling van buitengewone lasten, mits de relevante bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie ten minste twee weken vóór zij de toestemming verleent, in kennis stelt van de redenen waarom zij meent dat specifieke toestemming moet worden verleend, of

(e)gestort worden op of betaald worden van een rekening van een diplomatieke of consulaire missie of een internationale organisatie die bescherming geniet op grond van het internationaal recht, voor zover die betalingen bestemd zijn voor de officiële doelen van de diplomatieke of consulaire missie of de internationale organisatie.

2. De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke op grond van lid 1 verleende toestemming, binnen twee weken na het verlenen van de toestemming.

Artikel 5

1. In afwijking van artikel 3 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, onder door hen passend geachte voorwaarden, toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, of voor de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat het verstrekken van die tegoeden of economische middelen noodzakelijk is voor humanitaire doeleinden, zoals de verlening van hulp of het vergemakkelijken daarvan, met inbegrip van medische benodigdheden, levensmiddelen, of de overbrenging van humanitaire hulpverleners en daarmee verband houdende hulp, of bijstand voor evacuaties.

2. De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke op grond van lid 1 verleende toestemming, binnen vier weken na het verlenen van de toestemming.

Artikel 6

1. In afwijking van artikel 3, lid 1, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

(a)de tegoeden of economische middelen zijn het voorwerp van een arbitrale beslissing die is gegeven voor de datum waarop de in artikel 3 bedoelde natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of het in artikel 3 bedoelde lichaam is opgenomen in bijlage I, of van een rechterlijke of administratieve beslissing die in de Unie is gegeven, of van een rechterlijke beslissing die in de betrokken lidstaat uitvoerbaar is, en die van voor of na die datum dateert;

(b)de tegoeden of economische middelen worden uitsluitend gebruikt om te voldoen aan vorderingen die door een dergelijke beslissing zijn gewaarborgd of geldig zijn verklaard, binnen de grenzen gesteld door de toepasselijke wet- en regelgeving betreffende de rechten van titularissen van dergelijke vorderingen;

(c)de beslissing komt niet ten goede aan een in bijlage I vermelde natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of een in bijlage I vermeld lichaam, en

(d)de erkenning van de beslissing is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat.

2. De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke op grond van lid 1 verleende toestemming, binnen twee weken na het verlenen van de toestemming.

Artikel 7

1. In afwijking van artikel 3, lid 1, en mits een betaling verschuldigd is door een in bijlage I vermelde natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of een in bijlage I vermeld lichaam op grond van een contract of overeenkomst dat of die is gesloten of een verplichting die is ontstaan vóór de datum waarop de betrokken natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of het betrokken lichaam in bijlage I werd opgenomen, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, onder door hen passend geachte voorwaarden, toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, indien de betrokken bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat:

(a)de tegoeden of economische middelen zullen worden gebruikt voor een betaling door een in bijlage I vermelde natuurlijke persoon, rechtspersoon of entiteit of een in bijlage I vermeld lichaam, en

(b)de betaling niet in strijd is met artikel 3, lid 2.

2. De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke op grond van lid 1 verleende toestemming, binnen twee weken na het verlenen van de toestemming.

Artikel 8

1. Artikel 3, lid 2, vormt geen belemmering voor de creditering van bevroren rekeningen door financiële instellingen of kredietinstellingen die tegoeden ontvangen die door derden naar de rekening van een in bijlage I vermelde natuurlijke persoon, rechtspersoon of entiteit of een in bijlage I vermeld lichaam zijn overgemaakt, mits de bijgeboekte bedragen eveneens bevroren worden. De financiële instelling of kredietinstelling brengt de relevante bevoegde autoriteit onverwijld op de hoogte van dergelijke verrichtingen.

