Toelichting bij COM(2000)275 - Coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen, diensten en werken

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Inleiding

In 1996 heeft de Commissie een groenboek gepubliceerd met als titel 'De overheidsopdrachten in de Europese Unie: beschouwingen over een toekomstig beleid' i, waarop 300 antwoorden zijn ingediend door economische kringen, de lidstaten en de instellingen.

Na analyse van deze bijdragen heeft de Commissie in haar mededeling 'De overheidsopdrachten in de Europese Unie' i de vooruitzichten voor haar toekomstige actie uiteengezet. Het hoofdthema dat uit de discussie naar aanleiding van het groenboek naar voren is gekomen, is de noodzaak om het juridische kader te vereenvoudigen en aan het elektronische tijdperk aan te passen, en er tegelijkertijd zorg voor te dragen de basisstructuur ervan niet te destabiliseren. De Commissie erkent dat de bestaande wettelijke regeling moet worden vereenvoudigd door onduidelijke of complexe bepalingen te verduidelijken en door wijzigingen in de wetgeving aan te brengen wanneer de gerezen problemen niet door nadere uitlegging op te lossen zijn. i Bovendien heeft zij aangekondigd dat de drie 'klassieke' richtlijnen zullen worden gecodificeerd en vervolgens in één tekst samengevat.

Dit voorstel beantwoordt aan deze doelstellingen.

Het is door de Commissie in haar werkprogramma voor 2000 i aangekondigd. Het behoort tot de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap, daar het gaat om de herziening van wetteksten die met het oog op de totstandbrenging van de interne markt zijn aangenomen en die op artikel 95 van het EG-Verdrag zijn gebaseerd. Bovendien beantwoordt het aan de conclusies van de Europese Raad van Lissabon waarin werd verzocht om economische hervormingen om de interne markt te voltooien en volledig operationeel te maken.

Om de presentatie van het voorstel te vergemakkelijken, worden de voorgestelde wijzigingen in twee delen gegroepeerd:

- vereenvoudiging van de richtlijn;

- wijzigingen in het juridische kader.

Op de toelichting volgt een toelichting bij de artikelen.

I.

Vereenvoudiging


- De richtlijn herstructureren en verduidelijken

1.1. Naar aanleiding van de discussie over het groenboek met als titel 'De overheidsopdrachten in de Europese Unie: beschouwingen over een toekomstig beleid' i, alsmede in de uitoefening van haar taak als 'Hoedster van het Verdrag' heeft de Commissie geconstateerd dat er op sommige punten gebrek aan samenhang is tussen de drie 'klassieke' richtlijnen, namelijk Richtlijn 92/50/EEG betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening i, Richtlijn 93/36/EEG betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen i en Richtlijn 93/37/EEG betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken i; deze incoherenties worden niet door specifieke kenmerken gerechtvaardigd en moeten bijgevolg worden weggenomen. Dit streven is ingegeven door de zorg voor verduidelijking, die de Commissie ook tot uiting heeft gebracht in haar mededeling over concessieovereenkomsten in het communautaire recht i, die niet vooruitloopt op een eventueel specifiek wetsvoorstel van concessieovereenkomsten.

Ter wille van de samenhang van de teksten wordt in het voorstel soms ook de toepasselijkheid van bepalingen die momenteel zonder bijzondere reden slechts voor bepaalde opdrachten gelden, tot alle opdrachten uitgebreid (zie bijvoorbeeld artikel 3). Bovendien zullen het begrip en de toepassing van de richtlijnen worden vergemakkelijkt als de huidige richtlijnen worden geherstructureerd, zonder daarom de juridische verplichtingen te wijzigen die zij opleggen.

De voorgestelde vereenvoudiging bestaat dus in het wegnemen van de incoherenties en in het herstructureren van de bestaande teksten. i

1.2. Dit voorstel wordt gepresenteerd in de vorm van één tekst voor opdrachten voor leveringen, werken en diensten. Het biedt de mogelijkheid tegelijkertijd de wijziging en de vereenvoudiging van de 'klassieke' richtlijnen voor te stellen en deze in één tekst samen te vatten. Enerzijds zal deze aanpak het gemakkelijker maken de samenhang gedurende het wetgevingsproces te handhaven, en anderzijds houdt hij ook voor de gebruikers reële voordelen in. De richtlijnen moeten weliswaar in de nationale wetgevingen worden omgezet, maar de economische subjecten en de aanbestedende diensten beroepen zich vaak op de teksten van de richtlijnen, met name voor de interpretatie van de nationale teksten. In plaats van zich te beroepen op afzonderlijke teksten die grotendeels over dezelfde aangelegenheden handelen en respectievelijk 35 (leveringen), 37 (werken) en 45 (diensten) artikelen bevatten, zullen zij op die manier beschikken over één tekst met een duidelijker structuur en met 76 artikelen; het aantal artikelen kan worden verminderd met name omdat er in de drie richtlijnen identieke bepalingen voorkomen.

Het Comité van de Regio's had in zijn advies betreffende de mededeling van 1998 i zijn volledige steun voor een dergelijk voorstel betuigd, daar het constateerde dat het werk van plaaatselijke en gewestelijke lichamen daardoor aanzienlijk zou worden vergemakkelijkt.

Bovendien hebben verschillende lidstaten op nationaal niveau voor dezelfde aanpak gekozen door de richtlijnen in één tekst om te zetten.

De samenvatting van drie richtlijnen in één houdt in ieder geval niet 'per se' verplichtingen tot omzetting in.

1.3. Wat de structuur betreft, zijn de bepalingen van de voorgestelde richtlijn in zes delen gegroepeerd, namelijk de definities, de specifieke bepalingen van toepassing op overheidsopdrachten, de verlening van bijzondere of uitsluitende rechten, de specifieke regels voor prijsvragen op het gebied van dienstverlening, de regels voor concessieovereenkomsten en de slotbepalingen. In deze delen, met name in het tweede deel betreffende de specifieke regels van toepassing op overheidsopdrachten, zijn de bepalingen dusdanig geordend dat zij op logische wijze het verloop van een aanbestedingsprocedure volgen, te beginnen met de beginselen en het toepassingsgebied. Om het lezen van de richtlijn te vergemakkelijken, zijn titels en hoofdstukken aangebracht. Bovendien heeft elke titel, elk hoofdstuk en elk artikel een titel gekregen, zodat de gezochte bepalingen sneller kunnen worden teruggevonden.

1.4. Nog andere, wezenlijker wijzigingen dragen eveneens bij tot de beoogde vereenvoudiging, in het bijzonder de wijziging betreffende de drempels. Deze worden in het deel van deze toelichting in detail beschreven.

Inhoudsopgave

1.

II. Fundamentele wijzigingen


Inleiding



1.1. De opkomst van de informatiemaatschappij, het zich geleidelijk terugtrekken van de overheid uit bepaalde economische activiteiten en een sterkere begrotingsdiscipline brengen de Commissie ertoe wijzigingen in het bestaande wettelijke regeling voor te stellen. Daarmee wordt een drieledige doelstelling nagestreefd, namelijk modernisering, vereenvoudiging en flexibiliteit; modernisering om rekening te houden met nieuwe technologieën en veranderingen in het economische klimaat, vereenvoudiging om soms te gedetailleerde en complexe regels te verlichten, en flexibiliteit om tegemoet te komen aan verwijten dat de procedures te star zijn en niet meer aan de behoeften van de aanbestedende diensten voldoen.

1.2. De Commissie heeft zeven thema's aangegeven waarvoor wezenlijke wijzigingen dienen te worden voorgesteld.

Het betreft achtereenvolgens:

- de invoering van elektronische aankoopmechanismen en de daaruit voortvloeiende verkorting van de termijnen van een aanbestedingsprocedure (punt 2);

- de invoering van een nieuwe hypothese voor de procedure van gunning via onderhandelingen, waardoor voor bijzonder complexe opdrachten de 'dialoog' tussen de aanbestedende dienst en de verschillende gegadigden mogelijk wordt gemaakt, terwijl de oproep tot mededinging en de inachtneming van de gelijke behandeling worden gewaarborgd (punt 3);

- de aan de aanbestedende diensten geboden mogelijkheid zogenaamde 'raamovereenkomsten' te sluiten waarvan niet alle voorwaarden worden vastgesteld en op basis waarvan opdrachten kunnen worden geplaatst zonder dat voor elk ervan alle verplichtingen van de richtlijn worden toegepast (punt 4);

- een verduidelijking van de bepalingen betreffende de technische specificaties waardoor een daadwerkelijke mededinging kan worden gewaarborgd door de deelneming van een zo groot mogelijk aantal inschrijvers en in het bijzonder van innoverende ondernemingen (punt 5);

- een versterking van de bepalingen betreffende de gunningscriteria en de selectie (punt 6);

- een vereenvoudiging van de drempels (punt 7).

- de invoering van een gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten (punt 8).

Bovendien moeten, als gevolg van de door de Commissie voorgestelde wijzigingen betreffende de richtlijn 'nutsbedrijven' 93/38/EEG houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie i, met name de wijzigingen in het toepassingsgebied rekening houdend met de geleidelijke liberalisering van bepaalde sectoren, ook sommige bepalingen van de 'klassieke' richtlijnen worden gewijzigd (punt 9).

Bovendien hebben de bepalingen van deze richtlijn tot doel de tenuitvoerlegging van de voorschriften en beginselen van het Verdrag te vergemakkelijken. Daarom kan de niet-naleving van deze richtlijnen in bepaalde gevallen een schending van deze voorschriften en beginselen van het Verdrag vormen.

2.

2. Invoering van elektronische aankoopmechanismen


2.1. Door de opkomst van de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën (ICT) worden interessante mogelijkheden geboden ten aanzien van de doeltreffendheid, de doorzichtigheid en de openstelling van overheidsopdrachten. In haar Mededeling inzake de overheidsopdrachten in de Europese Unie van 11 maart 1998 heeft de Commissie zich een bijzonder ambitieus doel gesteld: 25% van alle overheidsopdrachten zou in 2003 langs elektronische weg moeten worden geplaatst. Uit dat oogpunt heeft zij alle betrokken actoren opgeroepen een dergelijk systeem te ontwikkelen.

Dit streven vindt bijval in een groot aantal bijdragen en reacties, met name van het Europees Parlement en het Comité van de Regio's.

Het is ook opgenomen in de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Lissabon van 23 en 24 maart 2000 waar de Commissie, de Raad en de lidstaten wordt verzocht om 'de noodzakelijke maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat tegen 2003 aanbestedingen van de Gemeenschap en nationale overheden on line kunnen plaatsvinden' i.

In het kader van de huidige wetgeving op het gebied van overheidsopdrachten is het gebruik van elektronische middelen onder bepaalde voorwaarden mogelijk voor de indiening van inschrijvingen. Er zijn echter procedures waarvoor het gebruik van elektronische middelen niet wordt vermeld (bv. de toezending van aankondigingen) of niet is toegestaan (bv. de versnelde procedure).

Bovendien wordt deze mogelijkheid in de huidige situatie aan het oordeel van de lidstaten overgelaten, die andere middelen dan de directe indiening of de indiening per post kunnen toestaan. Het voorstel heeft tot doel elke instantie in de toekomst in staat te stellen te beslissen over het gebruik van elektronische middelen met uitsluiting van elk ander middel.

2.2. Ofschoon sommigen vrezen dat op die manier ondernemingen als gevolg van hun achterstand op het gebied van computerisering kunnen worden uitgesloten van overheidsopdrachten die elektronisch worden geplaatst, zal deze situatie ongetwijfeld snel evolueren. Daarom lijkt een overgangsperiode gedurende welke het gelijktijdige gebruik van traditionele middelen verplicht wordt gesteld, niet noodzakelijk, temeer daar aan de ondernemingen de facto een overgangsperiode zal worden toegekend gezien de benodigde tijd voor de goedkeuring en de omzetting van dit voorstel.

Als het gebruik van elektronische middelen op het gebied van overheidsopdrachten wordt toegestaan, vereist dit onder andere dat het gebruik ervan voor communicatie en informatie-uitwisseling wordt gelijkgesteld met de traditionelere middelen, teneinde de toename van het gebruik van elektronische middelen in de toekomst in de hand te werken.

2.3. Tenslotte kan van elektronische aanbestedingssystemen een aanzienlijke tijdwinst bij de afhandeling van een procedure worden verwacht. Door elektronische toezending kan immers de momenteel benodigde termijn van 12 dagen, behalve voor de versnelde procedures, voor de toezending naar het Publicatiebureau en de bekendmaking in het Publicatieblad worden verkort.

De maximumtermijn voor de bekendmaking zal aldus van 12 tot 5 dagen kunnen worden verkort.

2.4. Door de invoering van elektronische middelen werd ook de aandacht gevestigd op de moeilijkheid die kan voortvloeien uit wetsbepalingen die het gebruik van bepaalde technieken zoals de gegevensbank TED vastleggen.

Gezien de snelle ontwikkeling van de gebruikte technologieën impliceert deze expliciete verwijzing in de wetgeving dat ze geregeld moet worden geactualiseerd. Teneinde deze moeilijkheden in verband met de aanpassing van de wetgeving te verhelpen, maakt dit voorstel in het dispositief van de richtlijn geen melding meer van specifieke publicatiemiddelen. De bepalingen betreffende meer gedetailleerde technische specificaties inzake de bekendmaking zullen in een nieuwe bijlage (bijlage VIII) worden gegroepeerd.

Teneinde deze bepalingen sneller aan de technologische ontwikkelingen te kunnen aanpassen, wordt voorgesteld de bevoegdheid om deze bijlage te wijzigen en aldus aan de technische vooruitgang aan te passen, te delegeren aan de Commissie, die door het comité van artikel 76 wordt bijgestaan.

3. Invoering van een nieuwe flexibiliteit waardoor de 'dialoog' tussen aanbestedende dienst en gegadigden mogelijk wordt gemaakt

3.1. In haar vorenvermelde mededeling i constateert de Commissie dat 'kopers wel weten wat hun behoeften zijn, maar vooraf geen idee hebben welke de beste technische oplossing is om in die behoeften te voorzien. Dat geldt met name voor zeer ingewikkelde en zich voortdurend verder ontwikkelende sectoren, zoals de geavanceerde technologie. In dergelijke gevallen is het dus noodzakelijk dat de opdracht wordt besproken en dat tussen kopers en leveranciers wordt overlegd. De in de communautaire richtlijnen betreffende de 'klassieke" sectoren vastgelegde procedures laten evenwel weinig ruimte voor overleg tijdens de aanbestedingsprocedure en worden derhalve als te rigide voor dit soort situaties beschouwd."

3.2. Er zij immers opgemerkt dat op grond van jurisprudentie van het Hof van Justitie een dergelijke dialoog in het kader van de huidige openbare en niet-openbare procedures niet is toegestaan. Bovendien zijn de bestaande bepalingen betreffende de toepassing van de procedure van gunning via onderhandelingen met voorafgaande bekendmaking van een aankondiging beperkt tot uitzonderlijke situaties en moeten zij volgens vaste rechtspraak van het Hof restrictief worden uitgelegd. Bijgevolg voorzien de bestaande voorschriften niet in deze mogelijkheid.

