Toelichting bij COM(2001)425 - Genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. INLEIDING

In het kader van het streven om de communautaire wetgeving 'van boer tot bord' te verbeteren en samenhangender te maken heeft de Commissie in haar witboek over voedselveiligheid de volgende maatregelen aangekondigd:

* wetgeving voorstellen voor de evaluatie, toelating en etikettering van nieuwe diervoeders, met name genetisch gemodificeerde organismen en daarvan afgeleide diervoeders (actie 6 van het witboek);

* de toelatingsprocedure voor het in de handel brengen van nieuwe voedingsmiddelen (voedingsmiddelen en voedselingrediënten die nog niet voor menselijke consumptie zijn gebruikt, en met name wanneer zij genetisch gemodificeerde organismen bevatten of daarvan afgeleid zijn) transparanter maken en de vrijstellingen van deze bepalingen nader bezien (actie 50 van het witboek);

* Verordening (EG) nr. 258/97 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten i herzien, en daarbij nieuwe eisen invoeren die ten minste gelijkwaardig zijn aan die in de herziene regelgeving voor de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen uit hoofde van Richtlijn 90/220/EEG (nu 2001/18/EG) (actie 51 van het witboek);

* invoeren van een algemene verplichting tot een nieuwe veiligheidsevaluatie van toegelaten additieven uit nieuwe bronnen of gemaakt met nieuwe methoden (actie 41 van het witboek);

* aanvullen en harmoniseren van de bepalingen inzake etikettering (actie 52 van het witboek).

In het kader van de goedkeuring van Richtlijn 2001/18/EG i heeft de Commissie nogmaals bevestigd dat zij de communautaire etiketteringsbepalingen wil aanvullen zoals zij in het witboek over voedselveiligheid had aangegeven.

Overeenkomstig deze toezeggingen bevat dit voorstel:

* een verbeterde, geharmoniseerde, uniforme en transparante procedure voor de veiligheidsbeoordeling van genetisch gemodificeerde levensmiddelen;

* een veiligheidsbeoordeling en een vergunningsprocedure voor genetisch gemodificeerde diervoeders, op basis van dezelfde verbeterde, transparante vergunningsprocedure als geldt voor genetisch gemodificeerde levensmiddelen;

* de bepaling dat een product niet uitsluitend als levensmiddel of als diervoeder mag worden toegelaten als het waarschijnlijk is dat het voor beide doeleinden gebruikt zal worden;

* geharmoniseerde, uitvoerige etiketteringsvoorschriften voor genetisch gemodificeerde levensmiddelen, teneinde de consument een reële keuzemogelijkheid te bieden;

* geharmoniseerde, uitvoerige etiketteringsvoorschriften voor genetisch gemodificeerde diervoeders, teneinde de gebruikers nauwkeurige informatie te verstrekken over de samenstelling en de eigenschappen daarvan.

1.

2. ALGEMENE DOELSTELLINGEN


De doelstellingen van dit voorstel zijn:

a) de grondslag te verstrekken voor een hoog beschermingsniveau voor het leven en de gezondheid van de mens, de gezondheid en het welzijn van dieren, het milieu en de belangen van de consument met betrekking tot genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, waarbij de goede werking van de interne markt gewaarborgd is;

b) communautaire procedures vast te stellen voor de beoordeling en toelating van en het toezicht op genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders;

c) bepalingen vast te stellen voor de etikettering van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders.

Ter verwezenlijking van een hoog beschermingsniveau voor de gezondheid van mens en dier en voor het milieu stelt dit voorstel de volgende voorwaarden aan de toelating van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders:

- zij mogen geen risico voor de gezondheid van mens en dier of voor het milieu inhouden;

- zij mogen de consument of de gebruiker niet misleiden;

- zij mogen niet zodanig verschillen van de levensmiddelen of diervoeders ter vervanging waarvan zij zijn bedoeld, dat de normale consumptie ervan uit voedingsoogpunt voor de consumenten of de dieren nadelig zou zijn;

- en voor diervoeders: zij mogen de consument niet schaden door afbreuk te doen aan de onderscheidende kenmerken van de dierlijke producten.