2. Artikel 3, lid 2, is niet van toepassing op bijboekingen op bevroren rekeningen van:

(a)rente of andere inkomsten op die rekeningen;

(b)betalingen op grond van contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of ontstaan vóór de datum waarop de in artikel 3 bedoelde natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of het in artikel 3 bedoelde lichaam is opgenomen in bijlage I, of

(c)betalingen die verschuldigd zijn uit hoofde van rechterlijke, administratieve of arbitrale beslissingen die in een lidstaat zijn gegeven of in de betrokken lidstaat uitvoerbaar zijn,

mits deze rente, andere inkomsten en betalingen onderworpen blijven aan de maatregelen van artikel 3, lid 1.

Artikel 9

1. Voor de in bijlage I vermelde natuurlijke personen geldt een inreis- en doorreisverbod voor het grondgebied van de EU-lidstaten.

2. Lid 1 houdt niet in dat de lidstaten verplicht zijn de inreis van eigen onderdanen in hun grondgebied te weigeren.

Artikel 10

1. In afwijking van artikel 9 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, onder door hen passend geachte voorwaarden, toestemming verlenen voor de inreis in of doorreis via het grondgebied van een lidstaat van in bijlage I vermelde natuurlijke personen, op voorwaarde dat:

(a)de inreis of doorreis vereist is op grond van een wettelijke verplichting uit hoofde van het internationaal recht die bindend is voor de betrokken lidstaat:

i) als gastland van een internationale intergouvernementele organisatie;

ii) als gastland van een internationale conferentie die is bijeengeroepen door of plaatsvindt onder auspiciën van de Verenigde Naties;

iii) krachtens een multilaterale overeenkomst die voorrechten en immuniteiten verleent; of

iv) krachtens het Concordaat (Verdrag van Lateranen) van 1929 dat werd gesloten tussen de Heilige Stoel (Vaticaanstad) en Italië;

(b)de lidstaat gastland is van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE).

2. De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke op grond van lid 1, verleende toestemming.

3. Een op grond van dit artikel verleende toestemming blijft strikt beperkt tot het doel waarvoor zij is verleend en tot de natuurlijke personen die daar rechtstreeks bij betrokken zijn.

Artikel 11

1. In afwijking van artikel 9 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, onder door hen passend geachte voorwaarden, toestemming verlenen voor de inreis in of doorreis via het grondgebied van een lidstaat van in bijlage I vermelde natuurlijke personen, op voorwaarde dat de in- of doorreis:

(a)gerechtvaardigd is om dringende humanitaire redenen of voor het bijwonen van intergouvernementele bijeenkomsten of bijeenkomsten die worden geïnitieerd of georganiseerd door de Unie of waarvoor een lidstaat als voorzitter van de OVSE als gastheer optreedt, indien daar een politieke dialoog wordt gevoerd die rechtstreeks bijdraagt tot de beleidsdoelstellingen van de beperkende maatregelen, zoals beëindiging van ernstige schendingen en misbruik van de mensenrechten en de bevordering van de mensenrechten; of

(b)noodzakelijk is in verband met een gerechtelijke procedure.

2. De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie schriftelijk in kennis van het voornemen om toestemming overeenkomstig dit lid te verlenen. Als een lidstaat of de Commissie binnen twee werkdagen na ontvangst van die kennisgeving bezwaar maakt, kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten de voorgestelde toestemming te verlenen.

3. Een op grond van dit artikel verleende toestemming blijft strikt beperkt tot het doel waarvoor zij is verleend en tot de natuurlijke personen die daar rechtstreeks bij betrokken zijn.

Artikel 12

1. Onverminderd de geldende voorschriften inzake rapportage, vertrouwelijkheid en beroepsgeheim zijn natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen verplicht:

(a)alle informatie die de naleving van deze verordening vergemakkelijkt, zoals informatie in verband met rekeningen en bedragen die overeenkomstig artikel 3, lid 1, zijn bevroren, onverwijld te verstrekken aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij hun woonplaats hebben of gevestigd zijn, en deze informatie, direct of via de lidstaat, aan de Commissie te doen toekomen, en

(b)samen te werken met de bevoegde autoriteit bij de verificatie van de onder a) bedoelde informatie.