3.3. Sommige aankopen kunnen echter bijzonder complex zijn; de aanbestedende diensten zijn objectief gezien niet in staat de middelen te bepalen, hetzij technische, of juridische, of financiële middelen, die het best aan hun behoeften zouden voldoen. Het is ook mogelijk dat aanbestedende diensten innoverende oplossingen mogelijk willen maken of objectief gezien niet in staat zijn om te beoordelen wat de markt aan technische of financiële oplossingen kan aanbieden. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer een aanbestedende dienst objectief gezien niet in staat is van tevoren te beoordelen of de economisch voordeligste oplossing een financiering door de overheid, een model van risicodeling of een volledig door de particuliere sector beheerde oplossing zou impliceren.

Het Comité van de Regio's heeft in zijn advies ook als voorbeeld de opdrachten van de sector gezondheidszorg (chirurgische apparatuur, medische beeldvorming) genoemd.

3.4. De aanbestedende diensten hebben uiteraard middelen te hunner beschikking om aan dergelijke situaties het hoofd te bieden; zij kunnen op grond van de huidige richtlijnen een 'technische dialoog' voeren, gevolgd door een 'normale' aanbestedingsprocedure, of een opdracht voor diensten gunnen, gevolgd door een opdracht voor leveringen, of nog een prijsvraag voor het ontwerp uitschrijven, gevolgd door de gunning van een opdracht voor diensten, leveringen of werken. Toch zijn deze mogelijkheden niet altijd voldoende, zoals is opgemerkt tijdens het debat naar aanleiding van het Groenboek i en door het Europees Parlement is onderstreept bij de goedkeuring van de Richtlijnen 97/52/EG i en 98/4/EG i. Gesteld dat in een technische dialoog wordt voorzien, dan kan de onderneming die de aanbestedende dienst helpt bij het bepalen van de specificaties door 'een technische dialoog' met deze laatste, namelijk niet deelnemen aan de latere aanbestedingsprocedure die op deze specificaties is gebaseerd, aangezien dit in strijd zou zijn met een gezonde mededinging, zoals bedoeld in de tiende overweging van Richtlijn 97/52/EG i. Ook in de veronderstelling dat met gesplitste opdrachten (studieopdracht of prijsvraag) wordt gewerkt, is het onmogelijk dat eenzelfde onderneming tegelijkertijd ontwerper is en het project uitvoert.

3.5. Zonder de bestaande mogelijkheden opnieuw ter discussie te stellen, lijkt het raadzaam bepalingen in te voeren waardoor een dialoog kan plaatsvinden in één aanbestedingsprocedure die tot de uitvoering van de opdracht zal leiden; deze procedure zou een fase moeten omvatten tijdens welke de specificaties zouden worden opgesteld op basis van een onderhandeling met de geselecteerde deelnemers, waarna de deelnemers aan de onderhandeling een inschrijving zouden indienen en vervolgens de opdracht aan de beste inschrijving zou worden gegund.

3.6. Wat de keuze van de modaliteiten betreft, wijkt het voorstel af van de conclusies die de Commissie in haar mededeling heeft getrokken. De Commissie had toegezegd de huidige teksten van de richtlijnen te wijzigen 'teneinde de procedures te versoepelen en het minder uitzonderlijk te maken dat tijdens deze procedures wordt onderhandeld. Zij stelt dus een nieuwe in het communautair recht vastgelegde procedure voor, de procedure van 'concurrentiële dialoog", die aan de 'openbare' en 'niet-openbare' procedures wordt toegevoegd en de huidige onderhandelingsprocedure met bekendmaking vervangt. De voorwaarden voor en modaliteiten van het gebruik van deze procedure, en het verloop van deze procedure zullen nader moeten worden vastgelegd op basis van met name de beginselen van doorzichtigheid en gelijke behandeling."

Op basis van het gepleegde overleg werd het immers wenselijker geacht geen volkomen nieuwe procedure in te voeren; er is voor gekozen de procedure van gunning door onderhandelingen met voorafgaande bekendmaking tot deze gevallen uit te breiden. Daardoor wordt vermeden dat er steeds nieuwe procedures bijkomen.

3.7. Gezien het risico dat een gegadigde wordt bevoordeeld, kunnen de algemene beginselen van gelijke behandeling en doorzichtigheid slechts worden gewaarborgd door het vaststellen van een geschikt kader voor het verloop van de dialoog tot de gunning van de opdracht.

3.8. In deze nieuwe veronderstelling zou de procedure van gunning via onderhandelingen in de praktijk als volgt verlopen:

De aanbestedende dienst publiceert een aankondiging waarin belangstellenden tot deelneming worden uitgenodigd en de te bereiken doelstellingen worden omschreven. Hij vermeldt tevens de kwalitatieve selectiecriteria en de gunningscriteria. Deze criteria blijven gedurende de gehele procedure ongewijzigd.

De aanbestedende dienst beschikt vervolgens over twee mogelijkheden:

a) ofwel beslissen dat hij alleen de documenten betreffende de situatie van de gegadigden, alsmede hun technische bekwaamheid en hun economische en financiële draagkracht wenst te ontvangen. De kwalitatieve selectiecriteria moeten aangepast zijn en verband houden met het voorwerp van de opdracht in kwestie;

b) ofwel beslissen dat de documenten vergezeld moeten gaan van een 'ontwerp-oplossing', d.w.z. een eerste indicatie van de oplossing die de gegadigde van plan is voor te stellen om aan de behoeften en de criteria van de aanbestedende dienst te voldoen. De gegadigden kan ook worden verzocht een raming van de kosten te geven die aan de verwezenlijking van hun ontwerp-oplossing verbonden zijn.

De aanbestedende dienst moet in de aankondiging mededelen voor welke van beide opties a) en b) hij heeft gekozen.

Nadat de aanbestedende dienst de aanvragen tot deelneming heeft ontvangen, selecteert hij de deelnemers aan de onderhandeling. De selectie geschiedt op basis van de vooraf vastgestelde kwalitatieve selectiecriteria (economische en financiële draagkracht en technische bekwaamheid, na de gebruikelijke controle van de inlichtingen betreffende de situatie van de gegadigde).

Er is een latere en optionele fase mogelijk, namelijk dat de aanbestedende dienst na de selectie van de gegadigden in het kader van de procedure voor de kwalitatieve selectie op basis van inlichtingen zoals hierboven onder a) vermeld, deze gegadigden zou kunnen verzoeken 'een ontwerp-oplossing' in te dienen die als basis voor de komende onderhandeling zou dienen.

In alle gevallen raadpleegt de aanbestedende dienst vervolgens de geselecteerde deelnemers om na te gaan op welke manier het best in zijn behoeften kan worden voorzien. Teneinde rekening te houden met de door de industrie geuite gegronde bezorgdheid over de toe-eigening van andermans ideeën, wordt bepaald dat de aanbestedende dienst gedurende deze raadplegingen aan geen enkele gegadigde de voorgestelde oplossingen noch enige andere vertrouwelijke informatie betreffende een andere gegadigde zal bekendmaken.

Na afloop van de onderhandeling stelt de aanbestedende dienst de definitieve technische specificaties vast, hetzij door te kiezen voor een van de oplossingen die door een van de deelnemers is voorgesteld, hetzij door meer voorgestelde oplossingen te combineren. Het spreekt bovendien vanzelf dat de aanbestedende dienst daarbij de geldende wetgeving inzake de bescherming van intellectuele eigendom dient na te leven.

Zodra deze fase beëindigd is, nodigt de aanbestedende dienst de deelnemers uit een inschrijving in te dienen. Bij de uitnodiging van de deelnemers aan de onderhandeling tot indiening van een inschrijving mag de aanbestedende dienst er niet minder dan drie uitnodigen, in zoverre er voldoende gegadigden zijn die aan de kwalitatieve selectiecriteria voldoen. De eventuele beperking van het aantal geschiedt op basis van de kwalitatieve selectiecriteria.

De inschrijvingen zullen op basis van de gunningscriteria worden beoordeeld, en de opdracht zal zonder andere mogelijkheid tot onderhandelen worden gegund.

3.

4. Invoering van soepeler aankooptechnieken door het gebruik van raamovereenkomsten


4.1. In haar vorenvermelde mededeling (punt 2.1.2.3) heeft de Commissie gewezen op de noodzaak om de richtlijnen aan te passen zodat aankooptechnieken kunnen worden gebruikt die de kopers in staat stellen van de evolutie van producten en prijzen te profiteren. Zij heeft erop gewezen dat het op markten die voortdurend veranderen, zoals de markten voor producten en diensten op het gebied van de informatietechnologie, uit economisch oogpunt moeilijk te rechtvaardigen is om openbare aanbesteders aan vaste prijzen en voorwaarden te binden. De openbare aanbesteders voelen dus steeds meer de behoefte om hun aankopen op lange termijn te beheren. Daarom moet voor dit soort aankopen op de essentiële punten de nodige soepelheid worden geboden. Met raamovereenkomsten wordt in deze behoefte voorzien.

Raamovereenkomsten zijn geen overheidsopdrachten in de zin van de richtlijnen; het betreft immers geen overeenkomsten aangezien bepaalde voorwaarden ervan niet zijn vastgesteld en ze bijgevolg niet kunnen worden uitgevoerd zoals een overeenkomst.

Daarentegen wordt eraan herinnerd dat overeenkomsten met meer economische subjecten zoals de veelgebruikte overeenkomsten met bestelbons wel overheidsopdrachten in de zin van de richtlijn zijn (zie artikel 1, lid 1); zij moeten overeenkomstig de bepalingen van de richtlijn worden gegund indien de waarde ervan hoger is dan de drempels.

4.2. 'Raamovereenkomsten' worden bij zich herhalende aankopen gebruikt om bepaalde economische subjecten te selecteren die te zijner tijd in staat zullen zijn om in de behoeften van de koper te voorzien.

Deze vorm van 'overeenkomst' tussen aanbestedende dienst en economische subjecten kan de aanbestedende dienst momenteel niet ontslaan van de verplichting om de procedures van de richtlijn te volgen voor elke opdracht die - na een bestelling - wordt geplaatst als de waarde van deze opdrachten hoger is dan de drempels. Daar echter steeds meer van deze werkwijze gebruik wordt gemaakt, leek het de Commissie in haar vorengenoemde mededeling inzake overheidsopdrachten i noodzakelijk toe te staan dat op dergelijke overeenkomsten gebaseerde opdrachten onder bepaalde voorwaarden kunnen worden vrijgesteld van de toepassing van de normale procedures van de richtlijn. Deze overeenkomsten bieden immers de mogelijkheid om, gezien de voortdurende evolutie van de markt voor bepaalde producten en diensten, tegen betere voorwaarden in te kopen, maar ook om niet bij elke aankoop de procedures te hoeven herhalen als het zich herhalende aankopen betreft.

Zo zouden de aanbestedende diensten niet voor elke op een dergelijke overeenkomst gebaseerde opdracht verplicht zijn de normale procedures van de richtlijn toe te passen.

4.3. Voor het gebruik van deze mogelijkheid gelden twee voorwaarden:

- de raamovereenkomst zelf moet overeenkomstig de richtlijn gegund zijn. Met andere woorden, als de aanbestedende dienst van deze mogelijkheid gebruik wil maken, moet hij een aankondiging publiceren, overeenkomstig de richtlijn kwalitatieve selectiecriteria toepassen en de raamovereenkomst - aan meerdere gegadigden - gunnen door toepassing van objectieve, vooraf bekendgemaakte criteria;

- de op de raamovereenkomst gebaseerde opdrachten moeten worden gegund overeenkomstig bepalingen die tot doel hebben de inachtneming van het beginsel van gelijke behandeling bij de keuze van de inschrijver te waarborgen. Deze bepalingen zijn in een nieuw artikel (artikel 29) opgenomen. De selectie zal plaatsvinden na een nieuwe oproep tot mededinging tussen de economische subjecten die partij bij de raamovereenkomst zijn.

4.4. Wanneer de aanbestedende dienst een aankoop wil verrichten, raadpleegt hij de economische subjecten die partij bij de overeenkomst zijn en die in zijn behoeften kunnen voorzien; de economische subjecten dienen specifieke inschrijvingen in, waarmee de oorspronkelijke inschrijving kan worden aangepast aan de ontwikkelingen op de markt zoals technische veroudering of aanzienlijke prijsveranderingen.

4.5. Op de gevolgde werkwijze zijn bepalingen van toepassing die de gelijke behandeling van de inschrijvers waarborgen.

4.6. Dergelijke overeenkomsten sluiten de markt niet af voor de concurrentie, en met name niet voor nieuwkomers. De aanbestedende diensten blijven altijd vrij een nieuwe procedure voor de sluiting van een overheidsopdracht te beginnen als zij van betere omstandigheden willen profiteren. Bovendien moet erop worden gewezen dat niets een aanbestedende dienst in de weg staat om voor meerdere jaren een contract met een enkel economisch subject te sluiten.

Zo kan een aanbestedende dienst er belang bij hebben gebruik te maken van een raamovereenkomst voor intellectuele prestaties (bv. technische bijstand) die hij gedurende een bepaalde periode nodig zal hebben, maar waarvan hij niet weet wanneer dat zal zijn en ook niet hoe omvangrijk het werk zal zijn. Op het moment dat de behoefte ontstaat, zal hij via een vereenvoudigde procedure alle bij de raamovereenkomst betrokken partijen raadplegen en de opdracht gunnen aan de beste inschrijving.

Het voorstel bevat bovendien een bepaling over misbruiken die afbreuk doen aan de mededinging (met name het gevaar van onderlinge afspraken). Ook wordt, om een daadwerkelijke concurrentie te garanderen, de duur van een raamovereenkomst in beginsel beperkt tot drie jaar.

Uiteraard is deze aankooptechniek niet van invloed op de toepassing van de Verdragsregels.

4.

5. Technische specificaties


5.1. De momenteel geldende bepalingen inzake technische specificaties i hebben tot doel de aanbestedende diensten te verplichten zich op bepaalde op uitputtende wijze opgesomde instrumenten te baseren voor het vaststellen van de technische specificaties, teneinde elke bevoordeling van een economisch subject of de nationale productie te vermijden. Deze instrumenten hebben als kenmerken enerzijds dat ze bekend, doorzichtig en voor iedereen beschikbaar zijn, en anderzijds dat het zoveel mogelijk om specificaties gaat die op Europees of internationaal niveau geharmoniseerd zijn. Tot deze instrumenten behoort in de eerste plaats de norm, bij voorkeur de Europese, de internationale, of bij ontstentenis daarvan de nationale norm. Andere instrumenten die voor een sector meer specifiek zijn (de Europese technische goedkeuring, met name betreffende voor de bouw bestemde producten, waarin Richtlijn 89/106/EEG voorziet), zijn eveneens als mogelijke referentie in aanmerking genomen.