Dit zijn dezelfde criteria als zijn vastgelegd in Verordening 258/97, Richtlijn 90/220/EEG (nu 2001/18/EG) en de algemene criteria voor het in de handel brengen van voedermiddelen en de toelating van toevoegingsmiddelen voor de diervoeding.

Naar aanleiding van recente ervaringen en met het oog op de verwezenlijking van een hoog beschermingsniveau is in het voorstel een bepaling opgenomen dat wanneer een product waarschijnlijk zowel voor de menselijke voeding als voor de diervoeding zal worden gebruikt, het niet slechts voor één van beide doeleinden mag worden toegelaten. Dergelijke producten moeten dus voldoen aan de toelatingscriteria voor zowel levensmiddelen als diervoeders alvorens zij in de handel gebracht mogen worden.

Verder zijn de artikelen 13 tot en met 24 van Richtlijn 2001/18/EG overeenkomstig artikel 12 van die richtlijn niet van toepassing op genetisch gemodificeerde organismen of producten voorzover die zijn toegelaten krachtens de overige communautaire wetgeving. Deze wetgeving voorziet al in een specifieke milieurisicobeoordeling overeenkomstig bijlage II en aan de hand van de in bijlage III van die richtlijn aangegeven informatie, en in voorschriften met betrekking tot risicobeheersing, etikettering, toezicht indien nodig, publieksvoorlichting en vrijwaringsclausules, die ten minste gelijkwaardig zijn aan die van de richtlijn. Dit voorstel is bedoelt om voorschriften in te voeren die ten minste gelijkwaardig zijn aan die van Richtlijn 2001/18/EG en stelt dat de milieurisicobeoordeling, indien van toepassing, moet worden uitgevoerd op basis van de voorschriften van die richtlijn.

2.

3. TOEPASSINGSGEBIED


Het voorstel heeft betrekking op levensmiddelen en diervoeders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit genetisch gemodificeerde organismen of daarmee zijn geproduceerd (hierna genetisch gemodificeerde levensmiddelen of diervoeders genoemd).

Ter waarborging van een hoog beschermingsniveau voor de gezondheid van de consumenten en de dieren verruimt dit voorstel het toepassingsgebied van de huidige communautaire wetgeving inzake GGO's tot met GGO's geproduceerde diervoeders en een specifieke evaluatie van de genetische modificatie met betrekking tot stoffen als levensmiddelenadditieven, aroma's en toevoegingsmiddelen in diervoeding, ingeval zij met GGO's zijn geproduceerd.

Overeenkomstig deze verordening kan vergunning worden verleend:

* hetzij voor een GGO en levensmiddelen en/of diervoeders die geheel of gedeeltelijk uit dat GGO bestaan, alsmede voor levensmiddelen en/of diervoeders die met dat GGO zijn geproduceerd of ingrediënten bevatten die daarmee zijn geproduceerd;

* hetzij voor een levensmiddel dat met een GGO is geproduceerd of een ingrediënt bevat dat met een GGO is geproduceerd, alsmede voor levensmiddelen die met eerstgenoemd levensmiddel zijn geproduceerd of het bevatten;

* hetzij voor een diervoeder dat met een GGO is geproduceerd, alsmede voor diervoeders die met eerstgenoemd diervoeder zijn geproduceerd of het bevatten.

Uit hoofde van de voorgestelde verordening kan een aanvrager dus vergunning krijgen voor een specifiek GGO en/of voor producten die met een GGO zijn geproduceerd, voor alle mogelijke toepassingen in levensmiddelen en/of diervoeders.

