Toelichting bij COM(2010)363 - Standpunt EU tijdens de bijeenkomst van de ministerraad van de Energiegemeenschap (Skopje, 24 september 2010)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

De ministerraad van de Energiegemeenschap zal op 24 september 2010 bijeenkomen in Skopje (voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië). Opdat de Europese Unie aan het besluitvormingsproces kan deelnemen, dient het standpunt van de Europese Unie te worden bepaald overeenkomstig artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en overeenkomstig de bepalingen van Besluit 2006/500/EG van de Raad van 29 mei 2006 betreffende de sluiting van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap door de Europese Gemeenschap.

Het voorstel voor een besluit van de Raad heeft betrekking op alle agendapunten waarover de ministerraad wellicht een beslissing zal nemen. Ter informatie worden ook de overige agendapunten vermeld.

1.

AGENDAPUNTEN WAAROVER WELLICHT EEN BESLISSING ZAL WORDEN GENOMEN


Met betrekking tot de agendapunten waarover wellicht een beslissing zal worden genomen, vertolkt de Commissie de standpunten van de Europese Unie als vastgesteld in de bijlage bij het voorstel voor een besluit.

2.

Budgettaire aangelegenheden


De Commissie keurt de financiële kwijting van de directeur voor het jaar 2009 goed op basis van het auditverslag van 31 december 2009, het verslag van het begrotingscomité inzake de audit van 2009 en het verslag van de directeur over de uitvoering van de begroting.

Voorts keurt de Commissie, in verband met de toetreding van de Republiek Moldavië tot de Energiegemeenschap met ingang van 1 mei 2010, de wijziging van bijlage 4 bij het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap ("Bijdrage aan de begroting") goed.

De voorgestelde wijziging heeft betrekking op de bijdrage van Moldavië voor 2011, die is vastgesteld op 0,10% van de totale begroting voor de Energiegemeenschap (3.380.000 euro). De bijdrage van Moldavië bedraagt 3.380 euro en is vergelijkbaar met die van Albanië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (VJRM), Montenegro en de Verenigde Naties in Kosovo (UNMIK).

Om een begrotingsoverschot te voorkomen, wordt het equivalent van die 0,10% in mindering gebracht op de bijdrage van de Europese Unie voor 2011, die wordt vastgesteld op 98% (in plaats van 98,10% voor 2010). De bijdragen voor andere verdragsluitende partijen blijven ongewijzigd ten opzichte van 2010.

3.

Hernieuwbare energiebronnen


In juni 2009 heeft de ministerraad een taskforce opgericht die is belast met de evaluatie van het effect van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG ("Richtlijn 2009/28/EG") op de bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen door de verdragsluitende partijen en de kandidaat-partijen bij de Energiegemeenschap, en met het bestuderen en voorstellen van bepalingen voor een eventuele latere goedkeuring door de Energiegemeenschap.

Het secretariaat heeft in 2009 opdracht gegeven voor een studie naar de tenuitvoerlegging van de nieuwe EU-Richtlijn inzake hernieuwbare energie in de Energiegemeenschap, onder andere met het oog op de berekening van een voor elk land verplicht streefcijfer voor hernieuwbare energie op basis van de methode van de EU-richtlijn. De voor de berekening van de streefcijfers voor hernieuwbare energie gehanteerde methode is gebaseerd op het beginsel van gelijke ambitie van de verdragsluitende partijen en de EU-lidstaten, d.w.z. een forfaitaire verhoging met 5,5% plus een variabel aandeel op basis van het BBP per capita.

In de loop van zijn werkzaamheden heeft de taskforce Hernieuwbare energiebronnen vastgesteld dat de gegevens betreffende het verbruik en de beschikbaarheid van biomassa één van de grote onzekerheden van de studie vormden, die niet alleen van invloed waren op de berekening van het aandeel hernieuwbare energie in het basisjaar 2005, maar ook op het beschikbare potentieel voor de verwezenlijking van de streefcijfers voor 2020.

Het secretariaat van de Energiegemeenschap heeft er zich dan ook toe verbonden opdracht te geven voor een aanvullende studie om de gegevens betreffende biomassa voor alle verdragsluitende partijen, inclusief Moldavië, te onderzoeken.

Zolang de voorwaarden voor een verder onderzoek naar een mogelijke tenuitvoerlegging van Richtlijn 2009/28 niet zijn vervuld, wordt het raadzaam geacht een aanbeveling aan de verdragsluitende partijen te doen waarbij zij in het licht van de bepalingen van de richtlijn die niet rechtstreeks verband houden met de vaststelling van nationale bindende streefcijfers, worden uitgenodigd hun inspanningen ter bevordering van hernieuwbare energiebronnen te intensiveren.

De Commissie hecht haar goedkeuring aan de tekst van de aanbeveling van de ministerraad inzake de bevordering van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, zoals bekrachtigd tijdens de bijeenkomst van de permanente groep op hoog niveau op 29 juni 2010.

De Commissie hecht haar goedkeuring aan de verlenging van het mandaat van de taskforce met één jaar.

Interne markt voor elektriciteit en aardgas – 'Derde pakket'

In het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap wordt het 'acquis communautaire op het gebied van energie' als volgt gedefinieerd: i) Richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit, ii) Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en iii) Verordening (EG) nr. 1228/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit. Bij besluit nr. 2007/06/MC-EnC van 18 december 2007 is dit acquis aangevuld met Verordening (EG) nr. 1775/2005 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten.

De vorengenoemde EU-wetgevingsbesluiten zijn gewijzigd en herzien, en zullen derhalve met ingang van 3 maart 2011 worden ingetrokken en vervangen door: Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit; Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas; Verordening (EG) nr. 714/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit en Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten.