De toepassing van deze bepalingen van de richtlijnen heeft in sommige gevallen geleid tot een situatie waarin de norm als de facto verplicht instrument werd beschouwd; deze bepalingen kunnen immers zo worden begrepen alsof ze de keuze van de koper beperken tot de aankoop van uitsluitend producten die aan de norm voldoen.

Een dergelijke interpretatie beantwoordt niet aan het begrip 'verwijzing', volgens hetwelk andere oplossingen kunnen worden vergeleken met de door de norm geboden oplossing; bovendien heeft ze tot gevolg dat genormaliseerde technische oplossingen worden bevoordeeld ten opzichte van andere oplossingen en nieuwe technologieën. De snelle technische veroudering die in sommige sectoren is waar te nemen, in combinatie met de interpretatie volgens welke de norm de facto verplicht zou zijn, is bijzonder nadelig wanneer de norm uit de aard der zaak achterloopt op de technische vooruitgang (zoals in het geval van de informatietechnologie).

5.2. In deze omstandigheden lijkt het noodzakelijk deze bepalingen, die de complexiteit van de huidige teksten vergroten, te vereenvoudigen, enerzijds door de draagwijdte van de verplichting tot 'verwijzing' te verduidelijken, en anderzijds door de verwijzing naar specifieke bepalingen voor bepaalde sectoren zoals telecommunicatie of bouw te beperken. Door deze wijzigingen wordt ook voorrang gegeven aan een benadering waardoor een daadwerkelijke mededinging kan worden gewaarborgd door de deelneming van een zo groot mogelijk aantal inschrijvers en in het bijzonder van innoverende ondernemingen.

De voorgenomen wijzigingen zijn van toepassing op alle aankopen van producten, werken en diensten die onder de zogenaamde 'klassieke' richtlijnen vallen, alsmede op die welke onder de richtlijn 'nutsbedrijven' vallen. Op die manier wordt ook voor gelijkheid tussen de teksten gezorgd, wat tot de vereenvoudiging bijdraagt. Deze wijzigingen zullen de aanbestedende diensten in staat stellen hun eisen ook uit het oogpunt van prestaties te specificeren, terwijl het acquis op het gebied van Europese normalisatie wordt behouden, daar het altijd mogelijk blijft om naar normen te verwijzen.

5.

6. Versterking van de bepalingen betreffende de gunningscriteria en de selectie


6.1. In de huidige bepalingen betreffende de gunningscriteria (artikel 36, lid 2, van Richtlijn 92/50, artikel 26, lid 2, van Richtlijn 93/36, en artikel 30, lid 2, van Richtlijn 93/37) staat dat deze criteria moeten worden vermeld in de aankondiging van de opdracht of in het bestek, 'zo mogelijk' in afnemende volgorde van het belang dat de aanbestedende dienst eraan hecht.

Deze bepaling is weinig dwingend wat betreft de vermelding van een afnemende volgorde van belang. Daarom dient de draagwijdte van de eruit voortvloeiende verplichting te worden verduidelijkt.

6.2 Bovendien zijn de diensten van de Commissie bij het onderzoek van klachten tot de constatering gekomen dat, zelfs indien een afnemende volgorde van belang van de gunningscriteria wordt opgesteld en vermeld, de aanbestedende diensten bij de gunning van de opdracht nog steeds over een aanzienlijke beoordelingsmarge beschikken. Als de aanbestedende dienst slechts een afnemende volgorde van belang aangeeft, behoudt hij immers de mogelijkheid om bij de beoordeling aan de criteria een bepaald gewicht en dus een relatieve waarde toe te kennen waarvan de inschrijvers niet op de hoogte zijn. Het gebrek aan doorzichtigheid kan als gevolg hebben dat sommige aanbestedende diensten aan een of meer criteria een onverwacht of onvoorzien belang hechten, zelfs na opening van de inschrijvingen, zodat de een of andere inschrijving wordt bevoordeeld. Zo kan, als er twee criteria zijn, op basis van de volgorde van voorkeur aan het eerste criterium net zo goed een relatieve waarde van 90% worden gehecht als een van 51%. Zonder algemene regel volgens welke het verplicht is reeds bij het begin van de procedure een relatieve weging van de criteria op te geven, is de definitieve keuze van de aanbestedende dienst dan ook moeilijk te controleren. Men moet dus wel erkennen dat een dergelijk gebrek in het cruciale stadium van de gunning van de opdracht tot gevolg heeft dat het nuttige effect van de voorschriften betreffende de vroegere fasen van de gunningsprocedure wordt geneutraliseerd. Al deze voorschriften hebben hetzelfde doel, namelijk te waarborgen dat de rechten van de inschrijvers, met name de beginselen van gelijke behandeling en doorzichtigheid, worden geëerbiedigd.

Daarom moet de richtlijn worden gewijzigd teneinde de verplichting op te leggen om reeds in de aankondiging van de opdracht of het bestek het relatieve gewicht van elk criterium te vermelden. Dit gewicht kan op verschillende manieren worden weergegeven (met name in de vorm van percentages of als aandeel ten opzichte van een ander criterium), en kan, om een zekere flexibiliteit te behouden, worden uitgedrukt in de vorm van een marge, waarbinnen de aan ieder criterium toegekende waarde kan liggen.

6.3 Het is echter niet altijd gemakkelijk om reeds bij de aankondiging van de opdracht de relatieve weging van de criteria te vermelden. Dit kan voor complexe opdrachten bijzonder moeilijk zijn.

De bepalingen moeten dus voorzien in een mogelijkheid om van de bovenvermelde verplichting af te wijken.

Aan de andere kant dient ervoor te worden gezorgd dat alle inschrijvers van de weging op de hoogte zijn op het moment dat zij hun inschrijving opstellen.

Derhalve wordt voorzien in een vrijstelling zodat de relatieve weging ten laatste in de uitnodiging tot inschrijving (voor de niet-openbare procedures en de procedures van gunning via onderhandelingen) of in de uitnodiging tot de dialoog (voor de procedures van gunning via onderhandelingen voor complexe opdrachten) kan worden vermeld. In de overige gevallen - openbare procedures - kan het feit dat de relatieve weging niet reeds bij het begin van de procedure wordt vermeld, de nietigheid van de procedure tot gevolg hebben.

6.4. Met betrekking tot de selectie van de inschrijvers versterkt het voorstel het wetgevingskader in twee opzichten:

- enerzijds versterkt het de instrumenten ter bestrijding van de georganiseerde misdaad, van corruptie en van fraude door voor een aanbestedende dienst de verplichting in te voeren een inschrijver uit te sluiten die bij een rechterlijke beslissing met een definitief karakter veroordeeld is geweest voor delicten inzake georganiseerde misdaad, corruptie of fraude ten nadele van de Gemeenschap. Met dit voorstel wordt gevolg gegeven aan de conclusies van de Top van Tampere, alsmede aan de actieplannen ter bestrijding van de georganiseerde misdaad en aan de mededeling van de Commissie van 1997 over het beleid van de Unie ter bestrijding van corruptie i.

- anderzijds voert het bij niet-openbare procedures en procedures van gunning via onderhandelingen de verplichting in het aantal gegadigden dat tot inschrijving wordt uitgenodigd, slechts door toepassing van vooraf aangekondigde objectieve criteria te beperken. Op die manier vult het een leemte in het bestaande dispositief aan.

6.

7. Drempels


De bestaande richtlijnen voorzien in verschillende drempels. Vaak is het niet gemakkelijk te bepalen welke drempel op een specifieke overheidsopdracht van toepassing is.

Voor overheidsopdrachten die onder Richtlijn 92/50 vallen, gelden de volgende drempels:

- EUR 200 000 i voor opdrachten die door centrale en niet-centrale overheidsinstanties worden gegund en betrekking hebben op de diensten van bijlage I A, categorie 8 (speur- en ontwikkelingswerk), bepaalde telecommunicatiediensten zoals vermeld in bijlage I A, categorie 5, mits de referentie van de CPC-indeling 7524, 7525 of 7526 is. Bovendien geldt deze drempel voor alle opdrachten betreffende de diensten van bijlage I B. En ten slotte geldt deze drempel voor alle opdrachten die onder artikel 3, lid 3, vallen, namelijk voor meer dan 50% gefinancierde opdrachten;

- het equivalent in euro's van BTR 130 000 i (momenteel EUR 139 312) voor alle opdrachten die worden geplaatst door overheidsinstanties zoals vermeld in bijlage I van Richtlijn 92/50, mits de desbetreffende opdracht onder de andere categorieën van bijlage I A valt dan die welke hierboven worden vermeld (d.w.z. categorie 8 (speur- en ontwikkelingswerk) en categorie 5, mits de referentie van de CPC-indeling 7524, 7525 of 7526 is);

- het equivalent in euro's van BTR 200 000 (momenteel EUR 214 326) voor opdrachten voor diensten die worden gegund door aanbestedende diensten die geen centrale instanties zijn, als de opdrachten betrekking hebben op andere in bijlage I A vermelde diensten dan die welke hierboven zijn vermeld (d.w.z. met uitsluiting van categorie 8, O & O, en van telecommunicatiediensten waarvan de CPC-referentie 7524, 7525 of 7526 is).

Er zijn twee verschillende drempels voor opdrachten voor werken die onder Richtlijn 93/37/EEG vallen, namelijk een drempel van 5 000 000 ecu (nu euro) die geldt voor concessieovereenkomsten voor werken en voor opdrachten die binnen het toepassingsgebied vallen van artikel 2, lid 1 - voor meer dan 50% gefinancierde opdrachten; en voor alle andere opdrachten voor werken een drempel ten bedrage van het equivalent in euro's van 5 000 000 bijzondere trekkingsrechten (BTR) - momenteel EUR 5 358 153.

Voor opdrachten voor leveringen overeenkomstig Richtlijn 93/36/EEG worden de volgende drempels toegepast:

- het equivalent in euro's van BTR 130 000 (momenteel EUR 139 312) voor opdrachten voor leveringen die door de in bijlage I bij de richtlijn vermelde centrale overheidsinstanties worden gegund. Op het gebied van defensie echter geldt dit alleen voor opdrachten betreffende de in bijlage II bij de richtlijn vermelde producten,


- het equivalent in euro's van BTR 200 000 (momenteel EUR 214 326) voor alle opdrachten voor leveringen die worden gegund door aanbestedende diensten die geen centrale overheidsinstanties zijn en voor opdrachten die door centrale overheidsinstanties worden gegund op het gebied van defensie betreffende producten die niet in bijlage II van de richtlijn zijn vermeld.

Uit wat voorafgaat blijkt duidelijk dat de huidige drempels allesbehalve eenvoudig en gemakkelijk te gebruiken zijn. Het is dus dringend noodzakelijk deze drempels te vereenvoudigen door het aantal verschillende drempels te verminderen, elke verwijzing naar "het equivalent in euro's van BTR" te verwijderen en alle drempels in euro's te vermelden voor zover dit verenigbaar is met de internationale verplichtingen van de Gemeenschap, namelijk de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-ronde gesloten Overeenkomst inzake overheidsopdrachten i. Daar de drempels voortaan in "euro's" worden vermeld, is het zowel noodzakelijk:

- de naleving van onze internationale verplichtingen te waarborgen door de drempels van de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten in acht te nemen;

- als drempels in ronde cijfers te vermelden die dus niet gewoon de tegenwaarde van de drempels in BTR zijn.

Daartoe worden de drempels in euro's afgerond op het honderdduizendtal of het tienduizendtal dat onder de door de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten vastgestelde drempels ligt.

De voorgestelde wijzigingen voorzien in de volgende drempels:

- 93/37/EEG: één drempel van EUR 5 300 000 voor alle opdrachten en concessies die binnen het toepassingsgebied van de richtlijn vallen;

- 93/36/EEG en 92/50/EEG: twee drempels voor alle opdrachten en prijsvragen die binnen de respectieve toepassingsgebieden van de richtlijnen vallen, namelijk EUR 130 000 of EUR 200 000, naargelang de aanbestedende dienst een centrale dan wel een niet-centrale instantie is.

Voor het geval dat de pariteitswijzigingen euro-BTR tot gevolg zouden hebben dat de in euro's uitgedrukte drempels hoger zijn dan het equivalent in euro's van de in BTR uitgedrukte drempels - in het kader van de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten -, bepaalt het voorstel dat aan de Commissie de bevoegdheid wordt gedelegeerd om de in euro's uitgedrukte drempels van de richtlijn volgens de geschikte procedures aan te passen.

7.

8. Gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten


Het gebruik van de Gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten (Common Procurement Vocabulary - CPV) vormt het thema van een aanbeveling van de Commissie van 1996 i. Deze nomenclatuur is een verdere ontwikkeling en verbetering van de nomenclaturen CPA en NACE, in die zin dat deze beter aan de specifieke kenmerken van de sector van de overheidsopdrachten is aangepast. Sinds 1996 wordt de CPV systematisch gebruikt in alle aankondigingen die op grond van de richtlijnen in het Supplement op het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen wordt bekendgemaakt, voor het aangeven van het voorwerp van de opdrachten en voor de vertaling in de 11 officiële talen; de CPV is tevens een onmisbaar zoekcriterium geworden bij de selectie en de identificatie van aanbestedingsmogelijkheden. De CPV is eind 1998 herzien in het licht van de praktijk en op basis van de door de gebruikers (aanbestedende diensten en potentiële leveranciers) geleverde commentaar. Het is wenselijk voortaan ten volle profijt te trekken van de beschikbaarheid van een specifieke nomenclatuur inzake overheidsopdrachten en de bepalingen van de richtlijnen betreffende het gebruik van verschillende nomenclaturen (CPC, NACE en gecombineerde nomenclatuur) te wijzigen door ze door de CPV te vervangen, waarbij er evenwel zorg voor wordt gedragen daardoor het toepassingsgebied van de richtlijnen niet te wijzigen (categorieën diensten van de bijlagen I A en I B van Richtlijn 92/50/EEG). Door alleen de CPV te gebruiken wordt de verspreiding van en de toegang tot informatie vergemakkelijkt, hetgeen bijdraagt tot een grotere doorzichtigheid en een betere openstelling van de overheidsopdrachten in Europa. Tegelijk met deze herziening van de richtlijnen zal met betrekking tot de CPV een voorstel voor een verordening van de Raad en het Parlement worden gedaan waarbij deze woordenlijst formeel als communautaire nomenclatuur van toepassing op overheidsopdrachten zal worden aangenomen en het onderhoud ervan zal worden geregeld (wijze van herziening).

8.

