Toelichting bij COM(2023)406 - Voorstel voor een Gewijzigde begroting nr. 3 bij de begroting 2023 Actualisering van de ontvangsten (eigen middelen) en andere technische aanpassingen met betrekking tot de opzet en de financiering voor 2023 van het nieuwe instrument ter versterking van de defensie-industrie en van de Europese chipverordening - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2023)406 - Voorstel voor een Gewijzigde begroting nr. 3 bij de begroting 2023 Actualisering van de ontvangsten (eigen middelen) en ... |
---|---|
bron | COM(2023)406 ![]() ![]() |
datum | 03-07-2023 |
Het belangrijkste doel van dit ontwerp van gewijzigde begroting (“OGB”) nr. 3 voor het jaar 2023 is om de ontvangstenzijde van de begroting aan te passen aan de meest recente ontwikkelingen ten aanzien van:
–de geactualiseerde ramingen van de eigen middelen voor de begroting 2023, waarover op 25 mei 2023 overeenstemming is bereikt door het Raadgevend Comité voor de eigen middelen (“RCEM”). Deze actualisering wordt doorgaans kort na de RCEM-vergadering over de ramingen gepresenteerd, in overeenstemming met de verwachting van de lidstaten dat de actualiseringen van het RCEM zo spoedig mogelijk in de begroting worden opgenomen;
–actualisering van andere inkomsten, zoals de bijdrage van het Verenigd Koninkrijk, geldboeten en andere.
Daarnaast bevat OGB 3/2023 de volgende specifieke elementen met betrekking tot uitgaven:
–aanpassingen met betrekking tot de opzet en de financiering voor 2023 van het nieuwe instrument ter versterking van de defensie-industrie, ingesteld bij de wet ter ondersteuning van de productie van munitie (ASAP);
–aanpassingen met betrekking tot de financiering van de Europese chipverordening 6 voor 2023 naar aanleiding van het politieke akkoord dat het Europees Parlement en de Raad op 18 april 2023 hebben bereikt;
–annulering van kredieten van de reserve voor partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij (PODV) vanwege vertragingen in de onderhandelingen met drie derde landen (namelijk Marokko, Liberia en de Salomonseilanden);
–verhoging van de begroting van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS) ter dekking van de extra kosten in verband met de huur die aan het Europees Parlement moet worden betaald.
In totaal komt het netto-effect van OGB 3/2023 op de uitgaven neer op een verhoging van de vastleggingskredieten met 54,8 miljoen EUR en een daling van de betalingskredieten met 190,9 miljoen EUR.
Inhoudsopgave
- 2. Actualisering van de ontvangsten
- 2.1 Algemene gevolgen van OGB 3/2023 voor de verdeling van de totale eigenmiddelenafdrachten tussen de lidstaten
- Uitsplitsing van de totale eigenmiddelenafdrachten per lidstaat (in miljoen EUR)
- 2.2 Herziening van de ramingen van de TEM en de btw-, KVA- en bni-grondslagen
- Herziene ramingen van TEM, btw-, KVA- en bni-grondslagen voor 2023
- 2.3 Bijdrage van het Verenigd Koninkrijk
- Geactualiseerde bijdrage van het Verenigd Koninkrijk in 2023 (in EUR)
- 2.4 Geldboeten en dwangsommen
- 2.5 Gevolgen voor de bijdrage aan de eigen middelen op basis van het bni van 2023
- Begrotingsjaar 2023 (in EUR)
- 3. Actualisering van de uitgaven
- 3.1 Instrument ter versterking van de defensie-industrie, ingesteld bij de wet ter ondersteuning van de productie van munitie (ASAP)
- 3.2 Financiering van de Europese chipverordening voor 2023
- 3.3 Partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij (PODV's) reserve
- 3.4 Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS)
- 5. Samenvatting per MFK-rubriek
2.1 Algemene gevolgen van OGB 3/2023 voor de verdeling van de totale eigenmiddelenafdrachten tussen de lidstaten
Over de herziene ramingen voor 2023 is op 25 mei 2023 tijdens de 188e RCEM-vergadering overeenstemming bereikt. De aanpassingen aan de ontvangstenzijde van de begroting zijn vereist om de ramingen van de traditionele eigen middelen (“TEM”) en de eigen middelen op basis van de belasting over de toegevoegde waarde (“btw”), het niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval (“KVA”) en het bruto nationaal inkomen (“bni”) te actualiseren, rekening houdende met de economische voorjaarsprognoses (zie punt 2.2).
