Toelichting bij COM(2019)378 - Machtiging tot onderhandelingen over toetreding van Spanje tot de Overeenkomst van Bonn (verontreiniging van de Noordzee) en uitbreiding van het toepassingsgebied ervan

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Deze aanbeveling heeft betrekking op het besluit waarbij de onderhandelaar van de Unie (in dit geval de Commissie) wordt gemachtigd om in het kader van de Overeenkomst inzake samenwerking bij het bestrijden van verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen (hierna “Overeenkomst van Bonn” of “Overeenkomst” genoemd) het standpunt van de Unie te vertegenwoordigen in de onderhandelingen over de beoogde aanneming van twee beslissingen op de komende vergadering van de Partijen bij de Overeenkomst van Bonn, namelijk:

–vergemakkelijken van de uitbreiding van het toepassingsgebied van de Overeenkomst met het oog op verbetering van de samenwerking op het gebied van toezicht met betrekking tot de voorschriften van bijlage VI bij het Marpol-verdrag (hierna “Marpol-wijziging” genoemd), en

–voorzien in de toetreding van het Koninkrijk Spanje tot de Overeenkomst en invoeren van de nodige daaruit voortvloeiende wijzigingen ervan (hierna “wijziging inzake Spanje” genoemd).

1.1.De Overeenkomst inzake samenwerking bij het bestrijden van verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen (“Overeenkomst van Bonn”)

De Overeenkomst van Bonn is erop gericht verontreiniging in het Noordzeegebied te bestrijden en kustgebieden te beschermen tegen maritieme rampen en chronische verontreiniging door schepen en offshore-installaties. De Overeenkomst is op 1 september 1989 in werking getreden.

De Europese Unie is (als toenmalige “Europese Economische Gemeenschap”) toegetreden tot de Overeenkomst (zoals gewijzigd) 1 . De Noordzeelanden van de Europese Unie 2 zijn samen met Noorwegen eveneens Partijen bij de Overeenkomst.

De Overeenkomst heeft ten doel actieve samenwerking en onderlinge hulpverlening tussen kuststaten en de Europese Unie bij het bestrijden van verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen te bevorderen teneinde het mariene milieu en de belangen van de kuststaten te beschermen. Daartoe is in de Overeenkomst bepaald dat de Overeenkomstsluitende Partijen controles uitvoeren met het oog op het opsporen en bestrijden van verontreiniging en het voorkomen van overtredingen van de regelgeving ter bestrijding van verontreiniging. De Noordzee is ingedeeld in verschillende zones waar de respectieve Overeenkomstsluitende Partijen verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van controles en het beoordelen van incidenten. Indien een Overeenkomstsluitende Partij kennis neemt van de aanwezigheid van olie of andere schadelijke stoffen die een ernstige bedreiging kan vormen voor de kust of daarmede samenhangende belangen van een andere Overeenkomstsluitende Partij, is zij verplicht die partij daarvan op de hoogte te stellen. Een Overeenkomstsluitende Partij die hulp nodig heeft bij de bestrijding van verontreiniging of dreigende verontreiniging op zee of op haar kust, kan een beroep doen op de andere Overeenkomstsluitende Partijen, die in dat geval verplicht zijn alles te doen om de hulp te verlenen waartoe zij bij machte zijn.

De regering van de Bondsrepubliek Duitsland is aangewezen als depotregering van de Overeenkomst van Bonn (artikel 18, lid 3, Overeenkomst van Bonn).

De besluiten van de Overeenkomstsluitende Partijen met betrekking tot de Overeenkomst worden genomen in overeenstemming met de toepasselijke bepalingen van de Overeenkomst van Bonn en het desbetreffende huishoudelijk reglement; zij worden daarbij bijgestaan door een secretariaat en ondersteunende organen (zoals de Operationele, Wetenschappelijke en Technische Werkgroep inzake bestrijding van verontreiniging (“Working Group on Operational, Technical and Scientific Questions Concerning Counter-Pollution Activities”, OTSOPA)).

