Toelichting bij COM(2003)276 - Instelling van een gemeenschappelijk actieprogramma ter bevordering van actief Europees burgerschap (civic participation)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Inleiding

Afgezien van het Verdrag, dat een Europees burgerschap instelt, is ook in verschillende recente verklaringen gewezen op noodzaak van het bevorderen van actief burgerschap:

* de Europese Raad van Nice heeft in zijn Verklaring no. 23 erkend dat '... de democratische legitimiteit en de transparantie van de Unie en haar instellingen permanent moeten worden verbeterd en verzekerd, teneinde deze dichter bij de burgers van de lidstaten te brengen.';

* het Europees Parlement, de Raad en de Commissie verklaren in de preambule van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie '... de Unie draagt bij aan de instandhouding en de ontwikkeling van deze gemeenschappelijke waarden, met inachtneming van de verscheidenheid van de culturen en tradities van de Europese volkeren';

* de verklaring van Laken, gehecht aan de Conclusies van de Europese Raad van 14 en 15 december 2001, bevestigt dat een van de fundamentele uitdagingen voor de Europese Unie is 'hoe de burgers, in de eerste plaats de jongeren, nader tot het Europese project en de Europese instellingen te brengen';

* het Witboek van de Commissie over governance bepleit het principe van participatie van de burgers, vanaf de ontwikkeling tot aan de tenuitvoerlegging van het beleid, van betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld en van de organisaties die daar deel van uitmaken.

Verder zijn de doelstellingen van de Gemeenschap en de lidstaten met name bevordering van de werkgelegenheid, verbetering van de leef- en arbeidsomstandigheden, een adequate sociale bescherming, een ontwikkeling van de menselijke hulpbronnen die een duurzaam hoog werkgelegenheidsniveau mogelijk maakt, en bestrijding van uitsluiting.

Anderzijds is ook een communautair beleid op het terrein van asielverlening, dat de vaststelling van een gemeenschappelijke Europese asielregeling omvat, een noodzakelijke voorwaarde voor de verwezenlijking van de doelstelling van de Europese Unie om geleidelijk een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid tot stand te brengen, die open staat voor mensen die, door omstandigheden gedwongen, bescherming zoeken in de Europese Unie.

Historische achtergrond

De bevordering van een actief Europees burgerschap wordt al sinds een aantal jaren verzekerd, met name door middel van de begrotingslijnen van deel A van de begroting:

* begrotingslijn A-3016 biedt medefinanciering voor de huishoudelijke uitgaven van de Vereniging van de Raden van State en van de Hoge Administratieve Rechtscolleges van de Europese Unie;

* begrotingslijn A-3020 biedt medefinanciering voor de huishoudelijke uitgaven van de vereniging 'Ons Europa';

* begrotingslijn A-3021 biedt medefinanciering voor de huishoudelijke uitgaven van commissies van deskundigen op het gebied van Europese integratie en van organisaties die zich inzetten voor de Europese integratie;

* begrotingslijn A-3024 biedt medefinanciering voor acties van verenigingen en bonden met Europese doelstellingen;

* begrotingslijn A-3026 biedt medefinanciering voor de huishoudelijke uitgaven van Europese denktanks;

* begrotingslijn A-3030 biedt medefinanciering voor de huishoudelijke uitgaven van de Europese Raad voor vluchtelingen en in ballingschap levenden;

* begrotingslijn A-3036 biedt medefinanciering voor de activiteiten en programma's van het Jean-Monnethuis en het Robert-Schumanhuis;

* artikel A-321 ondersteunt de bevordering van jumelages van steden in de Europese Unie.

Verder zijn er ook drie begrotingslijnen van deel B van de begroting die het mogelijk maken om in 2003 communautaire bijstandverlening ten gunste van het bevorderen van het Europese burgerschap te ondersteunen:

* begrotingslijn B3-305 financiert acties ten behoeve van de maatschappelijke organisaties (de 'burgermaatschappij') door subsidies aan niet-gouvernementele en vakbondsorganisaties;

* de begrotingslijnen B3-4105 en B5-803 bieden medefinanciering voor de huishoudelijke uitgaven van het platform van NGO's van de sociale sector.