Bovendien wordt het bedrag aan andere inkomsten geactualiseerd om rekening te houden met de herziene bijdrage van het Verenigd Koninkrijk en de definitief geïnde geldboeten en dwangsommen tot juni 2023 (zie respectievelijk de punten 2.3 en 2.4).
Het totale effect van de aanpassingen van de ontvangsten in dit OGB is weergegeven in de onderstaande overzichtstabel. Deze tabel geeft ook een uitsplitsing van de totale eigenmiddelenafdrachten tussen de lidstaten: respectievelijk in de oorspronkelijk begroting 2023, in het OGB 2/2023 7 en tot slot in dit OGB 3/2023.
Begroting 2023 | OGB 2/2023 | OGB 3/2023 | |
1. | 2. | 3. | |
BE | 6 894,7 | 6 807,6 | 6 808,1 |
BG | 858,5 | 846,2 | 944,6 |
CZ | 2 789,8 | 2 746,8 | 2 864,0 |
DK | 3 251,7 | 3 193,3 | 3 172,5 |
DE | 36 585,2 | 35 946,9 | 34 945,9 |
EE | 371,8 | 366,5 | 393,2 |
IE | 3 625,3 | 3 568,1 | 3 690,0 |
EL | 2 034,3 | 2 002,0 | 2 122,8 |
ES | 13 901,1 | 13 687,4 | 13 991,3 |
FR | 27 185,1 | 26 753,6 | 26 567,0 |
HR | 615,9 | 606,1 | 670,8 |
IT | 19 932,2 | 19 624,8 | 19 515,2 |
CY | 250,2 | 246,3 | 259,5 |
LV | 399,0 | 393,2 | 420,6 |
LT | 666,0 | 656,5 | 746,0 |
LU | 552,6 | 543,3 | 470,2 |
HU | 1 850,4 | 1 824,6 | 1 932,7 |
MT | 159,0 | 156,6 | 166,4 |
NL | 9 312,6 | 9 163,5 | 9 721,1 |
AT | 3 629,6 | 3 559,3 | 3 617,8 |
PL | 7 624,3 | 7 520,6 | 7 552,2 |
PT | 2 425,4 | 2 388,5 | 2 480,9 |
RO | 2 759,6 | 2 715,2 | 2 928,1 |
SI | 662,8 | 653,6 | 768,2 |
SK | 1 123,8 | 1 106,0 | 1 087,0 |
FI | 2 526,6 | 2 483,3 | 2 428,1 |
SE | 4 585,2 | 4 493,9 | 4 031,4 |
EU | 156 572,7 | 154 053,7 | 154 295,4 |
Overeenkomstig artikel 44, lid 1, punt b), van het Financieel Reglement 8 stelt de Commissie voor om de financiering van de begroting te herzien op basis van bijgewerkte economische prognoses. Volgens vaste praktijk worden de herziene ontvangstenramingen met de lidstaten overeengekomen via de RCEM-ramingsprocedure.
De herziening heeft betrekking op de raming van de TEM die in 2023 moeten worden afgedragen aan de begroting, alsmede op de geraamde btw-, KVA- en bni-grondslagen voor 2023. Over de raming in de begroting 2023 is overeenstemming bereikt tijdens de 185e vergadering van het RCEM op 23 mei 2022. In de herziening in het huidige OGB 3/2023 wordt uitgegaan van de ramingen die op de 188e RCEM-vergadering op 25 mei 2023 zijn goedgekeurd. Het gebruik van een bijgewerkte raming van de eigen middelen verhoogt de nauwkeurigheid van de ontvangstenprognoses en bijgevolg van de afdrachten aan de EU-begroting die tijdens het begrotingsjaar aan de lidstaten worden gevraagd.