Andere exploitanten van levensmiddelen- of diervoederbedrijven die het toegelaten GGO willen gebruiken of de met een GGO geproduceerde toegelaten producten als ingrediënten willen gebruiken, hoeven geen nieuwe vergunningaanvraag in te dienen, mits zij de voorwaarden van de verleende vergunning in acht nemen. Dit is een soortgelijke situatie als voortvloeit uit artikel 3, lid 3, van Verordening 258/97, behalve dat deze laatste niet van toepassing is op levensmiddelenadditieven en aroma's.

De voorgestelde verordening bestrijkt producten die 'met een GGO' geproduceerd zijn, maar niet producten die 'met behulp van' een GGO geproduceerd zijn. Met het eerste wordt bedoeld dat het eindproduct (levensmiddel of diervoeder) zelf of een van de ingrediënten daarvan is afgeleid van het oorspronkelijke genetisch gemodificeerde materiaal. In het tweede geval is het product met behulp van een genetisch gemodificeerd organisme geproduceerd, maar bevat het eindproduct geen van het genetisch gemodificeerde organisme afgeleid materiaal meer. Dat betekent dat kaas die is geproduceerd met behulp van een genetisch gemodificeerd enzym dat niet meer in het eindproduct voorkomt en producten van dieren die met genetisch gemodificeerd diervoeder gevoerd zijn of met genetisch gemodificeerde geneesmiddelen zijn behandeld, niet onder de voorschriften inzake vergunningverlening en etikettering van dit voorstel vallen. Dit komt overeen met de huidige bepalingen van Verordening 258/97, die betrekking heeft op levensmiddelen en voedselingrediënten die 'met' genetisch gemodificeerde organismen zijn geproduceerd, maar niet op levensmiddelen en voedselingrediënten die 'met behulp van' genetisch gemodificeerde organismen zijn geproduceerd.

In verband met de uitvoerbaarheid en de juridische duidelijkheid heeft dit voorstel geen betrekking op:

* de evaluatie en toelating van nieuwe voedingsmiddelen die niet genetisch gemodificeerd zijn;

* aspecten die geen verband houden met de genetische modificatie van stoffen die beoordeeld en officieel goedgekeurd moeten worden voordat zij in een positieve lijst of repertorium worden opgenomen (additieven, aroma's, voedingssupplementen enz.).

Wanneer de krachtens de voorgestelde verordening verleende vergunning betrekking heeft op een genetisch gemodificeerde tegenhanger van een conventionele stof die al voor gebruik als additief, aroma, voedingssupplement enz. is toegelaten, geldt dat toegelaten gebruik ook voor de stof die krachtens de voorgestelde verordening is toegelaten.

Wanneer echter de krachtens de voorgestelde verordening verleende vergunning betrekking heeft op een genetisch gemodificeerde tegenhanger van een conventionele stof die nog niet voor gebruik als additief, aroma, voedingssupplement enz. is toegelaten, is voor elke toepassing nog steeds specifieke goedkeuring vereist uit hoofde van de toepasselijke wetgeving. Dit verschilt niet van de situatie die geldt voor conventionele (niet genetisch gemodificeerde) voedselingrediënten of diervoeders, waarvoor afzonderlijke aanvragen moeten worden ingediend uit hoofde van de toepasselijke wetgeving, zoals:

* Richtlijn 89/107/EEG inzake levensmiddelenadditieven;

* Richtlijn 88/388/EEG inzake aroma's voor gebruik in levensmiddelen;

* Richtlijn 91/321/EEG inzake zuigelingenvoeding;

* Richtlijn 96/5/EG inzake babyvoeding;

* Richtlijn 2001/15/EG inzake stoffen voor specifieke voedingsdoeleinden;

* COM(2001) 159 inzake voedingssupplementen;

* Richtlijn 70/524/EEG betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding.

De voorgestelde verordening is gebaseerd op het beginsel 'one door - one key'. Zo kan uit hoofde van de voorgestelde verordening met slechts één aanvraag:

* vergunning worden verkregen voor de doelbewuste introductie van een GGO in het milieu, volgens de criteria van Richtlijn 2001/18/EG;

* en vergunning voor het gebruik van dat GGO in levensmiddelen en/of diervoeders volgens de criteria van de voorgestelde verordening.

