Toelichting bij COM(2000)880 - Bestrijding van antipersoneelmijnen in ontwikkelingslanden (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag ingediend)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

A. Inleiding

Tijdens de periode 1992-98 heeft de Europese Unie meer dan 180 miljoen EUR uitgetrokken voor de mijnbestrijding overal ter wereld, ter ondersteuning van mijnopruimingsprogramma's, hulp aan mijnslachtoffers en onderzoek en ontwikkeling van technologie.

Op 14 maart 2000 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de 'Bestrijding van antipersoneelmijnen' : een grotere bijdrage van de Europese Unie", COM(2000)111. Dit was een duidelijke uiting van de vastbeslotenheid van onze instelling om tot een samenhangende, allesomvattende en doelgerichte aanpak te komen bij de oplossing van het landmijnenprobleem onder de verantwoordelijkheid van de Gemeenschap.

Met dit voorstel wordt beoogd om kracht bij te zetten aan de mijnbestrijding van de Gemeenschap om het mogelijk te maken dat de huidige, uiteenlopende communautaire instrumenten voor de bestrijding van landmijnen onderling aanvullend en samenhangend worden gemaakt, teneinde de algemene efficiency daarvan te vergroten en aldus de landmijnenplaag uiterlijk binnen de komende 10 tot vijftien jaar uit te roeien.

De specifieke technische doelstellingen van de verordening zijn :

* Voorzien in het gebrek aan een rechtsgrondslag voor begrotingslijn B7-661, die in 1996 door het EP werd ingesteld,

* Een oplossing vinden voor het probleem van de vele uiteenlopende financiële instrumenten die momenteel voor de ondersteuning van de mijnbestrijding worden gebruikt en die het niet alleen moeilijk hebben gemaakt om de begrotingskredieten (van begrotingslijn B7-661) naar behoren aan te wenden, maar ook hebben belet dat er een algemene, samenhangende en resultaatgerichte strategie, een beleidsomschrijving en een vorm van aansprakelijkheid van de Gemeenschap werden vastgesteld.

De specifieke politieke doelstellingen zijn :

* de verplichtingen krachtens het Verdrag van Ottawa (dat op 1 maart 1999 in werking trad) nakomen, waardoor er meer moet worden gedaan op het gebied van coördinatie, samenhang, efficiency en financiering;

* aan de interne (EG) vereiste voldoen om het APM-probleem met een overkoepelende EG-mijnbestrijdingsactie aan te pakken, met prioriteiten en een meerjarig werkplan en in het kader van de buitenlandse betrekkingen.

Na een op artikel 179 (EU-Verdrag) gebaseerde ontwerp-verordening te hebben aangenomen en bij het Europees Parlement en de Raad te hebben ngediend, achtte ook de Commissie het wenselijk om de krachtens het oorspronkelijke voorstel beoogde acties voor verschillende geografische toepassingsgebieden met een verschillende rechtsgrondslag voort te zetten, volgens de lijnen die door het COREPER waren goedgekeurd en op de Ontwikkelingsraad van 10 november werden bevestigd.

Derhalve stelt de Commissie twee identieke richtlijnen voor, opgesplitst naar geografisch toepassingsgebied en respectievelijk gebaseerd op artikel 179 EG voor de verordening inzake ontwikkelingslanden, en op artikel 308 EG voor de verordening inzake andere derde landen dan ontwikkelingslanden.

Deze opsplitsing vereist slechts amendementen van ondergeschikt belang in de tekst met wetskracht, namelijk de preambule, de laatste overweging en artikel 1. De rest blijft ongewijzigd. Verder zijn de teksten van de twee verordeningen identiek.

Ook heeft het Europees Parlement op 25 oktober 2000, in eerste lezing, een aantal amendementen op het oorspronkelijke voorstel van de Commissie goedgekeurd. Derhalve wordt met de gewijzigde voorstellen van de Commissie ook beoogd om de door de Commissie aanvaardbaar geachte amendementen in de beide voorstellen op te nemen.

De herziene voorstellen behelzen de volgende wijzigingen :

1. De amendementen ten opzichte van het eerste voorstel van de Commissie, die door het Europees Parlement werden ingediend en door de Europese Commissie zijn aanvaard.

2. De amendementen die voortvloeien uit de opsplitsing van de rechtsgrondslag naar geografisch toepasisngsgebied.

3. wijzigingen die als passend en in het belang van de duidelijkheid van de tekst worden beschouwd.

1.

B Toelichting bij de amendementen


De Commissie heeft de meeste, door het EP ingediende amendementen aanvaard, omdat deze aan de geest van de verordening beantwoorden; dit zijn de nrs. 1, 2, 4, 5, 6, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 20, 24, 26, 27, 28, 29, 30.

1. Amendement nr. 1 van het EP, in de zin die voorafgaat aan de Preambule. In het geval van de op artikel 179 gebaseerde verordening wordt de toevoeging van de vermelding van het EP als vanzelfsprekend aanvaard, maar deze vermelding zal niet aan de op artikel 308 gebaseerde verordening worden toegevoegd.

2. De Preambule wordt aan de specifieke rechtsgrondslag aangepast.

3. Overweging 2 wordt aan de specifieke rechtsgrondslag aangepast.

4. Amendement nr. 2 (EP) : door de toevoeging van de nieuwe overweging 4a) komt de noodzaak van deze verordening beter tot uiting. In de voorgestelde tekst zijn verbeteringen van ondergeschikt belang aangebracht.

5. Amendement nr. 3 (EP). Het voorgestelde ontwerp-amendement op overweging 9 is onaanvaardbaar, omdat de mogelijkheid behouden moet blijven om met de bestaande 'geografische' begrotingslijnen mijnbestrijdingsacties te blijven financieren, met name binnen specifieke, geïntegreerde nationale indicatieve programma's. Over het geheel genomen zal de horizontale begrotingslijn zorgen voor horizontale coördinatie, samenhang en meer efficiency en, niet in het minst, voor meer transparantie in verband met alle uitgaven van de Gemeenschap in het veld.

