Toelichting bij COM(2001)469 - Europa en Azië: een strategisch kader voor versterkte partnerschappen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
52001DC0469

Mededeling van de Commissie - Europa en Azië: een strategisch kader voor versterkte partnerschappen /* COM/2001/0469 def. */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE - Europa en Azië: een strategisch kader voor versterkte partnerschappen

INHOUDSOPGAVE

Samenvatting



Inleiding



2. Azië en Europa op de drempel van de 21e eeuw

2.1. Azië

2.2. Europa

2.3. De mondiale context

3. De betrekkingen tussen de EU en de landen in Azië: het opmaken van de balans

4. Doelstellingen, prioriteiten en actiepunten

4.1. Algemene doelstellingen en prioriteiten

4.2. Actiepunten voor de regio als geheel

4.3. Actiepunten voor de verschillende regio's van Azië

5. Uitvoering en middelen

6. Conclusies


Statistische bijlagen

Gebruikte afkortingen

Bevolking en inkomen in de Eu en Azië

Handels- en investeringsstromen tussen de EU en Azië

EU-bijstand aan Azië


Europa en Azië: een strategisch kader voor versterkte partnerschappen

Samenvatting



In 1994 beschreef de Commissie in haar mededeling 'Naar een nieuwe Azië-strategie' voor het eerst een algemeen kader voor de betrekkingen van de EG met landen in Azië. In deze mededeling wordt die strategie bijgesteld, met inachtneming van de belangrijkste ontwikkelingen in de tussenliggende jaren, en wordt een alomvattend strategisch kader vastgesteld voor onze betrekkingen met Azië en zijn subregio's in de komende tien jaar.

Na een bespreking van de belangrijkste economische, politieke en sociale veranderingen die zich de afgelopen jaren in Azië, Europa en de wereld hebben voorgedaan, wordt in de mededeling de balans opgemaakt van de betrekkingen tussen de EU en Azië sinds 1994. Onze politieke dialoog met de belangrijkste partners in de regio is geïntensiveerd en onze handels- en investeringsbetrekkingen zijn uitgebreid (ondanks de gevolgen van de crisis in Oost-Azië). Onze ontwikkelingssamenwerking en economische samenwerking met landen in Azië is enigszins toegenomen. Maar er moet nog veel worden gedaan: zo moet onze politieke dialoog worden verdiept en verbreed, moeten onze bilaterale handels- en investeringsbetrekkingen worden versterkt, moet onze samenwerking in de WTO worden geïntensiveerd en moet ervoor worden gezorgd dat onze hulpprogramma's in Azië volledig kunnen worden ontplooid. De mate van wederzijds bewustzijn tussen onze twee regio's is nog steeds onvoldoende.

Gelet op het bovenstaande wordt in deze mededeling voorgesteld om een algemeen strategisch kader op te zetten voor onze betrekkingen met Azië in de komende tien jaar op basis van de belangrijkste doelstelling: versterking van de politieke en economische aanwezigheid van de EU in de hele regio tot een niveau dat in overeenstemming is met het steeds grotere gewicht dat de uitgebreide EU in de wereld gaat innemen.

Met name dienen wij:

- bij te dragen aan vrede en veiligheid in de regio en de wereld in het algemeen, door het intensiveren van onze betrokkenheid met de regio;

- de onderlinge handels- en investeringsstromen met de regio verder te versterken;

- de ontwikkeling van de minder welvarende landen in de regio te bevorderen, door de aandacht te richten op de grondoorzaken van armoede;

- bij te dragen aan de bescherming van de mensenrechten en aan de verspreiding van democratie, goed bestuur en de rechtsstaat;

- mondiale partnerschappen en allianties met Aziatische landen op te bouwen, binnen geschikte internationale fora, zowel om te helpen de uitdagingen van mondialisering het hoofd te bieden als de mogelijkheden te benutten die daardoor ontstaan, en om onze gezamenlijke inspanningen op het gebied van mondiale milieu- en veiligheidsvraagstukken te versterken;

- Azië meer bewust te maken van de betekenis van Europa (en omgekeerd).

Deze algemene doelstellingen en prioriteiten worden verder uitgewerkt in een reeks specifieke actiepunten voor de regio als geheel en voor elk van de vier belangrijkste subregio's (Zuid-Azië, Zuidoost-Azië, Noordoost-Azië, Australazië).

Dit algemeen strategisch kader (dat vervolgens kan worden uitgebreid middels passende specifieke strategieën voor de subregio's en middels de landenstrategiedocumenten die zich richten op ontwikkelingssamenwerking) zal ook in belangrijke mate bijdragen tot een voorgestelde herziening van de ALA-verordening in de eerste helft van 2002 (na een algehele evaluatie waarmee nu een begin wordt gemaakt). Als we naar de toekomst kijken, zal het belangrijk zijn regelmatig de balans op te maken van de vooruitgang die wordt geboekt. Voorgesteld wordt de strategie te evalueren en zo nodig aan te passen over vijf tot zes jaar.

Om ervoor te zorgen dat dit strategisch kader optimaal effect sorteert, is het van wezenlijk belang dat er sprake is van consistentie tussen de gestelde doeleinden en de middelen die beschikbaar zijn om deze doeleinden te verwezenlijken. Onze eerste prioriteit is ervoor te zorgen dat de beschikbare middelen doeltreffend en tijdig worden ingezet en de aan de gang zijnde hervorming van onze externe bijstand volledig wordt uitgevoerd. Zodra dit is gebeurd, zijn wij beter in staat een antwoord te geven op de langetermijnvraag of, en in welke mate, de middelen voor onze samenwerkingsactiviteiten met Azië verhoogd moeten worden.

Tot besluit wordt er in de mededeling op gewezen dat Azië een cruciale economische en politieke partner voor Europa is. Meer dan ooit dienen de EU en haar Aziatische partners samen te werken om het hoofd te bieden aan de mondiale uitdagingen waarvoor beide zich gesteld zien en om gezamenlijk te profiteren van de mogelijkheden die zich verspreid over de hele wereld voordoen. Wij willen onze Aziatische partners vragen om ook van hun kant na te denken over de wijze waarop wij deze kwesties gezamenlijk kunnen aanpakken.


Inleiding



In 1994 beschreef de Commissie in haar mededeling 'Naar een nieuwe Azië-strategie'  i voor het eerst een algemene strategie voor onze betrekkingen met Azië. Getracht werd om voor onze betrekkingen met deze enorme regio een alomvattender en evenwichtiger kader te creëren.

In het strategiedocument uit 1994, dat op Zuid-, Zuidoost- en Noordoost-Azië betrekking had, werd met nadruk gewezen op de snelle economische veranderingen die in de voorgaande decennia in de regio hebben plaatsgevonden en op de noodzaak van een effectieve en proactieve aanwezigheid van de EU in de regio. De hoofddoelstellingen die in het document werden genoemd, waren: het versterken van onze economische aanwezigheid in de regio; het leveren van een bijdrage aan politieke stabiliteit aldaar, door het uitbreiden van onze politieke en economische betrekkingen met de regio als geheel; het bevorderen van de ontwikkeling van de minder welvarende landen; en het leveren van een bijdrage aan de verspreiding van de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten. De volgende acht zaken moesten volgens het document met prioriteit worden behandeld: verdere versterking van onze bilaterale betrekkingen; een meer nadrukkelijke aanwezigheid van de EU in Azië; steun voor regionale samenwerking (voor het bevorderen van vrede en veiligheid); stimuleren van Aziatische landen om meer en actiever deel te nemen aan multilaterale fora; zorgen voor open markten en een niet-discriminerend ondernemingsklimaat; stimuleren van de integratie van centraal geleide economieën in de vrije markt; bijdragen aan duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding in de minst welvarende landen; en zorgen voor een gecoördineerde aanpak van onze betrekkingen met de regio binnen de EU.

Deze strategie is vervolgens voor specifieke landen en sectoren verder uitgewerkt in meer gerichte mededelingen, waarbij bijvoorbeeld onze betrekkingen met China, India, de ASEAN, Indonesië, het ASEM-proces en de energie- en milieusectoren aan de orde kwamen  i.

Over het geheel genomen heeft de Azië-strategie van 1994 ons goede diensten bewezen (voor een evaluatie van de uitvoering ervan, zie hoofdstuk 3, hieronder). In veel opzichten zijn de daarin behandelde kwesties vandaag in grote lijnen nog even relevant als toen. Hetzelfde geldt voor de voorgestelde aanpak. De wereld is sinds 1994 echter niet stil blijven staan: zowel in Azië als in Europa hebben zich belangrijke economische en politieke veranderingen voorgedaan en het proces van mondialisering is in een stroomversnelling gekomen (waardoor meer en grotere mogelijkheden ontstaan en nieuwe uitdagingen worden geboden). De komende jaren zal de EU verder worden omgevormd: uitbreiding ligt in het verschiet, de interne markt en de eenheidsmunt bereiken hun volledige potentieel, en het EU-beleid wordt steeds beter gecoördineerd, zowel wat betreft buitenlandse zaken als justitie en binnenlandse zaken.

Met de onderhavige mededeling wordt onze strategie ten aanzien van Azië herzien en bijgesteld, om te zorgen voor een nieuw strategisch kader waarin rekening wordt gehouden met de veranderingen die zich sinds 1994 hebben voorgedaan, en voor de totstandbrenging van een samenhangende, alomvattende en evenwichtige benadering van onze betrekkingen met Azië het komende decennium.