Het merendeel van deze interventies had tot nu toe geen wettelijke grondslag.

Doelstellingen

De goedkeuring van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen  i, en het besluit om de opzet van de begroting van de Commissie op de ABB-benadering (Activity Based Budgeting) te baseren, betekenen dat er basisbesluiten moeten worden vastgesteld voor een reeks subsidies die tevoren werden gefinancierd op basis van kredieten van Deel A (huishoudelijke kredieten) van de afdeling van de begroting van de Commissie (Afdeling III).

Het doel van dit besluit is een basisbesluit vast te stellen voor de toekenning van subsidies voor het bevorderen van actief Europees burgerschap, voor een periode van vijf jaar (2004-2008).

Het streven naar basisbesluiten voor subsidies die tot nu toe gefinancierd werden uit deel A is door de Commissie aangekondigd in een verklaring in verband met de goedkeuring van het nieuwe Financieel Reglement. In deze verklaring '... nemen het Europees Parlement en de Raad akte van het voornemen van de Commissie om een voorstel in te dienen voor een kaderverordening waarin de algemene criteria voor de keuze en de toekenning van subsidies voor huishoudelijke uitgaven aan de in artikel 108, lid 1, punt b), bedoelde organen nader kunnen worden omschreven'.

Rechtsgrondslag



Het voorstel is gebaseerd op artikel 308 van het EG-Verdrag, dat bepaalt dat de Raad besluit met eenparigheid van stemmen, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement.

1.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel betreft in hoofdzaak de technische noodzaak om een rechtsgrondslag te creëren voor acties die op het moment een dergelijke grondslag ontberen; de geplande bedragen zijn grotendeels gebaseerd op de toegewezen bedragen in het kader van de begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2003.

Het voorgestelde bedrag is EUR 113.092.000 in totaal.

Analyse van de artikelen

Artikel 1 presenteert de doelstelling van het programma, namelijk het ondersteunen van organisaties die werkzaam zijn op het terrein van het actief Europees burgerschap en het bevorderen van acties op dit terrein.

Artikel 2 geeft de voorwaarden voor toegang tot het programma aan en verwijst naar de bijlage, waarin de drie onderdelen van het programma worden beschreven:

* subsidies voor het functioneren van in het besluit genoemde organisaties;

* subsidies voor het functioneren van andere organisaties die een doel van algemeen Europees belang nastreven, of een doelstelling die past in het kader van het beleid van de Europese Unie ter bevordering van actief burgerschap;

* subsidies per actie voor de andere hierboven genoemde interventies (steun voor acties van met name niet-gouvernementele organisaties, verenigingen en bonden van Europees belang of overkoepelende vakbondsorganisaties; acties ten gunste van jumelages van steden op initiatief van gemeentebesturen, lokale en regionale verbanden en organen, lokale en regionale overheden, of organisaties daarvan).

Artikel 3 voorziet in uitbreiding van de geografische reikwijdte van het programma tot alle lidstaten, en voor bepaalde acties eventueel ook tot de kandidaatlanden en de landen van de EVA/EER.

Artikel 4 verwijst naar de bijlage voor de modaliteiten van de selectie van de begunstigden van het programma. Het is de bedoeling dat de subsidies voor het functioneren van organen die een doel van algemeen Europees belang nastreven, dan wel een doelstelling die past in het kader van het beleid van de Europese Unie ter bevordering van actief burgerschap maar die niet in het besluit genoemd wordt, en de subsidies per actie, toegekend worden op basis van jaarlijkse oproepen tot het indienen van voorstellen. Wat de eerstgenoemde subsidies betreft, wordt ook voorzien in de mogelijkheid dat de Begrotingsautoriteit begunstigden eventueel met name kan noemen.

Artikel 5 verwijst naar de bijlage voor de voorwaarden voor de toekenning van de subsidies.

Artikel 6 stelt vast dat het programma de periode 2004-2008 bestrijkt.

Artikel 7 bepaalt de modaliteiten van de tussentijdse en uiteindelijke evaluatie van het programma en van de verlenging ervan.