Toelichting bij COM(2003)273 - Gemeenschappelijk actieprogramma ter bevordering van op Europees niveau actieve organisaties en ter ondersteuning van gerichte activiteiten op het gebied van onderwijs en opleidingen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2003)273 - Gemeenschappelijk actieprogramma ter bevordering van op Europees niveau actieve organisaties en ter ondersteuning van ... |
---|---|
bron | COM(2003)273 ![]() ![]() |
datum | 27-05-2003 |
Het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen bepaalt dat de Gemeenschap moet bijdragen tot de ontwikkeling van onderwijs van hoog gehalte door de activiteiten van de lidstaten te ondersteunen en aan te vullen, met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud van het onderwijs en de opzet van het onderwijsstelsel en van hun culturele en taalkundige verscheidenheid. Het EG-Verdrag bepaalt voorts dat de Gemeenschap inzake beroepsopleidingen een beleid ten uitvoer moet leggen waardoor de activiteiten van de lidstaten worden versterkt en aangevuld, met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud en de opzet van de beroepsopleidingen, en dat de Gemeenschap de samenwerking met derde landen moet bevorderen. In het op 14 juni 2002 door de Raad goedgekeurde gedetailleerde werkprogramma voor de follow-up van de doelstellingen van de onderwijs- en opleidingssystemen in Europa wordt een actieprogramma beschreven dat communautaire steun vereist. Bovendien stelt de als bijlage bij de conclusies van de Europese Raad van 14 en 15 december 2001 gevoegde verklaring van Laken dat een van de fundamentele uitdagingen voor de Europese Unie erin bestaat de burgers nader tot het Europese project en de Europese instellingen te brengen.
De verklaring van de Europese Unie ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (Wenen, 10 december 1998) pleit ervoor dat de EU 'in samenspraak met andere betrokken organisaties de samenwerking op het gebied van mensenrechten, zoals onderwijs- en opleidingsactiviteiten, verder ontwikkelt en zorgt voor de continuering van het door vijftien Europese universiteiten georganiseerde programma voor doctoraalstudie inzake mensenrechten'.
Vooral sinds de goedkeuring van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag groeit de behoefte om nationale rechters via opleidingen met de toepassing van het Gemeenschapsrecht vertrouwd te maken en de Europese Gemeenschap te stimuleren dergelijke opleidingen te steunen. De verordening geeft nationale rechtbanken immers meer bevoegdheden om deze verdragsbepalingen toe te passen.
Er wordt bijgevolg uitgekeken naar communautaire maatregelen op het gebied van onderwijs en opleidingen los van de acties in het kader van de programma's Socrates en Leonardo da Vinci.
Er wordt sinds een aantal jaren steun verleend aan gerichte activiteiten op het gebied van onderwijs en opleidingen en aan organisaties die op Europees niveau op dit gebied actief zijn, met name uit hoofde van begrotingsonderdelen van deel A van de begroting:
-onderdeel A-3010 biedt medefinanciering voor de huishoudelijke uitgaven van het Europacollege;
-onderdeel A-3011 biedt medefinanciering voor de huishoudelijke uitgaven van het Europees Universitair Instituut in Florence;
-onderdeel A-3012 biedt medefinanciering voor de huishoudelijke uitgaven van de Academie voor Europees recht in Trier;
-onderdeel A-3013 biedt medefinanciering voor de huishoudelijke uitgaven van het Europees Instituut voor bestuurskunde in Maastricht;
-onderdeel A-3014 biedt medefinanciering voor de huishoudelijke uitgaven van het European Inter-University Centre for Human Rights and Democratisation;
-onderdeel A-3017 biedt medefinanciering voor de huishoudelijke uitgaven en de acties van organisaties voor gerechtelijke samenwerking op het gebied van Europees recht;
-onderdeel A-3022 biedt medefinanciering voor acties van studie- en onderzoekcentra;
-onderdeel A-3027 biedt medefinanciering voor de huishoudelijke uitgaven van het Centre international de formation européenne;
-onderdeel A-3044 biedt medefinanciering voor de huishoudelijke uitgaven van het Europees Agentschap voor de ontwikkeling van het bijzonder onderwijs.
Verder kunnen communautaire maatregelen op het gebied van onderwijs en opleidingen worden gesteund uit hoofde van twee begrotingsonderdelen zonder rechtsgrondslag van deel B van de begroting:
-de afgelopen jaren konden dankzij onderdeel B3-1000 voorbereidende acties worden gefinancierd in verband met de follow-up van de concrete doelstellingen van de onderwijs- en opleidingsstelsels;
-reeds lange tijd kan dankzij onderdeel B3-304 steun worden verleend aan de verspreiding van informatie over de Europese integratie in academische kringen, met name via de Jean Monnet-actie.
Al deze maatregelen hadden tot nu toe geen rechtsgrondslag.
De onderstaande onderwijsinstellingen zijn op de volgende gebieden actief:
-het Europacollege: postuniversitair onderwijs over de Europese dimensie van recht, economie, menswetenschappen en politieke en sociale wetenschappen;
-het Europees Universitair Instituut in Florence: levert een bijdrage aan de ontwikkeling van het Europees cultureel en wetenschappelijk erfgoed via hoger onderwijs en onderzoek;
-het Europees Instituut voor bestuurskunde in Maastricht: opleidingen voor nationale en Europese ambtenaren met het oog op de Europese integratie;
-de Academie voor Europees recht in Trier: permanente educatie op universitair niveau ten behoeve van deskundigen en gebruikers van Europees recht;
-het European Inter-University Centre for Human Rights and Democratisation: Europees doctoraalprogramma inzake mensenrechten en democratisering, Advanced Intership Programme en andere onderwijs-, opleidings- en onderzoeksactiviteiten ter bevordering van de mensenrechten en de democratisering;
-het Europees Agentschap voor de ontwikkeling van het bijzonder onderwijs: kwalitatieve verbetering van het bijzonder onderwijs en grootschalige Europese samenwerking op lange termijn op dit gebied;
-het Centre international de formation européenne: studie, onderwijs, opleidingen en onderzoek met betrekking tot de Europese eenwording, de globalisering, het federalisme, het regionalisme en de transformatie van eigentijdse maatschappelijke structuren vanuit een brede, federalistische toekomstvisie.