Dit zogenoemde 'derde pakket' stoelt op de ervaring van de EU-lidstaten met de tenuitvoerlegging en houdt een verbetering van de herzieningsvoorschriften in.

De Commissie streeft momenteel proactief naar een tijdige tenuitvoerlegging van deze richtlijnen en verordeningen in de lidstaten, die reeds het referentiepunt voor de interne markt voor elektriciteit en aardgas op Europees niveau vormen.

Derhalve is het raadzaam dat de Energiegemeenschap begint met de tenuitvoerlegging van haar acquis op energiegebied, na een formele aanbeveling van de ministerraad, teneinde rekening te houden met de recente ontwikkeling van de EU-wetgeving.

Een toekomstig besluit inzake de tenuitvoerlegging van het derde pakket dient de nodige aanpassingen aan het eigen institutionele kader van de Energiegemeenschap en aan de specifieke situatie van elk van haar verdragsluitende partijen te omvatten, zoals bepaald in artikel 24 van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap. De Commissie hecht haar goedkeuring aan een aanbeveling van de Raad inzake de tenuitvoerlegging van de wijzigingen in het 'acquis communautaire op energiegebied', zoals bekrachtigd tijdens de bijeenkomst van de permanente groep op hoog niveau van 29 juni 2010.

4.

ANDERE ELEMENTEN


Punten waarover geen debat wordt gevoerd

De Commissie keurt de conclusies van de vorige twee vergaderingen van de permanente groep op hoog niveau goed en neemt nota van de volgende verslagen:

– verslag over de tenuitvoerlegging van het werkprogramma van de Energiegemeenschap;

– auditverslag van 31 december 2009;

– verslag van het begrotingscomité inzake de audit van 2009;

– verslag van de directeur over de uitvoering van de begroting;

– verslag over de stand van zaken op het gebied van de beslechting van hangende geschillen;

– voorlopig verslag over de tenuitvoerlegging van de begroting 2009.

5.

Tenuitvoerlegging van het Verdrag


De Commissie neemt nota van het door het secretariaat opgestelde verslag.

De Commissie neemt nota van de geringe vooruitgang bij de tenuitvoerlegging sinds het vorige verslag, en met name van de kloof tussen de politieke verklaringen en de dagelijkse tenuitvoerlegging, die een ernstige belemmering vormt voor investeringen.

Conform de conclusies van de laatste bijeenkomst van de ministerraad in Zagreb op 18 december 2009 moedigt zij het secretariaat aan om alle gevallen van niet-naleving actief te vervolgen en in het bijzonder om dergelijke gevallen in het kader van op eigen initiatief ingeleide procedures te behandelen. Gelijke behandeling moet worden gegarandeerd, bijvoorbeeld door vergelijkbare inbreuken van verschillende verdragsluitende partijen gelijktijdig aan te pakken.

De Commissie blijft de inspanningen van het secretariaat om door middel van onderhandelingen oplossingen te vinden, ondersteunen.

6.

Bevoorradingszekerheid


De Commissie neemt nota van de stand van de tenuitvoerlegging van het Verdrag wat betreft de bevoorradingszekerheid en rapporteert over de lopende besprekingen over haar voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende maatregelen tot veiligstelling van de aardgasvoorziening en houdende intrekking van Richtlijn 2004/67/EG.

7.

Oliedimensie


De Europese Commissie staat positief tegenover de opdracht voor een studie naar noodvoorradenolie in de Energiegemeenschap die in maart 2011 klaar moet zijn. Doel is de huidige situatie en de behoeften bij de verdragsluitende partijen en de waarnemers te evalueren en te voorzien in een draaiboek voor de Energiegemeenschap dat met name een gecoördineerd tijdschema zou omvatten voor de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2009/119/EG van 14 september 2009 houdende verplichting voor de lidstaten om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden.

8.

Infrastructuurinvesteringen


De Commissie neemt nota van de stappen die zijn genomen ter bevordering van infrastructuurprojecten die als een prioriteit voor het gebied worden beschouwd, door het secretariaat op een short-list zijn geplaatst en verder zijn ontwikkeld, en door de permanente groep op hoog niveau zijn bekrachtigd tijdens de bijeenkomsten van 17 maart en 29 juni 2010.

Voorts neemt zij nota van het verslag dat is aangenomen door de commissie voor regelgeving van de Energiegemeenschap tijdens haar bijeenkomst op 10 maart 2010 inzake de samenwerking tussen regelgevers op het gebied van grensoverschrijdende investeringsprojecten, en betrekking heeft op regelgevende instrumenten ter bevordering van nieuwe investeringen, de beoordeling van bestaande mechanismen en aanbevelingen.

9.

Memorandum van overeenstemming over sociale aangelegenheden


De Commissie neemt nota van de vooruitgang bij de tenuitvoerlegging van het memorandum van overeenstemming over sociale aangelegenheden en met name van de conclusies van het derde sociaal forum dat op 10-11 juni in Skopje heeft plaatsgevonden.

De ministerraad van de Energiegemeenschap zal op 24 september 2010 in Skopje bijeenkomen (voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië). Opdat de Europese Unie aan het besluitvormingsproces kan deelnemen, dient het standpunt van de Europese Unie te worden bepaald overeenkomstig artikel 218 van het Verdrag en overeenkomstig de bepalingen van Besluit 2006/500/EG van de Raad van 29 mei 2006 betreffende de sluiting van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap door de Europese Unie.

Het voorstel voor een besluit van de Raad heeft betrekking op alle agendapunten waarover de ministerraad wellicht een beslissing zal nemen. Ter informatie worden ook de overige agendapunten vermeld.