6 . De amendementen nrs. 4 en 5 (EP). In de nieuwe overwegingen 9a en 9b wordt erop aangedrongen om te blijven streven naar een vernietiging van de mijnvoorraden, als wezenlijk onderdeel van een veelomvattende strategie, die zowel de goedkopere en meer doeltreffende preventie als de behandeling van dit probleem moet omvatten. Hierin wordt er ook op aangedrongen om geen afbreuk te doen aan de plannen die momenteel in uitvoering zijn voor de totale opruiming van de gelegde landmijnen, door voorrang te geven aan de vernietiging van de mijnvoorraden. In die geest aanvaardt de Commissie ook amendement nr. 14 van artikel 2.2 e, dat deze doelstelling specifiek toevoegt.

7. De amendementen nr. 6 en 7 (EP). De nieuwe overwegingen 9c en 9d worden aanvaard, daar zij allebei kracht bijzetten aan de geest van de verordening, namelijk dat er meer moeite moet worden gedaan om efficiënt tewerk te gaan en zich op het wetenschappelijke, technologische en industriële aspect te concentreren.

8. Overweging 10 wordt aan de specifieke rechtsgrondslag aangepast.

9. De Commissie acht de volgende vier amendementen onaanvaardbaar, daar deze alle tezamen moeten worden bezien in het licht van hun relevantie ten opzichte van hetzelfde probleem : amendement nr. 8 op overweging 12, amendement nr. 22 op artikel 6, lid 1, amendement nr. 23 op artikel 6, lid 2, en lid 3, en nr. 25 op artikel 8, leden 2, 3 en 4. De Commissie wil niet nog een Comitologiecomité oprichten, of dit nu voor beheers- of adviesdoeleinden is. Daar zijn er al teveel van. Krachtens de voorstellen van de Commisise voor de hervorming van de buitenlandse hulp van de EG hopen wij een andere weg in te slaan dan het pijnlijk nauwkeurige onderzoek van afzonderlijke projecten en, in plaats daarvan, onze besprekingen met de lidstaten op algemene strategieën en programmering toe te spitsen. Dit zal worden gedaan bij de diverse bestaande geografische comités. In plaats er daarvan nog een aan de lijst toe te voegen, stellen wij voor dat er een groep van deskundigen wordt opgericht, dat ons een ruimer forum biedt dan alleen regeringsdeskundigen, en waarin wij een algemeen overkoepelende mijnbestrijdingsstrategie kunnen bespreken en vaststellen, die horizontaal moet worden toegepast en ieder jaar dient te worden herzien.

Aangaande het tweede deel van amendement nr. 22 inzake 'één vertegenwoordiger per lidstaat', beveelt de Commissie echter aan dat deze bepaling in het reglement van orde van de betrokken comités wordt opgenomen.

10. Amendement nr. 9. De Commissie acht het aanvaardbaar, overweging 14 te schrappen en accepteert amendement nr. 10 op een nieuwe overweging 14a als zijnde in overeenstemming met het standpunt van de Commissie over de begrotingslijnen voor mijnbestrijding en de geleidelijke versterking van begrotingslijn B7-661.

11. Overweging 17 wordt toegevoegd om aan de specifieke vereiste van de rechtsgrondslag voor de op artikel 308 gebaseerde verordening van de Raad te voldoen, maar komt niet voor in de op artikel 179 gebaseerde verordening van het Europees Parlement en de Raad.

12. Artikel 1.1 werd gewijzigd om aan de vereisten van de specifieke rechtsgrondslag te voldoen. Bovendien werden de bewoordingen 'te bevorderen' vervangen door 'te verzekeren'.

13. Artikel 1, lid 2, is zodanig gewijzigd, dat het aan de vereisten van de specifieke rechtsgrondslag voldoet. Er zijn extra, meer doelgerichte bepalingen in opgenomen.

14. Uit de toevoeging bij artikel 2, lid 1d, die wordt voorgesteld in amendement nr. 11 van het EP, blijkt duidelijk hoe wordt voorgesteld om deze verordening aan te wenden om de landen die zich niet bij het Verdrag van Ottawa hebben aangesloten te helpen. Bovendien kan er kracht worden bijgezet aan deze tekst door te verklaren dat de 'uitzonderingsgevallen' verband houden met 'humanitaire noodsituaties'.

15. Amendement nr. 12. De toevoeging van een nieuwe insprong e.a. aan artikel 2, lid 1, strookt met de geest van het voorstel en met de behoefte daaraan. Natuurlijk zou het, zonder een specifieke coördinatieregeling, ook bij technologische reacties moeilijk zijn om de overdracht van de beste praktijken en van de uit een groot aantal terreinwerkzaamheden en ervaringen getrokken lering, naar de laboratoria en omgekeerd, te organiseren.

16. Amendement nr. 13. De nieuwe insprong e.b. bij artikel 2, lid 1, is zeer welkom, daar de milieuaspecten van de mijnbestrijding veelal onderschat worden.

17. Aan artikel 2, lid 1, is een nieuwe insprong f toegevoegd, daar het wenselijk werd geacht om erop te wijzen dat de coördinatie van alle internationale actoren op dit gebied moest worden gesteund, als één van de belangrijke middelen om kracht bij te zetten aan dit streven en dat rationeler en efficiënter te maken.

18. Amendement nr. 15. Toevoeging van een meer uitgesproken tekstbeschrijving van artikel 2, lid 2 (f).

19. Aan artikel 2, lid 2, is een nieuwe insprong h toegevoegd.

20. Voor de amendementen 16 en 21 op artikel 2, lid 4, en voor een nieuw artikel 4(a, die op hun beurt verband houden met het ten aanzien van amendement nr. 3 op overweging 9 ingenomen standpunt, zet de Commissie, ook al begrijpt zij de gedachte achter de voorstellen om alle middelen voor mijnbestrijding onder de horizontale begrotingslijn samen te bundelen - met uitzondering van de begrotingslijnen voor ECHO en onderzoek - de versterking van de beleidslijnen voort door naar een vorm van positieve complementariteit tussen flexibiliteit en landgerichte reacties te streven. Beide onderdelen zijn noodzakelijk om de EG-hulpverlening zo doeltreffend mogelijk te maken. Wellicht zal de horizontale begrotingslijn op den duur meer aandacht en waardering krijgen, maar de Commissie gelooft dat zij er ook voor moet zorgen dat het verband met een ruimere, nationale of regionale programmering via de geografische begrotingslijnen en verordeningen behouden blijft. Omwille van de samenhang en ook al lijkt het bedrag van 200 miljoen EUR dat door het EP voor de financiële referentieperiode 2000-2006 wordt voorgesteld niet buitensporig hoog, indien het als een totale EG-bijdrage wordt beschouwd, kunnen wij niet accepteren dat dit bedrag geheel en al op de horizontale begrotingslijn wordt geconcentreerd. Daarom is de Commissie er niet van overtuigd dat deze amendementen de verordening over het geheel genomen efficiënter kunnen maken.