De prognoses voor de ontvangsten van de Commissie zijn gebaseerd op de economische voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie 9 , die iets betere vooruitzichten voor de economie bieden tegen een achtergrond van aanhoudende uitdagingen. De economie van de EU zal dit jaar en volgend jaar naar verwachting gematigd groeien. Ondanks een uitdagende mondiale context heeft de Europese economie een recessie voorkomen en blijft zij veerkrachtig. Dit resultaat is grotendeels toe te schrijven aan het beleid van de EU en haar lidstaten. De diversificatie van energiebronnen en infrastructuurinvesteringen om knelpunten in de gasvoorziening aan te pakken en hernieuwbare energie te stimuleren, die ook worden ondersteund door de herstel- en veerkrachtfaciliteit, hebben vruchten afgeworpen. De lagere energieprijzen, de vermindering van de aanbodbeperkingen en een sterke arbeidsmarkt hebben de gematigde groei in het eerste kwartaal van 2023 ondersteund. Deze beter dan verwachte start van het jaar verhoogt de groeivooruitzichten voor de EU-economie tot 1,0 % in 2023 (tegen 0,8 % in de winterprognose 2023). De opwaartse herzieningen voor de eurozone zijn van vergelijkbare grootte: de bbp-groei wordt nu geraamd op 1,1 % in 2023. Als gevolg van de aanhoudende opwaartse druk op de consumptieprijzen is de algemene inflatie in de eurozone ook naar boven bijgesteld ten opzichte van de winterprognose, tot 5,8 % in 2023. De beduidend lagere energieprijzen werken door in de economie en beperken de productiekosten van bedrijven. Ook consumenten zien hun energierekening dalen, al zal de particuliere consumptie waarschijnlijk zwak blijven omdat de stijging van de lonen achterblijft bij de inflatie. Hoewel de vooruitzichten in het centrale scenario van de voorjaarsprognose van de Commissie sinds afgelopen winter niet veel veranderd zijn, zijn de neerwaartse risico’s voor de economische vooruitzichten toegenomen. De aanhoudende kerninflatie is een belangrijk risico gebleken. De risico’s in verband met de externe omgeving van de EU blijven hoog, met nieuwe onzekerheden als gevolg van de onrust in de banksector of in verband met bredere geopolitieke spanningen. Ten slotte blijft er aanhoudende onzekerheid als gevolg van de voortdurende aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne.
Het economische scenario dat aan de begroting 2023 ten grondslag ligt, wordt grotendeels bevestigd door de meest recente ramingen.
·De totale in 2023 te innen douanerechten, exclusief 25 % inningskosten, worden geraamd op 23 730,1 miljoen EUR, wat neerkomt op een daling met 9,9 % ten opzichte van de raming van 21 590,36 miljoen EUR in de begroting 2023. De Commissie heeft de resultaten van de traditionele RCEM-ramingsmethode (gebaseerd op de verwachte groeipercentages van de invoer uit landen buiten de EU) vergeleken met de uitkomsten van de extrapolatiemethode (gebaseerd op de meest recente feitelijke gegevens voor de geïnde douanerechten, d.w.z. de periode van januari tot april 2023). Net als in de afgelopen jaren hanteert de Commissie een conservatieve aanpak om een goed financieel beheer van de EU-begroting te waarborgen in een context van economische en financiële onzekerheden, zoals uiteengezet in de economische voorjaarsprognose. Daarom wordt voorgesteld gebruik te maken van het resultaat van de traditionele prognosemethode voor de herziening van de TEM-raming 2023, die lager is dan het resultaat van de extrapolatiemethode, maar nog steeds leidt tot hogere ontvangsten van 2,1 miljard EUR in vergelijking met OGB 2/2023.