9. Wijzigingen in verband met de uitsluiting van de telecommunicatiesector van Richtlijn 93/38/EEG


Op dit ogenblik vallen de overheidsorganen i die een activiteit in de telecommunicatiesector uitoefenen, onder de bepalingen van Richtlijn 93/38/EEG; bijgevolg zijn hun aankopen voor de uitoefening van een dergelijke activiteit uitgesloten van het toepassingsgebied van de 'klassieke' richtlijnen. Gelijktijdig met dit voorstel stelt de Commissie ook een herziening van Richtlijn 93/38/EEG voor, waarvan een van de aspecten betrekking heeft op de uitsluiting van de telecommunicatiesector van het toepassingsgebied van die richtlijn. Als de 'klassieke' richtlijnen niet zouden worden gewijzigd, zou het voorstel voor een nieuwe richtlijn ter vervanging van Richtlijn 93/38/EEG tot gevolg hebben dat de overheidsorganen opnieuw onder de 'klassieke' richtlijnen vallen wat betreft hun aankopen die met hun activiteit in de telecommunicatiesector verband houden. Het zou evenwel in strijd zijn met de logica van de richtlijnen inzake overheidsopdrachten indien de overheidsorganen, die in de huidige situatie - zelfs zonder daadwerkelijke mededinging in de telecommunicatiesector - onder de soepeler bepalingen van Richtlijn 93/38/EEG vallen, aan de strengere voorschriften van de 'klassieke' richtlijnen zouden worden onderworpen, terwijl zij - als gevolg van de liberalisering - aan dezelfde rentabiliteitseisen als particuliere ondernemingen moeten voldoen. Er wordt dus voorgesteld de 'klassieke' richtlijnen te wijzigen om ervoor te zorgen dat de overheidsorganen van het toepassingsgebied van deze richtlijnen uitgesloten blijven voor hun aankopen die betrekking hebben op hun activiteiten in de telecommunicatiesector (zie artikel 12 van dit voorstel).

9.

III. Toelichting bij de artikelen


Bepalingen waarvan alleen de nummering is gewijzigd of waarin wordt verwezen naar artikelen waarvan de nummering is gewijzigd, worden beschouwd als wezenlijk ongewijzigd. Hetzelfde geldt voor wijzigingen van de formulering die niet van invloed zijn op de inhoud en draagwijdte van een bepaling. Als de aangebrachte wijzigingen van dergelijke aard zijn, wordt dan ook vermeld dat de bepaling ongewijzigd is. Wat de structuur betreft, bevat dit voorstel ook een inhoudsopgave die een totaaloverzicht geeft van de aanpassingen van de teksten.

10.

TITEL I - Definities en algemene beginselen


Artikel 1 - Definities

In dit artikel zijn alle definities uit de drie bestaande richtlijnen samengebracht.

In lid 2, eerste, tweede en derde alinea, is nader aangeduid dat de begrippen overheidsopdrachten voor diensten, leveringen en werken ook van toepassing zijn op overeenkomsten met meer economische subjecten.

Bovendien wordt bij het begrip 'overheidsopdrachten voor diensten' voor de aard van de bedoelde diensten verwezen naar de bijlag I. Deze precisering houdt geen wezenlijke wijziging in.

Lid 3 betreft de mogelijke soorten gemengde opdrachten, namelijk opdrachten die betrekking hebben op leveringen en werken (eerste alinea), leveringen en diensten (tweede alinea) of diensten en werken (derde alinea).

Hiermee wordt de inhoud van de huidige overweging 16, zoals deze is uitgelegd door het Hof van Justitie in zijn arrest van 19 april 1994 in zaak C-331/92, Gestión Hotelera, in de tekst van de richtlijn opgenomen. i Dit betreft een verduidelijking van de draagwijdte van de tekst.

In lid 4, eerste alinea, wordt nader bepaald dat een 'leverancier', 'dienstverlener' of 'aannemer' ook een combinatie kan zijn van natuurlijke of rechtspersonen of overheidsinstanties. Deze wijziging is aangebracht in verband met de bepalingen van artikel 3, dat de deelneming van dergelijke combinaties betreft.

De tweede alinea is opgenomen om een definitie te geven van het begrip 'economisch subject', waarmee, afhankelijk van het voorwerp van de opdracht, een dienstverlener, aannemer of leverancier kan worden bedoeld. Dit nieuwe begrip is nodig in verband met de samenvoeging van de drie 'klassieke' richtlijnen tot één tekst.

De derde alinea geeft een definitie van 'inschrijver' en van 'gegadigde'. Deze begrippen blijven ongewijzigd.

Lid 5, dat de definitie van publiekrechtelijke instellingen betreft, komt overeen met de bepalingen van artikel 1, onder b), van Richtlijn 92/50, artikel 1, onder b), van Richtlijn 93/36 en artikel 1, onder b), van Richtlijn 93/37. Het is ongewijzigd.

Lid 6, dat de diverse soorten procedures betreft, komt overeen met de bepalingen van artikel 1, onder d), e) en f), van Richtlijn 92/50, artikel 1, onder d), e) en f), van Richtlijn 93/36 en artikel 1, onder e), f) en g), van Richtlijn 93/37. Het is ongewijzigd.

In lid 7 is de definitie van 'raamovereenkomst' toegevoegd. Het betreft geen overheidsopdracht aangezien slechts bepaalde voorwaarden worden vastgesteld, zodat een contractuele verbintenis tussen de aanbestedende dienst en de inschrijvers niet mogelijk is. Deze definitie is noodzakelijk vanwege de opneming van specifieke bepalingen (zie artikel 32) die aanbestedende diensten vrijstellen van de procedures van deze richtlijn voor iedere opdracht, indien de opdrachten voortvloeien uit een overeenkomstig de richtlijn gesloten raamovereenkomst, met name door in alle fasen, behalve de fase van de gunning, de bij de richtlijn vastgestelde procedures te volgen.

Lid 8 betreft een nieuw begrip, 'ontwerp-oplossing', dat hiervoor is uitgelegd (zie punt 3.8 van de toelichting). Deze toevoeging is nodig gezien de wijzigingen die zijn aangebracht in de procedure van gunning via onderhandelingen die bedoeld zijn om een dialoog mogelijk te maken.

Lid 9, dat het begrip 'prijsvragen' betreft, komt overeen met de bepalingen van artikel 1, onder g), van Richtlijn 92/50. Het is ongewijzigd.

Lid 10, dat het begrip 'concessieovereenkomst voor openbare werken' betreft, komt overeen met de bepalingen van artikel 1, onder d), van Richtlijn 93/37. Het is ongewijzigd.

In lid 11 is een definitie van 'elektronisch middel' opgenomen. Het betreft een aanpassing van de definitie in het voorstel van de Commissie over de elektronische handel.

In lid 12 wordt een definitie opgenomen van het begrip 'schriftelijk' om rekening te houden met de nieuwe technieken voor de doorgifte van gegevens.

In lid 13 wordt de CPV gedefinieerd als de referentienomenclatuur die op overheidsopdrachten van toepassing is, zowel om het voorwerp van de opdrachten te bepalen als om het toepassingsgebied van de richtlijn te definiëren en aan de statistische verplichtingen te voldoen.

Lid 14 bevat de definities die nodig zijn om prijsvragen voor diensten en concessieovereenkomsten voor openbare werken op het gebied van telecommunicatie van de werkingssfeer van de regels voor overheidsopdrachten uit te sluiten.

11.

Artikel 2 - Gelijke behandeling, niet-discriminatie en doorzichtigheid


Het discriminatieverbod van artikel 3, lid 2, van Richtlijn 92/50/EEG, artikel 5, lid 7, van Richtlijn 93/36/EEG en artikel 6, lid 6, van Richtlijn 93/37/EEG, is ongewijzigd.

Toegevoegd is dat de beginselen van gelijke behandeling en doorzichtigheid in acht moeten worden genomen. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof 'is het algemene gelijkheidsbeginsel, waarvan het verbod van discriminatie op grond van nationaliteit slechts een bijzondere uitdrukking is, een der grondprincipes van het Gemeenschapsrecht. Krachtens dit beginsel mogen gelijke omstandigheden niet verschillend worden behandeld, tenzij dat verschil objectief zou zijn gerechtvaardigd.' i

12.

Titel II - Op overheidsopdrachten toepasselijke bepalingen


Hoofdstuk I - Algemene bepalingen

Artikel 3 - Combinaties van economische subjecten

Lid 1 houdt een verduidelijking in. Nader aangegeven wordt dat de aanbestedende dienst niet van combinaties kan verlangen dat zij een bepaalde rechtsvorm aannemen, behalve voorzover dit voor de goede uitvoering van de opdracht nodig is.

Artikel 18 van Richtlijn 93/36/EEG bevat al een dergelijke bepaling; deze wordt ook van toepassing op opdrachten voor diensten en voor werken.

Lid 2, dat overeenkomt met de bepalingen van artikel 26, leden 2 en 3, van Richtlijn 92/50, is ongewijzigd.

13.

Artikel 4 - Voorwaarden waarin de in de Wereldhandelsorganisatie gesloten overeenkomsten voorzien


Dit artikel, dat overeenkomt met de bepalingen van artikel 38 bis van Richtlijn 92/50/EEG en artikel 33 bis van Richtlijn 93/37/EEG, is ongewijzigd. De tekst van artikel 28 van Richtlijn 93/36/EEG voor opdrachten voor leveringen wordt aangepast aan de bepalingen van de twee andere richtlijnen.

14.

Artikel 5 - Vertrouwelijkheid


De verplichting van artikel 15, lid 2, van Richtlijn 93/36/EEG dat aanbestedende diensten het vertrouwelijke karakter van alle door de economische subjecten verstrekte inlichtingen moeten respecteren, wordt krachtens dit artikel ook van toepassing op opdrachten voor diensten en werken.

Deze verplichting is echter ook noodzakelijk in verband met de invoering van een nieuwe hypothese voor de procedure van gunning via onderhandelingen die een 'dialoog' tussen de aanbestedende dienst en gegadigden mogelijk maakt; het vertrouwelijke karakter van de informatie moet met name worden gegarandeerd wanneer gegadigden een 'ontwerp-oplossing' indienen (zie ook artikel 30).

15.

Hoofdstuk II - Toepassingsgebied


Artikel 6

In dit nieuwe artikel wordt het toepassingsgebied expliciet vastgesteld. Het vormt de inleiding van hoofdstuk II ("Toepassingsgebied") en is bedoeld als uitleg. Aangegeven wordt dat de richtlijn van toepassing is op overheidsopdrachten voor leveringen, diensten en werken die niet van het toepassingsgebied van de richtlijn zijn uitgesloten en waarvan de geraamde waarde ten minste gelijk is aan de bedoelde drempels. Dit artikel bevat geen enkele wijziging van de verplichtingen op grond van de nu geldende richtlijnen.

16.

Artikel 7 - Opdrachten op het gebied van de defensie


Dit artikel, dat overeenkomt met de bepalingen van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 92/50/EEG en artikel 3 van Richtlijn 93/36/EEG, is niet wezenlijk gewijzigd.

17.

Afdeling 1 - Drempels


Onder-afdeling 1 - De bedragen

Artikel 8 - Overheidsopdrachten

Krachtens de nu geldende richtlijnen zijn er, afhankelijk van de aanbestedende dienst en het soort opdracht, verschillende drempels; hierdoor is soms moeilijk vast te stellen welke drempel van toepassing is. De vele verschillende drempels leiden tot verwarring. Voorgesteld wordt de drempels te vereenvoudigen, voorzover de internationale verplichtingen dit toelaten.

Zo wordt voorgesteld alle verwijzingen naar bijzondere trekkingsrechten (BTR), de in de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten gebruikte referentievaluta, en naar "het equivalent in euro's van BTR" te schrappen. Alle drempels worden uitgedrukt in euro's.

Het voorstel voorziet in drie drempels, namelijk EUR 130 000, EUR 200 000 en EUR 5,3 miljoen. De nu geldende bepalingen worden hiermee vereenvoudigd zonder dat de waarde van de drempels ingrijpend wordt gewijzigd. Gevolgen van het voorstel:

De drempel voor centrale overheidsinstanties wordt met EUR 70 000 verlaagd voor sommige in bijlage I A vermelde diensten, namelijk opdrachten voor onderzoek en ontwikkeling en telecommunicatie (bijlage I A, categorie 5, CPC 7524, 7525 of 7526) alsook voor de in bijlage I B vermelde opdrachten. Voor de overige in bijlage I A vermelde diensten wordt de drempel met EUR 9 312 verlaagd.

De drempel voor aanbestedende diensten die geen centrale overheidsinstantie zijn, wordt met EUR 14 326 verlaagd voor alle in bijlage I A vermelde diensten, uitgezonderd opdrachten voor onderzoek en ontwikkeling en telecommunicatie (bijlage I A, categorie 5, CPC 7524, 7525 of 7526). De drempel voor de laatstgenoemde diensten en voor de in bijlage I B vermelde opdrachten blijft ongewijzigd.

De drempel voor opdrachten voor diensten die voor meer dan 50% door aanbestedende diensten zijn gesubsidieerd (zie artikel 9 van dit voorstel), blijft ongewijzigd.

De drempel voor opdrachten voor werken wordt met EUR 58 153 verlaagd.

De drempel voor opdrachten voor werken die voor meer dan 50% door aanbestedende diensten zijn gesubsidieerd, voor concessieovereenkomsten voor werken en voor door concessiehouders geplaatste opdrachten wordt met EUR 300 000 verhoogd.

Artikel 9 - Voor meer dan 50% door aanbestedende diensten gesubsidieerde opdrachten

De wijzigingen van de overeenkomstige artikelen van de nu geldende richtlijnen (artikel 3, lid 3, van Richtlijn 92/50, artikel 2 en artikel 6, lid 1, onder b), van Richtlijn 93/37) zijn het gevolg van de vereenvoudiging van de drempels. Bovendien is de formulering van de bepaling gewijzigd om duidelijker te maken dat de lidstaten deze richtlijn moeten naleven wanneer ze zelf een opdracht plaatsen en deze moeten doen naleven wanneer een opdracht door een of meer andere instanties dan henzelf wordt geplaatst. Deze laatste aanpassing is een verduidelijking van de bestaande tekst en houdt geen wezenlijke wijziging in.

18.

Onder-afdeling 2 - Methode voor de berekening van de waarde


Artikel 10 - Methode voor de berekening van de waarde van raamovereenkomsten en opdrachten

Dit nieuwe artikel is toegevoegd met het oog op de opname van raamovereenkomsten in het voorstel. Aangegeven wordt dat het totaalbedrag van de opdrachten moet worden opgeteld om te berekenen of een raamovereenkomst boven de toepasselijke drempel uitkomt.

19.

Artikel 11 - Berekening van de waarde van overheidsopdrachten voor leveringen


Dit artikel komt overeen met de bepalingen van artikel 5, lid 1, onder b), en leden 2 tot en met 6, van Richtlijn 93/36. Het is ongewijzigd.

20.

Artikel 12 - Berekening van de waarde van overheidsopdrachten voor derden


Dit artikel komt overeen met artikel 7, leden 2 tot en met 7 van Richtlijn 92/50. Het is ongewijzigd behoudens een kleine wijziging van het artikel 7, lid 4, dat nu is opgedeeld in verschillende leden, namelijk de leden 3 tot en met 5. Bijgevolg zijn de bepalingen betreffende kavels van toepassing op alle opdrachten voor diensten.

