Toelichting bij COM(2001)318-2 - Wijziging van Richtlijn 92/6/EEG betreffende de installatie en het gebruik in de EG van snelheidsbegrenzers in bepaalde categorieën motorvoertuigen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2001)318-2 - Wijziging van Richtlijn 92/6/EEG betreffende de installatie en het gebruik in de EG van snelheidsbegrenzers in bepaalde ... |
---|---|
bron | COM(2001)318 ![]() ![]() |
datum | 14-06-2001 |
Huidige situatie
Richtlijn 92/6/EEG van de Raad betreffende de installatie en het gebruik in de Gemeenschap i van snelheidsbegrenzers in bepaalde categorieën motorvoertuigen is aangenomen op 10 februari 1992. Deze richtlijn stelde regels vast die snelheidsbegrenzers verplicht stellen in voertuigen van categorie M3 met een maximum gewicht van meer dan 10 ton en in voertuigen van categorie N3, waarbij de categorieën M3 en N3 zijn als omschreven in bijlage II bij Richtlijn 70/156/EEG i. In de preambule van Richtlijn 92/6/EEG werd gesteld dat in een eerste stadium slechts eisen dienen te gelden voor zwaardere categorieën motorvoertuigen die het meest in het internationaal vervoer gebruikt werden. Deze eisen zouden daarna kunnen worden uitgebreid tot lichtere categorieën motorvoertuigen, afhankelijk van de technische mogelijkheden en ervaring in de lidstaten.
Ingevolge de richtlijn werden de installatie en het gebruik van snelheidsbegrenzers overal in de EU verplicht gesteld in drie fasen:
* vanaf 1 januari 1994 voor nieuwe voertuigen,
* vanaf 1 januari 1995 voor tussen 1 januari 1988 en 1 januari 1994 geregistreerde voertuigen waarmee internationaal vervoer wordt verricht, en
* vanaf 1 januari 1996 voor alle op of na 1 januari 1988 geregistreerde voertuigen.
Artikel 2 van de richtlijn bepaalt dat voertuigen van de categorie M3 uitgerust moesten zijn met een snelheidsbegrenzer die op een maximum snelheid van 100 km/u is afgesteld.
Artikel 3 bepaalt dat voertuigen van de categorie N3 uitgerust moesten zijn met een snelheidsbegrenzer die zodanig is afgesteld dat de maximumsnelheid niet meer dan 90 km/u kan bedragen.
Artikel 6 van de richtlijn vermeldt afwijkingen, en bepaalt dat de artikelen 2 en 3 niet gelden voor motorvoertuigen die worden gebruikt door de strijdkrachten, de burgerbescherming, de brandweer en andere hulpdiensten, alsmede openbare ordediensten, en dat zij evenmin gelden voor motorvoertuigen:
- die door de aard van hun constructie de in de artikelen 2 en 3 vermelde snelheden niet kunnen overschrijden,
- die voor wetenschappelijke proefnemingen op de weg worden gebruikt,
- die uitsluitend voor openbaar vervoer in stadsgebieden worden gebruikt.
De technische eisen betreffende de typegoedkeuring van snelheidsbegrenzers zijn neergelegd in Richtlijn 92/24/EEG van 31 maart 1992 betreffende snelheidsbegrenzers of soortgelijke begrenzingssystemen voor bepaalde categorieën motorvoertuigen i.
De Commissie heeft verslag uitgebracht bij het Europees Parlement en de Raad inzake de tenuitvoerlegging van Richtlijn 92/6/EEG. Dit verslag is gebaseerd op studies en op de in de lidstaten opgedane ervaring.
Het verslag behandelt verschillende met de snelheidsbegrenzers verband houdende kwesties. Eén ervan is de uitbreiding van het toepassingsgebied van een Richtlijn 92/6/EEG tot lichtere categorieën voertuigen.
B. Motivering van het communautair optreden
I.
Subsidiariteit
(a) Wat is de bedoeling van het voorgenomen optreden gelet op de verplichtingen van de Gemeenschap-
Het doel van de voorgenomen wijziging van Richtlijn 92/6/EEG is uitbreiding van het toepassingsgebied door invoering van snelheidsbegrenzers voor voertuigen van de categorieën M2 en M3 met een maximumgewicht van ten hoogste 10 ton (bussen en touringcars) en categorie N2 (vrachtwagens met een maximumgewicht van meer dan 3,5 ton).