2. Alle rechtstreeks door de Commissie ontvangen aanvullende informatie wordt ter beschikking gesteld van de lidstaten.

3. Overeenkomstig dit artikel verstrekte en ontvangen informatie wordt uitsluitend gebruikt voor de doeleinden waarvoor de informatie is verstrekt of ontvangen.

Artikel 13

Het is verboden om bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die tot doel of gevolg hebben dat de in artikel 3 bedoelde maatregelen worden omzeild.

Artikel 14

1. De bevriezing van tegoeden en economische middelen of de weigering om tegoeden of economische middelen beschikbaar te stellen, die plaatsvindt in het vertrouwen dat die maatregel in overeenstemming is met deze verordening, geeft geen aanleiding tot enigerlei aansprakelijkheid van de natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen die die maatregel uitvoeren, of van directeuren of werknemers daarvan, tenzij het bewijs wordt geleverd dat de tegoeden en economische middelen als gevolg van nalatigheid zijn bevroren of ingehouden.

2. Acties van natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen geven geen aanleiding tot aansprakelijkheid van deze natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen, indien zij niet wisten en niet redelijkerwijs konden vermoeden dat hun acties een inbreuk zouden vormen op de maatregelen in deze verordening.

Artikel 15

1. Vorderingen in verband met contracten of andere transacties aan de uitvoering waarvan, direct of indirect, geheel of gedeeltelijk, afbreuk is gedaan door de maatregelen die uit hoofde van onderhavige verordening zijn ingesteld, met inbegrip van vorderingen tot schadeloosstelling of soortgelijke vorderingen, zoals een vordering tot schuldvergelijking of een garantievordering, met name een vordering tot verlenging of uitbetaling van een obligatie, garantie of contragarantie, met name een financiële garantie of contragarantie, ongeacht de vorm hiervan, worden niet toegewezen indien deze vorderingen worden ingesteld door:

(a)de in bijlage I vermelde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen;

(b)natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen die handelen voor rekening van of namens een van de in punt a) bedoelde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen.

2. In de procedure waartoe een vordering aanleiding geeft, wordt het bewijs dat de vordering niet op grond van lid 1 hoort te worden afgewezen, door de eisende natuurlijke persoon, rechtspersoon, de eisende entiteit of het eisende lichaam geleverd.

3. Dit artikel geldt onverminderd het recht van de in lid 1 bedoelde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen op toetsing door de rechter van de rechtmatigheid van de niet-nakoming van contractuele verplichtingen in overeenstemming met onderhavige verordening.

Artikel 16

1. De Commissie en de lidstaten stellen elkaar in kennis van de maatregelen die uit hoofde van deze verordening worden genomen en verstrekken elkaar alle relevante informatie waarover zij beschikken in verband met deze verordening, in het bijzonder informatie met betrekking tot:

(a)tegoeden die zijn bevroren krachtens artikel 3 en toestemmingen die zijn verleend krachtens de artikelen 4, 5, 6 en 7;

(b)inbreuken, handhavingsproblemen en uitspraken van nationale rechtbanken.

2. De lidstaten stellen elkaar en de Commissie onverwijld in kennis van alle andere relevante informatie waarover zij beschikken, en die van invloed kan zijn op de doeltreffende uitvoering van deze verordening.

Artikel 17

1. De Commissie wordt gemachtigd om:

(a)bijlage I te wijzigen op basis van door de Raad genomen besluiten met betrekking tot Besluit (GBVB) 2020/XXX van de Raad, en

(b)bijlage II te wijzigen op basis van door de lidstaten verstrekte informatie.

2. De Commissie deelt het in lid 1 bedoelde besluit, met inbegrip van de redenen voor plaatsing op de lijst, mede aan de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon, de betrokken entiteit of het betrokken lichaam indien het adres bekend is, of, indien het adres niet bekend is, door publicatie van een kennisgeving in het Publicatieblad van de Europese Unie, waarbij de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon, de betrokken entiteit of het betrokken lichaam de gelegenheid krijgt opmerkingen te maken.