Deze voor de hele Gemeenschap geldende vergunning wordt verleend onder de volgende voorwaarden:

* er vindt slechts één risicobeoordeling plaats (die zowel de milieurisico's als de risico's voor de gezondheid van mens en dier omvat), onder verantwoordelijkheid van de Europese Voedselautoriteit;

* er is slechts één risicomanagementproces, waarbij de Commissie en de lidstaten via de procedure van het regelgevend comité worden betrokken.

Het gebruik van hetzelfde GGO als zaad valt hier echter niet onder, aangezien de goedkeuringscriteria voor conventionele rassen niet onder de bevoegdheid van de Europese Voedselautoriteit vallen. Bovendien wijkt de procedure voor de goedkeuring van conventionele rassen uit hoofde van de wetgeving inzake zaden sterk af van de vergunningsprocedure voor genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders in dit verordeningsvoorstel. Daarom voorziet dit voorstel niet in de opneming van genetisch gemodificeerde rassen in de Gemeenschappelijke rassenlijsten. Door een toekomstige wijziging van Richtlijn 98/95/EG betreffende zaden zal de mogelijkheid om vergunning voor genetisch gemodificeerde levensmiddelen te krijgen uit hoofde van de wetgeving inzake zaden komen te vervallen.

Diervoeders die onder Richtlijn 82/471/EEG betreffende bepaalde in diervoeding gebruikte producten i vallen, moeten volgens de procedure van dit voorstel worden toegelaten als zij geheel of gedeeltelijk uit GGO's bestaan of daarmee zijn vervaardigd, en niet meer volgens de procedure van Richtlijn 82/471/EEG. Bij aanvragen betreffende dergelijke producten moet echter nog wel de informatie worden verstrekt die is voorgeschreven in Richtlijn 83/228/EEG van de Raad tot vaststelling van richtsnoeren voor de beoordeling van bepaalde producten die worden gebruikt in de diervoeding i.

Het voorstel is ook van toepassing op al in de handel zijnde genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders die zijn goedgekeurd volgens de procedures van Richtlijn 90/220/EEG inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu, Verordening (EG) nr. 258/97 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten, Richtlijn 70/524/EEG betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding i en Richtlijn 82/471/EEG betreffende bepaalde in diervoeding gebruikte producten.

De bepalingen met betrekking tot genetisch gemodificeerde levensmiddelen van Verordening 258/97 worden bij deze verordening ingetrokken. Die verordening blijft van toepassing op nieuwe voedingsmiddelen die niet genetisch gemodificeerd zijn en zal later dit jaar worden herzien. Indien voorgesteld wordt een weinig gebruikt productieproces (zonder genetische modificatie) in de zin van artikel 1, lid 2, onder f), van Verordening 258/97 toe te passen op een krachtens de hier voorgestelde verordening toegelaten levensmiddel, is nog steeds een specifieke vergunning voor dat specifieke proces krachtens eerstgenoemde verordening nodig.

3.

4. BEGINSELEN VAN DE VERGUNNINGSPROCEDURE


De voorgestelde verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de algemene beginselen en vereisten van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Voedselautoriteit en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (COM(2000) 716 definitief - 2000/0286(COD)) bevat de beginselen en procedures waarop de Europese levensmiddelenwetgeving zal berusten. Volgens dat voorstel streeft de levensmiddelenwetgeving naar een hoog niveau van gezondheidsbescherming en dient zij gebaseerd te zijn op risicoanalyse indien dit gezien de omstandigheden aangewezen is. Na goedkeuring van het voorstel moet de Europese Voedselautoriteit de taak overnemen van de wetenschappelijke stuurgroep en de wetenschappelijke comités die zijn opgericht bij Besluit 97/404/EG van de Commissie van 10 juni 1997 i, respectievelijk Besluit 97/579/EG van de Commissie van 23 juli 1997 i, en risicobeoordelingen verrichten indien de communautaire wetgeving dat vereist.