(b) Is op dit gebied alleen de Gemeenschap bevoegd dan wel de Gemeenschap samen met de lidstaten-
Gedeelde bevoegdheid: artikel 71, lid 1, onder c).
(c) Wat is de communautaire dimensie van het probleem (bijvoorbeeld hoeveel lidstaten zijn bij het probleem betrokken, en welke oplossing is er nu )-
Richtlijn 92/6/EEG, die gericht is tot alle lidstaten.
(d) Wat is de meest doelmatige aanpak, gelet op de mogelijkheden van de Gemeenschap en die van de lidstaten-
Er bestaat reeds communautaire wetgeving. Daarom is wijziging van die communautaire wetgeving de meest doelmatige aanpak.
(e) Wat is de concrete meerwaarde van het voorgenomen optreden van de Gemeenschap en wat zijn de nadelen als er niets wordt gedaan-
Invoering van snelheidsbegrenzers zal zowel de veiligheid op de weg als het milieu ten goede komen. Indien de invoering aan de lidstaten wordt overgelaten, zal dit wellicht niet op een geharmoniseerde manier kunnen gebeuren.
Niets doen zou verlies van genoemde voordelen betekenen, en ongelijke concurrentie tussen exploitanten uit de verschillende lidstaten.
(f) Welke middelen zijn voor het optreden van de Gemeenschap beschikbaar (aanbevelingen, financiële steun, voorschriften, wederzijdse erkenning, enz.)-
Wijziging van de richtlijn is hier de enige manier om uitbreiding van de werkingssfeer van een geldende richtlijn te bewerkstelligen.
(g) Is een uniforme regeling nodig, of kan worden volstaan met een richtlijn waarin de algemene beginselen worden geformuleerd en waarbij de uitvoering aan de lidstaten wordt overgelaten-
Voor de uitbreiding van de werkingssfeer van de richtlijn is wijziging van de bestaande richtlijn voldoende.
II. Harmonisatie van voorwaarden
De wijziging van Richtlijn 92/6/EEG betekent niet dat het in de Gemeenschap in het wegvervoer bereikte niveau van harmonisatie wordt gewijzigd.
III. Samenhang met het beleid van de Gemeenschap op andere terreinen
De wijziging van Richtlijn 92/6/EEG heeft geen invloed op de andere beleidsterreinen van de Gemeenschap.
C.
Doel van het voorstel
Dit voorstel tot wijziging van Richtlijn 92/6/EEG beoogt de invoering van snelheidsbegrenzers voor voertuigen van de categorieën N2 en M3 met een maximumgewicht van minder dan 10 ton (bussen en touringcars) en de categorie N2 (vrachtwagens met een maximumgewicht van meer dan 3,5 ton).
Het voorstel beoogt verdere bevordering van verkeersveiligheid en milieubescherming. Het is in overeenstemming met het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad inzake de tenuitvoerlegging van Richtlijn 92/6/EEG en de mededeling van de Commissie verkeersveiligheid i, de Resolutie van de Raad van 26 juni 2000 inzake de verbetering van de verkeersveiligheid i en de Resolutie van 18 januari 2001 van het Europees Parlement over de Mededeling inzake verkeersveiligheid i.
D. Inhoud van het voorstel
Artikel 1 bevat de voorgestelde wijzigingen van Richtlijn 92/6/EEG.
Lid 1 breidt de werkingssfeer uit tot alle voertuigen van de categorieën M2, M3, N2 en N3.
Lid 2 voorziet in opname in de richtlijn van alle voertuigen van de categorieën M2 en M3 met een maximumsnelheid van 100 km/u.
Lid 3 voorziet in opname in de richtlijn van alle voertuigen van de categorie N2 met een maximumsnelheid van 90 km/u.
Lid 4 voorziet in de geleidelijke invoering van snelheidsbegrenzers voor de nieuwe voertuigcategorieën, te beginnen met nieuwe voertuigen vanaf 1.1.2004 en de installatie achteraf van snelheidsbegrenzers vanaf 1.1.2006 op na 1.1.2001 geregistreerde voertuigen.
De artikelen 2, 3 en 4 bevatten bepalingen betreffende de omzetting door de lidstaten en de inwerkingtreding van dit besluit tot wijziging van Richtlijn 92/6/EEG.
2001/aaaa (COD)