21. De samenhang met het streven van de Commissie, dat in paragraaf 20 wordt uitgelegd, resulteert in de afwijzing van het nieuwe artikel 2, lid 4a) (amendement nr. 17), omdat complementariteit tussen verschillende instrumenten ook onderling aanvullende arbeid inhoudt. De Commissie vertrouwt erop dat de personele en administratieve middelen die in de ontwerp-verordening voor het centrale mijnbestrijdingsteam worden aangevraagd toereikend zijn om te garanderen dat de verordening naar behoren wordt uitgevoerd.

22. De met amendement nr. 18 op artikel 3 door het EP voorgestelde toevoeging verzwakt de 'boodschap' in artikel 2, lid 1 (d), zoals geamendeerd door het EP. Het verdient de voorkeur om zich aan de oorspronkelijke bewoordingen van dit artikel te houden, aangezien dit volkomen in overeenstemming is met artikel 2, lid 1. Dit artikel behelst evenwel redactionele verbeteringen van ondergeschikt belang.

23. Amendement nr. 19. De schrapping van artikel 4, lid 2, zoals door het EP wordt gesuggereerd, is onaanvaardbaar, daar dit de Gemeenschap zou beletten om van de beste expertise in de wereld te profiteren, die in uitzonderingsgevallen eventueel buiten het grondgebied van de EU te vinden zou zijn. Het is in het belang van de EU-instanties om toegang te krijgen tot en te werken met de beste praktijken.

24. Amendement nr. 20. De tekst van het nieuwe artikel 4, lid 2 a), is een welkome toevoeging en ook een versterking van het begrip 'beste praktijken', wat de veiligheid van de uitvoerende krachten betreft.

25. Amendement nr. 24. De tekst van artikel 7, lid 3, wordt aangevuld met de toevoeging "NGO's", zoals verzocht door het EP, en met een verdere toevoeging 'zoals het GCIHD'.

26. De artikelen 9, lid 1, en 9, lid 3, worden geamendeerd volgens de voorstellen van het EP (amendement nr. 26), daar dit in overeenstemming is met de gevolgen van de hervorming van de buitenlandse hulp, waarbij de comités niet langer projecten zullen onderzoeken, maar zich op algemene beleidslijnen en strategieën zullen concentreren. Het is dan ook een achterhaalde zaak om maximumbedragen voor afzonderlijke projecten vast te stellen. In dezelfde geest zal in de tekst van artikel 12 de term 'ter bespreking' binnen de comités worden vervangen door 'ter kennisneming' (amendement nr. 29).

27. Artikel 10, lid 1 houdt rekening met zowel amendement nr. 27 van het EP, waarbij 'relevantie' door 'gunstig effect' wordt vervangen, als met het amendement van de lidstaten ter vervanging van 'waar zulks passend is' door 'waar enigszins mogelijk'.

28. Amendement nr. 28 op artikel 10, lid 2, verwijst uitdrukkelijk naar "plaatselijke samenlevingen en NGO's", daar dit volkomen in overeenstemming is met het doel om de plaatselijke capaciteit te vergroten.

29. Amendement nr. 30. De toegevoegde waarde van de verordening ligt hierin, dat daarmee het streven naar een onderling versterkende wisselwerking, aanvullendheid en horizontale opbouw van een gerichte, meer efficiënte capaciteit wordt voortgezet. Er is geen reden om niet te accepteren dat de bijzonderheden omtrent de vooruitgang die er met de verbetering van het communautaire reactievermogen wordt geboekt, openbaar wordt gemaakt, zoals het EP in het geamendeerde artikel 13, lid 2, voorstelt, en dat daardoor meer interactie met de civiele samenleving ontstaat.

30. Thans behelst punt 3 van de Financiële Verklaring een verwijzing naar de verschillende rechtsgrondslagen voor de verschillende geografische toepassingsgebieden van de twee verordeningen; hiermee wordt duidelijk gemaakt dat dezelfde begrotingslijn geldt voor twee verordeningen, die elkaar - ook in financieel opzicht - niet kunnen overlappen.

31. In punt 4, lid 2, van de Financiële Verklaring is het tweede jaartal van de toepassingsperiode zodanig gecorrigeerd dat het aan de inhoud van punt 7 inzake het financiële effect voldoet.

32. Onder punt 7 van de Financiële Verklaring werd een zin toegevoegd om te verduidelijken dat de Financiële Verklaringen die de beide verordeningen vergezellen betrekking hebben op één begrotingslijn en op één gemeenschappelijke begrotingsbepaling.


2.

2000/0062/B (CNS)


Gewijzigd voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD INZAKE DE BESTRIJDING VAN ANTIPERSONEELMIJNEN IN ANDERE DERDE LANDEN DAN ONTWIKKELINGSLANDEN


DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, inzonderheid op artikel 308,

Gezien het voorstel van de Commissie i,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt :

De Gemeenschap maakt zich bezorgd over de aanwezigheid van antipersoneelmijnen en andere ongeëxplodeerde oorlogsmunitie in de gebieden waar burgergemeenschappen zijn gevestigd, die trachten zich van gewapende conflicten te herstellen.

Antipersoneelmijnen veroorzaken leed en slachtoffers, in het bijzonder in de armste delen van de wereld, en zijn een ernstige belemmering, voor de economische ontwikkeling, de terugkeer van vluchtelingen en ontheemden, en voor humanitaire hulpacties, wederopbouw- en reparatiewerkzaamheden en het herstel van normale sociale omstandigheden.

De Gemeenschap wil zich inzetten voor de totale uitbanning van antipersoneelmijnen overal ter wereld in de komende jaren.