Om de huidige vergunningsprocedure voor genetisch gemodificeerde levensmiddelen te stroomlijnen en doelmatiger te maken moet de Europese Voedselautoriteit volgens dit voorstel de risicobeoordelingen verrichten. Overeenkomstig het voorstel voor een Europese Voedselautoriteit moet die ook de risicobeoordeling voor genetisch gemodificeerde diervoeders verrichten. Zo wordt een geharmoniseerde aanpak verkregen voor de wetenschappelijke beoordeling van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders.

Volgens dit voorstel dient de toelating in de Gemeenschap op transparante, gecentraliseerde wijze te gebeuren, op basis van het wetenschappelijk advies van de Europese Voedselautoriteit, mits aan de criteria voor toelating wordt voldaan.

Met het oog op de duidelijkheid en transparantie en om een geharmoniseerd kader voor de toelating van genetisch gemodificeerde organismen te krijgen, bevat dit voorstel geen kennisgevingsprocedure ("vereenvoudigde procedure") zoals Verordening (EG) nr. 258/97 kent voor genetisch gemodificeerde levensmiddelen die wezenlijk gelijkwaardig zijn aan bestaande levensmiddelen. De toepassing van deze verkorte procedure voor zogenaamde 'wezenlijk gelijkwaardige' GG-levensmiddelen is in de Gemeenschap de laatste jaren sterk omstreden i en er heerst consensus op internationaal niveau i dat wezenlijke gelijkwaardigheid weliswaar een essentieel element is van de veiligheidsbeoordeling van genetisch gemodificeerde levensmiddelen, maar daarvoor niet volstaat. Bij de besluitvorming over het verlenen van communautaire vergunningen volgens de voorgestelde verordening moeten andere ter zake dienende factoren in aanmerking worden genomen. Daardoor kan het gebeuren dat de Commissie als risicomanager de besluitvormingsprocedure inleidt met een voorstel voor een besluit dat afwijkt van het resultaat van de onder verantwoordelijkheid van de Europese Voedselautoriteit uitgevoerde risicobeoordeling. De Commissie moet dan haar redenen voor dit afwijkende voorstel toelichten. Dit stemt overeen met de algemene beginselen voor risicoanalyse van de Codex Alimentarius.

Krachtens de voorgestelde verordening toegelaten producten worden opgenomen in een repertorium van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, onder vermelding van productspecifieke informatie, onderzoeken waaruit de veiligheid van het product blijkt en detectiemethoden die door de aanvrager moeten worden verstrekt met het oog op de controle. Alle gegevens die niet vertrouwelijk zijn, moeten openbaar worden gemaakt.

De eerste vergunning dient voor een periode van 10 jaar te worden verleend, waar van toepassing onder de voorwaarde dat er een plan wordt ingediend voor monitoring, na het in de handel brengen, van het gebruik van genetisch gemodificeerde levensmiddelen voor menselijke consumptie en het gebruik van genetisch gemodificeerde diervoeders voor dierlijke consumptie. Per geval wordt bij de risicobeoordeling nagegaan of monitoring na het in de handel brengen bij gebruik als levensmiddel of diervoeder nodig is. Voor GGO's is een monitoringplan betreffende de milieu-effecten verplicht krachtens Richtlijn 2001/18/EG.

De vergunningen kunnen telkens met tien jaar worden verlengd indien hiervoor uiterlijk een jaar voor het verstrijken van de vergunning een aanvraag bij de Autoriteit wordt ingediend.

Volgens het voorstel moet de vergunninghouder aan de Europese Voedselautoriteit alle nieuwe informatie verstrekken met betrekking tot de voorwaarden voor de toelating van het product alsmede alle verslagen die in de vergunning zijn gespecificeerd. Indien de vergunninghouder voorstelt de voorwaarden van de vergunning te wijzigen, moet hiertoe een aanvraag bij de Europese Voedselautoriteit worden ingediend.