21.

Artikel 13 - Berekening van de waarde van overheidsopdrachten voor werken


Dit artikel dat overheidsopdrachten voor diensten betreft, komt overeen met de bepalingen van artikel 6, leden 3 tot en met 5 van Richtlijn 93/37. Het is ongewijzigd.

22.

Afdeling 2 - Uitgesloten opdrachten


Artikel 14 - Opdrachten geplaatst in de sectoren watervoorziening, energievoorziening en vervoer

Dit artikel is een aanpassing van de bestaande artikelen van de richtlijnen voor leveringen (artikel 2, onder a)), diensten (artikel 1, onder a), punt ii)) en werken (artikel 4, onder a)). Bepaald wordt dat deze richtlijn niet van toepassing is op opdrachten die onder Richtlijn 93/38/EEG vallen.

De aanpassing betreft een verduidelijking van de bestaande tekst, die betrekking heeft op de uitsluiting van de in Richtlijn 93/38/EEG bedoelde gebieden, zonder dat wordt aangegeven dat laatstgenoemde richtlijn alleen van toepassing is op aanbestedende diensten die de bedoelde activiteiten uitoefenen, en niet op de activiteiten als zodanig. Deze precisering maakt duidelijker dat een aanbestedende dienst - bijvoorbeeld een stad - Richtlijn 92/50/EEG moet toepassen op vervoersdiensten indien deze dienst deze activiteit niet zelf uitoefent.

23.

Artikel 15 - Specifieke uitsluitingen op het gebied van telecommunicatie


In dit nieuwe artikel wordt rekening gehouden met de gevolgen van de liberalisering van de telecommunicatiesector voor aanbestedende diensten die een telecommunicatieactiviteit uitoefenen. Om hierboven uiteengezette redenen (zie punt 8 van de toelichting) moeten de 'klassieke' richtlijnen worden gewijzigd teneinde te waarborgen dat opdrachten die hoofdzakelijk bestemd zijn om hen in staat te stellen een telecommunicatieactiviteit uit te oefenen, van het toepassingsgebied van deze richtlijnen uitgesloten blijven. i

Deze bepalingen komen overeen met de bepalingen van artikel 1, leden 14 en 15, en artikel 2, lid 2, onder d), van Richtlijn 93/38/EEG. Deze wijzigingen hebben tot gevolg dat, als een aanbestedende dienst die een telecommunicatienet exploiteert (bijvoorbeeld een gemeente), voor de uitoefening van deze activiteit opdrachten plaatst, deze zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van de 'klassieke' richtlijnen en bijgevolg van dit voorstel.

Overigens wordt in een voorstel tot herziening van Richtlijn 93/38/EEG voorgesteld deze niet van toepassing te verklaren op telecommunicatie, ook niet voor aanbestedende diensten die een dergelijke activiteit uitoefenen.

24.

Artikel 16 - Geheime opdrachten of opdrachten die bijzondere veiligheidsmaatregelen vergen


Dit artikel, dat overeenkomt met de bepalingen van artikel 4, lid 2, van Richtlijn 92/50/EEG, artikel 2, lid 1, onder b), van Richtlijn 93/36/EEG en artikel 4, onder b), van Richtlijn 93/37/EEG, is ongewijzigd.

25.

Artikel 17 - Op grond van internationale voorschriften geplaatste opdrachten


Dit artikel komt overeen met de bepalingen van artikel 5, onder a), van Richtlijn 92/50/EEG, artikel 4, onder a), van Richtlijn 93/36/EEG en artikel 5, onder a), van Richtlijn 93/37/EEG. Deze bepalingen zijn aangepast zonder dat de strekking is gewijzigd.

26.

Artikel 18 - Opdrachten die geen overheidsopdrachten voor diensten zijn


Dit artikel, dat overeenkomt met de bepalingen van artikel 1, onder a), punten iii) tot en met ix), van Richtlijn 92/50/EEG, is ongewijzigd behoudens de bepalingen voor bepaalde telecommunicatiediensten.

Enkele bepalingen uit Richtlijn 92/50/EEG zijn namelijk geschrapt. Het betreft artikel 1, onder a), punt v), en de voetnoot op pagina 2 van bijlage I A. i Het gevolg is dat aanbestedende diensten die onder het toepassingsgebied van Richtlijn 92/50/EEG vallen, de bepalingen inzake opdrachten voor diensten moeten toepassen, bijvoorbeeld als zij een opdracht plaatsen voor mobiele radiotelefoniediensten. De 'reïntegratie' van deze diensten in het toepassingsgebied is het gevolg van de liberalisering van de telecommunicatiesector, waarvan de diensten aan mededinging zijn blootgesteld.

27.

Artikel 19 - Op basis van een alleenrecht gegunde opdrachten voor diensten


Dit artikel, dat overeenkomt met de bepalingen van artikel 6 van Richtlijn 92/50/EEG, is ongewijzigd.

28.

Hoofdstuk III - op overheidsopdrachten voor diensten toepasselijke regelingen


Artikel 20 - Opdrachten voor in bijlage I A vermelde diensten

Dit artikel, dat overeenkomt met de bepalingen van artikel 8 van Richtlijn 92/50/EEG, is ongewijzigd.

29.

Artikel 21 - Opdrachten voor in bijlage I B vermelde diensten


Dit artikel, dat overeenkomt met de bepalingen van artikel 9 van Richtlijn 92/50/EEG, is ongewijzigd.

30.

Artikel 22 - Gemengde opdrachten voor zowel in bijlage I A als in bijlage I B vermelde diensten


Dit artikel, dat overeenkomt met de bepalingen van artikel 10 van Richtlijn 92/50/EEG, is ongewijzigd.

31.

Hoofdstuk IV - Bijzondere voorschriften betreffende het bestek en de aanbestedingsstukken


Artikel 23 - Algemene bepalingen

Dit nieuwe artikel is toegevoegd ter inleiding van het hoofdstuk over het bestek en de aanbestedingsstukken. Hierin worden de inherente beginselen van de bestaande richtlijnen nader uitgelegd en herhaald. Het betreft dus geen wijziging van de bestaande regelingen.

In lid 1 wordt nader aangegeven dat de aanbestedende diensten voor elke opdracht een bestek opstellen waarin de in de aankondiging van de opdracht verstrekte informatie wordt gepreciseerd en aangevuld. Ook wordt nader aangegeven dat de aanbestedende diensten zich moeten beperken tot de technische specificaties als bepaald in artikel 24 en dat zij artikel 25 moeten toepassen indien zij varianten accepteren.

In lid 2 wordt nader aangegeven dat de aanbestedende diensten inlichtingen over de onderaanneming kunnen verlangen (artikel 26) of voorwaarden kunnen stellen betreffende de verplichtingen ten aanzien van de bepalingen inzake arbeidsbescherming en arbeidsvoorwaarden (artikel 27).

Ten slotte wordt in lid 3 bepaald dat de aanbestedende diensten eveneens bijzondere voorwaarden betreffende de uitvoering van de opdracht kunnen stellen. Deze voorwaarden moeten verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht. i

32.

Artikel 24 - Technische specificaties


De voorgestelde wezenlijke wijziging is gebaseerd op het uitgangspunt dat de technische specificaties kunnen worden opgesteld vanuit het oogpunt van de te leveren prestaties. Om te voorkomen dat deze prestaties zodanig worden gedefinieerd dat een binnenlands economisch subject wordt bevoordeeld, wordt nogmaals vermeld dat technische specificaties niet tot gevolg mogen hebben dat ongerechtvaardigde belemmeringen van de fundamentele vrijheden worden gecreëerd.

Bovendien wordt, om te voorkomen dat dit uitgangspunt ertoe leidt dat sneller een procedure van gunning via onderhandelingen met voorafgaande bekendmaking wordt toegepast, gepreciseerd dat de prestatie-eisen voldoende nauwkeurig moeten zijn zodat de inschrijvingen vergelijkbaar zijn en de aanbestedende diensten de opdracht kunnen gunnen zonder dat onderhandelingen nodig zijn. Deze bepalingen zijn opgenomen in lid 3, tweede alinea, van het nieuwe artikel.

De aanbestedende dienst behoudt evenwel altijd de keuze om zijn behoeften te definiëren onder verwijzing naar gedetailleerde specificaties; de specificaties moeten echter altijd volledig zijn. In de nieuwe bepaling worden, evenals in de bestaande richtlijnen, de gedetailleerde specificaties vermeld waarnaar kan worden verwezen (Europese, internationale en nationale normen,...). Deze specificaties bieden namelijk een passende doorzichtigheid en worden vastgesteld op basis van consensus. Deze bepaling is opgenomen in lid 3, eerste alinea, van het voorstel. De vermelding betreffende het technisch referentiekader dat door Europese normalisatie-instellingen is opgesteld, werd toegevoegd. Daardoor kan rekening worden gehouden met de 'CEN-Workshop agreements', die op het gebied van informatietechnologie een nieuw geharmoniseerd technisch referentiekader vormen.

Lid 4 komt overeen met de bepalingen van artikel 10, lid 5, onder b), van Richtlijn 93/37/EEG. In dit lid wordt rekening gehouden met de specifieke situatie van opdrachten voor werken. Het is ongewijzigd. Om expliciet aan te geven dat andere oplossingen dan de gedetailleerde specificaties altijd mogelijk moeten zijn, is bepaald dat de verwijzing naar dergelijke specificaties de aanbestedende dienst niet het recht geeft producten of diensten die niet aan de gedetailleerde specificaties voldoen af te wijzen, indien de leverancier of dienstverlener aantoont dat zijn oplossing gelijkwaardig is aan deze specificaties. Hij kan dit aantonen met elk passend middel (verklaring van overeenstemming van de fabrikant of certificering door derde partij). De laatstgenoemde bepaling dient om te waarborgen dat iedere, 'niet-genormaliseerde' oplossing, in aanmerking kan worden genomen; dit moet aanbestedende diensten een ruime keuze bieden. De bewijslast berust bij de inschrijver. Deze bepalingen zijn opgenomen in lid 5 van het nieuwe artikel.

Gewaarborgd moet worden dat de nieuwe flexibiliteit (namelijk om de specificaties op te stellen uit het oogpunt van prestaties) niet wordt gebruikt om opdrachten af te schermen voor mededinging of om de communautaire verworvenheden op het gebied van normalisatie opnieuw ter discussie te stellen. In lid 6 is daarom vermeld dat een aanbestedende dienst geen aanbod van producten of diensten mag afwijzen die beantwoorden aan een Europese of internationale norm met als reden dat deze niet aan de geëiste prestaties voldoen, behalve als de specificatie niet geschikt is (bv. onverenigbaarheid van het materiaal) of als de specificatie niet op dezelfde eisen betrekking heeft. Dit is bijvoorbeeld het geval als een norm betrekking heeft op veiligheidseisen, terwijl de aanbestedende dienst een milieueis heeft gesteld. De inschrijver moet aantonen (bv. met een technisch dossier of een beproevingsverslag van een derde partij) dat de oplossing overeenkomstig de norm voldoet aan de prestatie-eisen. Deze bepalingen zijn opgenomen in lid 6 van het nieuwe artikel.

De bepaling van de nu geldende richtlijn inzake het verbod op een verwijzing naar een bepaald merk of een bepaalde herkomst is, tot slot, niet wezenlijk gewijzigd; alleen het uitzonderlijke karakter van de gevallen waarin dit wel is toegestaan wordt meer benadrukt. Deze bepaling is opgenomen in lid 7.

Bijlage VI, waarin technische specificaties worden genoemd en gedefinieerd, is aangepast teneinde rekening te houden met de ontwikkeling van de definitie van begrippen in het Gemeenschapsrecht als gevolg van wijzigingen bij Richtlijn 98/34/EG (normen en technische voorschriften) i Deze bijlage bevat geen wezenlijke wijzigingen ten opzichte van de nu geldende tekst, behalve de toevoeging van het technisch referentiekader dat door de Europese normalisatie-instellingen is opgesteld.

33.

Artikel 25 - Varianten


Dit artikel komt overeen met artikel 24 van Richtlijn 92/50/EEG, artikel 16 van Richtlijn 93/36/EEG en artikel 19 van Richtlijn 93/37/EEG. Lid 1 is aangepast aan de nieuwe flexibiliteit inzake de technische specificaties en in lid 3 is nader bepaald dat de regels voor de technische specificaties (artikel 24) van toepassing zijn wanneer aanbestedende diensten varianten in aanmerking nemen.

34.

Artikel 26 - Onderaanneming


Dit artikel, dat overeenkomt met de bepalingen van artikel 25 van Richtlijn 92/50/EEG, artikel 17 van Richtlijn 93/36/EEG en artikel 20 van Richtlijn 93/37/EEG, is uitgebreid aangezien het de aanbestedende dienst de mogelijkheid biedt de inschrijver te verzoeken in zijn inschrijving eveneens de aangewezen onderaannemers aan te geven.

35.

Artikel 27 - Opdrachten voor diensten en voor werken: verplichtingen ten aanzien van de bepalingen inzake arbeidsbescherming en arbeidsvoorwaarden


Dit artikel, dat overeenkomt met de bepalingen van artikel 28 van Richtlijn 92/50/EEG en artikel 23 van Richtlijn 93/37/EEG, is ongewijzigd.

36.

Hoofdstuk V - Procedures


Artikel 28 - Toepassing van openbare en niet-openbare procedures en van procedures van gunning via onderhandelingen

Lid 2 is nieuw. Het bevat een uitleg van het beginsel dat de in het Gemeenschapsrecht vastgelegde procedures de openbare procedure en de niet-openbare procedure zijn.

Lid 3 is eveneens nieuw. Het bevat een uitzonderingsbepaling: de aanbestedende diensten kunnen alleen een procedure van gunning via onderhandelingen beginnen in de specifieke gevallen en onder de specifieke voorwaarden die vermeld zijn in de artikelen 29, 30 en 31.

Deze twee leden creëren geen nieuwe verplichtingen, maar nemen de materiële inhoud van de jurisprudentie van het Hof over in de wetgeving.

37.

Artikel 29 - Gevallen waarin de toepassing van de procedure van gunning door onderhandelingen met bekendmaking van een aankondiging van een opdracht gerechtvaardigd is


In lid 1, onder b), wordt een definitie van de nieuwe hypothese opgenomen voor de toepassing van een procedure van gunning via onderhandelingen. Opgemerkt zij dat dit begrip in het voorstel niet volledig is gedefinieerd. Het is namelijk onmogelijk om met een volledige lijst de 'bijzonder complexe' gevallen te bepalen, of om een definitie te geven die op lange termijn en onder alle omstandigheden geldig is.