Volgens artikel 16 van deze Overeenkomst kan elke Overeenkomstsluitende Partij een voorstel tot wijziging van de Overeenkomst of de bijlage erbij indienen, dat wordt bestudeerd en ter stemming wordt gebracht op een vergadering van de Overeenkomstsluitende Partijen. Nadat de voorgestelde wijziging met eenparigheid van stemmen van de Overeenkomstsluitende Partijen ad referendum is aangenomen op een vergadering van de Overeenkomstsluitende Partijen (artikel 16, lid 1, van de Overeenkomst van Bonn) wordt de beoogde wijziging ter kennis gebracht van de Overeenkomstsluitende Partijen met het oog op goedkeuring volgens de interne procedures van de respectieve Overeenkomstsluitende Partijen. Het amendement treedt in werking nadat de depotregering van alle Overeenkomstsluitende Partijen kennisgevingen van goedkeuring heeft ontvangen.

Volgens artikel 20, lid 1, van de Overeenkomst van Bonn kunnen de Overeenkomstsluitende Partijen met eenparigheid van stemmen andere kuststaten van het Noordoost-Atlantisch gebied uitnodigen tot de Overeenkomst toe te treden. Artikel 2 van de Overeenkomst en de bijlage erbij worden in dat geval dienovereenkomstig gewijzigd. Na aanneming met eenparigheid van stemmen door de Overeenkomstsluitende Partijen worden de wijzigingen van artikel 2 en de bijlage bij de Overeenkomst van kracht bij de inwerkingtreding van de Overeenkomst voor de toetredende Staat (Spanje), dat wil zeggen op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum van nederlegging door deze Staat van zijn akte van toetreding (artikel 20, lid 2, van de Overeenkomst van Bonn).

1.2.De beoogde wijzigingen van de Overeenkomst van Bonn

1.2.1.De “Marpol-wijziging” – wijziging van het materiële toepassingsgebied van de Overeenkomst

De Partijen bij de Overeenkomst van Bonn zijn voornemens om op hun eenendertigste vergadering (te houden van 8 tot en met 10 oktober 2019) een besluit op grond van artikel 16 van de Overeenkomst te nemen betreffende de uitbreiding van het toepassingsgebied van de Overeenkomst tot toezicht op luchtverontreiniging door schepen met betrekking tot de voorschriften van bijlage VI bij het Marpol-verdrag.

Deze wijziging heeft ten doel de samenwerking en coördinatie tussen de Overeenkomstsluitende Partijen bij het bestrijden van illegale, door de scheepvaart veroorzaakte luchtverontreinigende emissies te verbeteren teneinde de negatieve gevolgen van de verbranding van scheepsbrandstoffen met een hoog zwavel- of stikstofgehalte voor de menselijke gezondheid, de biodiversiteit en het mariene milieu als geheel te beperken. De Overeenkomstsluitende Partijen beogen dit doel te bereiken door verschillende bepalingen van de Overeenkomst van Bonn te wijzigen (de artikelen 1, 5, 6 en 15 alsmede de titel en de preambule van de Overeenkomst) om het toepassingsgebied ervan uit te breiden tot luchtverontreiniging door schepen, als geregeld bij bijlage IV bij het Marpol-verdrag.

1.2.2.De “wijziging inzake Spanje” – wijziging van het geografische toepassingsgebied van de Overeenkomst

De Overeenkomstsluitende Partijen zijn tevens voornemens de Overeenkomst krachtens artikel 20 te wijzigen door Spanje uit te nodigen tot de Overeenkomst toe te treden. De beoogde wijziging betreft artikel 2 van de Overeenkomst door de voor de toepassing van de Overeenkomst en de bijlage daarbij relevante Atlantische grens van het Noordzeegebied te bepalen en de grenzen van verschillende toezichtszones te wijzigen met het oog op de toepassing van artikel 6 van de Overeenkomst.

