Toelichting bij COM(2022)428 - Standpunt EU in de Gemengde Commissie EU-CTC mbt het wijzigen van de Overeenkomst voor een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het namens de Unie in te nemen standpunt in de Gemengde Commissie EU-CTC (“de Gemengde Commissie”) die is ingesteld bij de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer van 20 mei 1987 1  (“de overeenkomst”) met betrekking tot de voorgenomen vaststelling van een besluit tot wijziging van een aantal bijlagen bij aanhangsel III van die overeenkomst.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer

De overeenkomst heeft tot doel het goederenverkeer tussen de Europese Unie en de andere landen die partij zijn bij de overeenkomst, te vergemakkelijken. Zij is gesloten op 20 mei 1987 tussen de toenmalige Europese Gemeenschap en de EVA-landen en op 1 januari 1988 in werking getreden.

De overeenkomst stelt maatregelen vast ter vereenvoudiging van het goederenverkeer tussen de Europese Unie, de Republiek IJsland, de Republiek Noord-Macedonië, het Koninkrijk Noorwegen, de Zwitserse Bondsstaat, de Republiek Turkije, de Republiek Servië en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

De Europese Unie is partij bij de overeenkomst.

De landen die partij zijn bij de overeenkomst maar geen lid zijn van de Unie, worden in de overeenkomst “landen die deelnemen aan het gemeenschappelijk douanevervoer” (“CTC-landen”) genoemd.

2.2.DE GEMENGDE COMMISSIE EU-CTC

De Gemengde Commissie EU-CTC is belast met het beheer van de overeenkomst en ziet toe op de correcte uitvoering ervan. Zij stelt bij besluit wijzigingen in de aanhangsels van de overeenkomst vast.

De besluiten van de Gemengde Commissie worden aangenomen in onderlinge overeenstemming tussen de overeenkomstsluitende partijen.

2.3.Het beoogde besluit van de Gemengde Commissie EU-CTC

De Gemengde Commissie EU-CTC zal op een volgende zitting of via een schriftelijke procedure ontwerpbesluit nr. 3/2022 van de Gemengde Commissie EU-CTC voor het gemeenschappelijk douanevervoer vaststellen.

Het ontwerpbesluit strekt ertoe de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer aan te passen naar aanleiding van de toetreding van Oekraïne. Er worden nieuwe taalkundige verwijzingen naar dit land opgenomen en de naam Oekraïne wordt toegevoegd aan de lijst van landen die in de respectieve akten van borgtocht zijn vermeld. Dit is nodig om de regeling gemeenschappelijk douanevervoer tussen de overeenkomstsluitende partijen te kunnen toepassen.

Het besluit van de Gemengde Commissie tot wijziging van de overeenkomst zal voor de overeenkomstsluitende partijen bindend zijn overeenkomstig artikel 2, lid 1, van dat besluit, waarin is bepaald dat het in werking treedt op de dag waarop Oekraïne partij wordt bij de overeenkomst.

Overeenkomstig artikel 15, lid 3, van de overeenkomst laten de overeenkomstsluitende partijen dit soort besluiten van kracht worden conform hun eigen wetgeving.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Het voorgestelde standpunt heeft betrekking op de wijziging van enkele bijlagen bij aanhangsel III van de overeenkomst, die ertoe strekt de akten van borgtocht aan te passen en bepaalde technische termen in de Oekraïense taal op te nemen naar aanleiding van de toetreding van Oekraïne tot de overeenkomst. Deze wijzigingen zijn technisch van aard.

Het is de bedoeling dat de Gemengde Commissie EU-CTC alle technische wijzigingen in de overeenkomst goedkeurt zodat de gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer kan worden toegepast tussen Oekraïne en andere overeenkomstsluitende partijen.

Door de vereenvoudiging van de douanevervoerformaliteiten en de facilitering van het goederenverkeer zou dit aanzienlijke en tastbare voordelen moeten opleveren voor het bedrijfsleven en de douanediensten, hetgeen spoort met de steun van de Commissie aan Oekraïne.

Het voorgestelde besluit is in overeenstemming met het beleid van de Europese Unie op het gebied van handel en vervoer.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

In artikel 15, lid 3, punt a), van de overeenkomst is bepaald dat de Gemengde Commissie EU-CTC bij besluit wijzigingen in de aanhangsels van de overeenkomst vaststelt.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

De Gemengde Commissie is een lichaam dat is opgericht krachtens artikel 14 van de overeenkomst.

Het door de Gemengde Commissie vast te stellen besluit is een handeling met rechtsgevolgen. Dat besluit zal overeenkomstig artikel 20 van de overeenkomst uit hoofde van het volkenrecht bindend zijn.

Het besluit strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207 VWEU.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op het gemeenschappelijk handelsbeleid.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207 VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207 VWEU in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.