Daarom legt de nieuwe bepaling twee voorwaarden op:

- voor de gunning van de opdracht moet het criterium van de economisch voordeligste inschrijving worden gehanteerd, aangezien de prijs alleen geen passend criterium is voor complexe opdrachten;

- de complexiteit moet vaststaan en dus op objectieve wijze door de aanbestedende dienst kunnen worden aangetoond. Het betreft dus geen subjectieve onmogelijkheid, dat wil zeggen ten gevolge van het onvermogen van de aanbestedende dienst zelf. Deze mag zich er dus niet toe beperken te verklaren dat hij niet tot vaststelling of beoordeling in staat is, maar hij moet aantonen dat dit hem objectief gezien onmogelijk is, gezien de specifieke aard van de opdracht. Naar gelang van het geval kan dit inhouden dat de aanbestedende dienst moet aantonen dat zijn project uniek is of dat hij grote investeringen zou moeten doen of een onevenredige hoeveelheid arbeidstijd zou moeten uittrekken om de nodige kennis te verkrijgen.

De aanbestedende diensten zijn uiteraard vrij om, binnen de grenzen van de overige bepalingen van de richtlijn, ook andere procedures toe te passen wanneer zij op grond van de nieuwe hypothese voor een procedure van gunning via onderhandelingen hadden kunnen kiezen. De toepassing van deze procedure is niet verplicht.

De overige bestaande hypotheses voor procedures van gunning via onderhandelingen met voorafgaande bekendmaking, blijven ongewijzigd.

Lid 1, onder a), komt overeen met de bepalingen van artikel 11, lid 2, onder a), van Richtlijn 92/50, artikel 6, lid 2, van Richtlijn 93/36 en artikel 7, lid 2, onder a), van Richtlijn 93/37. Het is ongewijzigd.

Lid 2 komt overeen met de bepalingen van artikel 11, lid 2, onder b), van Richtlijn 92/50 en artikel 7, lid 2, onder c), van Richtlijn 93/37. Het is ongewijzigd.

Lid 3 komt overeen met de bepalingen van artikel 11, lid 2, onder c), van Richtlijn 92/50. Het is ongewijzigd.

Lid 4 komt overeen met de bepalingen van artikel 7, lid 2, onder b), van Richtlijn 93/37. Het is ongewijzigd.

38.

Artikel 30 - Specifieke voorschriften voor bijzonder complexe overheidsopdrachten


Het verloop van de procedure van gunning via onderhandelingen met voorafgaande bekendmaking in de nieuwe gevallen van 'bijzonder complexe opdrachten' is beschreven in lid 1 van het nieuwe artikel 30 (zie ook punt 3.8 van de toelichting). Opgemerkt zij dat aanbestedende diensten niet verplicht zijn een ontwerp-oplossing te vragen, noch aan het begin van de procedure, noch nadat zij gegadigden voor deelneming aan de onderhandelingen hebben geselecteerd.

Als de aanbestedende diensten besluiten aan het begin van de procedure een ontwerp-oplossing te vragen, overeenkomstig lid 2, tweede alinea, onder b), dan biedt de vierde alinea van hetzelfde lid hun de mogelijkheid hun eisen betreffende de economische en financiële draagkracht en de technische bekwaamheid in het licht van de ontwerp-oplossing te bepalen. Met andere woorden, zij kunnen van de gegadigden bijvoorbeeld verlangen dat zij kunnen aantonen dat zij een omzet hebben van x% van het geraamde bedrag dat nodig is voor de uitvoering van hun ontwerp-oplossing of over de draagkracht, bekwaamheid en ervaring beschikken die nodig zijn voor de uitvoering van de door hen voorgestelde oplossing.

Om te waarborgen dat de beginselen van non-discriminatie, gelijke behandeling en doorzichtigheid worden nageleefd in deze nieuwe hypothese voor de procedure van gunning via onderhandelingen i, is in lid 2, derde alinea, en in lid 4 bepaald dat de kwalitatieve selectiecriteria en de gunningscriteria gedurende de gehele procedure onveranderd blijven. Toegevoegd wordt dat de kwalitatieve selectiecriteria in de aankondiging van de opdracht moeten worden opgegeven en dat de gunningscriteria in de aankondiging van de opdracht of in het document waarin de behoeften van de aanbestedende dienst zijn aangegeven, moeten worden vermeld. Dit ter waarborging dat deze criteria niet zodanig worden opgesteld dat een specifieke oplossing of gegadigde wordt bevoordeeld. Opgemerkt zij eveneens dat de bepalingen van artikel 53, lid 2, inzake de toekenning van een relatief gewicht aan de gunningscriteria, van toepassing zijn op de nieuwe hypothese voor de procedure van gunning via onderhandelingen met voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van een opdracht. Artikel 54 betreffende abnormale lage offertes is eveneens van toepassing.

Lid 3 bepaalt dat de aanbestedende diensten hun behoeften en eisen zo nauwkeurig mogelijk aangeven, zodat deze specificaties kunnen dienen als basis voor het formuleren van eventuele ontwerp-oplossingen, alsmede voor de onderhandelingen. In afwijking van de bepalingen van artikel 24, lid 3, die de aanbestedende dienst de keuze laten om de technische specificaties te formuleren uit het oogpunt van prestaties of functionele eisen of door verwijzing naar nationale normen waarin Europese normen zijn omgezet, bepaalt lid 3 dat de aanbestedende diensten deze behoeften en eisen uitsluitend aan de hand van de prestaties kenbaar maken. De aard van een 'bijzonder complexe opdracht', waarbij de creativiteit van de deelnemers aan de onderhandelingen alle ruimte moet krijgen, laat namelijk per definitie niet toe dat precieze eisen worden gesteld.

Ten slotte biedt lid 9 aanbestedende diensten, juist omdat de creativiteit van de deelnemers bij complexe opdrachten zeer belangrijk is, de mogelijkheid te voorzien in prijzen en betalingen aan de deelnemers, mits hiermee rekening wordt gehouden bij de raming van de waarde van de opdracht, en dus bij de berekening van de drempel.

Opgemerkt zij dat geen enkele conclusie a contrario kan worden getrokken uit het feit dat dergelijke prijzen of betalingen elders in de richtlijn niet worden genoemd.

39.

Artikel 31 - Gevallen waarin de toepassing van de procedure van gunning door onderhandelingen zonder bekendmaking van een aankondiging van een opdracht gerechtvaardigd is


Dit artikel komt overeen met de bepalingen van artikel 11, lid 3, van Richtlijn 92/50, artikel 6, lid 3, van Richtlijn 93/36 en artikel 7, lid 3, van Richtlijn 93/37. De diverse bepalingen zijn gehergroepeerd in verband met de samenvoeging tot één tekst en om herhaling van bepalingen te vermijden. Het is ongewijzigd.

40.

Artikel 32 - Raamovereenkomsten


Dit nieuwe artikel stelt de aanbestedende diensten in staat een specifieke procedure toe te passen als hun opdrachten voortvloeien uit een overeenkomstig de richtlijn gesloten raamovereenkomst (zie de definitie van een 'raamovereenkomst' in artikel 1, lid 7).

Lid 1 bepaalt dat de aanbestedende diensten die hebben gekozen voor de in artikel 1, lid 7, van de richtlijn gedefinieerde raamovereenkomst, de op een dergelijke overeenkomst gebaseerde opdrachten moeten gunnen volgens een specifieke procedure, die en bijgevolg de overige bepalingen van de richtlijn betreffende de gunning van opdrachten niet hoeven na te leven.

Voor de gunning van iedere opdracht roepen de aanbestedende diensten de partijen opnieuw op tot mededinging.

Hiertoe is bepaald dat de aanbestedende diensten schriftelijk alle partijen bij de overeenkomst moeten raadplegen die aan hun behoeften kunnen voldoen en een voldoende lange termijn moeten vaststellen voor de indiening van de inschrijvingen. Hierbij moeten zij rekening houden met de specifieke kenmerken van iedere opdracht.

De leveranciers of dienstverleners moeten hun inschrijvingen schriftelijk indienen. De inhoud ervan moet vertrouwelijk blijven tot de door de aanbestedende dienst vastgestelde indieningstermijn is verstreken. De aanbestedende dienst mag de opdracht in geen geval voor het verstrijken van deze termijn plaatsen. De gunning van de opdracht moet geschieden op basis van de overeenkomstig artikel 53 van de richtlijn vastgestelde gunningscriteria.

Lid 2 benadrukt dat de aanbestedende diensten bij de plaatsing van iedere opdracht de bepalingen van de richtlijn moeten naleven indien zij niet voor de in artikel 1, lid 7, vermelde procedure hebben gekozen, en dus geen raamovereenkomst overeenkomstig de bepalingen van de richtlijn hebben gesloten. In dit geval kunnen zij geen gebruik maken van de in de lid 1 beschreven procedure.

In lid 3 is bepaald dat de looptijd van de raamovereenkomst slechts drie jaar mag bedragen of, in deugdelijk gemotiveerde uitzonderingsgevallen, een langere periode. De bewijslast berust, volgens de jurisprudentie van het Hof inzake afwijkingen, bij de aanbestedende dienst.

Ten slotte verbiedt dit lid het oneigenlijk gebruik van raamovereenkomsten om de mededinging te beperken of te vervalsen, voorzover zij opdrachten kunnen afschermen voor mededinging.

41.

Artikel 33 - Overheidsopdrachten voor werken: bijzondere voorschriften betreffende de bouw van sociale woningen


Dit artikel, dat overeenkomt met de bepalingen van artikel 9 van Richtlijn 93/37/EEG, is ongewijzigd.

42.

Hoofdstuk VI - Regels voor de bekendmaking en voor doorzichtigheid


Afdeling 1 - Bekendmaking van de aankondigingen

Artikel 34 - Aankondigingen

De bepalingen van dit artikel komen overeen met die van artikel 15, leden 1 en 2, artikel 16, leden 1, 3 en 5, en artikel 17, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 92/50/EEG, artikel 9 van Richtlijn 93/36/EEG en artikel 11, lid 7, tweede alinea, en leden 2 en 5, van Richtlijn 93/37/EEG. Deze zijn ongewijzigd met uitzondering van twee aspecten.

De eerste wijziging betreft de specificaties voor de verzending van de aankondigingen. Om de hierboven in de toelichting uiteengezette redenen zijn de bepalingen met nadere technische specificaties voor de bekendmaking verplaatst naar de nieuwe bijlage VIII [zie ook artikel 35, lid 3]. De gemeenschappelijke regels voor de bekendmaking zijn dienovereenkomstig aangepast en in alle andere relevante bepalingen van de richtlijn wordt naar deze nieuwe bijlage verwezen.

De tweede wijziging betreft raamovereenkomsten die overeenkomstig artikel 1, lid 7, worden gesloten; vermeden moet worden dat de uitslag van iedere op basis van de raamovereenkomst geplaatste opdracht moet worden doorgegeven. Hiertoe is in lid 3, tweede alinea, een ontheffingsbepaling opgenomen.

In lid 1, onder a), wordt voor overheidsopdrachten voor leveringen nu verwezen naar de nomenclatuur die specifiek voor overheidsopdrachten is opgesteld, namelijk de 'Gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten (CPV)', in plaats van naar de 'Classification of Products according to Activities (CPA)'.

43.

Artikel 35 - Opstelling en regels voor de bekendmaking van aankondigingen


In de eerste plaats wordt verwezen naar de standaardformulieren die voor aankondigingen van opdrachten moeten worden gebruikt en die overeenkomstig de in artikel 76, lid 2, bedoelde procedure door de Commissie zijn goedgekeurd. In ieder geval moeten de in bijlage VII vermelde minimale inlichtingen in de aankondigingen moeten worden vermeld.

Bepaalde gedetailleerde bepalingen in de huidige richtlijnen betreffende de bekendmaking van de aankondigingen zijn in deze nieuwe bijlage VIII, 'Technische specificaties voor de bekendmaking' opgenomen.

Artikel 35 bevat bepalingen die het gevolg zijn van de verbreiding van elektronische middelen (lid 4): bij elektronische verzending worden de aankondigingen binnen vijf dagen bekendgemaakt. In andere gevallen blijft de huidige regeling (bekendmaking binnen twaalf dagen en bij een versnelde procedure binnen vijf dagen) ongewijzigd.

Lid 2 betreft, ten slotte, bijzondere bepalingen voor raamovereenkomsten en bevat regels voor de bekendmaking indien een aanbestedende dienst gebruikmaakt van artikel 32.

44.

Artikel 36 - Niet-verplichte bekendmaking


Dit artikel neemt soortgelijke bepalingen uit de drie 'klassieke' richtlijnen over en maakt communautaire bekendmaking mogelijk indien de toepassing van de richtlijnen niet verplicht is. De tekst is aangepast in verband met de gewijzigde regels voor de bekendmaking. Dit artikel komt overeen met artikel 21 van Richtlijn 92/50/EEG, artikel 13 van Richtlijn 93/36/EEG en artikel 17 van Richtlijn 93/37/EEG en biedt aanbestedende diensten de mogelijkheid overeenkomstig bijlage VIII aankondigingen van overheidsopdrachten bekend te maken waarvoor dit niet verplicht is.

45.

Afdeling 2 - Termijnen


Artikel 37 - Aanvragen tot deelneming en ontvangst van de inschrijvingen

In verband met de bepalingen van de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten is het algemene beginsel opgenomen dat de termijnen lang genoeg moeten zijn om belangstellenden in staat te stellen hun offerte op te stellen, waarbij met name rekening moet worden gehouden met de complexiteit. Naast deze algemene regel zijn er bijzondere regels inzake minimumtermijnen zijn ingesteld als een 'vangnet'.

De feitelijke termijnen voor de ontvangst van de inschrijvingen bij openbare procedures en voor de ontvangst van de aanvragen tot deelneming en de indiening van de inschrijvingen bij niet-openbare procedures blijven ongewijzigd. Ook voor procedures van gunning via onderhandelingen blijft de termijn voor de aanvraag tot deelneming ongewijzigd. De bestaande richtlijnen bevatten geen termijn voor de ontvangst van de inschrijvingen bij deze procedures. Lid 3 voorziet in deze leemte en schrijft dezelfde termijn voor als voor niet-openbare procedures.

De verkorte termijnen voor de ontvangst van inschrijvingen als aanbestedende diensten een enuntiatieve aankondiging hebben bekendgemaakt, worden krachtens lid 4 gelijkgetrokken voor openbare procedures en niet-openbare procedures. De minimumtermijnen worden vastgesteld op 36/26 dagen in plaats van de nu geldende 36/22 dagen voor openbare procedures en 26 dagen voor niet-openbare procedures. De huidige leemte voor procedures van gunning via onderhandelingen wordt aangevuld: hiervoor worden dezelfde termijnen voorgeschreven als voor de overige procedures.

Ter bevordering van het gebruik van elektronische middelen worden de termijnen voor de ontvangst van inschrijvingen bij openbare procedures en voor de ontvangst van aanvragen tot deelneming bij niet-openbare procedures en procedures van gunning via onderhandelingen krachtens lid 5 met zeven dagen verkort als de aanbestedende dienst de aankondigingen met elektronische middelen heeft opgesteld en verzonden overeenkomstig de technische specificaties voor de bekendmaking (bijlage VIII). Deze beperking van de termijn komt overeen met de kortere termijn die nodig is voor de bekendmaking van aankondigingen op communautair niveau.