De Gemeenschap en haar lidstaten hebben de grootste bijdrage geleverd tot het ruimere internationale streven om de tragedie van de antipersoneelmijnen te boven te komen.

(4a) De actie voor de algehele vernietiging van antipersoneelmijnen bevindt zich nog in een vroeg stadium en daarom moet de Gemeenschap op dit gebied een vastbesloten rol blijven spelen, totdat dit doel volledig bereikt is.

De onderhavige verordening is een rechtstreekse reactie op het Verdrag inzake het verbod van het gebruik, de aanleg van voorraden, de productie en de overdracht van antipersoneelmijnen en inzake de vernietiging van deze wapens (Verdrag van Ottawa).

De financiële hulp dient derhalve bij voorrang ten goede te komen aan derde landen die zich inzetten voor de bestrijding van antipersoneelmijnen en die partij zijn bij het Verdrag van Ottawa.

Een dergelijke benadering zou niet moeten beletten dat de Gemeenschap reageert op humanitaire noodsituaties, waar die zich ook maar voordoen.

De communautaire mijnbestrijding is dikwijls een wezenlijk onderdeel van humanitaire hulp-, herstel-, wederopbouw- of ontwikkelingsprojecten en ook al is dit een discrete, gespecialiseerde activiteit, dan voldoet die toch aan duidelijk omlijnde prioriteiten, operationele behoeften en politieke vereisten.

Nieuwe en reeds bestaande acties, zowel als onderdeel van dergelijke projecten als in het geval van kaderprogramma's voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van mijnbestrijdingstechnologie, zullen ook in de toekomst uit speciaal daarvoor geldende begrotingslijnen worden gefinancierd, welke zo nodig krachtens deze verordening zullen worden gesteund, aangevuld en gecoördineerd.

(9a) Om de Gemeenschap in staat te stellen daadwerkelijk tot de preventieve landmijnbestrijding bij te dragen, dient er ook te worden gezorgd voor de vernietiging van de mijnvoorraden. Deze nieuwe taak vereist een aanzienlijke verhoging van de communautaire financieringsmiddelen voor mijnbestrijding, en dient haar niet van andere mijnopruimingsacties af te houden.

(9b) De vernietiging van de mijnvoorraden waarover vele staten nog beschikken zou zeer grote financiële voordelen opleveren en het minder mogelijk maken, dat de mijnen in kwestie op de zwarte markt worden verkocht.

(9c) Er dient meer wetenschappelijk onderzoek te worden verricht om technologie te ontwikkelen voor de vergemakkelijking van mijnopsporing en de meer nauwkeurige identificering van bemijnde gebieden.

(9d) De Gemeenschap moet zich ervan kunnen verzekeren dat de door haar gefinancierde mijnbestrijdingsacties doeltreffend zijn. Daartoe moet zij zich bedienen van de meest geschikte technische middelen, waaronder zonodig ook militaire technologie.

Met deze verordening wordt de grondslag gelegd voor een samenhangende, efficiënte aanpak van de communautaire mijnbestrijding in andere derde landen dan ontwikkelingslanden, via een op vooruitgang en integratie gerichte strategie en in nauwe coördinatie tussen de Commissie, de lidstaten en de internationale gemeenschap in alle stadia van de mijnbestrijdingsacties.

Er moet voor worden gezorgd dat deze acties een logische samenhang vertonen met het buitenlands beleid van de Europese Unie in zijn geheel bezien, en dus ook met het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid.

Aangezien de maatregelen voor de tenuitvoerlegging van deze Verordening beheersmaatregelen zijn in de zin van artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vastlegging van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie i verleende uitvoeringsbevoegdheden, dienen zij te worden goedgekeurd via de beheersprocedure zoals voorgeschreven in artikel 4 van dat Besluit.

Het antipersoneelmijnprobleem vereist, doordat het zo levensbedreigend en veelomvattend is, efficiënte, flexibele en, waar nodig, snelle besluitvormingsprocedures voor de financiering van communautaire acties.

Overeenkomstig artikel 3 van het Financieel Reglement zal de Commissie de financiële verklaring herzien, in het bijzonder het tijdschema met de ramingen van de jaarlijkse kredieten, in het licht van de vooruitgang die er met de tenuitvoerlegging van deze verordening wordt geboekt.

De Gemeenschap dient ervoor zorg te dragen dat de financiële bijstand zo transparant mogelijk wordt verleend en dat de besteding van de kredieten strikt wordt gecontroleerd.

Zowel de bescherming van financiële belangen van de Gemeenschap als de bestrijding van fraude en andere onregelmatigheden, is een wezenlijk onderdeel van de onderhavige verordening.

De maatregelen waarnaar in deze verordening wordt verwezen, passen in het kader van het communautaire samenwerkingsbeleid in andere derde landen dan ontwikkelingslanden en zijn noodzakelijk om de doelstellingen van het Verdrag te bereiken. Voor de goedkeuring van deze verordening voorziet het Verdrag niet in andere bevoegdheden dan die van artikel 308.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

3.

Artikel 1


1. Met deze verordening wordt beoogd om de procedures voor de tenuitvoerlegging van andere communautaire maatregelen vast te stellen dan die welke onder de ontwikkelingssamenwerking vallen en die in het kader van het communautaire samenwerkingsbeleid in derde landen worden uitgevoerd om een consequente, logisch samenhangende, humanitaire mijnbestrijdingsstrategie op communautair en internationaal niveau te verzekeren, welke strookt met het Verdrag inzake het verbod van het gebruik, de aanleg van voorraden, de productie en de overdracht van antipersoneelmijnen en inzake de vernietiging van deze wapens (hierna genoemd "het Verdrag van Ottawa);

2. De in deze verordening bedoelde maatregelen worden uitgevoerd op het grondgebied van derde landen of houden rechtstreeks verband met situaties die zich in deze landen voordoen, in het bijzonder in landen die zich herstellen van conflicten.

Mijnbestrijding dient te worden opgenomen in alle samenwerkingsstrategieën van derde landen, die van de gevolgen van antipersoneelmijnen hebben te lijden.

4.