Om de transparantie van het besluitvormingsproces te verbeteren en het publiek meer bij het vergunningsproces te betrekken wordt een samenvatting van de aanvraag om goedkeuring van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders openbaar gemaakt, evenals het advies van de Europese Voedselautoriteit. Het publiek kan gedurende 30 dagen na de openbaarmaking van het advies opmerkingen aan de Commissie doen toekomen.

In overeenstemming met Richtlijn 2001/18/EG biedt dit voorstel de mogelijkheid om de bij besluit van 16 december 1997 opgerichte Europese groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën van de Commissie te raadplegen.

Nadat overeenkomstig dit voorstel een vergunning is verleend, moet de vergunninghouder ervoor zorgen dat alle voorwaarden en beperkingen die aan de levering of het gebruik van het levensmiddel of diervoeder zijn verbonden, worden nageleefd. Het algemene beginsel is echter dat niemand een genetisch gemodificeerd levensmiddel of diervoeder in de handel mag brengen, mag gebruiken of mag verwerken, tenzij daarvoor overeenkomstig dit voorstel een vergunning verleend is en de daaraan verbonden voorwaarden worden nageleefd; die voorwaarden kunnen via het repertorium van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders door het publiek worden ingezien.

Voorgesteld wordt dat de bestaande vergunningen en mededelingen met betrekking tot het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde levensmiddelen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 258/97 en de bestaande vergunningen voor genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders uit hoofde van de Richtlijnen 90/220/EEG en 2001/18/EG, Richtlijn 82/471/EEG of Richtlijn 70/524/EEG geldig blijven, mits binnen zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening aanvullende informatie aan de Europese Voedselautoriteit wordt verstrekt over de risicobeoordeling en de bemonsterings- en detectiemethoden, samen met monsters van het levensmiddel of diervoeder. Wordt niet aan deze eis voldaan, dan wordt het levensmiddel of diervoeder geacht niet te zijn toegelaten om in de Gemeenschap in de handel te worden gebracht.

Wanneer de lidstaten of de Commissie op basis van nieuwe informatie of een herbeoordeling van bestaande informatie gegronde redenen hebben om aan te nemen dat het gebruik van een levensmiddel of diervoeder dat overeenkomstig dit voorstel is toegelaten, gevaar voor de gezondheid van mensen of dieren of voor het milieu kan opleveren, kan de Commissie vrijwaringsmaatregelen vaststellen.

4.

5. ETIKETTERING


De etikettering van genetisch gemodificeerde organismen is op dit moment geregeld bij verschillende communautaire instrumenten: a) Verordening (EG) nr. 258/97 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten, b) Verordening (EG) nr. 1139/98 betreffende de verplichte opneming in de etikettering van bepaalde met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen van andere gegevens dan die waarin Richtlijn 79/112/EEG voorziet i, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 49/2000 i, en c) Verordening (EG) nr. 50/2000 inzake de etikettering van voedingsmiddelen en voedselingrediënten die genetisch gemodificeerde of met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde additieven en aroma's bevatten i.

Het criterium voor etikettering is de aanwezigheid van door genetische modificatie verkregen DNA of eiwit.

Genetisch gemodificeerde diervoeders moeten als zodanig worden geëtiketteerd overeenkomstig Richtlijn 90/220/EEG (nu 2001/18/EG), die alleen van toepassing is op levende GGO's. Er zijn dus geen etiketteringsvoorschriften voor met GGO's geproduceerde diervoeders die geen GGO's meer bevatten. Bovendien was het totdat Richtlijn 90/220/EEG voor de tweede maal gewijzigd werd, niet verplicht om de aanwezigheid van GGO's op het etiket te vermelden, zodat er op dit moment vier vergunningen voor GGO's voor gebruik in diervoeders zijn zonder verplichte etikettering en vier met verplichte etikettering.