Lid 6 verkort, met hetzelfde doel, de termijnen voor de ontvangst van de inschrijvingen met vijf dagen als de aanbestedende dienst het volledige bestek en de eventuele overige voor inschrijving noodzakelijke stukken vanaf de verzenddatum van de aankondiging van de opdracht met elektronische middelen vrij en rechtstreeks toegankelijk maakt. Deze verkorting kan worden gecumuleerd met de voorgaande.

Lid 8 heeft dezelfde inhoud als artikel 11, lid 6, van Richtlijn 93/36/EEG, artikel 18, lid 5, van Richtlijn 92/50/EEG en artikel 12, lid 5, van Richtlijn 93/37/EEG.

In lid 9 zijn de nu geldende bepalingen voor versnelde procedures aangepast aan het gebruik van elektronische middelen voor het opstellen en verzenden van aankondigingen van opdrachten. Indien deze middelen worden gebruikt, bedraagt de termijn voor de ontvangst van de aanvragen tot deelneming tien dagen, te rekenen vanaf de verzenddatum van de aankondiging, in plaats van vijftien.

De kortere termijnen vanwege het gebruik van elektronische middelen en de termijnen voor versnelde niet-openbare procedures en versnelde procedures van gunning via onderhandelingen, mogen niet worden toegepast op bijzonder complexe opdrachten, waarvoor de procedurele bepalingen van artikel 30 gelden.

46.

Artikel 38 - Bestek en nadere inlichtingen


Dit artikel, dat overeenkomt met de bepalingen van artikel 18, leden 3 en 4, artikel 19, lid 6, en artikel 20, lid 2, van Richtlijn 92/50, artikel 10, leden 2 en 3, artikel 11, lid 5, en artikel 12, lid 2, van Richtlijn 93/36 en artikel 12, leden 3 en 4, artikel 13, lid 6, en artikel 14, lid 2, van Richtlijn 93/37, blijft ongewijzigd behoudens een bepaling over elektronische bekendmaking.

47.

Afdeling 3 - Inhoud en verzendingswijze van de informatie


Artikel 39 - Verzendingswijze voor aanvragen tot deelneming

Een nieuwe bepaling is opgenomen om het gebruik van elektronische middelen voor aanvragen tot deelneming mogelijk te maken. Communicatiemiddelen die niet meer gangbaar zijn (de telex en het telegram), worden niet meer vermeld. Ook de telefoon wordt niet meer als mogelijkheid genoemd.

Bovendien moeten de uit recente wijzigingen i voortvloeiende bepalingen die lidstaten in staat stellen 'elke andere vorm van indiening' toe te staan, in het algemeen worden betrokken op alle soorten communicatie en uitwisseling van informatie, zo nodig met enige aanpassingen. De betrokken artikelen, namelijk artikel 19, lid 5, en artikel 20, lid 3, van Richtlijn 92/50, artikel 11, lid 4, en artikel 12, lid 3, van Richtlijn 93/36 en artikel 13, lid 5, en artikel 14, lid 3, van Richtlijn 93/37, worden dienovereenkomstig gewijzigd.

48.

Artikel 40 - Uitnodigingen tot inschrijving of tot deelneming aan de onderhandelingen


Dit artikel neemt de bepalingen over voor niet-openbare procedures en procedures van gunning via onderhandelingen (artikel 19, lid 2, van Richtlijn 92/50, artikel 11, lid 2, en artikel 12, lid 3, van Richtlijn 93/36 en artikel 13, lid 2, en artikel 14, lid 3, van Richtlijn 93/37), waarbij nu ook rekening wordt gehouden met de nieuwe hypothese voor uitnodigingen tot deelneming aan de dialoog en met elektronische middelen.

49.

Artikel 41 - Informatieverstrekking aan gegadigden en inschrijvers


Dit artikel, dat overeenkomt met de bepalingen van artikel 12, leden 1 en 2, van Richtlijn 92/50, artikel 7, leden 1 en 2, van Richtlijn 93/36 en artikel 8, leden 1 en 2, van Richtlijn 93/37, is ongewijzigd.

50.

Afdeling 4 - Mededeling


Artikel 42 - Communicatiemiddelen

Deze bepaling stelt elektronische middelen gelijk met andere communicatiemiddelen. Bovendien worden verouderde technieken, zoals de telex, niet meer vermeld (lid 1).

Lid 2 biedt de nodige garanties voor de integriteit en vertrouwelijkheid van de inschrijvingen, ook als hiervoor elektronische middelen worden gebruikt.

Lid 3 houdt rekening met het feit dat bij elektronische verzending van de inschrijvingen de voor de selectie van de gegadigden vereiste documenten, certificaten, verklaringen en getuigschriften niet op dezelfde wijze kunnen worden verzonden. Hiertoe is voorzien dat deze stukken uiterlijk de dag voor de opening van de inschrijvingen op een andere wijze mogen worden verzonden.

Lid 4, ten slotte, bevat een centrale bepaling om te garanderen dat elektronische middelen niet worden gebruikt om de mededinging te beperken: de keuze voor een bepaalde verzendingswijze mag de goede werking van de interne markt niet belemmeren.

Artikel 23, lid 2, van Richtlijn 92/50/EEG, artikel 15, lid 3, van Richtlijn 93/36/EEG en artikel 18, lid 2, van Richtlijn 93/37/EEG zijn dus gewijzigd.

51.

Afdeling 5 - Processen-verbaal


Artikel 43 - Inhoud van de processen-verbaal

Dit artikel komt overeen met de bepalingen van artikel 12, lid 3, van Richtlijn 92/50, artikel 7, lid 3, van Richtlijn 93/36 en artikel 8, lid 3, van Richtlijn 93/37.

De lijst van elementen die in de processen-verbaal moeten worden opgenomen, is echter met twee punten uitgebreid: de redenen voor de uitsluiting van abnormaal lage offertes en de redenen waarom de aanbestedende dienst besloten heeft een opdracht niet te plaatsen.

Deze wijziging vereenvoudigt de verplichtingen die aanbestedende diensten nu hebben om de Commissie mee te delen welke te laag bevonden inschrijvingen zijn afgewezen, indien is bepaald dat de opdracht aan de laagste inschrijver wordt gegund (artikel 37, derde alinea, van Richtlijn 92/50/EEG, artikel 27, derde alinea, van Richtlijn 93/36/EEG en artikel 30, lid 4, derde alinea, van Richtlijn 93/37/EEG), en het Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen in kennis te stellen om welke redenen zij hebben besloten een opdracht waarvoor een oproep tot mededinging was gedaan niet te plaatsen of de procedure opnieuw te beginnen (artikel 12, lid 2, van Richtlijn 92/50/EEG, artikel 7, lid 2, van Richtlijn 93/36/EEG en artikel 8, lid 2, van Richtlijn 93/37/EEG).

52.

Hoofdstuk VII - Verloop van de procedure


Afdeling 1 - Algemene bepalingen

Artikel 44 - Selectie van de deelnemers en gunning van de opdrachten

Dit artikel heeft een drieledig doel:

- lid 1 vormt een inleiding van titel VII. Uiteengezet wordt dat de gunning van opdrachten plaatsvindt nadat de geschiktheid van de economische subjecten is nagegaan. Om deze controle doorzichtiger te maker, is de tekst van de nu geldende richtlijnen, waarin alleen kwalitatieve selectiecriteria worden vermeld (artikel 23, lid 1, van Richtlijn 92/50/EEG, artikel 15, lid 1, van Richtlijn 93/36/EEG en artikel 18, lid 1, van Richtlijn 93/37/EEG), aangevuld door in het dispositief ook te vermelden dat de aanbestedende diensten specifieke minimumeisen kunnen vaststellen voor de bekwaamheid en ervaring die voor een bepaalde opdracht nodig zijn. Overigens beschikken zij reeds over deze mogelijkheid krachtens de jurisprudentie van het Hof i;

- nader aangegeven wordt hoe de aanbestedende diensten het aantal inschrijvers bij openbare procedures of gegadigden bij niet-openbare procedures en procedures van gunning via onderhandelingen kunnen beperken en tevens hoe zij deze moeten afwijzen;

- aangegeven wordt hoe aanbestedende diensten die in niet-openbare procedures en procedures van gunning via onderhandelingen met bekendmaking van een aankondiging van een opdracht een maximumaantal of een minimum- en maximumaantal gegadigden hebben vastgesteld dat wordt uitgenodigd in te schrijven, te werk moeten gaan bij deze beperking.

Lid 3 vloeit voort uit lid 2; nader aangegeven wordt dat gegadigden niet van een procedure mogen worden uitgesloten op grond van selectiecriteria of minimumeisen inzake bekwaamheid en ervaring die niet vooraf zijn aangegeven.

Lid 4 verschaft een kader voor de voorwaarden waaronder aanbestedende diensten het aantal gegadigden in een niet-openbare procedure of in een procedure van gunning via onderhandelingen mogen beperken teneinde het aantal gegadigden binnen het vastgestelde minimum en maximum of maximum te brengen (zie artikel 42).

Deze beperking moet gebaseerd zijn op objectieve selectiecriteria; dit impliceert dat alleen deze criteria mogen worden gebruikt. Voorts moeten in de aankondigingen het vereiste bekwaamheids- en ervaringsniveau worden angegeven.

Lid 5 bepaalt uitdrukkelijk dat inschrijvers en gegadigden die met de vooraf in de aankondiging vereiste bekwaamheid en ervaring bezitten, niet in aanmerking komen.

Artikel 6 breidt het bepaalde in artikel 32, lid 4, van Richtlijn 92/50/EEG en in artikel 23, lid 3, van Richtlijn 93/36/EEG uit tot opdrachten voor werken.

53.

Artikel 45 - Aanvullende regels voor niet-openbare procedures en procedures van gunning door onderhandelingen


Dit artikel komt overeen met artikel 27 van Richtlijn 92/50/EEG, artikel 19 van Richtlijn 93/36/EEG en artikel 22 van Richtlijn 93/37/EEG.

Lid 1 neemt de tekst over van lid 1 van de genoemde artikelen.

Lid 2, eerste alinea, en lid 3 van de bovengenoemde artikelen worden gewijzigd om de tegenstrijdigheden weg te werken in de Richtlijnen 92/50/EEG en 93/36/EEG, waarin het dispositief van de betrokken artikelen (voor niet-openbare procedures is alleen een minimum en een maximum aangegeven en voor procedures van gunning via onderhandelingen alleen een aantal) afwijkt van wat in de aankondigingen van opdrachten wordt bepaald (voor beide procedures is zowel een aantal als een minimum- en maximumaantal vermeld), alsook die tussen deze richtlijnen en Richtlijn 93/37/EEG (minimum en maximum voor niet-openbare procedures, aantal voor procedures van gunning door onderhandelingen, geen specifieke aanduiding in de aankondigingen van opdrachten). Deze wijziging is te noodzakelijker omdat de combinatie van bepalingen van de Richtlijnen 92/50/EEG en 93/36/EEG zodanig is uitgelegd, dat het minimumaantal gegadigden dat moet worden uitgenodigd in te schrijven, alleen geldt wanneer een minimum- en maximumaantal wordt vastgesteld.

Lid 2 voorziet dus in de mogelijkheid, ofwel een minimumaantal gegadigden vast te stellen dat men voornemens is uit te nodigen (dit aantal kan bij de uitnodiging worden overschreden) ofwel een minimumaantal vast te stellen. Toegevoegd is dat het maximumaantal gegadigden niet de mededinging mag beperken, dat wil zeggen dat dat aantal in overeenstemming moet zijn met de aard van de opdracht. Vermelding van de aantallen in de aankondiging van de opdracht is verplicht.

De nu geldende bepaling dat bij niet-openbare procedures het aantal gegadigden dat mag inschrijven in ieder geval groot genoeg moet zijn om een werkelijke mededinging te garanderen (lid 2, tweede alinea, van de genoemde artikelen), is geschrapt om geen extra procedures verplicht te stellen voor opdrachten waarvoor reeds een oproep tot mededinging is gedaan. Het spreekt vanzelf dat de aanbestedende diensten vrij zijn voor deze opdrachten opnieuw een oproep tot mededinging te doen om objectieve redenen.

54.

Afdeling 2 - Kwalitatieve selectiecriteria


Artikel 46 - Persoonlijke situatie van de gegadigde of inschrijver

Dit artikel komt overeen met artikel 29 van Richtlijn 92/50, artikel 20 van Richtlijn 93/36 en artikel 24 van Richtlijn 93/37. In lid 1, onder f), is de tekst van artikel 29, eerste alinea, onder f), van Richtlijn 92/50/EEG in overeenstemming gebracht met de desbetreffende tekst van de richtlijnen 93/36/EEG en 93/37/EEG.

In dit artikel - lid 1 - is een nieuwe verplichting opgenomen inhoudende dat de aanbestedende diensten verplicht zijn inschrijvers uit te sluiten die bij een definitieve rechterlijke beslissing, veroordeeld zijn geweest wegens deelneming aan een misdaadorganisatie, wegens omkoping of wegens fraude ten nadele van de financiële belangen van de Gemeenschap. Deze verplichting biedt de Gemeenschap meer middelen ter bestrijding van deze verschijnselen, die zijn gebaseerd op communautaire definities van deze verschijnselen.

Anderzijds zijn de gevallen waarin in de mogelijkheid wordt voorzien gegadigden of inschrijvers uit te sluiten, uitgebreid; in lid 2 wordt de bevoegdheid gegeven elk economisch subject uit te sluiten, jegens welk een - zelfs niet definitieve - uitspraak is gedaan, waarbij fraude is vastgesteld of enige andere onwettige activiteiten in de zin van artikel 280 van het Verdrag, met uitzondering van die welke in lid 1, onder c), zijn bedoeld, die de uitsluiting verplicht maken. Ook is de mogelijkheid de deelnemers uit te sluien voor elk delict dat in strijd is met zijn beroepsgedragsregels, uit te breiden tot niet-definitieve uitspraken.

55.

Artikel 47 - Bevoegdheid de beroepsactiviteit uit te oefenen


Dit artikel, dat grotendeels overeenkomt met de bepalingen van artikel 30 van Richtlijn 92/50, artikel 21 van Richtlijn 93/36 en artikel 25 van Richtlijn 93/37, is ongewijzigd behoudens een kleine wijziging: de beroepsregisters, handelsregisters, verklaringen en attesten van alle lidstaten (zie artikel 30, lid 3, van Richtlijn 92/50, artikel 21, lid 2, van Richtlijn 93/36 en artikel 25 van Richtlijn 93/37), zijn opgenomen in de bijlagen (zie de bijlagen IX A, IX B en IX C).

56.

Artikel 48 - Economische en financiële draagkracht


Dit artikel, dat overeenkomt met de bepalingen van artikel 31 van Richtlijn 92/50, artikel 22 van Richtlijn 93/36 en artikel 26 van Richtlijn 93/37, is ongewijzigd.

57.