Artikel 2


1. De voornaamste doelstellingen van de mijnbestrijding door de Gemeenschap zijn :

(a) een mijnopruimingsstrategie voor civiele doeleinden uitstippelen en uitvoeren en de controle daarop steunen;

(b) staten met een landmijnprobleem helpen bij het zich houden aan hun verplichtingen krachtens het Verdrag van Ottawa;

(c) binnen de door mijnen geteisterde landen nationale diensten en plaatselijke capaciteit creëren en in stand houden om de mijnbestrijdingsacties zo doeltreffend mogelijk te voeren;

(d) op humanitaire noodsituaties reageren, dodelijke ongevallen voorkomen en bij de revalidatie van mijnslachtoffers helpen, in uitzonderlijke humanitaire noodsituaties ook in staten die zich niet bij het Verdrag van Ottawa hebben aangesloten;

(e) in de betrokken landen zelf doelgerichte mijnbestrijdingsoutillage en -technieken uittesten en de operationele inbedrijfstelling daarvan steunen.

(e.a) de coördinatie met de eindgebruikers van de mijnbestrijdingsoutillage in de vroege onderzoeksstadia bevorderen en het gebruik van deze technologie in de armste landen met een mijnenprobleem steunen;

(e.b) mijnopruimingsacties bevorderen, die verenigbaar zijn met het plaatselijke milieu en een duurzame ontwikkeling van het door mijnen geteisterde gebied;

(f) coördinatie tussen de internationale mijnbestrijdingsinstanties steunen.

2. De krachtens deze verordening gefinancierde maatregelen mogen alle activiteiten die met mijnbestrijding verband houden omvatten, waaronder :

(a) bewustmaking van mijnengevaar;

(b) opleiding van gespecialiseerd personeel;

(c) kartering en markering van verdachte gebieden;

(d) opsporing en identificatie van landmijnen;

(e) mijnopruiming (volgens humanitaire normen) en vernietiging van landmijnen en mijnvoorraden;

(f) bijstand aan slachtoffers voor hun verzorging, revalidatie en sociale en economische wederopneming in de maatschappij;

(g) informatiebeheer, ook met geografische informatiesystemen;

(h) verbetering van de doeltreffendheid van technieken en veiligheidsnormen

(i) andere activiteiten die bijdragen tot de vermindering van het effect van antipersoneelmijnen en ander gevaarlijk oorlogsafval in menselijk, economisch en milieuopzicht.

3. In verband met lid 2 wordt voorrang gegeven aan acties om in te gaan op onmiddellijke, niet te voorziene behoeften als gevolg van het uitbreken van gevechten, de migratie van grote groepen mensen naar gebieden vol mijnen, of soortgelijke situaties zoals dringende bijstand voor de tenuitvoerlegging van vredesovereenkomsten. Ook zal er voorrang worden gegeven aan acties in landen met de ernstigste mijnproblemen, waar antipersoneelmijnen en andere ongeëxplodeerde oorlogsmunitie veel civiele slachtoffers veroorzaken en/of waar de aanwezigheid of vermoede aanwezigheid van dergelijk oorlogstuig een zeer groot beletsel is voor het herstel van de economische en sociale bedrijvigheid of voor de ontwikkeling, hetgeen dus een specifieke inzet op lange termijn vereist, die niet door humanitaire noodhulp of wederopbouwhulp kan worden verschaft.

4. Om voor samenhang, complementariteit en een onderling versterkende wisselwerking binnen regionale samenwerkingsprogramma's te zorgen en tegen de achtergrond van humanitaire hulp-, herstel-, wederopbouw- en ontwikkelingsprojecten, zullen mijnbestrijdingsacties die in het kader van welk van deze programma's of projecten dan ook kunnen worden gefinancierd, ook in de toekomst worden gefinancierd met de begrotingslijn waaruit de middelen voor de hoofdactie afkomstig zijn. Waar nodig zullen deze activiteiten worden aangevuld of gesteund met krachtens deze verordening gefinancierde mijnbestrijdingsacties.

5.

Artikel 3


De krachtens deze verordening gefinancierde acties komen hoofdzakelijk ten goede aan landen die zich voor de mijnbestrijding inzetten en die het Verdrag van Ottawa hebben ondertekend. Er mag echter een uitzondering worden gemaakt voor humanitaire noodsituaties of bijstand aan mijnslachtoffers en voor rechtstreekse hulpverlening aan kwetsbare groepen van de civiele samenleving zoals vluchtelingen en ontheemden, of daar waar het nationale overheidsapparaat niet functioneert.

6.

Artikel 4


1. Tot de partners die voor financiële steun krachtens deze verordening in aanmerking komen behoren regionale en internationale organisaties en suborganisaties, niet-gouvernementele organisaties, nationale, provinciale en plaatselijke regeringsinstanties en -organisaties, instituten en openbare en particuliere ondernemers met doelgerichte, gespecialiseerde deskundigheid en ervaring.

2. De deelname aan aanbestedingen en de gunning van contracten staat op gelijke voorwaarden open voor natuurlijke en rechtspersonen uit de lidstaten en uit het gesteunde land. In naar behoren gemotiveerde uitzonderingsgevallen mag deze mogelijkheid tot deelname ook tot derde landen worden uitgebreid.

2.a Ondernemingen en andere organisaties die aan de aanbestedingen deelnemen moeten aantonen dat zij een mijnbestrijdingsbeleid voeren, dat hun werkkrachten niet nodeloos in gevaar brengt, en dat dit beleid wordt ondersteund met een daartoe geëigende verzekering tegen ongevallen en aansprakelijkheid van employé's.

7.

Artikel 5


1. De communautaire steun krachtens deze verordening mag worden gebruikt voor de financiering van technische bijstand, opleiding, personeel of andere met mijnbestrijding verband houdende diensten; het uittesten van outillage en technieken; organisatorische steun, aankoop, verschaffing en opslag van outillage, goederen en werken die nodig zijn voor de uitvoering van mijnbestrijdingsacties; studies, lezingen en maatregelen ter verbetering van de internationale coördinatie van de mijnbestrijding; evaluatie- en controleopdrachten; activiteiten om het publiek meer besef bij te brengen van het mijnengevaar; en de kosten om duidelijk te doen uitkomen dat de hulp van de Gemeenschap afkomstig is.

2. De Gemeenschap financiert haar hulp krachtens deze verordening in de vorm van giften.

3. De onder deze verordening vallende acties zijn vrijgesteld van belastingen, heffingen, rechten en douanerechten.

8.