Een deugdelijk etiketteringssysteem voor genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders wordt beschouwd als een van de belangrijkste elementen om tot een grotere acceptatie van de toepassing van gentechnologie in de landbouw- en voedingssector te komen. Uit Eurobarometer 2000 en diverse andere Europese enquêtes blijkt dat de consumenten duidelijk op het etiket aangegeven willen zien of een product geheel of gedeeltelijk uit genetisch gemodificeerde organismen bestaat of daarmee geproduceerd is, zodat zij zelf hun keuze kunnen maken.

Dit voorstel breidt de bestaande etiketteringsvoorschriften uit tot alle genetisch gemodificeerde levensmiddelen, ongeacht of daarin gemodificeerd DNA of eiwit aantoonbaar is. Levensmiddelen die geheel of gedeeltelijk bestaan uit GGO's of daarmee geproduceerd zijn, moeten als zodanig geëtiketteerd worden. Dat betekent dat alle producten waarvoor volgens dit voorstel een vergunning moet worden verleend, ook moeten worden geëtiketteerd. Omgekeerd hoeven producten waarvoor geen vergunning nodig is, ook niet te worden geëtiketteerd. Zoals al is gezegd gelden de etiketteringsvoorschriften van dit voorstel niet voor kaas die is geproduceerd met behulp van een genetisch gemodificeerd enzym dat niet meer in het eindproduct voorkomt, noch voor producten van dieren die met genetisch gemodificeerd diervoeder gevoerd zijn of met genetisch gemodificeerde geneesmiddelen zijn behandeld.

Deze belangrijke wijziging ten opzichte van de huidige communautaire wetgeving inzake de etikettering van levensmiddelen die met genetisch gemodificeerde organismen zijn geproduceerd, leidt ertoe dat een aantal producten die momenteel niet behoeven te worden geëtiketteerd, zoals sterk geraffineerde olie die van GGO's afkomstig is, in de toekomst wel geëtiketteerd moeten worden.

Men zou kunnen tegenwerpen dat de voorgestelde etiketteringsvoorschriften gezien de onmogelijkheid om met analysemethoden na te gaan of geraffineerde ingrediënten - als zodanig verkocht of in een levensmiddel of diervoeder verwerkt - al dan niet van genetisch gemodificeerd materiaal zijn afgeleid, niet te handhaven zullen zijn, wat fraude in de hand zal werken. Opgemerkt moet echter worden dat het ontbreken van analysemethoden in diverse landen nimmer als reden is aangevoerd om voor dergelijke producten geen vergunning voor het in de handel brengen te eisen, terwijl de consequenties van fraude wat de vergunningverlening betreft veel groter zijn dan ten aanzien van de verplichte etikettering. Verder zijn er tal van voorbeelden te noemen - zowel in de levensmiddelensector als daarbuiten - van etiketteringsverplichtingen zonder dat er analysemethoden beschikbaar waren om te controleren of de op het etiket vermelde gegevens wel juist zijn; vermelding van de herkomst, iets wat voor veel levensmiddelen zoals groenten en fruit verplicht is, is daarvan bij uitstek een voorbeeld. Ten slotte kan bij ontbreken van analysemethoden de nauwkeurigheid en juistheid van de informatie op het etiket gecontroleerd worden met behulp van een doeltreffend traceringssysteem.

Het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van levensmiddelen en diervoeders die met genetisch gemodificeerde organismen zijn geproduceerd i beoogt ervoor te zorgen dat in alle fasen van het in de handel brengen informatie beschikbaar is over het feit of een levensmiddel of diervoeder geheel of gedeeltelijk bestaat uit een GGO of daarmee geproduceerd is, waardoor accurate etikettering van het eindproduct wordt vergemakkelijkt en de claims op het etiket aan inspecties en controles kunnen worden onderworpen.
[...] van [...], blz. [...].

Met de geharmoniseerde, volledige etiketteringsvoorschriften wordt beantwoord aan de dringende noodzaak dat de consument zelf een keuze kan maken en niet wordt misleid, zodat het vertrouwen in en de acceptatie van genetisch gemodificeerde levensmiddelen bij het publiek zullen toenemen.