2. Azië en Europa op de drempel van de 21e eeuw

2.1. Azië

Soms wordt beweerd dat zelfs de term 'Azië' geen volledig juist concept zou zijn, omdat daarmee aan de enorm heterogene economische en politieke geografie van de regio een kunstmatige homogeniteit wordt gegeven. Maar een etiket is minder belangrijk dan de realiteit die het vertegenwoordigt, en het is de realiteit van Azië die voor de EU van belang is. Dit document bestrijkt het gebied tussen Afghanistan in het westen tot Japan in het oosten, en tussen China in het noorden tot Nieuw-Zeeland in het zuiden, en alle punten daartussen. Zodoende worden alle landen in Zuid-, Zuidoost- en Noordoost-Azië bestreken die onder de algemeen gangbare definitie van Azië vallen (en die onder het toepassingsgebied van de strategie van 1994 vielen). De bespreking strekt zich in dit document bovendien voor het eerst uit tot Australazië, aangezien de economische en politieke banden van Australië en Nieuw-Zeeland met de buurlanden in het noorden, en hun geografische nabijheid, belangrijk genoeg zijn om te rechtvaardigen dat deze twee landen hier als onderdeel van de grotere Aziatische en de Aziatisch-Pacifische regio worden behandeld  i.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Afgezien van het demografisch en economisch gewicht van de regio, is Azië de bakermat van enkele van de belangrijkste godsdiensten in de wereld en is de culturele rijkdom van de regio ongeëvenaard. Maar daarnaast is het ook de plaats van verscheidene langdurige spannings- en conflicthaarden (bijvoorbeeld in Kasjmir en Sri Lanka, aan de grenzen van Afghanistan, in Atjeh en Mindanao, aan de Straat Formosa, in de Zuid-Chinese Zee en op het Koreaanse schiereiland). Verschillende Aziatische landen zijn in het bezit van kernwapens en bepaalde landen blijven zorgen baren wat betreft de proliferatie van massavernietigingswapens. Azië is ook de woonplaats van twee derde van de armen in de wereld: 800 miljoen mensen moeten er zien te overleven met minder dan 1 US-dollar per dag. Verder zijn voedselzekerheid, gezondheidszorg en toegang tot basisvoorzieningen in de meeste lage-inkomenslanden in de regio een constant probleem en is in veel landen met middellage inkomens nog steeds sprake van grote inkomensverschillen en ongelijke kansen op de arbeidsmarkt. Azië dient eveneens een cruciale rol te spelen bij het aangaan van wereldwijde, regionale en lokale milieu-uitdagingen, die een indicator zijn voor het geografisch, demografisch en industrieel gewicht van de regio, het belang van haar natuurlijke hulpbronnen en biodiversiteit, en de snelle economische en demografische veranderingen die zich in de hele regio voordoen. Zo is ongeveer 33% van de CO2-emissies wereldwijd afkomstig van de regio  i en staan kwesties met betrekking tot klimaatverandering, energieverbruik en energie-efficiëntie, bescherming van bossen en stroomgebieden, en biodiversiteit noodzakelijkerwijs hoog op de agenda in de regio en wereldwijd.

De laatste decennia hebben bepaalde delen van Azië middels uiteenlopende doch effectieve ontwikkelingsstrategieën een economische transformatie ondergaan, waarbij de levensstandaard van honderden miljoenen mensen is verbeterd (ondanks de crisis waardoor Oost-Azië de laatste jaren is getroffen). Aan de sociale en milieukosten van een dergelijke snelle verandering wordt nog steeds onvoldoende aandacht besteed. Daar komt nog bij dat Azië voor dezelfde mondiale uitdagingen als Europa staat, of het daarbij nu gaat om economische onzekerheid, achteruitgang van het milieu, aids of grensoverschrijdende misdaad. Maar Azië heeft ook zijn voordeel kunnen doen met de mogelijkheden die mondialisering biedt, en veel landen in de regio hebben getoond deze mogelijkheden ten volle te kunnen benutten.

De diversiteit in Azië is enorm. In de regio bevinden zich drie van de vijf landen met de grootste bevolkingsdichtheid in de wereld (China, India en Indonesië) en enkele met de kleinste (Brunei, Bhutan, de Maldiven). In de regio zijn ook twee landen te vinden met de hoogste en laagste bevolkingsdichtheid ter wereld (respectievelijk Singapore en Mongolië). Azië omvat enkele van de rijkste landen in de wereld (Japan, Singapore, Australië) en enkele van de armste (van Afghanistan tot Noord-Korea)  i. De regio vertoont in cultureel en religieus opzicht een geweldige diversiteit, wat een afspiegeling is van de historische beschavingen van Zuid-Azië, Zuidoost-Azië, China, Japan en Korea, en van het veelzijdige culturele erfgoed van Australazië. Deze diversiteit kan echter ook een bron van spanning zijn, met acute etnische of religieuze scheidslijnen in bepaalde landen, die de samenleving in sommige gevallen uit elkaar dreigen te scheuren. Ook de politieke diversiteit is in Azië enorm: terwijl Indonesië nog maar kort geleden een lange periode van 'geleide democratie' achter zich liet, leeft men in andere landen nog steeds in een militaire of theocratische dictatuur. Verder mag men niet vergeten dat er een grote etnische, sociale of culturele verscheidenheid in bepaalde gevallen ook binnen landen, bestaat, zoals in India en China, in Indonesië, de Filipijnen en Birma/Myanmar.

Sinds de strategie van 1994 werd geschreven, heeft Azië zowel in economisch als politiek opzicht grote veranderingen ondergaan. Het groeiende optimisme in de economische ontwikkeling dat Oost-Azië verscheidene decennia heeft gekenschetst, werd door de financiële en economische crisis die in 1997 uitbrak, de bodem ingeslagen. De crisis begon met de instorting van het financiële stelsel in Thailand en breidde zich daarna in snel tempo over de gehele regio uit. In de meeste Oost-Aziatische landen lag de oorsprong van de crisis zowel in interne kwesties - financieel beheer, bedrijfsvoering, schuldbeheer en democratische verantwoordingsplicht - als in externe, namelijk de conjunctuurgevoeligheid van de vraag naar belangrijke exportproducten en de mobiliteit en volatiliteit van kortetermijnkapitaalstromen. Zowel de sociale als de politieke gevolgen van de crisis zijn aanzienlijk geweest. Verscheidene regeringen in de regio zijn als gevolg van de crisis gevallen en met name Indonesië kreeg te maken met ernstige economische en sociale spanningen.

Het verhoudingsgewijs snelle economische herstel is deels te danken aan de onderliggende economische dynamiek van de opkomende landen in Oost-Azië. De bijdrage van Europa aan dit herstel - vooral het openhouden van de Europese markten en het nakomen van de 'handels- en investeringsbelofte' die in april 1998 tijdens de tweede ASEM-top in Londen is gedaan - is cruciaal geweest. De veranderingen in de handelsstromen die door de crisis zijn ontstaan, hebben tot gevolg gehad dat het handelstekort van de EU met Azië steeg van 13,3 miljard euro in 1996 tot 121,5 miljard in 2000.  i De crisis heeft onderstreept dat het voor alle betrokken landen (Japan niet minder dan China en de andere opkomende economieën in de regio  i) absoluut noodzakelijk is dat de proactieve hervormingsagenda verder wordt uitgevoerd, zowel in de financiële sector en de bedrijfssector als op het gebied van sociaal beleid.  i

In Zuid-Azië, met name India, hebben recente hervormingen een positief effect gehad op de economie en een meer bescheiden maar regelmatige groei ondersteund. Willen de landen in de regio volledig kunnen profiteren van de aanwezige handels- en investeringsmogelijkheden, dan moeten dergelijke hervormingen worden voortgezet en op meer plaatsen in de regio worden ondernomen.

Ook op het politieke vlak hebben zich de laatste jaren in Azië belangrijke veranderingen voorgedaan. In het subcontinent hebben de voortdurende spanningen tussen India en Pakistan over Kasjmir nu een nucleaire dimensie gekregen. In Zuidoost-Azië hebben de politieke overgang en economische crisis in Indonesië geholpen om een grondslag voor democratisering en bestuurlijke verbeteringen te leggen, maar daarnaast nemen ook de centrifugale krachten toe die een bedreiging voor de integriteit van het land kunnen vormen. De ASEAN is uitgebreid met Birma/Myanmar, Cambodja en Laos, terwijl ook Oost-Timor, dat op het punt staat om een onafhankelijke staat te worden, mogelijk binnenkort een aanvraag indient voor het ASEAN-lidmaatschap en daarmee het elfde lid zou worden. In Noordoost-Azië heeft de 'Politiek van de Zonneschijn' van president Kim Dae Jung de vooruitzichten op vrede op het Koreaanse schiereiland spectaculair verbeterd, terwijl China doorgaat met zijn interne economische en sociale hervormingen en een steeds grotere economische en politieke invloed op de regio uitoefent: China streeft zijn regionale en mondiale belangen met steeds grotere zelfverzekerdheid na.

Eind jaren negentig zijn ook de inspanningen voor een regionale dialoog en regionale samenwerking duidelijk toegenomen, met name in Oost-Azië. Zo ontstond de 'ASEAN plus 3'-dialoog (nadat Oost-Azië eerder ook al aan de topconferenties in het kader van ASEM was gaan deelnemen), is het Regionaal Forum van de ASEAN geleidelijk beter gaan functioneren als een forum voor het creëren van vertrouwensrelaties, en zijn er steeds meer tekenen die erop wijzen dat de landen in Oost-Azië zich in toenemende mate bewust zijn van een gemeenschappelijke identiteit (wellicht voor een groot deel door de gedeelde ervaring van de financiële crisis). Tegelijkertijd lijkt de ASEAN zelf de laatste jaren iets aan kracht te hebben ingeboet, deels doordat Indonesië zich voor binnenlandse problemen ziet gesteld, deels door onderliggende moeilijkheden bij onder meer het voltooien van de ASEAN-Vrijhandelsruimte (AFTA), het vinden van een antwoord op de financiële crisis en het opnemen van drie nieuwe leden. In Zuid-Azië, dat zich nog steeds in veel opzichten van de rest van de regio onderscheidt, biedt SAARC de mogelijkheid tot brede regionale samenwerking met diverse doelen, zelfs als politieke spanningen de oprichting van het voorgestelde 'Zuid-Aziatische vrijhandelsgebied' blijven belemmeren. De instelling van deze vrijhandelszone is een essentiële stap voor de integratie van de regio in de internationale economie.

2.2. Europa

Het totale economische gewicht van Europa is vergelijkbaar met dat van Azië, hoewel het gedeeld wordt door een vele malen kleinere, en rijkere bevolking. Net als Azië profiteert Europa van een rijke verscheidenheid aan culturen en talen, maar in tegenstelling tot wat in Azië het geval is, heeft de Europese geschiedenis van enerzijds conflicten en anderzijds samenwerking ons ertoe gebracht het meest verreikende proces van regionale integratie ter wereld te ondernemen, met als resultaat een interne markt waarin de Europese economische ruimte is verenigd en, sinds 1999, een eenheidsmunt van mondiaal belang. Deze integratie heeft ons ook meer dan vijftig jaar vrede gebracht en stelt ons nu in staat het voorheen door ideologie gescheiden Europa te herenigen. In de jaren negentig heeft zich echter ook aan de grenzen van de Unie een reeks moorddadige etnische conflicten voorgedaan, die de ernstigste bedreiging van de vrede en veiligheid in Europa betekenen sinds het einde van de Koude Oorlog.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Ook Europa heeft de laatste jaren aanzienlijke veranderingen ondergaan. Het ontstaan van de Europese Unie, met het Verdrag van Maastricht in 1992, ging samen met de effectieve voltooiing van de interne markt, waarmee in de jaren tachtig van start was gegaan. Sindsdien is met de lancering van de euro in 1999 een volledige economische en monetaire unie tot stand gebracht, die zich uitstrekt over de meeste lidstaten, en een belangrijke nieuwe wereldmunt op het toneel verschenen. De economische prestaties van de EU zijn de laatste jaren eveneens belangrijk verbeterd. Er is sprake van gestage, zij het gematigde economische groei, en de inflatie is laag, wat deels een afspiegeling vormt van de nieuwe geest van liberalisering en innovatie die door de gehele Europese industrie gaat, en deels van de economische en monetaire discipline die voor monetaire integratie is vereist (waarbij ook wordt gehoopt de mogelijkheden volledig te kunnen benutten die zich voordoen door de opkomst van de kennismaatschappij). Met gedegen macro-economische grondslagen en voortdurende structurele hervormingen zullen de EU en haar lidstaten in belangrijke mate bijdragen aan groei en stabiliteit in de wereldeconomie.