Artikel 6


1. De Commissie wordt in haar taak bijgestaan door de desbetreffende geografische comités, die uit vertegenwoordigers van lidstaten bestaan en die door de vertegenwoordiger van de Commissie worden voorgezeten.

2. Daar waar naar dit lid wordt verwezen, is de beheersprocedure zoals neergelegd in artikel 4 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, overeenkomstig artikel 7, lid 3.

3. De in artikel 4, lid 3 van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn is drie maanden.

9.

Artikel 7


1. Aan de hand van een wederzijdse, regelmatige uitwisseling van informatie - waaronder ook informatieuitwisseling ter plaatse - zal de Commissie ervoor zorgen dat de door de Gemeenschap en de afzonderlijke lidstaten ondernomen bijstandsacties daadwerkelijk worden gecoördineerd, om hun programma's onderling samenhangend en aanvullend te maken.

2. De Commissie mag gelegenheden zoeken voor medefinanciering met andere geldverschaffers en in het bijzonder met lidstaten.

3. De Commissie bevordert coördinatie en samenwerking met andere internationale contribuanten en instanties en in het bijzonder met die, welke deel uitmaken van het Verenigde-Naties-stelsel, zoals het GICHD in Genève, en met NGO's.

4. Er worden de nodige maatregelen getroffen om de bijdrage van de Gemeenschap zichtbaar te maken.

10.

Artikel 8


1. De Commissie beoordeelt en beheert de onder deze verordening vallende maatregelen en neemt daaromtrent besluiten overeenkomstig de geldende begrotingsprocedures en andere procedures, in het bijzonder die welke zijn neergelegd in de artikelen 116 en 118 van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen.

2. Financieringsbesluiten ter waarde van meer dan 3 miljoen euro worden genomen krachtens de procedure in artikel 6, lid 2, met uitzondering van spoedhulpacties zoals beschreven in artikel 9.

3. De Commissie licht de in artikel 6 bedoelde comités beknopt in over alle financieringsbesluiten ter waarde van minder dan 3 miljoen euro. Die informatie wordt niet later dan twee manden na de goedkeuring van het financieringsbesluit beschikbaar gesteld.

4. De Commissie mag besluiten nemen tot wijziging van financieringsbesluiten die zijn goedgekeurd overeenkomstig de in artikel 6, lid 2 vastgelegde procedure, wanneer deze geen aanzienlijke wijzigingen of extra vastleggingen van meer dan 20 % van het oorspronkelijk vastgelegde bedrag inhouden.

11.

Artikel 9


1. De Commissie besluit tot een spoedhulpactie, wanneer zulks nodig wordt geacht.

2. Maatregelen om aan onmiddellijke, niet te voorziene behoeften te voldoen, als gevolg van plotselinge natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen, zoals overstromingen, hongersnood, migratie van grote groepen mensen naar door mijnen geteisterde gebieden, plotselinge vredesregelingen of vergelijkbare situaties, en dringend vereiste bijstand bij de tenuitvoerlegging van vredesovereenkomsten, worden als noodhulpvereisend beschouwd.

3. Na een besluit te hebben aangenomen overeenkomstig lid 1, stelt de Commissie de lidstaten daarvan binnen twee werkdagen schriftelijk in kennis en legt zij rekenschap af van haar besluit op de eerstvolgende vergadering van het betrokken comité.

12.

Artikel 10


1. De projecten krijgen een orde van voorrang, worden op hun gunstig effect en rendement getoetst en, waar enigszins mogelijk, in het ruimere kader van de ontwikkeling of de wederopbouw van het betrokken land of de betrokken regio opgenomen.

2. Waar enigszins mogelijk dient het project duidelijk in een nationaal antipersoneelmijnbestrijdingsprogramma te worden opgenomen, dat door de begunstigde regering of door de plaatselijke samenleving in samenwerking met NGO's of door een nationale instelling die daartoe de opdracht heeft gekregen, wordt gecoördineerd. Daarmee dient te worden beoogd dat het project te gelegener tijd door de begunstigde regering zelf of door de plaatselijke samenleving of NGO's wordt overgenomen, ter vergroting van de plaatselijke capaciteit en de duurzaamheid van het project.

13.

Artikel 11


1. Alle krachtens deze verordening gesloten financieringsovereenkomsten of -contracten behelzen de bepaling dat de Commissie en de Rekenkamer ter plaatse controle mogen uitoefenen overeenkomstig de gebruikelijke, volgens de geldende regels door de Commissie vastgestelde procedures, en in het bijzonder die van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen i.

2. Bovendien mag de Commissie ook overeenkomstig Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 i van de Raad controle en inspectie ter plaatse uitoefenen. De door de Commissie getroffen maatregelen dienen, overeenkomstig Verordening (Euratom, EG) nr. 2988/95 i van de Raad, te voorzien in een adequate behartiging van de financiële belangen van de Gemeenschap.

14.

Artikel 12


Om de meerjarige coördinatie en programmering van de mijnbestrijding te vergemakkelijken, wordt er regelmatig als referentiepunt, een APM-strategie-document met horizontale richtsnoeren en prioriteiten voor de communautaire mijnbestrijdingsacties en maatstaven voor het bereiken van die doelstellingen, ter kennisneming aan de betrokken comités voorgelegd. In dat document dienen onderwerpen te worden behandeld als een meerjarig, indicatief programma en dient te worden verwezen naar de bestaande mijnbestrijdingsprogramma's op landelijk en regionaal niveau, naar de bijdragen van andere donors - waaronder ook lidstaten - en naar de uit andere begrotingslijnen gefinancierde mijnbestrijdingsacties van de Gemeenschap.

15.

Article 13


1. De Commissie evalueert regelmatig de door de Gemeenschap gefinancierde mijnbestrijdingsacties, teneinde na te gaan of de doelstellingen van de acties zijn bereikt en om richtsnoeren aan te geven voor een grotere doeltreffendheid van eventuele toekomstige acties.