·De totale niet-afgetopte btw-grondslag voor de EU in 2023 wordt thans geraamd op 7 522 260,0 miljoen EUR, wat neerkomt op 8,6 % meer dan de in mei 2022 geraamde 6 925 198,0 miljoen EUR. De totale afgetopte btw-grondslag 10 voor de EU in 2023 wordt geraamd op 7 486 175,5 miljoen EUR, wat neerkomt op 8,4 % meer dan de in mei 2022 geraamde 6 906 555,6 miljoen EUR. In de geactualiseerde raming wordt rekening gehouden met de vereenvoudigde definitie van de btw-grondslag in het EMB 11 .
·De raming van niet-gerecycled KVA in de EU bedraagt 9 891 423,2 ton in 2023, wat een stijging met 11,6 % is ten opzichte van de in mei 2022 geraamde 8 859 902,5 ton. De overeenkomstige bijdragen van de lidstaten op basis van het KVA zijn opgenomen in tabel 3 van de bijbehorende begrotingsbijlage.
·De totale bni-grondslag voor de EU in 2023 wordt geraamd op 16 883 807,9 miljoen EUR, wat neerkomt op een stijging met 3,6 % in vergelijking met de in mei 2022 geraamde 16 299 159,8 miljoen EUR.
Om de in nationale valuta luidende ramingen van btw- en bni-grondslagen om te rekenen naar euro (voor de zeven lidstaten die geen lid zijn van de eurozone), is de wisselkoers van 30 december 2022 gebruikt. Dit voorkomt vertekeningen doordat deze koersen worden gebruikt wanneer de in de begroting opgenomen eigen middelen van euro worden omgerekend naar nationale valuta bij de afroeping van de bedragen (overeenkomstig artikel 10 bis, lid 1, van Verordening (EG, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad) 12 .
De herziene ramingen van TEM, niet-afgetopte btw-grondslagen, KVA-grondslagen en bni-grondslagen voor 2023, zoals vastgesteld op de 188e RCEM-vergadering, zijn in onderstaande tabel opgenomen:
Douane (75 %) | Niet-afgetopte btw-grondslagen | KVA-grondslagen | Bni-grondslagen | Afgetopte btw-grondslagen 13 | |
miljoen EUR | ton | miljoen EUR | |||
BE | 2 164,1 | 234 226,9 | 211 801,8 | 582 813,2 | 234 226,9 |
BG | 170,3 | 45 587,5 | 76 347,6 | 92 469,7 | 45 587,5 |
CZ | 449,7 | 127 090,5 | 152 087,5 | 300 318,9 | 127 090,5 |
DK | 444,6 | 159 467,0 | 177 087,3 | 389 766,4 | 159 467,0 |
DE | 4 796,1 | 1 768 749,9 | 1 779 081,4 | 4 242 782,1 | 1 768 749,9 |
EE | 65,8 | 18 840,9 | 30 978,0 | 38 647,3 | 18 840,9 |
IE | 521,8 | 123 760,2 | 236 120,6 | 402 989,5 | 123 760,2 |
EL | 338,7 | 91 466,2 | 129 529,9 | 222 359,9 | 91 466,2 |
ES | 2 101,5 | 682 563,3 | 1 035 520,7 | 1 414 706,7 | 682 563,3 |
FR | 2 191,9 | 1 384 191,9 | 1 955 262,6 | 2 883 038,3 | 1 384 191,9 |
HR | 60,5 | 43 375,6 | 46 773,8 | 73 494,0 | 36 747,0 |
IT | 2 645,6 | 906 266,0 | 1 299 206,4 | 2 054 378,6 | 906 266,0 |
CY | 40,6 | 19 319,9 | 10 508,3 | 26 781,6 | 13 390,8 |
LV | 66,7 | 20 026,9 | 29 282,8 | 42 711,2 | 20 026,9 |
LT | 159,0 | 32 237,5 | 40 921,3 | 72 087,2 | 32 237,5 |
LU | 15,9 | 41 204,9 | 15 441,9 | 55 437,8 | 27 718,9 |