Er zijn momenteel voorbereidingen gaande voor de uitbreiding van de Unie, die vanaf 2003 haar beslag moet krijgen en waarbij het aantal lidstaten uiteindelijk zou kunnen uitgroeien tot 28 en de bevolking tot 544 miljoen. Ook de buitenlandse betrekkingen van de EU zijn door de Verdragen van Maastricht en Amsterdam omgevormd. Op basis van deze verdragen is in 1993 een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid ingesteld (welk beleid vanaf 1999 door de ontwikkeling van een Europees veiligheids- en defensiebeleid is versterkt) en justitie en binnenlandse zaken worden als gevolg van deze verdragen steeds belangrijker in onze buitenlandse betrekkingen (zowel in de eerste als de derde 'pijler'). Wanneer het Verdrag van Nice eenmaal is geratificeerd, zullen de EU-instellingen verder worden geconsolideerd en zal de weg zijn geëffend voor uitbreiding. De Commissie heeft de laatste jaren zelf ook aanzienlijke veranderingen ondergaan. Ten aanzien van prioriteiten en middelen heeft een heroriëntatie plaatsgevonden en het beheer van de buitenlandse hulp van de EU is onderwerp van een uitgebreide hervorming.

2.3. De mondiale context

Net als Azië en Europa is ook de mondiale context waarin wij opereren veranderd. Mondialisering als zodanig is nauwelijks een nieuw verschijnsel en ook in de 18e en 19e eeuw vonden er snelle en verreikende veranderingen in de organisatie van de wereldeconomie plaats. Wat nieuw is de laatste jaren, is de snelheid waarmee gebeurtenissen in het ene deel van de wereld de situatie in een ander deel van de wereld beïnvloeden alsook de grote mate van interdependentie die op economisch, politiek en sociaal gebied bestaat. De crisis in Oost-Azië heeft de landen in de regio wellicht doen beseffen hoe afhankelijk zij zijn van internationale kapitaalstromen en opnieuw duidelijk gemaakt hoe belangrijk internationale handel als motor van groei en herstel is. Maar Europa is net als Azië aan de discipline van de markt onderworpen en hoeft niet minder bedacht te zijn op goed bestuur in de financiële sector en de bedrijfssector en op het cruciale belang van een snel op behoeften inspelend en betaalbaar sociaal beleid.

Deze toenemende wereldwijde interdependentie brengt ook met zich mee dat de verantwoordelijkheid voor mondiale kwesties steeds groter wordt. De EU en haar partners in Azië hebben een gezamenlijk belang bij het bevorderen van vrede en veiligheid op mondiaal niveau, het vergroten van de effectiviteit van de VN en de aanpak van wereldwijde milieuproblemen. Het is ook in ons beider belang om iets te doen aan de 'schaduwzijde van mondialisering', om de grensoverschrijdende misdaad (waaronder de handel in vrouwen en kinderen, het smokkelen van illegale migranten, de handel in drugs en het witwassen van geld) en het terrorisme te bestrijden, en de strijd aan te gaan tegen de armoede en epidemieën in de wereld. Met name hiv/aids verspreidt zich in bepaalde delen van Azië in snel tempo, wat naast het verschrikkelijke menselijke leed ook nog eens ernstige economische gevolgen kan hebben.

Mondialisering biedt natuurlijk niet alleen nieuwe mogelijkheden maar stelt ons ook voor uitdagingen. Veel landen in Azië, en vooral in Oost-Azië, hebben verschillende decennia in grote mate geprofiteerd van een sterke groei, die werd aangedreven door export en buitenlandse investeringen (met de crisis in Oost-Azië is in dit groeiproces waarschijnlijk slechts een tijdelijke correctie aangebracht). De groei in Europa - langzamer maar degelijker dan die in Azië - is zelf ook zeer sterk afhankelijk geweest van buitenlandse handel en investeringen en van het succes van het open en op regels gebaseerde multilaterale handelsstelsel dat eerst in het kader van de GATT en nu onder de WTO is totstandgebracht.

Het is voor beide regio's van het grootste belang dat dit stelsel verder wordt versterkt, en in het bijzonder dat er snel een nieuwe ronde van multilaterale handelsbesprekingen van start gaat. Deze onderhandelingen, die moeten plaatsvinden op basis van een alomvattende agenda, met belangrijke onderwerpen als investeringen en mededinging, zullen van cruciaal belang zijn voor een wederopbloei van de groei in Azië na de financiële crisis, en met name om te stimuleren dat er meer directe buitenlandse investeringen naar de regio worden doorgesluisd. De verdere versterking van het multilaterale handelsstelsel is des te belangrijker voor de armere landen in Azië, die het meest te lijden zouden hebben van een verschuiving van multilaterale naar plurilaterale of bilaterale handelsafspraken - met name indien blijkt dat dergelijke afspraken eerder ertoe leiden dat de handel een andere richting uitgaat dan dat deze verder wordt ontwikkeld, of indien de armere landen gewoonweg worden buitengesloten.

Vandaar dat het zowel in het belang van de EU als haar partners in Azië is om te werken aan de verdere versterking van de WTO en de verdere, wereldwijde opheffing van zowel tariefmuren als niet-tarifaire handelsbelemmeringen. De succesvolle integratie van China in de WTO zal in dit opzicht cruciaal zijn. Tegelijkertijd zal het voor de ontwikkelingslanden in de regio (niet minder dan voor de ontwikkelde landen) essentieel zijn om een degelijk beleidskader te ontwikkelen om de kansen die door mondialisering worden geboden, maximaal te kunnen benutten. Anders bestaat het gevaar dat de 800 miljoen mensen in Azië die onder de armoedegrens leven, nog verder gemarginaliseerd raken.

Het is eveneens in ons beider belang dat de EU en haar partners in Azië samenwerken ter versterking van de wereldwijde inspanningen met betrekking tot klimaatverandering, en de geïndustrialiseerde en zich industrieel ontwikkelende landen (met name Japan, China en India) dienen een cruciale rol te spelen bij de verdere ontwikkeling van de milieuagenda op wereldniveau. Erkend moet worden dat de belangrijkste Aziatische landen al aanzienlijke stappen zetten om de emissies van broeikasgassen terug te dringen, zelfs zonder formele verplichtingen tot reductie of beperking in het kader van het Kyoto-protocol te zijn aangegaan. De EU dient samen met andere industrielanden deze inspanningen te blijven steunen door de overdracht van technologie en zo nodig hiermee samenhangende bijstand. Zich blijven inspannen voor een alomvattende inzet op wereldniveau ter bestrijding van klimaatverandering zal van het grootste belang zijn om de belangen van toekomstige generaties in onze beide regio's en in de hele wereld te beschermen.

Ook de informatie is in de jaren negentig door Internet en e-mail gemondialiseerd. De informatierevolutie heeft haar volle effect nog niet bereikt, maar de gevolgen hiervan voor het contact tussen mensen - meer direct en onmiddellijk - leiden nu al tot een omvorming van onze interactie met zelfs de meest afgelegen gebieden in de wereld. Toegang tot informatie wordt voor elke maatschappij een cruciale factor in het vermogen om op de nieuwe mogelijkheden te reageren. Het dichten van de kloof tussen degenen die wel en degenen die geen toegang tot de nieuwe technologieën hebben, zowel binnen als tussen onze samenlevingen, wordt in dit verband van wezenlijk belang.

3. De betrekkingen tussen de EU en de landen in Azië: het opmaken van de balans

De betrekkingen van de EU met de landen in Azië hebben zich de laatste jaren geweldig ontwikkeld, en het lijdt geen twijfel dat de in de strategie van 1994 verlangde evenwichtige en alomvattende benadering essentieel is geweest voor het moderniseren van onze betrekkingen met deze enorme regio. Hoewel sinds 1994 al veel is bereikt, zijn er nog volop mogelijkheden om onze betrekkingen verder te verbeteren.

Sinds 1994 is de politieke dialoog met belangrijke partners in de regio aanzienlijk uitgebreid: in het kader van de Dialoog Azië-Europa (ASEM) en met China, India, Japan en (binnenkort) Korea werden nieuwe topbesprekingen gevoerd; er zijn geregeld besprekingen tussen de EU en de ASEAN, in het kader waarvan de EU actief deelneemt aan het Regionaal Forum van de ASEAN (ARF); en ook met Australië en Nieuw-Zeeland zijn er voortdurend contacten op hoog niveau. De EU levert nog steeds een actieve bijdrage aan de oplossing van vredes- en veiligheidsvraagstukken in de regio. Zo is bijvoorbeeld bijstand verleend voor de instelling van een democratisch bestuur in Cambodja en Oost-Timor, is steun verleend aan vluchtelingen in en uit Afghanistan, is de dialoog tussen Noord- en Zuid-Korea ondersteund en hebben wij bijgedragen aan KEDO. De EU heeft ook een belangrijke mensenrechtendialoog met China op gang gebracht (en hoopt een dergelijke dialoog ook met Noord-Korea te kunnen voeren). In Indonesië verlenen wij actief steun aan inspanningen voor het versterken van het openbaar bestuur en voor het vergroten van de participatie van de burgerorganisaties. Met betrekking tot Birma/Myanmar en Pakistan blijft de EU elke opening in de richting van democratie stimuleren.

Dit alles vormt een degelijke basis voor het uitbouwen van onze dialoog met de landen in de regio. Het moet zowel mogelijk zijn om over zaken te praten waarover onze meningen uiteenlopen als om terreinen te vinden waarop wij dezelfde belangen hebben. De nadruk moet worden gelegd op terreinen waarop de EU en haar partners in Azië de uitdagingen waarvoor zij zich op wereldniveau zien gesteld, gezamenlijk kunnen aangaan. En wij moeten meer werk maken van gezamenlijke inspanningen voor het versterken van de internationale instellingen waarvan wij allemaal afhankelijk zijn.