2. De Commissie licht het Europees Parlement en de Raad regelmatig over de vorderingen van haar mijnbestrijdingsacties in. Uiterlijk per 30 april van elk jaar legt zij het Europees Parlement en de Raad een gedetailleerd, openbaar verslag voor, met een beknopt overzicht van de mijnbestrijdingsacties van de Gemeenschap in het voorgaande jaar. Ook evalueert zij de tenuitvoerlegging van deze verordening. In dat verslag wordt nader aangegeven welke acties er uitgevoerd zijn en welke bedragen er respectievelijk ten laste van de verschillende begrotingslijnen beschikbaar zijn gesteld.

16.

Artikel 14


Drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een algemene evaluatie van de krachtens deze verordening door de Gemeenschap gefinancierde maatregelen voor, samen met suggesties voor de toekomst van deze verordening en, zo nodig, voorstellen tot wijziging daarvan.

17.

Artikel 15


Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

18.

Voor de Raad


De voorzitter


FINANCIËLE VERKLARING

19.

1. Benaming van de actie


Antipersoneelmijnen

20.

2. Begrotingslijn


B7-661

Rechtsgrondslag



Het ontwerp-voorstel voor een nieuwe specifieke verordening van de Raad voor begrotingslijn B7-661, met een bundeling van de verschillende vereisten van de Gemeenschap voor mijnbestrijding, zoals weergegeven in bijlage. Dit op artikel 308 (EU-Verdrag) gebaseerde ontwerp-voorstel dekt alleen activiteiten ten behoeve van derde landen, met uitzondering van ontwikkelingslanden. Dit ontwerp-voorstel gaat vergezeld van een daarmee gelijklopend ontwerp-voorstel, gebaseerd op art. 179 (EU-Verdrag), dat activiteiten ten behoeve van ontwikkelingslanden dekt.

De rechtsgrondslagen voor mijnbestrijding zijn nog altijd Verordening (EG) nr. 1257/96 van de Raad van 20 juni 1996 betreffende humanitaire hulp (PB L 163 van 2.7.1996), Verordening (EG) nr. 2258/96 van de Raad van 22 november 1996 betreffende herstel- en wederopbouwacties in ontwikkelingslanden, Verordening (EG) nr. 1628/96 van de Raad van 25 juli 1996 betreffende steun aan Bosnië-Herzegovina en Kroatië, Verordening (EG) nr. 443/97 van de Raad van 3 maart 1997 betreffende acties op het gebied van de hulp aan ontwortelde bevolkingsgroepen in de ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en Azië, en het Gemeenschappelijk Optreden van 1 oktober 1996 inzake antipersoneelmijnen (PB L 260 van 12.10.1996) betreffende middelen die gereserveerd zijn voor ontwapeningsacties krachtens het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid.

21.

4. beschrijving


22.

4.1 Algemene doelstelling


Antipersoneelmijnen maken vreselijke slachtoffers in veel van de armste delen van de wereld en zijn een beletsel voor de uitvoering van een aantal communautaire programma's. Daarom heeft de Gemeenschap tijdens de periode 1992-1998 meer dan 180 miljoen euro uitgetrokken voor mijnbestrijding overal ter wereld, om mijnopruimingsprogramma's te steunen, bijstand te verlenen aan mijnslachtoffers en onderzoek en ontwikkeling van technologie te bevorderen. Dit was een zeer belangrijke bijdrage tot het algemene streven van de internationale gemeenschap, maar er valt nog veel te doen.

Thans is het doel de programma's voort te zetten om het landmijnprobleem binnen een bepaald tijdsbestek op te lossen - d.w.z. binnen de komende 10-15 jaar - en daarmee de uitvoering van een aantal andere bijstandsprogramma's te bevorderen en bij te dragen tot de oplossing van één van de grootste humanitaire tragedies.

Over het geheel genomen zou de Gemeenschap voor haar steunmaatregelen op dit gebied tenminste evenveel geld ter beschikking moeten stellen als in het verleden.

23.

4.2 Door het programma bestreken periode en regelingen voor de verlenging daarvan


- Actie : antipersoneelmijnen

- Toepassingsperiode : 2000 - 2006

Overeenkomstig artikel 12 van de verordening legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad uiterlijk in juni 2007 een algehele evaluatie voor van de krachtens deze verordening door de Gemeenschap gefinancierde maatregelen, waaronder ook beoordelingen van de relevantie, het rendement en het effect daarvan. Aan de hand daarvan wordt besloten, of men deze verordening zal blijven toepassen.

24.

5. Indeling van de uitgaven of inkomsten


25.

5.1 Niet-verplichte uitgaven


26.

5.2 Gesplitste kredieten


27.

5.3 Geen inkomsten


28.

6. Soort uitgaven of inkomsten


- 100% subsidie; mogelijke cofinanciering van activiteiten

- Subsidie voor gezamenlijke financiering met andere bronnen in de openbare en/of de particuliere sector

- Andere

29.

7. Financieel effect


Door de invoering van één enkele, voor meerdere jaren geldende begrotingslijn (B7-661) met hogere kredieten, kan de communautaire mijnbestrijding beter en gerichter worden georganiseerd. Hierbij wordt voorgesteld dat voor de periode 2000-2006, voor de activiteiten van de Gemeenschap tenminste evenveel financieringsmiddelen worden uitgetrokken als in het verleden (180 miljoen euro in de periode 1992-1998), waarbij meer belang moet worden gehecht aan mijnbestrijding om aan de verplichtingen van het Verdrag van Ottawa te voldoen. Dit zou een verhoging van de financiële toewijzingen krachtens begrotingslijn B7-661 kunnen vergen.

Deze begrotingslijn heeft twee rechtsgrondslagen, krachtens twee verordeningen die respectievelijk op artikel 179 en artikel 308 (EU-Verdrag) zijn gebaseerd.

30.

7.1 Methode voor de berekening van de totale kosten (relatie tussen de afzonderlijke en de totale kosten)


De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoiriteit toegekend binnen de grenzen van de financiële perspectieven.

31.

7.2 Opsplitsing van de kosten


Vastgelegde kredieten mln. euro (tot op het 3e cijfer na de komma)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

32.

7.3. Operationele uitgaven voor studies, deskundigen, enz., opgenomen in deel B van de begroting


33.

7.4 Tijdschema voor de vastleggingen en betalingen


34.

