Toelichting bij COM(2020)61 - EU-standpunt in regionale stuurcomité van de Vervoersgemeenschap aangaande bepaalde begrotingszaken ivm uitvoering van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ONDERWERP VAN HET VOORSTEL

Dit voorstel betreft een besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het regionale stuurcomité dat krachtens het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap (“het verdrag”) is ingesteld, aangaande de beoogde vaststelling door het regionale stuurcomité van een besluit inzake de begroting 2020 van de Vervoersgemeenschap.

2. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

2.1Het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap

De Europese Unie is partij bij het verdrag, dat op 1 mei 2019 in werking is getreden. Bij Besluit 2019/1 van het regionale stuurcomité is de Commissie gemachtigd om de begroting van de Vervoersgemeenschap uit te voeren tot de benoeming van de directeur van het permanent secretariaat van de Vervoersgemeenschap van kracht wordt.

2.2Het regionale stuurcomité

Het regionale stuurcomité is opgericht bij artikel 24 van het verdrag en is verantwoordelijk voor het beheer en de correcte uitvoering van het verdrag. Daartoe doet het comité aanbevelingen en neemt het besluiten in de gevallen waarin het verdrag voorziet. Het regionale stuurcomité:

a) bereidt de werkzaamheden van de ministerraad voor;

b) neemt besluiten tot instelling van technische comités;

c) doet aanbevelingen en neemt besluiten overeenkomstig het verdrag;

d) neemt passende maatregelen naar aanleiding van de vaststelling van nieuwe EU-handelingen, met name door de herziening van bijlage I bij het verdrag;

e) stelt, na raadpleging van de ministerraad, de directeur van het permanent secretariaat aan;

f) kan één of meer adjunct-directeuren van het permanent secretariaat aanstellen;

g) stelt de regels van het permanent secretariaat vast;

h) kan door een besluit de bijdragen aan de begroting wijzigen;

i) stelt de jaarlijkse begroting van het verdrag vast;

j) stelt een besluit vast waarin de procedure voor de uitvoering van de begroting, voor de indiening en controle van de rekeningen en voor inspecties wordt gespecificeerd;

k) neemt besluiten over geschillen die door de verdragsluitende partijen zijn voorgelegd;

l) stelt algemene beginselen vast inzake de toegang tot documenten die in het bezit zijn van bij of krachtens het verdrag opgerichte instanties;

m) neemt ten behoeve van de ministerraad jaarlijkse verslagen aan over de verwezenlijking van het uitgebreide netwerk;

n) bepaalt de termijnen waarbinnen en de wijze waarop de Zuidoost-Europese partijen bepaalde EU-handelingen moeten omzetten.

2.3De beoogde handelingen van het regionale stuurcomité

Het regionale stuurcomité moet een besluit nemen over de begroting van de Vervoersgemeenschap voor 2020. Het beoogde besluit wordt juridisch bindend voor de partijen overeenkomstig artikel 25, lid 1, van het verdrag.

Begroting

De bijdrage aan de begroting van de Vervoersgemeenschap is vastgesteld in bijlage V bij het verdrag. De Unie draagt 80 % bij aan de begroting; de resterende 20 % komt van de landen van de Zuidoost-Europese partijen.

Voor 2019 bedroeg de totale begroting 1,63 miljoen EUR. De bijdrage van de EU bedroeg in totaal 1,304 miljoen EUR, wat overeenstemt met 80 % van de totale begroting van het permanent secretariaat ter dekking van de werkingskosten voor 2019.

Overeenkomstig artikel 28, onder a), van het verdrag heeft het permanent secretariaat de ontwerpbegroting voor 2020 opgesteld, rekening houdend met de geleidelijke aanstelling van het personeel van het permanent secretariaat, zodat dit volledig operationeel en autonoom kan worden. De begroting bedraagt in totaal 3 miljoen EUR, waarvan 2,4 miljoen EUR (80 %) van de EU 1 en 0,6 miljoen EUR van de Zuidoost-Europese partijen.

De begroting moet zowel de resterende oprichtingskosten als de werkingskosten van het permanent secretariaat dekken. Volgens bijlage I bij de zetelovereenkomst tussen de Vervoersgemeenschap en Servië verstrekt Servië, als gastland, kosteloos de kantoren van het permanent secretariaat en een deel van de uitrusting en diensten die verband houden met die kantoren (meubilair, beveiliging, elektriciteit, water en schoonmaak).

3. STANDPUNT DAT NAMENS DE UNIE MOET WORDEN INGENOMEN

De vaststelling van dit besluit door het regionale stuurcomité is noodzakelijk voor de uitvoering van het verdrag en voor de werking van het permanent secretariaat. Omdat de Unie partij is bij het verdrag, moet zij een standpunt innemen over de begroting van de organisatie.

4. RECHTSGRONDSLAG

4.1Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1 Beginselen

In artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is bepaald dat de Raad besluiten vaststelt tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen ook instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 2 .

4.1.2 Toepassing op het onderhavige geval

Het regionale stuurcomité is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap.

De handeling die door het regionale stuurcomité moet worden vastgesteld, is een handeling met rechtsgevolgen. Het regionale stuurcomité is volgens artikel 35 van het verdrag bevoegd om de begroting van de Vervoersgemeenschap vast te stellen. Vanwege hun aard, en als onderdeel van het op het regionale stuurcomité toepasselijke internationaal recht, bevat die handeling elementen die gevolgen hebben voor de rechtspositie van de partijen bij het verdrag en dus ook van de Unie. Bijgevolg moet worden aangenomen dat die handeling rechtsgevolgen heeft.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het verdrag.

Daarom is de procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2Materiële rechtsgrondslag

4.2.1Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Als de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

4.2.2Toepassing op het onderhavige geval

De beoogde handeling is noodzakelijk voor de correcte werking van de Vervoersgemeenschap. Het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap beoogt doelstellingen en omvat componenten op het gebied van wegvervoer, spoorvervoer en vervoer over de binnenwateren, vervoerswijzen die onder artikel 91, VWEU vallen, en op het gebied van zeevervoer, een vervoerswijze die onder artikel 100, lid 2, VWEU valt. Door zijn horizontale karakter heeft de beoogde handeling gevolgen voor al die elementen.

Daarom heeft het voorgestelde besluit de volgende bepalingen als materiële rechtsgrondslag: artikel 91 en artikel 100, lid 2, VWEU.

4.3Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 91 en artikel 100, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. BEKENDMAKING VAN DE BEOOGDE HANDELING

Overeenkomstig artikel 25, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap worden de besluiten van het regionale stuurcomité bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.