Artikel 49 - Technische bekwaamheid en/of beroepsbekwaamheid


Dit artikel, dat overeenkomt met de bepalingen van artikel 32 van Richtlijn 92/50, artikel 23 van Richtlijn 93/36 en artikel 27 van Richtlijn 93/37, is ongewijzigd.

58.

Artikel 50 - Kwaliteitsnormen


Dit artikel, dat overeenkomt met de bepalingen van artikel 33 van Richtlijn 92/50, is ongewijzigd. Het houdt niettemin een wijziging in, aangezien deze regels ook van toepassing worden op overheidsopdrachten voor werken en voor leveringen. Deze uitbreiding wordt gerechtvaardigd door het feit dat kwaliteitsborging in al deze sectoren wijdverbreid is.

59.

Artikel 51 - Documentatie en aanvullende inlichtingen


Dit artikel, dat overeenkomt met de bepalingen van artikel 34 van Richtlijn 92/50, artikel 24 van Richtlijn 93/36 en artikel 28 van Richtlijn 93/37, is ongewijzigd.

60.

Artikel 52 - Officiële lijsten van erkende economische subjecten


Dit artikel, dat overeenkomt met de bepalingen van artikel 35 van Richtlijn 92/50, artikel 25 van Richtlijn 93/36 en artikel 29 van Richtlijn 93/37, is ongewijzigd.

61.

Afdeling 3 - Gunning van de opdracht


Artikel 53 - Gunningscriteria

Lid 2 is nieuw. Het verplicht de aanbestedende diensten al aan het begin van de procedure aan te geven welk relatief gewicht zij toekennen aan ieder gunningscriterium om te bepalen welke inschrijving economisch het voordeligst is. Dit hoeft niet per se in een percentage te worden uitgedrukt, maar in geen geval mag uitsluitend een rangorde van belangrijkheid van de criteria worden vermeld. Dit zou het namelijk mogelijk maken om het eerste criterium een relatief gewicht van 99% of 51% te geven, zonder dat de inschrijvers met kennis van zaken hun inschrijvingen zouden kunnen opstellen.

In bepaalde uitzonderlijke gevallen, namelijk wanneer de aard van de opdracht het onmogelijk maakt al aan het begin de procedure aan ieder criterium een relatief gewicht toe te kennen, moeten de aanbestedende diensten het relatieve gewicht van ieder gunningscriterium uiterlijk gelijktijdig met de uitnodiging tot inschrijving bekendmaken [niet-openbare procedures en procedures van gunning via onderhandelingen] en indien de nieuwe procedure voor bijzonder complexe opdrachten wordt gebruikt (zie artikel 30), uiterlijk gelijktijdig met de uitnodiging tot deelneming aan de onderhandelingen (zie ook overweging 30).

Artikel 30, lid 3, van Richtlijn 93/37/EEG, dat andere gunningscriteria dan vermeld in lid 1 van dit artikel mogelijk maakt, is om de volgende redenen geschrapt: ten eerste zij opgemerkt dat in de toelichting van het voorstel i dat heeft geleid tot Richtlijn 93/36/EEG ten aanzien van de overeenkomstige bepaling van Richtlijn 88/295/EEG i is aangegeven dat "uit verslagen van de lidstaten blijkt dat er geen voorschriften zijn die onder het bepaalde in het oude artikel 25, lid 4 i, vallen...". Deze bepaling is dan ook geschrapt in Richtlijn 93/36/EEG. Bovendien is in de toelichting van het gewijzigde voorstel i, dat heeft geleid tot Richtlijn 92/50/EEG aangegeven dat het voorstel (net als de goedgekeurde richtlijn) geen bepalingen meer bevat die overeenkomen met die van artikel 30, lid 3, van Richtlijn 93/37/EEG. Hieraan wordt toegevoegd: "Deze weglatingen zijn in overeenstemming met (...) recente beslissingen van het Europees Hof van Justitie i en de opvattingen van de Commissie omtrent de verenigbaarheid van preferentieregelingen met artikel 28 i van het Verdrag". Deze bepaling komt dan ook evenmin voor in Richtlijn 92/50/EEG. De huidige bepalingen van artikel 30, lid 3, zijn echter ontleend aan Richtlijn 89/440/EEG en dateren dus van voor het genoemde arrest van het Hof en van voordat de Commissie de bevestiging ontving dat er geen regelingen meer bestaan die onder deze uitzondering vallen. Bij de totstandkoming van die richtlijn kon hiermee dus geen rekening worden gehouden. Nu dient dit echter wel te gebeuren i en kan deze bepaling worden geschrapt, waarmee de bepalingen van alle richtlijnen gelijkluidend worden. i

De bepalingen van artikel 31 van Richtlijn 93/37/EEG zijn niet overgenomen aangezien dit lid slechts een historisch belang heeft en sinds 31.12.1992 niet meer van toepassing is.

62.

Artikel 54 - Abnormaal lage offertes


Dit artikel, dat overeenkomt met de bepalingen van artikel 37 van Richtlijn 92/50, artikel 7 van Richtlijn 93/36 en artikel 30, lid 4, van Richtlijn 93/37, is ongewijzigd.

Er is evenwel een nieuw lid toegevoegd waarin specifieke regels zijn bepaald voor offertes die abnormaal laag zijn als gevolg van staatssteun.

63.

Titel III - Verlening van bijzondere of uitsluitende rechten


Artikel 55 - Oplegging van verbintenis

Dit artikel, dat overeenkomt met de bepalingen van artikel 2, lid 2, van Richtlijn 93/36, is ongewijzigd.

64.

Titel IV - Regels voor prijsvragen op het gebied van diensten


In dit deel zijn alle bepalingen van Richtlijn 92/50 betreffende prijsvragen, die verspreid waren over verschillende plaatsen, samengebracht. Omwille van de duidelijkheid worden tevens alle bepalingen die voor zowel overheidsopdrachten als prijsvragen gelden, herhaald.

65.

Artikel 56 - Algemene bepalingen


Dit artikel, dat overeenkomt met de bepalingen van artikel 13, leden 3 en 4, van Richtlijn 92/50, is ongewijzigd.

66.

Artikel 57 - Toepassingsgebied


De formulering van artikel 13, leden 1 en 2, van Richtlijn 92/50 is gewijzigd om de leesbaarheid te vergroten en rekening te houden met de nieuwe drempels voor prijsvragen, die gelijkgetrokken zijn met de drempels voor overheidsopdrachten.

67.

Artikel 58 - Uitsluitingen van het toepassingsgebied


Deze nieuwe bepaling neemt mutatis mutandis de uitsluitingen van het toepassingsgebied van de artikelen 14, 15 en 17 van de richtlijn over, die nu alleen van toepassing zijn op overheidsopdrachten.

68.

Artikel 59 - Aankondigingen


Lid 1, dat overeenkomt met de bepalingen van artikel 15, lid 3, van Richtlijn 92/50, is ongewijzigd.

Lid 2, eerste alinea, komt overeen met artikel 16, lid 2, tweede streepje, van Richtlijn 92/50. Het is ongewijzigd.

Lid 2, tweede alinea, neemt artikel 16, lid 5, van Richtlijn 92/50 over. Het is ongewijzigd.

Lid 3 neemt mutatis mutandis artikel 33 over, dat van toepassing is op overheidsopdrachten.

69.

Artikel 60 - Opstelling en regels voor de bekendmaking van aankondigingen


Dit artikel neemt mutatis mutandis artikel 35 over, dat van toepassing is op overheidsopdrachten.

70.

Artikel 61 - Communicatiemiddelen


Dit artikel neemt mutatis mutandis artikel 42 over, dat van toepassing is op overheidsopdrachten.

71.

Artikel 62 - Selectie van deelnemers


Dit artikel, dat overeenkomt met de bepalingen van artikel 13, lid 5, van Richtlijn 92/50, is ongewijzigd.

72.

Artikel 63 - Samenstelling en beslissingen van de jury


Dit artikel, dat overeenkomt met artikel 13, lid 6, van Richtlijn 92/50, is ongewijzigd.

73.

Titel V - Regels voor concessieovereenkomsten


In deze titel zijn alle bepalingen van Richtlijn 93/37 betreffende concessieovereenkomsten, die verspreid waren over verschillende plaatsen, samengebracht.

74.

Hoofdstuk I - Regels voor concessieovereenkomsten voor openbare werken


Artikel 64 - Toepassingsgebied

Dit artikel, dat overeenkomt met de bepalingen van artikel 3, lid 1, van Richtlijn 93/37, is ongewijzigd, behoudens de drempel die gelijkgetrokken is met die voor overheidsopdrachten voor werken.

75.

Artikel 65 - Uitsluitingen van het toepassingsgebied


Deze nieuwe bepaling neemt mutatis mutandis de uitsluitingen van het toepassingsgebied van de artikelen 12, 13 en 14 van de richtlijn over, die nu alleen van toepassing zijn op overheidsopdrachten.

76.

Artikel 66 - Bekendmaking van de aankondiging


Lid 1, dat overeenkomt met de bepalingen van artikel 11, lid 3, van Richtlijn 93/37, is ongewijzigd. De overige leden nemen mutatis mutandis de bepalingen van de artikelen 32 en 33 over, die van toepassing zijn op overheidsopdrachten.

77.

Artikel 67 - Termijn voor de indiening van de inschrijvingen


Dit artikel, dat overeenkomt met de bepalingen van artikel 15 van Richtlijn 93/37, is ongewijzigd.

78.

Artikel 68 - Onderaanneming


Dit artikel, dat overeenkomt met de bepalingen van artikel 3, lid 2, van Richtlijn 93/37, is ongewijzigd.

79.

Hoofdstuk II - Regels voor de plaatsing van opdrachten door concessiehouders


Artikel 69 - Regels die van toepassing zijn op de concessiehouder die zelf een aanbestedende dienst is

Dit artikel, dat overeenkomt met de bepalingen van artikel 3, lid 3, van Richtlijn 93/37, is ongewijzigd.

80.

Artikel 70 - Regels die van toepassing zijn op de concessiehouder die zelf geen aanbestedende dienst is


Dit artikel verwijst naar de bepalingen in de artikelen 68 tot en met 70.

81.

Artikel 71 - Regels voor de bekendmaking: drempel en uitzonderingen


Dit artikel, dat overeenkomt met artikel 3, lid 4, van Richtlijn 93/37, is ongewijzigd, behoudens een kleine wijziging betreffende de vereenvoudiging van de drempels: de drempel is gelijkgetrokken met die voor overheidsopdrachten voor werken.

82.

Artikel 72 - Bekendmaking van de aankondiging


Dit artikel, dat overeenkomt met de bepalingen van artikel 3, lid 4, eerste alinea, en artikel 11, lid 4 en lid 6, eerste alinea, van Richtlijn 93/37, is ongewijzigd, maar verwijst naar het standaardformulier dat door de Commissie overeenkomstig de in artikel 76, lid 2, vastgestelde procedure is goedgekeurd.

Het nieuwe lid 4 betreft de mogelijkheid van vrijwillige bekendmaking en neemt dus mutatis mutandis artikel 36 over, dat van toepassing is op overheidsopdrachten.

83.

Artikel 73 - Termijnen voor de ontvangst van aanvragen tot deelneming en de ontvangst van inschrijvingen


Dit artikel, dat overeenkomt met de bepalingen van artikel 16 van Richtlijn 93/37, is ongewijzigd.

84.

Titel VI - Statistische verplichtingen, uitvoeringsbepalingen en slotbepalingen


Artikel 74 - Statistische verplichtingen

Dit artikel bevat dezelfde verplichting om een statistisch overzicht te verstrekken als thans is neergelegd in artikel 39, lid 1, van Richtlijn 92/50 in artikel 31, lid 1, van Richtlijn 93/36 en in artikel 34, lid 1, van Richtlijn 93/37.

85.

Artikel 75 - Inhoud van het statistisch overzicht


Artikel 75 neemt de inhoud over van de leden 2 van de in de toelichting op artikel 74 genoemde artikelen. Voor een beter begrip is het artikel geherformuleerd zonder dat het inhoudelijk is gewijzigd. Wel zijn echter wijzigingen aangebracht als gevolg van de voorstellen inzake de drempels en inzake de CPV-nomenclatuur.

86.

Artikel 76 - Het Raadgevend Comité


Dit artikel, dat overeenkomt met de bepalingen van artikel 40 van Richtlijn 92/50, artikel 32 van Richtlijn 93/36 en artikel 35, lid 3, van Richtlijn 93/37, is ongewijzigd behoudens de vermelding van het Raadgevend Comité inzake opdrachten voor de telecommunicatiesector in artikel 40, lid 2, van Richtlijn 92/50, die is geschrapt als gevolg van de uitsluiting van de telecommunicatiesector. Voor dit raadgevend comité is de nieuwe raadplegingsprocedure overeenkomstig artikel 3 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

87.

Artikel 77 - Herziening van de drempels


Artikel 77 komt overeen met artikel 16, lid 4, en artikel 43 van Richtlijn 92/50/EEG, artikel 29, lid 3, van Richtlijn 93/36/EEG en artikel 35, leden 1 en 2, van Richtlijn 93/37/EEG.

Het wordt echter aangevuld met bepalingen die blijvend zorgen voor vereenvoudiging van de voorgestelde drempels.

Aangezien deze drempels voortaan in euro's worden uitgedrukt, moet de mogelijkheid worden gecreëerd om ze te wijzigen indien de pariteit tussen de BTR (bijzondere trekkingsrechten) en de euro zich dusdanig ontwikkelt dat de drempels in euro's hoger worden dan de in BTR uitgedrukte drempels, waaraan de Unie in het kader van de Wereldhandelsorganisatie is gebonden.

Artikel 77 maakt het nu mogelijk om, indien de ontwikkeling van de pariteit BTR-euro hiertoe aanleiding geeft, de drempels in euro's aan te passen aan de tegenwaarde in BTR, naar beneden afgerond op het tienduizendtal om de drempels eenvoudig te houden (ronde getallen).

Voorgesteld wordt om deze bevoegdheid in handen van de Commissie te geven, volgens de in artikel 73 bedoelde procedure.

Een dergelijke herziening kan iedere twee jaar plaatsvinden indien de pariteit BTR-euro is gewijzigd.

88.

Artikel 78 - Wijzigingen


In dit artikel zijn de artikelen en bijlagen vermeld die de Commissie volgens de in artikel 76, lid 2, bedoelde procedure kan wijzigen. Het gaat met name om de regels inzake aankondigingen van opdrachten, nomenclaturen, lijsten van in de bijlagen opgenomen instellingen en instanties en de statistische overzichten. Deze bevoegdheden zijn reeds gedeeltelijk in de bestaande richtlijnen neergelegd. Nieuw is de bevoegdheid, bijlage VIII (Technische specificaties voor de bekendmaking) aan te passen aan de technische vooruitgang.

89.

Artikel 79 - Tenuitvoerlegging


Artikel 80 - Intrekkingen

Artikel 81 - Inwerkingtreding

Artikel 82 - Adressaten