Het institutionele kader voor onze betrekkingen met de Aziatische landen varieert  i. Tot dusver zijn slechts enkele landen in de regio alomvattende samenwerkingsovereenkomsten (van de 'derde generatie') met de EG aangegaan. In dit opzicht ligt Azië ver achter op andere regio's, zoals Latijns-Amerika, het Middellandse-Zeegebied en het GOS. Het versterken van de institutionele basis van onze betrekkingen met belangrijke partners in Azië zou het mogelijk maken om voor alle relevante kwesties (op politiek en veiligheids- alsook op economisch en ontwikkelingsgebied) een coherentere aanpak te hanteren, zou op alle terreinen een krachtige impuls geven aan dialoog en samenwerking, en zou aan iedereen duidelijk maken dat beide partijen hun onderlinge betrekkingen op een hoger peil willen brengen.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Onze handels- en investeringsbetrekkingen met Azië zijn aanzienlijk uitgebreid, ondanks het feit dat de crisis die in 1997 in Oost-Azië uitbrak, op de middellange termijn aanzienlijke effecten heeft gehad. In 2000 nam Azië 21,1% van de totale EU-export voor zijn rekening, waarmee Azië de op twee na grootste regionale handelspartner van de EU is geworden.  i Wat investeringen betreft, is Azië als geheel de op drie na belangrijkste bestemmingsplaats voor de EU gebleven: in 1999, het laatste jaar waarvoor cijfers beschikbaar zijn, ging 6,8% van de uitgaande directe buitenlandse investeringen van de EU naar dit werelddeel alsmede 9,2% van de aandelen van de EU in directe buitenlandse investeringen.  i Het overgrote deel van de directe buitenlandse investeringen van de EU gaat echter nog steeds naar Noord-Amerika, en met name de directe buitenlandse investeringsstromen van de EU naar Zuidoost-Azië hebben zich nog niet hersteld van de crisis in Zuidoost-Azië. Zowel in onze bilaterale besprekingen met belangrijke partners in de regio als binnen de WTO hebben wij ons consequent ingezet voor het verminderen van de belemmeringen op de onderlinge handel en wederzijdse investeringen en voor het verbeteren van het institutioneel, wettelijk en regelgevend kader waarmee onze ondernemers te maken krijgen. Ook hebben wij via onze programma's voor economische samenwerking, zoals Asia Invest, grote inspanningen geleverd om Europese KMO's te stimuleren tot een beter gebruik van de handels- en investeringsmogelijkheden in Azië.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Het is echter nodig om de dialoog met Azië over handels- en investeringsvraagstukken en over meer algemene kwesties van macro-economisch beleid alsook de samenwerking op deze terreinen, verder te versterken. Zowel binnen de WTO als in onze bilaterale besprekingen met Aziatische partners dienen wij ons dubbel zo hard in te zetten voor het versterken van het open multilaterale kader voor handel en investeringen, voor het opheffen van niet-tarifaire handels- en investeringsbelemmeringen, en voor het versterken van het technisch en regelgevend kader voor onze ondernemers. Wij moeten doorgaan met ons werk om de markten voor de armste ontwikkelingslanden toegankelijker te maken (een verantwoordelijkheid waaraan ook de landen in Azië die zich in een verder gevorderd stadium van ontwikkeling bevinden zich niet mogen onttrekken). Verder zouden wij onze dialoog over vraagstukken van economisch en financieel beleid moeten intensiveren, onze ervaringen met regionale macro-economische samenwerking moeten delen en het gebruik van de euro als internationale munt moeten stimuleren.

Onze financiering in het kader van de samenwerking met de ontwikkelingslanden in Azië is de laatste jaren matig toegenomen. In geld uitgedrukt: van gemiddeld 363 miljoen euro per jaar in de periode 1991-1995 tot zo'n 438 miljoen euro per jaar in de periode 1996-2000 (ontwikkelingshulp en economische samenwerking tezamen). Wat betreft het accent van deze samenwerking heeft zich echter een belangrijke ontwikkeling voorgedaan: meer dan 80% van onze ontwikkelingshulp voor Azië gaat nu naar de lage-inkomenslanden. Tegelijkertijd zijn nieuwe programma's voor economische samenwerking geïntroduceerd die van wederzijds voordeel zijn, met bijzondere aandacht voor de landen in de regio die in hun ontwikkeling het verst zijn gevorderd. Samen nemen de EG en de lidstaten nog steeds 30% van de totale officiële ontwikkelingshulp voor Azië voor hun rekening  i.

Het grootste deel van deze bijstand is gericht op maatregelen voor een rechtstreekse bestrijding van de armoede, bijvoorbeeld via steun aan de gezondheidszorg- en onderwijssector, plattelandsontwikkeling en institutionele capaciteitsopbouw. Ook de milieusector heeft aanzienlijke steun ontvangen, met wezenlijke programma's op gebieden als bescherming van de bossen, biodiversiteit en milieutechnologie. Ook is aandacht besteed aan de uitbreiding van de economische betrekkingen tussen onze beide regio's, zowel door het handels- en investeringsklimaat te helpen verbeteren als het contact tussen ondernemers in de beide regio's te bevorderen.

Maar er moet nog veel gebeuren voordat de hulpprogramma's van de EU in Azië optimaal worden gebruikt. De Commissie is al aan een ingrijpende hervorming van het beheer van de programma's voor buitenlandse hulp begonnen. De volledige en succesvolle uitvoering van deze hervormingen heeft onmiddellijke prioriteit. In de wijze waarop de hulpfondsen worden toegewezen moet de nadruk op armoedebestrijding tot uitdrukking komen die in de recente mededeling van de Commissie over ontwikkelingsbeleid wordt gelegd.  i Wij moeten onze economische samenwerking met Azië versterken, in ons wederzijds belang, en wij moeten ervoor blijven zorgen dat milieuoverwegingen volledig worden opgenomen in onze samenwerkingsactiviteiten en ons werk wordt uitgebreid op belangrijke gebieden als energie, milieutechnologie en biodiversiteit.

De EG verleent ook aanzienlijke humanitaire hulp in Azië. In de periode 1998-2000 werd jaarlijks voor gemiddeld 77,4 miljoen euro aan humanitaire hulp verleend, naar aanleiding van door mens of natuur veroorzaakte rampen in Azië. Dit is 12,8% van de totale humanitaire hulp die de EG wereldwijd heeft verleend. Alleen al in 2000 is, afhankelijk van de behoeften, humanitaire bijstand verleend aan meer dan twaalf landen in Azië. Er zijn bijzondere inspanningen geleverd ten behoeve van Afghanistan, Cambodja, India, Indonesië, Noord-Korea, Mongolië, de Filipijnen, Thailand (Birmese vluchtelingen) en Oost-Timor. Begin dit jaar is een belangrijke financiële bijdrage geleverd voor hulpverlening aan de slachtoffers van de aardbeving in Gujarat in India. Het werk aan rampenpreventie is eveneens voortgezet: in 2000 is de tweede fase van het programma DipEcho gefinancierd.  i

Wat zich niet bijster lijkt te hebben ontwikkeld, is de voorstelling die de twee regio's van elkaar hebben, waarbij nog steeds aan weerszijden stereotype beelden bestaan: Aziaten die Europa introspectief en ouderwets vinden, en Europeanen voor wie Azië nog steeds een ver en exotisch continent is. Hieruit komen geen mogelijkheden voort; integendeel, het stelt ons juist voor uitdagingen. Er moet nog veel meer gebeuren om Europa in Azië zichtbaarder te maken. Het zal absoluut noodzakelijk zijn om het netwerk van delegaties van de Commissie in de regio te versterken en uit te breiden.  i

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Daarnaast is het belangrijk om de uitwisselingen op cultureel en onderwijsniveau te intensiveren (in het kader van onze programma's voor economische samenwerking); de seminars en conferenties te verbreden en veelvuldiger te doen plaatsvinden, teneinde denktanks en beleidsmakers uit beide regio's samen te brengen; en om via onze delegaties en met gebruikmaking van Internet de informatievoorziening en communicatie te verbeteren.

4. Doelstellingen, prioriteiten en actiepunten

4.1. Algemene doelstellingen en prioriteiten

De algemene beleidsdoelstellingen van de EU voor haar betrekkingen met Azië alsook voor haar betrekkingen met andere delen van de wereld, zijn vastgelegd in het EG- en EU-Verdrag. Bij het vertalen van deze algemene doelstellingen in heldere strategische prioriteiten en actiepunten moet een samenhangende en alomvattende aanpak worden gehanteerd en rekening worden gehouden met de diversiteit van Azië. Onze strategie moet realistisch en doelgericht zijn, waarbij heldere prioriteiten moeten worden gesteld waarvoor voldoende middelen beschikbaar zijn. De nadruk moet worden gelegd op het comparatieve voordeel van de EU en de toegevoegde waarde die wij kunnen bieden - zo is de EU bijvoorbeeld 's werelds grootste interne markt en wereldwijd de grootste bron van directe buitenlandse investeringen alsook de grootste donor van officiële ontwikkelingshulp en humanitaire hulp. Tevens moet het accent worden gelegd op de terreinen waarop de eigen ervaring en diversiteit van de EU mogelijk bijzonder relevant voor de Aziatische partners zijn voor de aanpak van kwesties als regionale samenwerking en sociaal beleid.

In onze strategie moet met name de toekomstige agenda van de uitgebreide Unie tot uitdrukking komen, en de gevolgen van die uitbreiding voor onze betrekkingen met Azië, voor elk van de drie pijlers. In dit verband, en rekening houdend met de algemene doelstellingen van de EU, de resultaten en het onafgemaakte werk van de afgelopen jaren, en de nieuwe uitdagingen waarvoor wij ons nu gesteld zien, kunnen wij voor de ontwikkeling van de Europees-Aziatische betrekkingen voor het komende decennium één duidelijke hoofddoelstelling aangeven: het versterken van de politieke en economische aanwezigheid van de EU in de regio en deze optillen tot een niveau dat in overeenstemming zal zijn met het steeds grotere gewicht dat de uitgebreide EU in de wereld gaat innemen.

Voor het bereiken van deze doelstelling, is het vooral nodig dat wij

- bijdragen aan vrede en veiligheid in de regio en de wereld in het algemeen, door het intensiveren van onze betrokkenheid met de regio;

- de onderlinge handel en wederzijdse investeringen vergroten;

- de ontwikkeling van de minder welvarende landen in de regio bevorderen, door de aandacht te richten op de grondoorzaak van de armoede;

- bijdragen aan de verspreiding van democratie, goed bestuur en de rechtsstaat;

- mondiale partnerschappen en allianties met Aziatische landen opbouwen, binnen geschikte internationale fora, zowel om te helpen de uitdagingen van mondialisering het hoofd te bieden als de mogelijkheden te benutten die daardoor ontstaan, alsmede onze gezamenlijke inspanningen versterken waar het gaat om mondiale milieu- en veiligheidsaangelegenheden;

- Azië meer bewust maken van de betekenis van Europa (en omgekeerd).

4.2. Actiepunten voor de regio als geheel

A. Aan vrede en veiligheid in de regio en de wereld in het algemeen moet vooral worden bijgedragen door:

* het vergroten van onze betrokkenheid met Azië bij oude en nieuwe mondiale en regionale veiligheidsvraagstukken, zowel in onze bilaterale en regionale betrekkingen als in het kader van de VN. De EU zou met name een proactieve rol moeten spelen in regionale samenwerkingsfora, zoals het Regionaal Forum van de ASEAN, en in interregionale dialogen, zoals ASEM;

* het ondersteunen van conflictpreventie en het bevorderen van een intensievere uitwisseling van ervaringen tussen Europa en Azië over langetermijnmaatregelen voor het creëren van vertrouwen. De Commissie zal zich voornamelijk laten leiden door haar recente mededeling over conflictpreventie.  i De nadruk zal worden gelegd op preventieve actie op basis van internationale samenwerking en coördinatie en het effectiever mobiliseren van alle communautaire instrumenten;

* het voeren van een intensievere dialoog en het versterken van de samenwerking met Azië op het terrein van justitie en binnenlandse zaken. Terreinen zoals visum-, asiel-, immigratie- en ander beleid met betrekking tot het vrije verkeer van personen worden steeds belangrijker in onze betrekkingen met Azië en met andere regio's. Naast het aanpakken van deze kwesties dienen we onze gezamenlijke inspanningen te versterken voor het bestrijden van de grensoverschrijdende misdaad, zoals drugsbestrijding, mensenhandel, wapenhandel, het witwassen van geld, de exploitatie van migranten en corruptiebestrijding.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

B. De onderlinge handel en wederzijdse investeringen moeten vooral worden vergroot door:

* het verder ontwikkelen van onze bilaterale economische betrekkingen met de Aziatische partners, in het bijzonder door het vergroten van onze inspanningen ter verbetering van de markttoegang en investeringsvoorwaarden aan beide kanten en door landen die een gunstig handels- en investeringsklimaat willen creëren de helpende hand te bieden. In dit opzicht is met name van belang dat de inspanningen worden vergroot om technische handelsbelemmeringen terug te dringen en dat wetgeving en regelgeving transparanter en meer voorspelbaar worden gemaakt. Wij moeten er ook voor zorgen dat onze samenwerking wordt versterkt met regionale groeperingen zoals de ASEAN (een groepering voor liberalisering en vooruitgang waar het gaat om handel en investeringen) en wij moeten nagaan welke middelen onze handels- en investeringscontacten met de Aziatische landen in het algemeen kunnen versterken;

* het helpen versterken van de samenwerking tussen particuliere ondernemers uit Europa en Azië, in ons wederzijds belang, door het ondersteunen van contacten tussen Europese en Aziatische ondernemers (vooral kleine en middelgrote ondernemers). Ook moet bijzondere aandacht worden gegeven aan hightechsectoren die onze gemeenschappelijke toekomst zullen helpen bepalen, zoals informatie- en communicatietechnologie, vervoer en energie. De EIB zal haar rol blijven spelen bij het ondersteunen van Europese investeringen in de regio;

* het intensiveren van onze dialoog op het gebied van economisch en financieel beleid en het stimuleren van een degelijke beleidshervorming in de financiële sector en de bedrijfssector. De ervaringen die in Europa met regionale samenwerking op het gebied van economisch en financieel beleid zijn opgedaan, zouden wellicht bijzonder nuttig voor Azië kunnen zijn. Daarnaast zouden wij de Aziatische landen moeten stimuleren om maximaal te profiteren van de nieuwe mogelijkheden die door de euro worden geboden;

* het verbeteren van de markttoegang voor de armste ontwikkelingslanden, bijvoorbeeld door de krachtdadige uitvoering van het recent overeengekomen initiatief 'Everything But Arms' en de voortdurende verbetering van ons stelsel van algemene preferenties (SAP) in overeenstemming met het bestaande EG-beleid. Wij zouden ook de midden-inkomenslanden in de regio moeten stimuleren om hun bijdrage op dit terrein te vergroten;

* rekening te houden met de cruciale rol van het vervoer bij de instandhouding en ontwikkeling van de handel tusssen Europa en Azië en de toenemende interdependentie van Europa en Azië op het gebied van de vraag en aanbod van energie. Bovendien zal samenwerking tussen Europa en Azië op het gebied van energieverbruik, zowel in het vervoer als in de industrie, noodzakelijk zijn bij het streven naar het verwezenlijken van de in het Kyoto-protocol gestelde doeleinden inzake klimaatverandering.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

C. De ontwikkeling van de regio moet de EU met name bevorderen door:

* het vergroten van onze inspanningen voor armoedebestrijding, in het bijzonder in de armste landen, en het leveren van een bijdrage aan het vóór 2015 realiseren van de 'internationale ontwikkelingsdoelstellingen'. Om dit te bereiken wordt nog meer het accent gelegd op de belangrijkste armoedekwesties en nieuwe werkmethoden, zoals die zijn vastgelegd in de gezamenlijke verklaring van de Commissie en de Raad over het communautaire ontwikkelingsbeleid.  i Tot de thema's die voor Azië van bijzonder belang zijn, behoren handel en ontwikkeling, sectorspecifieke programma's op sociale terreinen (vooral gezondheid en onderwijs), economisch beheer en sociaal bestuur en opbouw van institutionele capaciteit, en de koppeling tussen milieubehoud en armoede;

* het intensiveren van onze dialoog over vraagstukken van sociaal beleid, waarbij Europa de Aziatische partners deelgenoot maakt van zijn eigen ervaringen met de aanpak van problemen die voortkomen uit modernisering en mondialisering. Dialoog en uitwisseling van de beste gedragslijnen inzake de verbanden tussen handel en sociale ontwikkeling, waaronder ook het bevorderen van fundamentele arbeidsnormen  i, leveren veel voordeel op. Er bestaat niet zoiets als één 'Europees model' van sociaal bestuur. Maar het feit dat Europa zelf ook wordt gekenmerkt door een grote diversiteit en onze lange ervaring met maatregelen voor het combineren van economische dynamiek en sociale rechtvaardigheid, zouden voor veel Aziatische partners van groot nut kunnen zijn;

* het krachtdadig hervormen van het beheer van de buitenlandse hulp van de EG,  i zodat onze schaarse middelen optimaal worden gebruikt.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

D. Aan de verspreiding van de democratie, goed bestuur, de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten moet de EU overeenkomstig de recente mededeling van de Commissie over dit onderwerp  i bijdragen door:

* het verdedigen van de universaliteit en ondeelbaarheid van de mensenrechten, in samenwerking met onze Aziatische partners, en het voeren van een constructieve dialoog, zowel in bilaterale fora (bijvoorbeeld in het kader van onze mensenrechtendialoog met China), als in regionale en multilaterale fora, hoofdzakelijk binnen de verschillende VN-instellingen, in het bijzonder de IAO. Wij dienen eveneens de ondertekening en ratificatie van de belangrijkste mensenrechteninstrumenten te stimuleren door de landen die dit nog niet hebben gedaan;

* over de gehele regio de versterking van de burgermaatschappij te stimuleren alsook het voeren van een uitgebreidere dialoog tussen vertegenwoordigers uit de burgermaatschappij van de twee regio's;

* in de samenwerkingsactiviteiten met Azië mensenrechten- en bestuurskwesties te integreren.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

E. Bij het ontwikkelen van mondiale partnerschappen met onze Aziatische partners moeten wij in het bijzonder:

* onze samenwerking in de Verenigde Naties versterken, bijvoorbeeld door gezamenlijk te werken aan de spoedige en algehele ratificatie van belangrijke internationale instrumenten zoals het Alomvattend Kernstofverdrag (CTBT) of de verdragen inzake handvuurwapens en antipersoneelsmijnen, en een toekomstig instrument voor corruptiebestrijding wereldwijd; het verbeteren van het stelsel van regels inzake de non-proliferatie van kernwapens en het intensiveren van onze gezamenlijke inspanningen voor het terugdringen van andere massavernietigingswapens; de hervorming van het VN-stelsel, waaronder een volledige hervorming van de Veiligheidsraad; het versterken van de vredesoperaties van de VN, door het ondersteunen van een tijdige uitvoering van de aanbevelingen zoals die in het Verslag-Brahimi zijn vervat; en de betere werking van het VN-systeem, door alle partners te stimuleren tot een prompte en volledige betaling van hun contributie, inclusief de achterstallige, waarbij de contributies worden vastgesteld aan de hand van de nieuwe schalen;

* het open en op regels gebaseerde internationale raamwerk versterken dat in het kader van de WTO is opgezet, zowel door het verwerven van steun voor de spoedige start en succesvolle voltooiing van een alomvattende nieuwe ronde van multilaterale handelsbesprekingen als door te werken aan de spoedige toetreding van China en andere Aziatische landen/economieën die nog geen lid van de WTO zijn. Alleen via een multilaterale aanpak zullen wij onze gemeenschappelijke belangen en de specifieke belangen van de armste ontwikkelingslanden met succes kunnen verdedigen;

* gezamenlijk mondiale, regionale en lokale milieuproblemen aanpakken, door samen te werken in internationale fora, teneinde onze gezamenlijke inspanningen met betrekking tot klimaatverandering en de wereldwijde achteruitgang van het milieu te versterken, en het ondersteunen van maatregelen ter bevordering van het duurzaam beheer van hulpbronnen en ter bestrijding van milieuproblemen in de steden en van door de industrie veroorzaakte milieuproblemen. Klimaatverandering, bijvoorbeeld, vormt voor een aantal landen in Azië een ernstige bedreiging. Wij zouden ons dubbel zo hard moeten inspannen om samen met de landen in Azië die zich in een verder gevorderd stadium van ontwikkeling bevinden, aan de oplossing van deze problemen te werken. Wij dienen eveneens te zorgen voor de integratie van milieuoverwegingen op alle terreinen van bilaterale en interregionale samenwerking, met inbegrip van onze inspanningen op het gebied van wetenschappelijke en technologische samenwerking;

* de dialoog over mondiale uitdagingen versterken alsmede de samenwerking op dit terrein, waarbij als mondiale uitdagingen met name worden gezien de bestrijding van grensoverschrijdende misdaad, terrorisme, corruptie, vreemdelingenhaat, racisme en elke aard van fundamentalisme, alsook de bestrijding van epidemische ziekten (in het bijzonder hiv/aids), terwijl wij ons er tevens voor inzetten de armere landen in Azië een betere toegang te verschaffen tot de mogelijkheden die wereldwijd door de nieuwe technologieën worden geboden en helpen de kloof te dichten tussen degenen die wel en degenen die geen toegang tot deze kennis en technologieën hebben;

* en tegemoet komen aan de behoefte aan grotere interregionale samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied ter bevordering van gemeenschappelijke analyses van en oplossingen voor gezamenlijke regionale en mondiale problemen.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

F. Teneinde Azië meer bewust te maken van de betekenis van Europa, onze economische en politieke aanwezigheid aldaar te vergroten en voortbouwend op de invoering van de eenheidsmunt en het feit dat wordt gestreefd naar een effectiever gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, moeten wij in het bijzonder:

* de zichtbaarheid van de EU in Azië vergroten, ons netwerk van delegaties in de regio versterken en uitbreiden, de EU-coördinatie op alle niveaus verbeteren, en de informatievoorziening en communicatie in de regio intensiveren. Zoals aangegeven in de recente mededeling van de Commissie over de ontwikkeling van de buitenlandse dienst  i en naast het versterken van de bestaande delegaties (vooral in de context van deconcentratie van het beheer van de hulpverlening), stelt de Commissie ook voor om nieuwe delegaties te openen in de landen waar wij in politieke zin, met inachtneming van handels- en samenwerkingskwesties, nog steeds ondervertegenwoordigd zijn. Met name wordt voorgesteld om nieuwe delegaties te openen in Maleisië en Singapore, en in Cambodja, Laos en Nepal. Ook zal worden overwogen een handelsvertegenwoordigingsbureau in Taiwan te openen;

* de uitwisselingen met Azië op onderwijs-, wetenschappelijk en cultureel gebied uitbreiden en intensiveren, door het verlenen van steun ter verbetering van de samenwerking tussen hogeronderwijsinstellingen, voor het intensiveren van uitwisselingen van wetenschappers, onderzoekers en studenten tussen de twee regio's, en ter bevordering van structurele netwerken die een samenwerking mogelijk maakt die voor beide partijen gunstig is. Hoewel Europa op het gebied van hoger onderwijs  i en wetenschappelijk onderzoek heel veel te bieden heeft, gaan Aziatische studenten die de mogelijkheid hebben om in het buitenland te studeren toch bij voorkeur naar de Verenigde Staten of Australië. Evenzo is het aantal studenten dat contacten met Azië onderhoudt nog steeds zeer klein, terwijl Europese Studies in de meeste Aziatische landen nog steeds een onderontwikkeld vakgebied vormen;

* de versterking en verbreding bevorderen van samenwerkingsverbanden tussen vertegenwoordigers uit de burgermaatschappij van de twee regio's (hetzij parlementariërs, lokale overheden, NGO's, jeugdverenigingen, consumentenorganisaties of beroepsverenigingen) en het bevorderen van intensievere contacten tussen intellectuelen en het opzetten van deskundigennetwerken met betrekking tot de uitdagingen waarvoor de twee regio's zich gesteld zien.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4.3. Actiepunten voor de verschillende regio's van Azië

De hierboven beschreven strategische prioriteiten en actiepunten bieden een gemeenschappelijke basis voor de betrekkingen tussen de EU en de landen in Azië over de hele linie en zouden ons, mutatis mutandis, moeten leiden bij de ontwikkeling van onze betrekkingen met geheel Azië. Vanwege de onderliggende diversiteit van Azië is het wenselijk dat deze algemene richtsnoeren voor elke subregio afzonderlijk en voor onze belangrijkste partners in de regio verder worden uitgewerkt, zowel in onze landenstrategieën voor ontwikkelingssamenwerking met individuele ontwikkelingslanden als in incidentele mededelingen van de Commissie betreffende onze voornaamste partners. Niettemin kan nu al voor elk van de belangrijkste regio's een aantal cruciale kwesties worden genoemd waarop de nadruk moet worden gelegd.

Zuid-Azië

De aanhoudende spanningen tussen India en Pakistan (en het feit dat het absoluut noodzakelijk is om vooruitgang te boeken met kernontwapening en de problemen rond Kasjmir op vreedzame wijze op te lossen), alsook de bedreiging van de regionale stabiliteit door terrorisme, religieus fundamentalisme en etnisch conflict (vooral in Afghanistan en Sri Lanka), laten zien hoe belangrijk politieke en veiligheidsvraagstukken in het subcontinent zijn. De EU zou grondiger moeten nadenken over de belangrijkste politieke uitdagingen waarvoor de regio zich gesteld ziet en gereed moeten zijn om bij de beleidsdialoog met de voornaamste landen in de regio een meer zelfbewuste en toekomstgerichte aanpak te hanteren. De rol van India als een regionale en mondiale hoofdrolspeler en de verdere versterking van de Europees-Indiase betrekkingen verdienen onze speciale aandacht. Wat Pakistan betreft, wordt een spoedig herstel van de parlementaire democratie aldaar een belangrijke factor bij het effenen van de weg naar verbetering van de samenwerking met dat land.

Twijfel over mondialisering en een nieuwe ronde van de WTO zijn in Zuid-Azië wellicht groter geweest dan elders in de regio. Bij de voorbereiding van haar alomvattende economische en handelsstrategie voor Zuid-Azië zou de EU hier rekening mee moeten houden, door met de landen in die regio een intensievere dialoog te voeren over het liberaliseren van handel en investeringen en het doorvoeren van beleidshervormingen en de commerciële belangen te behartigen die aan beide kanten bestaan. De lokale kracht in hightechsectoren en de lopende economische hervormingen in India zouden moeten worden gebruikt om Europese ondernemers te stimuleren meer aandacht aan het subcontinent te besteden. Inspanningen gericht op het versterken van subregionale economische samenwerking in het kader van SAARC moeten worden gestimuleerd, alsook de sterkere integratie van Zuid-Azië in de grotere Aziatische regio (bijvoorbeeld door uitbreiding van het aantal Zuid-Aziatische landen dat in ASEM participeert). Vergroting van het wederzijds bewustzijn tussen de regio's blijft prioriteit hebben.

De samenwerkingsactiviteiten van de EU zullen in essentie gericht zijn op het ondersteunen van armoedebestrijding. Om met onze beperkte middelen maximaal resultaat te behalen, zullen wij ons op terreinen als gezondheidszorg en onderwijs steeds meer richten op sectorspecifieke steun en beleidsmodernisering. Wij zullen steeds meer samenwerken met regionale en lokale autoriteiten alsook met nationale overheden. De rol van NGO's wordt cruciaal en de contacten tussen organisaties uit de burgermaatschappij in Europa en in de regio moeten worden gestimuleerd. De ontwikkeling van de handel en economische hervormingen krijgen speciale nadruk, aangezien een bredere groeibasis en een beter handels- en investeringsklimaat voor armoedebestrijding in de regio essentieel zijn. De samenwerkingsactiviteiten van de Commissie en de lidstaten worden gecoördineerd. De effectiviteit daarvan is al gebleken uit de reactie op de aardbeving bij Gujarat. Het gecoördineerde optreden naar aanleiding van deze natuurramp zou als voorbeeld moeten dienen voor het verder vergroten van de complementariteit van de acties van de EU-donors en het verder versterken van gezamenlijke acties.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Zuidoost-Azië

De ASEAN en het Regionaal Forum van de ASEAN blijven het belangrijkste platform voor onze politieke en veiligheidsdialoog met Zuidoost-Azië. Het is belangrijk voor de EU om in dit forum een proactieve rol te spelen. Meer in het algemeen moet de dialoog met de ASEAN en haar lidstaten helpen vaststellen op welke terreinen op het gebied van mondiale veiligheid en wereldwijde uitdagingen, zoals drugs en grensoverschrijdende misdaad, de ASEAN en de EU kunnen samenwerken. Maatregelen voor conflictpreventie in de regio (bijvoorbeeld in de Indonesische en Filipijnse Archipel en in Myanmar) en maatregelen van groepen uit de burgermaatschappij voor het bevorderen van doorzichtigheid, goed bestuur en de rechtsstaat moeten ook in de toekomst volledig worden ondersteund. In onze politieke dialoog met de ASEAN en haar lidstaten dienen wij aandacht te besteden aan mensenrechtenvraagstukken.

In onze economische betrekkingen met de ASEAN en de afzonderlijke deelnemende landen moeten wij met elkaar samenwerken voor het versterken van de WTO, voor het stimuleren van handels- en investeringsbevordering en om financiële en economische hervormingen te helpen doorvoeren. Het ondersteunen van betere contacten tussen ondernemers uit de twee regio's zal belangrijk zijn, vooral in de nieuwe-technologiesectoren. Ook worden krachtiger maatregelen genomen voor het aanhalen van de banden op intellectueel, cultureel en onderwijsgebied.

Voor de landen met een laag inkomen in de regio dienen wij de regeringen te ondersteunen die zich inzetten voor armoedebestrijding, terwijl in de meer ontwikkelde economieën een bijzondere inspanning moet worden geleverd voor het stimuleren van hervormingen van sociaal beleid en de aanpak van stedelijke en milieuproblemen. Met steun ter verbetering van het handels- en investeringsklimaat zal een cruciale bijdrage worden geleverd aan ontwikkeling en economische groei in alle landen. Maatregelen van groepen uit de burgermaatschappij gericht op armoedebestrijding en op vraagstukken op het gebied van bestuur en sociaal beleid zullen onze steun blijven krijgen. De dialoog tussen organisaties uit de burgermaatschappij van onze twee regio's zal worden gestimuleerd.

De verdere versterking van ons langdurig partnerschap met de ASEAN wordt de komende jaren een hoofdprioriteit. Dit moet zowel tot uitdrukking komen in een intensievere en meer uitvoerige dialoog met de ASEAN als geheel, als in het versterken van onze bilaterale betrekkingen met belangrijke ASEAN-partners. Ook moeten wij actief steun verlenen aan een sterkere regionale integratie, op basis van wederzijdse solidariteit binnen de ASEAN.

Indonesië, als grootste land in de regio (en het op drie na dichtstbevolkte land in de wereld), zal een dominerende invloed in de regio blijven uitoefenen. Een verdere verslechtering van de situatie daar zou voor de buurlanden ernstige gevolgen kunnen hebben. De Europese Commissie zal de strategie blijven toepassen die zij vorig jaar nauwkeurig heeft omschreven in haar mededeling over Indonesië  i, terwijl zij verder zal nadenken over de manier waarop de politieke, economische en samenwerkingsbetrekkingen met dat land het best kunnen worden versterkt.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Noordoost-Azië

Het versterken van onze betrekkingen met China zal de komende jaren belangrijke mogelijkheden voor de EU openen, maar betekent ook een grote uitdaging. China is een gevestigde regionale macht geworden en de Chinese economie, aangedreven door grote instroom van buitenlandse investeringen en technologie, gaat in hoog tempo vooruit op de technologische ladder. China is al een belangrijke concurrent voor de ontwikkelde landen in de regio aan het worden, maar ook voor die daarbuiten. De toetreding tot de WTO zal de economische efficiëntie en concurrentiekracht ongetwijfeld nog verder verhogen. Deze toenemende economische macht zal zich waarschijnlijk vertalen in een grotere zelfverzekerdheid op het regionale en internationale toneel.

Het is duidelijk in het belang van de EU ervoor te zorgen dat China een constructieve en coöperatieve rol speelt, zowel in de regio als in de wereld. Met het oog op de langetermijndoelstellingen voor de bilaterale betrekkingen met China zoals wij die in 1998 hebben vastgesteld en in 2001 uitgebreid,  i zullen wij derhalve trachten China verder bij zowel bilaterale als mondiale kwesties te betrekken. Wij zullen in het bijzonder trachten:

- ervoor te zorgen dat China zich op duurzame wijze blijft ontwikkelen, zodat het een constructieve rol kan vervullen en kan samenwerken;

- China verder bij de internationale gemeenschap te betrekken, door voortdurend onze politieke dialoog met dit land te versterken en daarbij specifieke kwesties aan de orde te stellen;

- de overgang van China naar een open samenleving te ondersteunen, door het voeren van een meer (resultaat)gerichte mensenrechtendialoog, waarbij met China wordt samengewerkt voor het ondersteunen van relevante hervormingen;

- de integratie van China in de wereldeconomie te ondersteunen, door de snelle toetreding tot de WTO te bevorderen, waarbij wij onze hulpprogramma's gebruiken en de dialoog op belangrijke beleidsterreinen opvoeren om de toetreding en de sociale en economische hervormingen tot een succes te helpen maken;

- de effectiviteit van onze bijstand aan China te vergroten, door onze programma's op drie hoofdterreinen te richten: ondersteuning van het hervormingsproces, bevordering van duurzame ontwikkeling, samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied  i stimulering van initiatieven inzake goed bestuur en het bevorderen van de rechtsstaat.

Wat de Speciale Administratieve Regios' (SAR's) Hongkong en Macau betreft, zal de EU zich ervoor inzetten dat de autonomie van de twee SAR's gehandhaafd blijft, uitgaande van het beginsel van 'één land, twee systemen', een beginsel dat is verankerd in de Basiswetten van elke SAR. Dit is een basisbeginsel van het EU-beleid met betrekking tot deze regio's en een belangrijk onderdeel van onze betrekkingen met China. De beleidsdocumenten van de Commissie van 1997 en 1999 betreffende onze betrekkingen met elke Regio  i geven onze betrekkingen met de twee SAR's een wat vastere basis en verbinden de EU ertoe om de ontwikkelingen nauwlettend te volgen en met betrekking tot elke SAR een afzonderlijk jaarverslag op te stellen.

Taiwan, dat de EU wel als afzonderlijk douanegebied maar niet als soevereine staat erkent, is de op twee na grootste bilaterale handelspartner van de EU in Azië. De op handen zijnde toetreding van Taiwan tot de WTO zal waarschijnlijk bijdragen tot een verdere toename van de handels- en investeringsstromen en daarmee verband houdende dialogen. De EU is ervan overtuigd dat de kwestie van de zee-engte alleen vreedzaam en op basis van een constructieve dialoog kan worden opgelost.

De bilaterale betrekkingen met Japan hebben sinds de ondertekening van de gemeenschappelijke verklaring in 1991 een belangrijke ontwikkeling ondergaan. Er vindt nu regelmatig een uitgebreide dialoog plaats. Dit is voor een groot deel een afspiegeling van het feit dat beide partijen zich steeds meer bewust zijn van hun gemeenschappelijke belangen, zoals het goed functioneren van het multilaterale stelsel, hun gemeenschappelijke uitdagingen, zoals de achteruitgang van het milieu en de vergrijzing van de bevolking, en hun gemeenschappelijke waarden, zoals de rechtsstaat en de mensenrechten. De langdurige economische stagnatie in Japan is echter reden geweest tot bezorgdheid, vanwege de mogelijk nadelige effecten ervan op de wereldeconomie en op de groeiverwachtingen van de ontwikkelingslanden in Azië alsook door de afnemende vraag naar EU-producten, waardoor de grote onevenwichtigheid op de handelsbalans van de EU met Japan nog verder is toegenomen. De samenwerking tussen de EU en Japan op het terrein van buitenlands beleid neemt toe, maar zou nog aanzienlijk kunnen worden versterkt, hetgeen tijdens de Europees-Japanse top van juli 2000 werd erkend.

Tegen deze achtergrond zijn onder meer de volgende prioritaire acties vastgesteld:

- het aannemen van een gezamenlijk actieplan tijdens de Europees-Japanse top in 2001, gedurende welke een reeks samenwerkingsinitiatieven zal worden vastgesteld waarmee aan de Europees-Japanse betrekkingen het komende decennium politieke zichtbaarheid zal worden gegeven en deze een concrete inhoud zullen krijgen. Dit zal helpen om de overstap te maken van het voeren van een dialoog naar hechtere beleidscoördinatie en concrete gezamenlijke acties op de terreinen politiek en veiligheid, economie, justitie en sociale zaken;

- het voeren van een gestroomlijnde dialoog over de hervorming van regelgeving, teneinde de Japanse economie door het verder openstellen van markten en het stimuleren van directe investeringen uit de EU nieuw leven in te blazen;

- het intensiveren van de samenwerking tussen de EU en Japan op multilateraal niveau, zowel binnen de WTO, met als onmiddellijke doelstelling het opstarten van een nieuwe handelsronde in Doha, als op milieugebied, met als doelstelling de ratificatie en uitvoering van het Kyoto-protocol;

- het stimuleren van Japan om zich samen met zijn buurlanden verder in te zetten voor non-proliferatie, eerbiediging van de mensenrechten, invoering/versterking van de rechtsstaat, enz.

Belangrijke recente ontwikkelingen met betrekking tot het Koreaanse schiereiland zijn onder meer geweest de grote stappen die in Zuid-Korea onder president Kim Dae-Jung in de richting van politieke liberalisering en economische hervormingen zijn gezet; het begin van ontspanning in de betrekkingen tussen Noord- en Zuid-Korea, ingezet met de 'Politiek van de Zonneschijn' van president Kim en zijn topontmoeting vorig jaar met de Noord-Koreaanse president Kim Jong-il; en, in de bilaterale betrekkingen met de EU, de inwerkingtreding op 1 april 2001 van de raamovereenkomst tussen de EU en Zuid-Korea en de bijgevoegde politieke verklaring, waarin de toenemende kracht van onze economische en politieke betrekkingen wordt onderstreept, alsmede het onlangs openen van diplomatieke betrekkingen met de Democratische Volksrepubliek Korea. Prioriteiten voor de korte termijn zijn onder meer:

- het stimuleren van Zuid-Korea om te volharden in het proces van economische hervormingen;

- het voortzetten van de steun voor het verzoeningsproces tussen Noord- en Zuid-Korea, waarbij de EU haar eigen dialoog met Noord-Korea uitbreidt op basis van de beginselen waartoe de Raad in oktober en november 2000 heeft besloten (eerbiediging van de mensenrechten, non-proliferatie, economische hervormingen). Hieronder valt onder meer een beperkte uitbreiding van de hulpactiviteiten van de Commissie om te helpen bij de kritieke eerste fasen van de economische hervorming en het stimuleren van Noord-Korea om zijn grenzen verder open te stellen;

- de effectieve uitvoering van de raamovereenkomst, waarbij in het bijzonder de handelsbetrekkingen en de wederzijdse investeringen zullen worden bevorderd, in combinatie met geschikte samenwerkingsinitiatieven die in het belang zijn van beide partijen;

- het voortzetten van de samenwerking met Zuid-Korea in het kader van de WTO.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Australazië

Onze betrekkingen met Australië en Nieuw-Zeeland hebben zich de laatste jaren positief ontwikkeld en worden minder dan voorheen beheerst door disputen over de handel in landbouwproducten. Deze landen zijn tegenwoordig belangrijke handels- en investeringspartners van de EU en worden ook steeds belangrijker als politieke partners, omdat zij aanzienlijk bijdragen aan stabiliteit in de Aziatisch-Pacifische regio. Ook op multilateraal niveau zijn er voor de EU mogelijkheden om intensiever met Australië en Nieuw-Zeeland samen te werken.

Prioriteiten zijn:

- het verder uitbreiden van de onderlinge handel en wederzijdse investeringen, maar ook het streven naar waardevolle samenwerkingsinitiatieven in bijvoorbeeld het onderwijs, wetenschap en technologie, onderzoek en ontwikkeling, en op het terrein van migratiebeleid, om de betrekkingen te verdiepen;

- het ontwikkelen van krachtiger allianties op multilateraal niveau, vooral binnen de WTO, met als doelstelling het opstarten van een nieuwe handelsronde in Doha, en op milieugebied, met als doelstelling de ratificatie en uitvoering van het Kyoto-protocol.

- het intensiveren van de samenwerking bij politieke en ontwikkelingshulp in de regio.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Regionale fora

In tegenstelling tot onze betrekkingen met Latijns-Amerika of de landen in het Middellandse-Zeegebied of de ACS-landen is er geen interregionaal forum waar Europa en Azië met elkaar kunnen communiceren. De EU onderhoudt al lang betrekkingen met Zuidoost-Azië, via haar partnerschap met de ASEAN, dat teruggaat tot eind jaren zeventig. In Zuid-Azië werken wij sinds de jaren negentig aan intensievere betrekkingen met de SAARC. En wat Oost-Azië betreft, heeft de Ontmoeting Azië-Europa (ASEM) zich sinds de start ervan in 1996 in snel tempo ontwikkeld.

De mogelijkheid voor betere betrekkingen met de ASEAN en SAARC is al elders in dit document aan de orde gekomen. Het Regionaal Forum van de ASEAN (dat van bijzonder belang is omdat het een van de weinige regionale fora is waarin vertegenwoordigers uit Zuid-Azië participeren) zal verder in belang toenemen naarmate het zijn activiteiten versterkt. De EU zal zeker een proactieve rol in dit essentiële forum spelen.

De Commissie heeft benadrukt dat zij groot belang hecht aan het ASEM-proces  i en heeft gewezen op de mogelijkheden daarvan voor het verbeteren van de dialoog en samenwerking tussen Azië en Europa, op basis van gelijkheid en wederzijds respect. Het ASEM-proces is een uitstekend voorbeeld van interregionale samenwerking. De Commissie zal eraan blijven werken dat bij dit proces op elk van de 'drie pijlers' (politieke, economische en sociale pijler) vooruitgang wordt geboekt. Wij moeten vooral maximaal gebruik maken van de mogelijkheden die ASEM biedt voor de informele uitwisseling van standpunten, waarmee het inzicht in elkaars opvattingen wordt vergroot en de samenwerking bevorderd, wat dan weer gebruikt zou moeten worden om op de verschillende prioritaire terreinen die zijn aangegeven in de samenwerkingsovereenkomst Azië-Europa die tijdens de topconferentie in Seoel is aangenomen, aan concrete resultaten te werken. ASEM biedt ook een belangrijke mogelijkheid voor het versterken en verbreden van de publieke betrokkenheid bij de Aziatisch-Europese betrekkingen  i. Wij zouden parlement en burgermaatschappij moeten stimuleren om in dit proces te participeren.

De waarde van het ASEM-proces zou nog worden vergroot als meer landen eraan zouden deelnemen. De Commissie zou het toejuichen als de Aziatische participatie in ASEM zou worden uitgebreid met belangrijke vertegenwoordigers uit het subcontinent en Australië en Nieuw-Zeeland (net zoals te zijner tijd, met de uitbreiding van de EU, naar verwachting ook de participatie van de EU in ASEM zal worden uitgebreid). Wij zullen ook met belangstelling de ontwikkeling blijven volgen van andere regionale fora in de Aziatisch-Pacifische regio, zoals APEC en ASEAN + 3, alsook van nieuwe subregionale groepen zoals het West-Pacifisch Forum.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

5. Uitvoering en middelen

Om rekening te houden met de bijzondere kenmerken van individuele landen is het natuurlijk noodzakelijk om het hier gepresenteerde kader in onze subregionale en landenstrategieën  i (die op ontwikkelingssamenwerking zijn gericht) verder uit te bouwen en uit te werken. Ook is het absoluut noodzakelijk dat dit kader in alle aspecten van het werk van de Commissie op de juiste wijze wordt weerspiegeld, om te zorgen voor een samenhangende beleidsmix over alle werkterreinen. En een daadwerkelijke en hechte samenwerking tussen de EU-partners is een voorwaarde sine qua non voor het versterken van onze betrekkingen met Azië en het vergroten van de zichtbaarheid van de EU in dat werelddeel.

Het onderhavige document biedt daarnaast belangrijk materiaal voor het formuleren van een herziene rechtsgrond voor onze samenwerking met Azië. De huidige ALA-verordening  i werd goedgekeurd in 1992 (voorafgaande aan de aanneming van de eerste Azië-strategie van de Commissie). De Commissie is voornemens deze verordening de komende maanden grondig te herzien, zodat in de eerste helft van 2002 een bijgestelde versie kan worden voorgesteld. De nieuwe verordening zal waarschijnlijk worden opgesplitst in een verordening voor Azië en een verordening voor Latijns-Amerika, waardoor beter kan worden ingespeeld op de bijzondere situatie en behoeften van elke regio. Er wordt nu een begin gemaakt met een algehele evaluatie van ALA-samenwerkingsprogramma's, waarmee (samen met de resultaten van eerdere evaluaties) rekening zal worden gehouden bij het beoordelen van de richting die in de nieuwe verordeningen  i moet worden ingeslagen.

Terwijl dit strategisch kader het komende decennium als richtsnoer voor onze betrekkingen met Azië zou moeten worden gebruikt, zal het belangrijk zijn om regelmatig de stand van zaken op te maken van de vooruitgang die is gemaakt en flexibel te reageren op veranderende omstandigheden. Over vijf tot zes jaar zou de strategie grondig moeten worden herzien. Daarbij zouden de behaalde resultaten aan de hand van simpele (zij het grotendeels kwalitatieve) indicatoren beoordeeld moeten worden, waarbij bijvoorbeeld elementen de revue zouden passeren als de ontwikkeling van de handels- en investeringsbetrekkingen met Azië, en het effect van onze beleidsdialoog en onze ontwikkelingsprogramma's. Bij de voorbereiding van de nieuwe verordening zal rekening worden gehouden met het tijdschema voor deze beoordeling en met de indicatoren aan de hand waarvan de voortgang gemeten dient te worden.

Wil dit strategisch kader volledig effectief zijn, dan is het essentieel dat de doelen die worden gesteld in overeenstemming zijn met de daarvoor beschikbare middelen (zowel de personele en operationele middelen, in de centrale diensten van de Commissie en 'in het veld', als de begrotingsmiddelen die voor de samenwerkingsprogramma's beschikbaar zijn).

Onze eerste en verreweg grootste prioriteit is ervoor te zorgen dat de beschikbare middelen doeltreffend en tijdig worden ingezet - een taak voor de uitvoering waarvan de Commissie zich volledig heeft ingezet en ten aanzien waarvan de eerste positieve resultaten van de hervorming van het beheer van de buitenlandse hulp van de EG nu zichtbaar worden. Het zal essentieel zijn dat de achterstand met betrekking tot betalingsverplichtingen en betalingen wordt weggewerkt en dat de nieuwe middelen die elk jaar beschikbaar komen doeltreffend worden geprogrammeerd en snel worden vastgelegd, als wij onze verplichtingen jegens de Europese belastingbetaler tenminste willen nakomen en de beoogde begunstigden naar behoren van dienst willen zijn. De Gemeenschap, in partnerschap met de begunstigde landen, moet haar beperkte middelen aanwenden voor minder en eenvoudiger activiteiten, gericht op bovenbeschreven hoofdprioriteiten, en ervoor zorgen dat deze activiteiten snel en doeltreffend worden uitgevoerd.

Zodra dit is gebeurd, zijn wij beter in staat een antwoord te geven op de langetermijnvraag of, en in welke mate, de middelen voor onze samenwerkingsactiviteiten met Azië verhoogd moeten worden. Hoewel de Gemeenschap al 80% van haar financiële middelen voor ontwikkelingssamenwerking in de regio toewijst  i aan activiteiten in de armste landen, is het duidelijk dat deze middelen, gezien het scala van problemen waarvoor deze landen zich gesteld zien, volstrekt onvoldoende zijn. Zoals hierboven al is opgemerkt, leeft in Azië de helft van de wereldbevolking en twee derde van de armen in de wereld. Desondanks heeft de Gemeenschap maar een zeer bescheiden percentage van de totale financiële middelen voor ontwikkelingssamenwerking aan Azië toegewezen. Per hoofd van de bevolking is veel minder Gemeenschapshulp naar Azië gegaan dan naar andere delen van de minder ontwikkelde wereld  i.
& Chapman, 'EC external cooperation programmes', Overseas Development Institute, London, 1999.

Dergelijke toewijzingen komen natuurlijk enerzijds voort uit politieke keuzes (bijvoorbeeld de prioriteit die de EU aan haar naaste buurlanden geeft) en vormen anderzijds een afspiegeling van de historische ontwikkeling van de hulpprogramma's van de EU. Maar de hoogte van de hulp is op zichzelf veel minder belangrijk dan het effect op de ontwikkeling van Azië van onze handelsbetrekkingen met de regio en van de investeringsstromen daarnaar toe. Zodra het hervormingsproces voltooid is, en wij zijn ervan overtuigd dat de beperkte middelen die beschikbaar zijn optimaal worden ingezet, zouden wij hoe dan ook verder moeten nadenken over de middelen voor ontwikkelingssamenwerking die wij aan Azië toewijzen, waarbij wij zowel de financiële vooruitzichten van de EU en de verantwoordelijkheden die de EU op wereldniveau heeft, in aanmerking moeten nemen, als de algehele context van de buitenlandse steunmaatregelen van de EU.

6. Conclusies

De landen in Azië zijn voor de EU cruciale economische en politieke partners. Geheel los van het economische en politieke gewicht van de regio staat het feit dat zich er enkele van s werelds grootste politieke kruitvaten bevinden en dat er het grootste deel van de armen in de wereld leeft. Azië en Europa zien zich in toenemende mate gesteld voor dezelfde uitdagingen en mogelijkheden die uit mondialisering voortkomen. Toch lijken deze twee regios nog te vaak op verre partners, die meer aandacht hebben voor hun eigen problemen of hun betrekkingen met andere regio's in de wereld dan voor het versterken van hun onderlinge betrekkingen.

De Azië-strategie van 1994 was een eerste poging van de Commissie om over de betrekkingen tussen de EU en haar partners in Azië een geïntegreerd, alomvattend en evenwichtig standpunt te formuleren. Deze strategie heeft ons aanzienlijk geholpen bij de heroriëntatie van onze betrekkingen met de regio. Door de belangrijke veranderingen die zich sindsdien in beide regio's hebben voorgedaan, alsook door andere veranderingen die in het verschiet liggen, is het nu echter nodig om de strategie van 1994 bij te stellen.

Ondanks de enorme diversiteit van Azië en de omvang van de economische, politieke en culturele verschillen tussen en binnen de verschillende samenstellende delen ervan, kan voor de verdere ontwikkeling van onze betrekkingen met dit werelddeel een centrale doelstelling worden aangegeven. Het komende decennium zouden wij ons moeten concentreren op het vergroten van onze politieke en economische aanwezigheid in Azië tot een niveau dat in overeenstemming is met het toenemende gewicht dat de uitgebreide EU in de wereld gaat innemen.

Voor het bereiken van deze centrale doelstelling moeten wij:

* onze betrokkenheid met Azië vergroten, zowel op politiek gebied als op het stuk van veiligheid;

* onze wederzijdse handels- en investeringsstromen met de regio verder versterken;

* laten zien dat wij als partner efficiënt te werk gaan bij de armoedebestrijding in Azië;

* bijdragen aan de bescherming van de mensenrechten en aan de verspreiding van de democratie, goed bestuur en de rechtsstaat over de gehele regio;

* mondiale partnerschappen met belangrijke Aziatische partners opbouwen, waarbij wij gezamenlijk maatregelen nemen om te profiteren van de mogelijkheden die zich verspreid over de hele wereld voordoen en ook gezamenlijk de mondiale uitdagingen het hoofd bieden waarvoor wij ons allemaal gesteld zien, en om onze gezamenlijke inspanningen op het gebied van milieu- en veiligheidsvraagstukken te versterken;

* het wederzijds bewustzijn tussen onze twee regio's verder versterken.

In dit document zijn met betrekking tot onze bilaterale, regionale en multilaterale betrekkingen met Azië een aantal concrete actiepunten aangegeven, die zowel op politiek, economisch als sociaal vlak liggen. Verder zijn voor onze betrekkingen met de verschillende subregio's van Azië, met regionale machten zoals India, Japan en China en met andere belangrijke partners zoals de ASEAN, Australië en Korea ook specifieke prioriteiten behandeld. Ook met betrekking tot interregionale fora zoals ASEM zijn specifieke prioriteiten aan de orde gekomen.

De implementatie van dit strategisch kader en de effectiviteit ervan bij het verbeteren van de betrekkingen tussen de EU en haar partners in Azië zullen de komende jaren nauwgezet in het oog worden gehouden. Wij moeten er ook voor zorgen dat de beperkte middelen die voor communautaire activiteiten op het gebied van ontwikkeling en economische samenwerking met Azië beschikbaar zijn, optimaal worden aangewend, teneinde te wijzen op de mogelijkheid deze middelen te verhogen.

Meer dan ooit is het voor de EU en haar partners in Azië absoluut noodzakelijk om gezamenlijk het hoofd te bieden aan de mondiale uitdagingen waarvoor beide zich gesteld zien en ook gezamenlijk maatregelen te nemen om met zijn allen te kunnen profiteren van de mogelijkheden die door mondialisering ontstaan. De Commissie zal op haar beurt alles in het werk stellen om onze regionale en mondiale partnerschappen met Azië te versterken. Wij willen de Aziatische partners vragen om ook van hun kant na te denken over de wijze waarop wij deze kwesties gezamenlijk kunnen aanpakken.

- - - - - ( - - - - -

Statistische bijlagen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>