Meer bepaald dient een nieuwe afbakening van het gewijzigde onder de Overeenkomst vallende gebied te worden vastgelegd. Frankrijk gaat akkoord met de invoering van een nieuwe, onder de verantwoordelijkheid van Frankrijk vallende zone die rechtstreeks grenst aan de onder gezamenlijke verantwoordelijkheid van Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk vallende zone. De bedoelde zone beslaat het gebied tussen de zone onder gezamenlijke verantwoordelijkheid van Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk en de nieuwe, onder de verantwoordelijkheid van Spanje vallende zone, zodat geen lacunes ontstaan tussen de oude grens van het onder de Overeenkomst van Bonn vallende gebied en de nieuwe zone onder verantwoordelijkheid van Spanje.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De voorgestelde wijziging inzake het toezicht op scheepsemissies zal bijdragen tot het voorkomen van verontreiniging van de zee in het algemeen en dient zodoende ter ondersteuning van de klimaatactie van de EU en de nakoming van de verbintenissen van de EU in het kader van de Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering.

De voorgestelde wijzigingen zijn volledig in overeenstemming met de bredere doelstelling om te komen tot “een Europa dat beschermt”, waarnaar de Commissie de afgelopen jaren voortdurend heeft gestreefd, en waarnaar zij ook in die toekomst zal blijven streven. Het voorstel bouwt voort op de positieve resultaten die het bestaande kader tot dusver heeft opgeleverd en is erop gericht een efficiënt gebruik van hulpmiddelen te bevorderen om de coördinatie en samenwerking tussen de Partijen bij de Overeenkomst van Bonn te versterken.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De aanbeveling is verenigbaar met andere beleidsterreinen van de Unie.

Meer bepaald draagt zij bij tot de verwezenlijking van twee van de tien beleidsprioriteiten die door de Commissie zijn vastgesteld voor de periode 2015-2019, namelijk de totstandbrenging van “een ruimte van justitie en grondrechten op basis van wederzijds vertrouwen” en “een schokbestendige energie-unie met een toekomstgericht beleid inzake klimaatverandering”.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

2.1.Rechtsgrondslag

1.

2.1.1.Beginselen


Volgens artikel 218, leden 3 tot en met 6, VWEU, moeten de Raad en het Europees Parlement worden betrokken bij de sluiting van internationale overeenkomsten namens de Unie. Wijzigingen van internationale overeenkomsten kunnen verschillen qua reikwijdte en uiteenlopen van louter technische aanpassingen tot ingrijpende wijzigingen die vergaande aanpassingen van de structuur van de overeenkomst vereisen. De wijze waarop een wijziging wordt gekarakteriseerd kan van invloed zijn op de interne Unieprocedure die moet worden toegepast voor de goedkeuring ervan.

In het geval van louter technische wijzigingen of wijzigingen die kunnen worden ingevoerd middels “uitvoeringshandelingen”, kan een vereenvoudigde procedure worden toegepast (dat wil zeggen een van de procedures van artikel 218, leden 7 en 9, VWEU), terwijl in het geval van wezenlijke wijzigingen in beginsel dezelfde procedure van toepassing is als die voor de sluiting van een internationale overeenkomst.

Een wijziging van het toepassingsgebied van een internationale overeenkomst moet in de regel worden beschouwd als wezenlijke wijziging, zodat in dat geval de procedure voor de sluiting van een dergelijke overeenkomst, dat wil zeggen die van artikel 218, leden 3 tot en met 6, VWEU, moet worden toegepast.

Ter inleiding van die procedure neemt de Raad op basis van een aanbeveling van de Commissie een besluit waarbij de onderhandelaar van de Unie (dit kan, al naargelang het onderwerp, de Commissie of de hoge vertegenwoordiger zijn) wordt gemachtigd om onderhandelingen te openen met het oog op goedkeuring van de betrokken wijzigingen (zie artikel 218, leden 3 en 4, VWEU).

In artikel 218, leden 3 en 4, VWEU is het volgende bepaald:

“3. De Commissie of, indien de voorgenomen overeenkomst uitsluitend of hoofdzakelijk betrekking heeft op het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, doet aanbevelingen aan de Raad, die een besluit vaststelt houdende machtiging tot het openen van de onderhandelingen en waarbij, naar gelang van de inhoud van de voorgenomen overeenkomst, de onderhandelaar of het hoofd van het onderhandelingsteam van de Unie wordt aangewezen.

2.

4. De Raad kan de onderhandelaar richtsnoeren geven en een bijzonder comité aanwijzen; de onderhandelingen moeten in overleg met dat comité worden gevoerd.”


3.

2.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


In het geval van de Overeenkomst van Bonn is het de bedoeling dat de Overeenkomstsluitende Partijen op de vergadering van 8 tot en met 10 oktober 2019 een besluit nemen over twee wijzigingen, waarvan de ene een uitbreiding van het geografische toepassingsgebied behelst (wijziging inzake Spanje) en de andere een uitbreiding van het materiële toepassingsgebied van de Overeenkomst inhoudt (Marpol-wijziging). Het gaat om wezenlijke wijzigingen die moeten worden goedgekeurd overeenkomstig dezelfde procedure die moest worden gevolgd bij de sluiting van de Overeenkomst van Bonn.

De Unie is Partij bij de Overeenkomst van Bonn. De beoogde wijzigingen hebben betrekking op bevoegdheden van de Unie op het gebied van civiele bescherming en het milieu.

Gezien de aard van de betrokken bevoegdheden zou de Commissie moeten aanbevelen dat de Raad haar machtigt om met het oog op goedkeuring van de beoogde wijzigingen van de Overeenkomst van Bonn onderhandelingen te voeren over die wijzigingen op de komende eenendertigste vergadering van de Overeenkomstsluitende Partijen.

Beide wijzigingen, zoals deze thans in de ontwerpfase zijn geformuleerd, dragen inhoudelijk rechtstreeks bij tot het nastreven van relevante beleidsdoelstellingen van de EU. De onderhandelingspositie van de Unie dient er derhalve op te zijn gericht de goedkeuring van beide wijzigingen te steunen. Aangezien het standpunt van de Unie niet omstreden is, is het niet noodzakelijk om richtsnoeren voor de onderhandelingen als bedoeld in artikel 218, lid 4, VWEU, voor te stellen.

De teksten van de voorgestelde ontwerpwijzigingen worden gehecht aan de aanbeveling van de Commissie.

Gezien het bovenstaande vormt artikel 218, leden 3 en 4, VWEU, de procedurele rechtsgrondslag voor het aanbevolen besluit van de Raad.

2.2.Conclusie

Gezien de noodzaak om onderhandelingen te voeren over en goedkeuring te verlenen voor wijzigingen van de Overeenkomst van Bonn dient de aanbeveling voor een besluit van de Raad houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen namens de Europese Unie te worden gebaseerd op de rechtsgronden van artikel 218, leden 3 en 4, VWEU.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

n.v.t.

Raadpleging van belanghebbenden

n.v.t.

Beide wijzigingen zijn onomstreden en worden gesteund door alle Overeenkomstsluitende Partijen, met inbegrip van alle afzonderlijke lidstaten die Partij zijn bij de Overeenkomst.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

n.v.t.

Effectbeoordeling

n.v.t.

Gelet op de politieke noodzaak snel de nodige stappen te doen om de EU als Partij bij de Overeenkomst van Bonn in staat te stellen op de van 8 tot en met 10 oktober te houden vergadering van de Overeenkomstsluitende Partijen onderhandelingen te voeren over en goedkeuring te verlenen voor de wijzigingen van de Overeenkomst van Bonn en deze te bekrachtigen tijdens de ministersconferentie op 11 oktober 2019, is afgezien van de formele effectbeoordelingsprocedure. Deze evenredige benadering is bovendien gerechtvaardigd omdat de wijzigingen van de Overeenkomst van Bonn naar verwachting alleen positieve economische, sociale en milieu-effecten zullen sorteren.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

n.v.t.

Grondrechten

4.

n.v.t.


De aanbeveling is in overeenstemming met de EU-Verdragen en met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De wijziging van de Overeenkomst van Bonn heeft geen negatieve gevolgen voor de begroting van de Unie.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

n.v.t.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

n.v.t. Zie onderstaande rubriek.

Toelichting bij specifieke bepalingen van het voorstel

Het enige inhoudelijke artikel van het voorstel strekt tot machtiging van de Commissie door de Raad om namens de Unie onderhandelingen te voeren over de beoogde wijzigingen van de Overeenkomst van Bonn met betrekking tot de uitbreiding van het materiële toepassingsgebied van de Overeenkomst in verband met bijlage VI bij het Marpol-verdrag en de uitbreiding van het geografische toepassingsgebied ervan in verband met de toetreding van Spanje tot de Overeenkomst. De Commissie zou deze wijzigingen moeten steunen, ook indien daarin kleine wijzigingen worden aangebracht in het kader van de onderhandelingen.

De meest recente versies van de beoogde wijzigingen zijn opgenomen in de bijlagen bij het besluit en kunnen als volgt worden samengevat:

De “Marpol-wijziging”

De Partijen bij de Overeenkomst van Bonn wensen profijt te trekken van de routines en systemen voor toezicht vanuit de lucht op verontreiniging door olie die in het kader van de Overeenkomst zijn ingesteld, door deze uit te breiden tot toezicht in verband met het controleren van de naleving van de voorschriften inzake scheepsemissies. Hierdoor worden de Overeenkomstsluitende Partijen in staat gesteld optimaal gebruik te maken van de middelen die reeds worden gebruikt voor controle en toezicht vanuit de lucht met betrekking tot olielekkages en die de basis vormen van een holistisch systeem voor milieutoezicht op de Noordzee en haar toegangen.

Door de vaststelling van het besluit om de Overeenkomstsluitende Partijen voor te stellen in te stemmen met de uitbreiding van het mandaat van de Overeenkomst van Bonn in verband met bijlage VI bij het Marpol-verdrag zou het gezamenlijke toezicht en de gezamenlijke controle en rapportage met betrekking tot scheepsemissies in het Noordzeegebied worden verbeterd. Dergelijke gecoördineerde activiteiten binnen het kader van de Overeenkomst zouden tot een vermindering van de risico’s voor het mariene milieu bijdragen en de belangen van de kuststaten en van de Unie dienen.

De “wijziging inzake Spanje”

Tijdens hun vergadering van 2018 hebben de Partijen bij de Overeenkomst van Bonn unaniem hun steun uitgesproken voor de uitnodiging aan Spanje om toe te treden tot de Overeenkomst. De Overeenkomstsluitende Partijen hebben benadrukt dat de toevoeging van de Golf van Biskaje een versterking van de opzet van de Overeenkomst zou betekenen en dat de werkzaamheden en de deskundigheid van Spanje de Overeenkomst van Bonn en de Partijen erbij zeer ten goede zouden komen. Tevens spraken zij hun waardering uit voor de rol die Spanje in het verleden heeft gespeeld als waarnemer bij de Overeenkomst van Bonn en voor de betrouwbare en waardevolle bijdragen van Spanje aan de werkzaamheden en de succesvolle uitvoering van de Overeenkomst.

Dienovereenkomstig werd op 30 oktober 2018 een uitnodigingsbrief aan Spanje gezonden. In zijn antwoord van 21 november bevestigde Spanje zijn wens om toe te treden tot de Overeenkomst van Bonn.

De toetreding van Spanje zal resulteren in een nieuwe grens waardoor het onder de Overeenkomst vallende gebied zal worden uitgebreid naar het zuiden. Artikel 2, onder c), en deel I van de bijlage moeten overeenkomstig worden aangepast. Deel III van de bijlage dient te worden aangevuld met de coördinaten van de nieuwe zones die onder de verantwoordelijkheid van Frankrijk en Spanje vallen.

Frankrijk en Spanje hebben tijdens bilaterale bijeenkomsten in november en december 2018 onderhandeld over de coördinaten van de nieuwe gemeenschappelijke grens en de onder hun gezamenlijke verantwoordelijkheid vallende zones. Frankrijk gaat akkoord met de invoering van een nieuwe zone die onder zijn verantwoordelijkheid valt en rechtstreeks grenst aan de onder de gezamenlijke verantwoordelijkheid van Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk vallende zone, zodat er geen lacunes ontstaan tussen de oude grens van het gebied van de Overeenkomst van Bonn en de nieuwe zone onder de verantwoordelijkheid van Spanje. Op deze manier wordt de Golf van Biskaje een nieuw belangrijk onderdeel van het onder de Overeenkomst vallende gebied.

Door het verkeersscheidingsstelsel van Finisterre op te nemen in het onder de Overeenkomst van Bonn vallende gebied, zorgen de Overeenkomstsluitende Partijen ervoor dat de belangrijkste scheepvaartroute tussen de Noordzee en de Middellandse Zee onder een gemeenschappelijk gecoördineerd systeem voor paraatheid en responsbeheer valt.

Uit het bovenstaande blijkt dat de toetreding van Spanje tot de Overeenkomst de samenwerking tussen de kuststaten in het kader van de Overeenkomst van Bonn rechtstreeks ten goede zou komen.

5.

Aanbeveling voor een


BESLUIT VAN DE RAAD

houdende machtiging tot het namens de Europese Unie op de eenendertigste vergadering van de Overeenkomstsluitende Partijen openen van onderhandelingen over wijzigingen van de Overeenkomst inzake samenwerking bij het bestrijden van verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen (“Overeenkomst van Bonn”) wat betreft de toetreding van het Koninkrijk Spanje tot de Overeenkomst en wat betreft de uitbreiding van het toepassingsgebied ervan

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 218, leden 3 en 4,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

De Unie is (als toenmalige “Europese Economische Gemeenschap”) bij Besluit 84/358/EEG van de Raad van 28 juni 1984 3 toegetreden tot de Overeenkomst inzake samenwerking bij het bestrijden van verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen (hierna “Overeenkomst van Bonn” of “Overeenkomst” genoemd). De Overeenkomst is op 1 september 1989 in werking getreden. De Overeenkomst is in 1989 gewijzigd. De wijzigingen zijn op 1 april 1994 in werking getreden. De Unie heeft die wijzigingen (als toenmalige “Europese Economische Gemeenschap”) goedgekeurd bij Besluit 93/540/EEG van de Raad van 18 oktober 1993 4 .

Volgens artikel 16 van deze Overeenkomst wordt een voorstel van een Overeenkomstsluitende Partij tot wijziging van deze Overeenkomst of van de bijlage daarbij bestudeerd op een vergadering van de Overeenkomstsluitende Partijen. Na aanneming van het voorstel met eenparigheid van stemmen wordt de wijziging door de depotregering ter kennis gebracht van de Overeenkomstsluitende Partijen. Zulk een wijziging treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum waarop de depotregering kennisgevingen van goedkeuring van alle Overeenkomstsluitende Partijen heeft ontvangen.

Volgens artikel 20 van de Overeenkomst kunnen de Overeenkomstsluitende Partijen met eenparigheid van stemmen andere kuststaten van het Noordoost-Atlantisch gebied uitnodigen tot de Overeenkomst toe te treden. In zulk een geval moeten artikel 2 van deze Overeenkomst en de bijlage bij deze Overeenkomst dienovereenkomstig worden gewijzigd.

Het is de bedoeling dat de Partijen bij de Overeenkomst van Bonn op hun van 8 tot en met 10 oktober 2019 te houden eenendertigste vergadering met eenparigheid van stemmen een besluit vaststellen op grond van artikel 16 van de Overeenkomst om wijzigingen van het toepassingsgebied van de Overeenkomst aan te nemen met het oog op verbetering van de samenwerking op het gebied van toezicht met betrekking tot de voorschriften van bijlage VI bij het Marpol-verdrag, alsook een besluit op grond van artikel 20 van de Overeenkomst om te voorzien in de toetreding van Spanje tot de Overeenkomst en om de daaraan verbonden wijzigingen in te voeren.