Genetisch gemodificeerde diervoeders moeten ook geëtiketteerd worden, aan de hand van dezelfde beginselen als voor levensmiddelen gelden, zodat de eindgebruikers, met name de veehouders, beschikken over nauwkeurige informatie over de samenstelling en de eigenschappen van diervoeders en zelf hun keuze kunnen bepalen. Dit houdt in dat voor een groot aantal diervoeders waarvoor genetische modificatie nu niet op het etiket hoeft te worden aangegeven, dat straks wel het geval is; het gaat hier bijvoorbeeld om alle met GGO's geproduceerde diervoeders en de vier genetisch gemodificeerde diervoeders die krachtens Richtlijn 90/220/EEG zonder etiketteringsvoorschriften zijn toegelaten.

Zoals al is bepaald in Verordening 258/97 moet de consument ook worden ingelicht over alle kenmerken of eigenschappen van een levensmiddel waardoor het niet gelijkwaardig is aan zijn conventionele tegenhanger wat betreft samenstelling, voedingswaarde, nutritief effect, beoogd gebruik, gevolgen voor de gezondheid van bepaalde bevolkingscategorieën, en als het aanleiding kan geven tot ethische of religieuze bezwaren. Voorgesteld wordt dezelfde aanvullende etiketteringscriteria op diervoeders toe te passen.

5.

6. TENUITVOERLEGGING


Hoewel sommige exploitanten alles in het werk stellen om het gebruik van genetisch gemodificeerd materiaal te vermijden, kan dergelijk materiaal toch in minieme hoeveelheden in conventionele levensmiddelen en diervoeders aanwezig zijn als gevolg van onvoorziene of technisch niet te voorkomen verontreiniging tijdens de teelt, de oogst, het vervoer en de verwerking. In dat geval dienen de etiketteringsvoorschriften van deze verordening niet op dat levensmiddel of diervoeder van toepassing te zijn; daartoe moeten er drempelwaarden worden vastgesteld voor de onvoorziene of technisch niet te voorkomen aanwezigheid van genetisch gemodificeerd materiaal in levensmiddelen of diervoeders.

Met het oog op de praktische uitvoerbaarheid van deze verordening wordt een drempelwaarde van 1% voorgesteld - met de mogelijkheid om via de comitéprocedure lagere drempelwaarden vast te stellen - voor minieme sporen genetisch gemodificeerd materiaal in levensmiddelen of diervoeders, inclusief genetisch gemodificeerd materiaal dat niet krachtens de communautaire wetgeving is toegelaten, indien de aanwezigheid van dat materiaal onvoorzien of technisch niet te voorkomen is. In verband met de consistentie wordt voorgesteld dat Richtlijn 2001/18/EG dienovereenkomstig gewijzigd wordt.

Met het oog op de handhaafbaarheid bepaalt het voorstel dat de aanvragers een methode moeten verstrekken voor de detectie, inclusief de bemonstering, en de identificatie van de modificatie en, indien van toepassing, voor de detectie en identificatie van de modificatie in het levensmiddel en/of in daarmee geproduceerde levensmiddelen, of in het diervoeder, zulks met het oog op controledoeleinden.

Voorgesteld wordt een communautair referentielaboratorium in te stellen dat tot taak krijgt de voorgestelde bemonsterings- en detectiemethoden te testen en te valideren en de door de aanvrager ingediende controlemonsters te ontvangen, voor te bereiden, te bewaren en in goede staat te houden, zodat een geharmoniseerde controlebenadering voor de hele Gemeenschap wordt verkregen. Het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie zou gezien zijn ervaring op het gebied van tests en validatie als communautair referentielaboratorium moeten fungeren en daarbij worden bijgestaan door een consortium van nationale referentielaboratoria, dat het 'Europees netwerk van GGO-laboratoria' genoemd zal worden.

Dit voorstel houdt rekening met de internationale verbintenissen van de Europese Gemeenschappen inzake de handel en de voorschriften van het aan het Verdrag inzake biodiversiteit gehechte Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid.