Toelichting bij COM(2011)846 - Betrekkingen tussen de EU en Groenland en Denemarken

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Vóór 1982 werd Groenland, als deel van Denemarken, gezien als een deel van de Europese Unie (EU), wat het voor Europese schepen mogelijk maakte om in de Groenlandse wateren te vissen. In 1982 heeft Groenland zich teruggetrokken uit de EU en heeft het zich via het Verdrag houdende wijziging van de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen voor wat Groenland betreft (hierna Groenlandverdrag genoemd) geassocieerd met de Europese Gemeenschap als een van de landen en gebieden overzee (LGO). Dit verdrag benadrukt de noodzaak de nauwe betrekkingen tussen de EU en Groenland te handhaven, in het bijzonder vanwege de ontwikkelingsbehoeften van Groenland en de visrechten van de EU.

Op 13 maart 1984 werd een visserijovereenkomst ondertekend. Na de tussentijdse evaluatie van het vierde protocol bij de visserijovereenkomst heeft de Europese Raad in 2003 geconcludeerd dat een overeenkomst rekening moet houden met het belang van visserij en de structurele ontwikkelingsproblemen in Groenland. In de gemeenschappelijke verklaring van de EU, Groenland en Denemarken werden de gemeenschappelijke doelstellingen van een nieuw partnerschap vastgelegd. Deze verklaring vormde de politieke basis voor Besluit 2006/526/EG van de Raad, waarin het kader voor samenwerking tussen de partijen voor de periode 2007-2013 werd vastgesteld. Het bij Besluit 2006/526/EG van de Raad ingestelde partnerschap eindigt op 31 december 2013.

Onverminderd de bestaande visserijpartnerschapsovereenkomst tussen de EU en Groenland, rechtvaardigen het toegenomen geostrategische belang van Groenland, het belang van het Arctisch gebied voor de EU en de door klimaatsveranderingen toegenomen toegankelijkheid van dit gebied, alsmede de structurele zwakke punten van Groenland een nieuw instrument om op deze ontwikkelingen in te spelen.

Het partnerschap tussen de Europese Unie, Groenland en Denemarken zal raadplegingen en beleidsdialogen over de bij dit Besluit ingestelde doelstellingen en gebieden van samenwerking vergemakkelijken. Het partnerschap zal in het bijzonder het kader instellen voor een beleidsdialoog over kwesties die voor beide partners van belang zijn, en zo de basis verschaffen voor brede samenwerking en dialoog op gebieden als:

- mondiale aangelegenheden zoals energie, klimaatverandering en milieu, natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van grondstoffen, maar exclusief visserijproducten, zeevervoer, onderzoek en innovatie;

- Arctische aangelegenheden op gebieden van belang voor de Europese Unie.

4.

De specifieke doelstellingen van het partnerschap zijn:


- Groenland bijstaan bij het aanpakken van zijn grootste uitdagingen, in het bijzonder de duurzame diversifiëring van de economie, de noodzaak om de vaardigheden van zijn beroepsbevolking, met inbegrip van wetenschappers, te vergroten, en de noodzaak om de Groenlandse informatiesystemen op het gebied van informatie- en communicatietechnologieën te verbeteren;

- de capaciteit van het Groenlandse bestuur vergroten om nationale beleidslijnen beter te kunnen uitwerken en ten uitvoer te kunnen leggen, in het bijzonder op nieuwe gebieden van wederzijds belang als geïdentificeerd in het in artikel 4, lid 2, genoemde PDDO.

5.

De samenwerkingsgebieden van het partnerschap zijn:


1. onderwijs en opleiding, toerisme en cultuur,

2. natuurlijke hulpbronnen[1], inclusief grondstoffen,

3. energie, klimaat, milieu en biodiversiteit,

4. internationale samenwerking op het gebied van Arctische aangelegenheden, zoals de Arctische Raad, zeevervoer en de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen,

5. de sociale sector, mobiliteit van de beroepsbevolking, socialebeschermingsstelsels, voedselveiligheid en voedselzekerheidskwesties,

6. onderzoek en innovatie op gebieden zoals energie, klimaatverandering, rampbestendigheid, natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van grondstoffen, en het duurzame gebruik van biologische rijkdommen.

Het nieuwe partnerschap zal ook proberen tegemoet te komen aan de noodzaak voor de EU en Groenland om wederzijds het hoofd te bieden aan uitdagingen waarvoor zij gesteld worden als gevolg van mondiale aangelegenheden zoals klimaatverandering en milieu, zeevervoer, onderzoek en ontwikkeling. Het partnerschap zal bovendien bijdragen tot het aanpakken van de structurele zwakke punten van de Groenlandse economie door een passend kader te verschaffen voor de uitwerking en tenuitvoerlegging door de bevoegde autoriteiten van beleidslijnen die moeten leiden tot diversifiëring van de economie.