Het moet ook mogelijk zijn exploitatiesubsidies te verlenen aan Europese organisaties die op het gebied van onderwijs en opleidingen actief zijn, een doelstelling van algemeen Europees belang nastreven en op Europees niveau representatief zijn.
Concreet gaat het bij de door de Jean Monnet-actie en uit hoofde van begrotingsonderdeel A-3022 gesteunde acties (voorlichting en studie) op het gebied van de Europese integratie om:
-onderricht over de Europese integratie aan universiteiten;
-de oprichting en ondersteuning van nationale organisaties van in de Europese integratie gespecialiseerde docenten;
-de bevordering van het debat over de Europese integratie;
-de bevordering van het academisch onderzoek - inclusief onderzoek door jonge wetenschappers - over prioritaire EU-thema's, zoals de toekomst van Europa of de dialoog tussen volkeren en culturen.
De acties ter ondersteuning van opleidingen Europees recht zijn voor organisaties voor gerechtelijke samenwerking bestemd en beogen opleidingen Europees recht, vooral ten behoeve van nationale rechters, te promoten.
De goedkeuring van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen i en het besluit om de begroting van de Commissie op Activity Based Budgeting te baseren impliceren dat basisbesluiten moeten worden vastgesteld voor een aantal subsidies die in het verleden werden gefinancierd op basis van kredieten in deel A (huishoudelijke kredieten) van het voor de Commissie bestemde gedeelte van de begroting (afdeling III).
Het interinstitutioneel akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure i stelt tijdslimieten vast voor voorbereidende acties zonder rechtsgrondslag.
Doel van dit besluit is dus een basisbesluit vast te stellen voor het verlenen van subsidies ter bevordering van op Europees niveau actieve organisaties en ter ondersteuning van gerichte activiteiten op het gebied van onderwijs en opleidingen gedurende een periode van vijf jaar (2004-2008).
De Commissie heeft in een verklaring naar aanleiding van de goedkeuring van het nieuw Financieel Reglement aangekondigd te willen streven naar basisbesluiten voor subsidies die tot nu toe uit deel A gefinancierd werden. In deze verklaring 'nemen het Europees Parlement en de Raad akte van het voornemen van de Commissie om een voorstel in te dienen voor een kaderverordening waarin de algemene criteria voor de keuze en de toekenning van subsidies voor huishoudelijke uitgaven aan de in artikel 108, lid 1, punt b), bedoelde organen nader kunnen worden omschreven'.
Rechtsgrondslag
Het voorstel is gebaseerd op de artikelen 149 en 150 van het EG-Verdrag. De procedure van artikel 251 van het EG-Verdrag moet worden gevolgd: het besluit moet op voorstel van de Commissie door het Europees Parlement en de Raad worden goedgekeurd via de medebeslissingsprocedure.
Aangezien het voorstel vooral is ingegeven door de technische noodzaak een rechtsgrondslag te geven aan activiteiten die momenteel een dergelijke grondslag ontberen, zijn de geplande bedragen grotendeels gebaseerd op de toegewezen bedragen in het kader van de begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2003.
Er wordt in het totaal een bedrag van 129,620 miljoen euro voorgesteld.
Artikel 1 beschrijft de doelstelling van het programma: steun voor op Europees niveau actieve organisaties en voor gerichte activiteiten op het gebied van onderwijs en opleidingen.
Artikel 2 beschrijft de voorwaarden om voor het programma in aanmerking te komen en verwijst naar de bijlage, waarin de drie onderdelen van het programma gedetailleerd worden beschreven:
-exploitatiesubsidies voor in het besluit vermelde organisaties;
-exploitatiesubsidies voor andere organisaties die een doelstelling van algemeen Europees belang nastreven;
-subsidies voor de overige bovengenoemde activiteiten (steun voor activiteiten in het hoger onderwijs rond het thema Europese integratie; steun voor activiteiten in het kader van de follow-up van de doelstellingen van de onderwijs- en opleidingsstelsels; steun voor opleidingen Europees recht).
De onder punt 2.2.1 van de bijlage bij het besluit vermelde begunstigden hoeven niet al minstens twee jaar te bestaan.
Artikel 3 bepaalt dat het programma geografisch de lidstaten dekt en voor bepaalde acties eventueel ook de kandidaat-lidstaten en de landen van de EVA/EER.
Artikel 4 verwijst naar de bijlage voor de selectie van begunstigden van het programma. Exploitatiesubsidies voor andere dan de in het besluit genoemde organisaties en alle subsidies voor acties worden verleend op basis van jaarlijkse oproepen tot het indienen van voorstellen.
Artikel 5 verwijst naar de bijlage voor de voorwaarden voor het verlenen van subsidies.
Artikel 6 bepaalt dat het programma tijdens de periode 2004-2008 over 129,620 miljoen euro kan beschikken.
Artikel 7 bepaalt hoe de tussentijdse en eindevaluaties van het programma en de programmaverlenging moeten worden uitgevoerd.