8. Fraudebestrijdingsmaatregelen


Alle financieringsovereenkomsten of -contracten dienen de bepaling te behelzen dat de Commissie en de Rekenkamer controle ter plaatse mogen uitoefenen volgens de gebruikelijke procedures zoals neergelegd door de Commissie krachtens de geldende regels, en in het bijzonder die van het Financieel reglement van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen. Bovendien mag de Commissie controle en inspectie ter plaatse uitoefenen overeenkomstig Verordening nr. 2185/96. De door de Commissie volgens de procedure in artikel 5 te nemen maatregelen dienen te voorzien in een adequate bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschap, overeenkomstig Verordening nr. 2988/95.

35.

9. Aspecten van de rendementsanalyse


36.

9.1 Specifieke en gekwantificeerde doelstelingen; doelgroep


De communautaire mijnbestrijding heeft de volgende doelstellingen:

a. steun verlenen bij de uitwerking, bewaking en daadwerkelijke toepassing van een samenhangende, consistente mijnopruimingsstrategie voor humanitaire doeleinden, op het niveau van de Commissie, de EU en andere actoren van de internationale gemeenschap;

b. staten die met een ernstig landmijnprobleem hebben te kampen helpen bij het nakomen van hun verplichtingen krachtens het Verdrag inzake het verbod van het gebruik, de aanleg van voorraden, de productie en de overdracht van antipersoneelmijnen en inzake de vernietiging van deze wapens,

c. nationale structuren en plaatselijke capaciteit in de landen met een mijnprobleem creëren en in stand houden om de mijnbestrijdingsacties zo efficiënt mogelijk uit te voeren,

d. bij onmiddellijke, niet te voorziene behoeften, op humanitaire noodsituaties reageren, slachtoffers voorkomen en bij de revalidatie van mijnslachtoffers helpen;

e. steun verlenen voor het uittesten in de landen zelf en het in de praktijk toepassen van doelgerichte mijnbestrijdingsoutillage en -technieken.

Deze doelstellingen worden nagestreefd via projecten van gemeenschappelijk belang in de het ernstigst door het landmijnprobleem geteisterde landen in verschillende geografische regio's. Dit zou het volgende kunnen omvatten:

- projecten van gemeenschappelijk belang (bijvoorbeeld uitwerking van het APM-strategiedocument, steun voor de VN, het GICHD, het ICRK, de Centrale Mijnbestrijdingsinstantie, proefnemingen in de landen zelf en het in de praktijk toepassen van mijnbestrijdingsoutillage en -technieken, bijstand van deskundigen)

- Afrika (bijvoorbeeld Angola, Mozambique, Somalië, Zimbabwe, de SADC)

- Azië (bijvoorbeeld Afghanistan, Cambodja, Laos,)

- de Nieuwe Onafhankelijke Staten (bijvoorbeeld Tadzjikistan)

- het Midden-Oosten (bijvoorbeeld Noord-Irak)

- Europa (bijvoorbeeld Bosnië-Herzegovina, Kroatië, Kosovo)

- Latijns-Amerika (bijvoorbeeld Nicaragua, El Salvador).

37.

9.2 Motivering


De krachtens deze verordening te financieren acties omvatten alle vormen van mijnbestrijding, waaronder ook educatie voor het bijbrengen van besef van het mijnengevaar, kartering en markering van verdachte gebieden, opsporing en identificatie van landmijnen, opleiding van gespecialiseerd personeel, mijnopruiming (d.w.z. mijnopruiming volgens humanitaire normen) en vernietiging van landmijnen, evenals bijstand aan slachtoffers en revalidatie, informatiebeheer (waaronder ook geografische informatiesystemen) en andere activiteiten die het effect van antipersoneelmijnen en ander gevaarlijk oorlogsafval op de mens, de economie en het milieu minder ernstig maken.

De projecten zullen naar verwachting in verscheidene jaren worden uitgevoerd. De projectduur hangt af van de kenmerken van de projecten, maar zal normalerwijs niet meer dan drie jaar bedragen.

38.

9.3 Toezicht en evaluatie


De Commissie zal de door de Gemeenschap gefinancierde mijnbestrijdingsacties regelmatig evalueren, om vast te stellen of de doelstellingen van de acties zijn bereikt en richtsnoeren aan te geven om toekomstige acties doeltreffender te maken. De Commissie licht het Europees Parlement en de Raad over de vorderingen van haar mijnbestrijdingsacties in. Uiterlijk tegen 30 april van elk jaar legt zij het Europees Parlement en de Raad een verslag voor met een beknopt overzicht van de mijnbestrijding van de Gemeenschap tijdens het voorgaande jaar.

39.

10. huishoudelijke uitgaven (Afdeling III, deel A van de begroting)


De daadwerkelijke terbeschikkingstelling van de huishoudelijke kredieten hangt af van het jaarlijks door de Commissie te nemen besluit inzake de toekenning van middelen, waarbij rekening wordt gehouden met het aantal personeelsleden en met de extra bedragen waarvoor de begrotingsautoriteit toestemming heeft gegeven.

40.

10.1 Effect op het aantal ambten


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Met deze verordening wordt beoogd, de bestaande acties te bundelen om tot een samenhangend mijnbestrijdingsbeleid van de EU te komen. Op korte termijn zullen er waarschijnlijk slechts drie posten nodig zijn (twee ambtenaren in vaste dienst en één GND, d.w.z. een gedetacheerde nationale deskundige). De vaste posten kunnen via inschakeling van bestaand personeel worden gevonden.

41.

10.2 Algemeen financieel effect van extra personeel


euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De daadwerkelijke beschikbaarheid van extra personele en huishoudelijke middelen hangt af van de besluiten die de Commissie voor de jaarlijkse toewijzing van middelen neemt, waarbij zij in het bijzonder rekening houdt met de mogelijkheden tot inschakeling van intern personeel en de door de begrotingsautoriteit goedgekeurde extra-middelen.

42.

10.3 Stijging van andere huishoudelijke uitgaven als gevolg van deze actie


Onderstaande tabel is bedoeld ter illustratie en gebaseerd op de ervaring in 1998.

43.

euro


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De in de bovenstaande tabel onder begrotingspost A-7 (dienstreizen) opgevoerde uitgaven worden gedekt door kredieten binnen het in totaal voor DG RELEX uitgetrokken kredietbedrag.