3.

2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGINGEN VAN DE BETROKKEN PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN


De Commissie heeft van 26 november 2010 tot 31 januari 2011 een openbare raadpleging gehouden over de toekomstige financiering van het externe optreden van de Europese Unie. De meerderheid van de respondenten bevestigt dat financiële bemoeienis van de EU op de belangrijkste beleidsterreinen die worden gesteund door financiële instrumenten van de EU voor het externe optreden[2], een aanzienlijke toegevoegde waarde heeft.

Meer dan twee derde van de respondenten is van mening dat in het externe optreden van de EU voldoende rekening wordt gehouden met de belangen van de Unie, en dat het externe optreden van de Unie meer moet worden gebaseerd op Europese waarden en beginselen en op de ontwikkelingsdoelstellingen van de partnerlanden. Grotere flexibiliteit van de geografische grenzen van de Europese instrumenten wordt door een ruime meerderheid van de respondenten gesteund als een manier om te reageren op interregionale uitdagingen.

Er zijn meerdere beoordelingen en evaluaties van de samenwerking van de EU met landen en gebieden overzee verricht, en bovendien zijn belanghebbenden geraadpleegd. In dit verband heeft de Europese Commissie van juli tot oktober 2008 een openbare raadpleging[3] georganiseerd die een in oktober 2008 in Brussel gehouden stakeholderconferentie omvatte.[4] Ook heeft een tussentijdse evaluatie van het partnerschap tussen de EU en Groenland voor de jaren 2007-2013 plaatsgevonden, met positieve bevindingen over de resultaten van het huidige instrument; aan deze evaluatie wordt momenteel de laatste hand gelegd.

In het kader van de voor het doel van dit nieuwe partnerschap uitgevoerde effectbeoordeling zijn drie opties bestudeerd.

7. de optie van geen partnerschap met Groenland,

8. de optie van handhaving van de status-quo,

9. de optie van een gewijzigd partnerschap dat rekening houdt met het geostrategische belang van Groenland in de context van mondiale aangelegenheden, zoals opwarming van de aarde, natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van grondstoffen, en het opkomende internationale bewustzijn met betrekking tot Groenland, en dat de EU tegelijkertijd ruimte laat om haar belangen en beleid in het buitenland volledig uit te dragen.

Het onderhavige voorstel is gebaseerd op bovengenoemde derde optie.

1.

Juridische elementen van het voorstel



De artikelen 198 tot en met 204 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) zijn van toepassing op Groenland, onder de specifieke voorwaarden die zijn uiteengezet in het aan het VWEU gehechte Protocol betreffende de bijzondere regeling van toepassing op Groenland (Protocol 34).

In een geglobaliseerde omgeving maken verschillende interne beleidsterreinen van de EU (klimaatverandering, milieu, Arctisch beleid, energie, migratie, grondstoffen, innovatie enzovoort) in toenemende mate deel uit van het externe optreden van de Europese Unie, en overeenkomstig de mededeling van de Commissie 'Europa 2020 – Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei' en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is een wederzijdse versterking van het interne en externe optreden nodig.

Mondiale aangelegenheden zoals het toenemende effect van klimaatverandering op menselijke activiteiten en het milieu, zeevervoer, natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van grondstoffen, alsmede onderzoek en innovatie hebben het geostrategische belang van Groenland vergroot. De Europese zorgen over het Arctisch gebied, waaronder het effect van klimaatverandering, kunnen bovendien beter worden aangepakt door een nieuw en versterkt partnerschap met een gebied in de Arctische regio dat bijna even groot is als Europa, maar dunbevolkt is.

Dit voorstel voldoet aan de voorwaarden van artikel 5 van het VWEU in zoverre dat de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid in acht worden genomen en actie op EU-niveau vereisen.

Denemarken steunt Groenland met bedragen van circa 450 miljoen euro per jaar. Deze steun is echter niet bestemd voor afzonderlijke strategieën, maar voor het Groenlandse stelsel als geheel. De steun van de EU zal worden verleend voor nationale strategieën die door de regering van Groenland worden geïnitieerd, vastgesteld en ten uitvoer worden gelegd, en maakt het mogelijk een bredere dialoog te voeren die voor beide partijen van strategisch belang is.

De steun zal, in verband met het financieringsbesluit, hoofdzakelijk worden verleend in de vorm van begrotingssteun, die een regelmatige dialoog met zich brengt over de concentratiesector(en) die wordt (worden) gekozen in het kader van de voor de periode overeengekomen strategieën.

2.

Gevolgen voor de begroting



In de mededeling van de Commissie over het toekomstige financiële kader voor de Europese Unie, omvat het begrotingsonderdeel overige in rubriek 4 ('De EU als mondiale partner') een bedrag van 217,8 miljoen euro voor het partnerschap met Groenland na 2013.