Aangezien de Overeenkomstsluitende Partijen het geografische en het materiële toepassingsgebied van de Overeenkomst zullen wijzigen, dient de Unie de Commissie te machtigen om als onderhandelaar van de Unie namens de Unie onderhandelingen te voeren over deze wijzigingen.

Door de vaststelling van het besluit om de Overeenkomstsluitende Partijen voor te stellen in te stemmen met de uitbreiding van het mandaat van de Overeenkomst van Bonn in verband met bijlage VI bij het Marpol-verdrag zou het gezamenlijke toezicht en de gezamenlijke controle en rapportage met betrekking tot scheepsemissies in het Noordzeegebied worden verbeterd. Dergelijke gecoördineerde activiteiten binnen het kader van de Overeenkomst zouden tot een vermindering van de risico’s voor het mariene milieu bijdragen en de belangen van de kuststaten en van de Unie dienen.

De toetreding van Spanje zou tot gevolg hebben dat de Golf van Biskaje wordt toegevoegd aan het onder de Overeenkomst vallende gebied; de activiteiten in het kader van de Overeenkomst zouden eveneens baat hebben bij de desbetreffende werkzaamheden en de deskundigheid van Spanje. De opneming van het verkeersscheidingsstelsel van Finisterre zou betekenen dat de belangrijkste scheepvaartroute tussen de Noordzee en de Middellandse Zee onder een gemeenschappelijk gecoördineerd systeem voor paraatheid en responsbeheer zou vallen. Het lijkt er derhalve op dat de reikwijdte en de doeltreffendheid van de samenwerking in het kader van de Overeenkomst zullen worden vergroot.

Gelet op het bovenstaande, dient de Unie haar steun te verlenen aan de wijzigingen van de Overeenkomst van Bonn met betrekking tot de uitbreiding van het materiële toepassingsgebied van de Overeenkomst in verband met bijlage VI bij het Marpol-verdrag en de uitbreiding van het geografische toepassingsgebied van de Overeenkomst in verband met de toetreding van Spanje.

De Raad dient de Commissie te machtigen om namens de Unie onderhandelingen te voeren en haar steun uit te spreken voor de aanneming van de beoogde wijzigingen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

6.

Artikel 1


1. De Commissie wordt hierbij gemachtigd om namens de Unie onderhandelingen te voeren over de beoogde wijzigingen van de Overeenkomst van Bonn met betrekking tot de uitbreiding van het materiële toepassingsgebied van de Overeenkomst in verband met bijlage VI bij het Marpol-verdrag en de uitbreiding van het geografische toepassingsgebied ervan in verband met de toetreding van Spanje tot de Overeenkomst.

2. Het op de eenendertigste vergadering van de Partijen bij de Overeenkomst van Bonn namens de Unie in te nemen standpunt is dat zij instemt met de wijzigingen van de Overeenkomst in overeenstemming met de beoogde gewijzigde tekst die aan dit besluit is gehecht.

3. In de beoogde gewijzigde tekst mogen kleine wijzigingen worden aangebracht zonder dat de instemming van de Unie hierdoor in het geding komt.

7.

Artikel 2


Dit besluit is gericht tot de Commissie.

Gedaan te Brussel,

8.

Voor de Raad


De voorzitter

(1) Besluit 84/358/EEG van de Raad van 28 juni 1984 betreffende de sluiting van de Overeenkomst inzake samenwerking bij het bestrijden van verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen (PB L 188 van 16.7.1984, blz. 7). De Overeenkomst is in 1989 gewijzigd. De wijzigingen zijn op 1 april 1994 in werking getreden. De Europese Economische Gemeenschap heeft die wijzigingen goedgekeurd bij Besluit 93/540/EEG van de Raad van 18 oktober 1993 (PB L 263 van 22.10.1993, blz. 51).
(2) België, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (stand van de ratificaties op 10.4.2019).
(3) PB L 188 van 16.7.1984, blz. 7.
(4) PB L 263 van 22.10.1993, blz. 51.