3. Indien er opmerkingen worden gemaakt of belangrijk nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, toetst de Commissie haar besluit rekening houdend met de gemaakte opmerkingen en eventuele andere relevante informatie volgens de in lid 1 bedoelde procedure, en brengt zij de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon, de betrokken entiteit of het betrokken lichaam op de hoogte van het resultaat van de toetsing.

Artikel 18

1. In bijlage I worden de redenen vermeld voor het op de lijst plaatsen van natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen.

2. Bijlage I bevat de informatie, indien deze beschikbaar is, die nodig is om de betrokken natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen te identificeren. Met betrekking tot natuurlijke personen kan die informatie bestaan uit: namen en aliassen; geboortedatum en geboorteplaats; nationaliteit; paspoort- en identiteitskaartnummers; geslacht; adres, indien bekend, en functie of beroep. Met betrekking tot rechtspersonen, entiteiten of lichamen kan dergelijke informatie bestaan uit namen, plaats en datum van registerinschrijving, registratienummer en plaats van vestiging.

Artikel 19

1. De lidstaten stellen de regels vast voor sancties die van toepassing zijn in geval van overtreding van de bepalingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om te waarborgen dat die daadwerkelijk worden toegepast. De vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

2. De lidstaten stellen de Commissie na de inwerkingtreding van deze verordening onverwijld in kennis van de in lid 1 bedoelde regels, en stellen haar in kennis van alle latere wijzigingen.

Artikel 20

1. De Commissie verwerkt persoonsgegevens voor de uitoefening van haar taken uit hoofde van deze verordening. Deze taken omvatten het volgende:

(a)het opstellen en wijzigen van bijlage I;

(b)het toevoegen van de inhoud van bijlage I aan de elektronische geconsolideerde lijst van personen, groepen en entiteiten waarop financiële sancties van de Europese Unie van toepassing zijn, en aan de interactieve sanctiekaart, die beide openbaar worden gemaakt;

(c)het verwerken van informatie over de gevolgen van de maatregelen van deze verordening, zoals de waarde van bevroren tegoeden, alsook informatie over door de bevoegde autoriteiten verleende toestemming.

2. Voor de toepassing van deze verordening geldt de in bijlage II vermelde dienst van de Commissie als “verwerkingsverantwoordelijke” voor de Commissie in de zin van artikel 3, lid 8, van Verordening (EU) 2018/1725 wat betreft de verwerkingsactiviteiten die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de in lid 1 bedoelde taken.

Artikel 21

1. De lidstaten wijzen de in deze verordening bedoelde bevoegde autoriteiten aan en identificeren deze op de in bijlage II vermelde websites. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van elke wijziging van de in bijlage II genoemde websites.

2. De lidstaten delen de Commissie na de inwerkingtreding van deze verordening onverwijld mede wie hun bevoegde autoriteiten zijn en hoe contact met hen kan worden opgenomen, en stellen haar in kennis van alle latere wijzigingen.

3. Wanneer in deze verordening een meldingsplicht is vastgesteld, of een verplichting om de Commissie te informeren of op een andere wijze met haar te communiceren, wordt daartoe gebruikgemaakt van het adres en de andere contactgegevens die zijn vermeld in bijlage II.

Artikel 22

Deze verordening is van toepassing:

(a)op het grondgebied van de Unie, met inbegrip van haar luchtruim;

(b)aan boord van vlieg- of vaartuigen die onder de rechtsbevoegdheid van een lidstaat vallen;

(c)op alle zich op of buiten het grondgebied van de Unie bevindende natuurlijke personen die onderdaan van een lidstaat zijn;

(d)op alle volgens het recht van een lidstaat erkende of opgerichte rechtspersonen, entiteiten of lichamen, binnen of buiten het grondgebied van de Unie;

(e)op alle rechtspersonen, entiteiten of lichamen ten aanzien van alle geheel of gedeeltelijk binnen de Unie verrichte zakelijke transacties.

Artikel 23

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.