HU | 248,9 | 82 359,1 | 346 302,1 | 183 824,4 | 82 359,1 |
MT | 22,3 | 9 745,1 | 14 479,8 | 16 806,3 | 8 403,2 |
NL | 3 723,3 | 469 784,1 | 291 519,0 | 999 460,3 | 469 784,1 |
AT | 288,2 | 226 119,4 | 213 901,9 | 479 248,1 | 226 119,4 |
PL | 1 417,8 | 359 995,6 | 811 444,9 | 702 760,4 | 351 380,2 |
PT | 266,1 | 125 040,9 | 282 309,5 | 254 201,2 | 125 040,9 |
RO | 324,8 | 114 973,4 | 346 971,1 | 315 334,2 | 114 973,4 |
SI | 244,3 | 31 842,2 | 29 817,2 | 63 517,5 | 31 758,8 |
SK | 126,6 | 53 809,2 | 56 745,4 | 119 060,6 | 53 809,2 |
FI | 212,0 | 108 626,1 | 111 172,9 | 278 328,0 | 108 626,1 |
SE | 623,0 | 241 589,8 | 160 807,5 | 576 484,5 | 241 589,8 |
EU | 23 730,1 | 7 522 260,0 | 9 891 423,2 | 16 883 807,9 | 7 486 175,5 |
De bijdrage van het Verenigd Koninkrijk is verschuldigd overeenkomstig artikel 148 van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie (“het terugtrekkingsakkoord”) 14 en dekt met name het aandeel van het Verenigd Koninkrijk in de nog betaalbaar te stellen vastleggingen van vóór 2021 die in 2023 moeten worden betaald, alsmede het aandeel van het Verenigd Koninkrijk in de verplichtingen van de Unie (zoals pensioenen) en de voorwaardelijke financiële verplichtingen. De totale bijdrage van het Verenigd Koninkrijk omvat ook de bedragen die het Verenigd Koninkrijk verschuldigd is in verband met de correcties en aanpassingen van de eigen middelen voor de begrotingsjaren tot en met 2021.
De bijdrage van het Verenigd Koninkrijk is gebaseerd op het aandeel van het Verenigd Koninkrijk 15 dat wordt berekend als de verhouding tussen de door het Verenigd Koninkrijk in de jaren 2014 tot en met 2020 beschikbaar gestelde eigen middelen en de eigen middelen die in die periode door alle lidstaten inclusief het Verenigd Koninkrijk beschikbaar zijn gesteld. Het aandeel van het Verenigd Koninkrijk zal in 2022 worden aangepast overeenkomstig artikel 139 van het terugtrekkingsakkoord. Het definitieve aandeel van het Verenigd Koninkrijk is vastgesteld op 12,431681219587700 %.
De onderstaande tabel geeft de elementen van de bijdrage van het Verenigd Koninkrijk die reeds in de berekening voor april zijn opgenomen, alsmede de geraamde elementen die in de berekening voor september moeten worden opgenomen voor zover die in dit stadium bekend zijn. Het herziene bedrag van de bijdrage van het Verenigd Koninkrijk in OGB 3/2023 wordt berekend met inachtneming van de betalingsvoorwaarden van artikel 148 van het terugtrekkingsakkoord.
Daarom wordt voorgesteld de raming die in de begroting 2023 is verwerkt, dienovereenkomstig te actualiseren.
Verwijzing naar artikel van het terugtrekkingsakkoord | 2023 | |
Totale bijdrage van het Verenigd Koninkrijk in 2023, waarvan: | 9 062 246 065 | |
1. RAL vóór 2021 (met inbegrip van financiële nettocorrecties en teruggevorderde bedragen) – betaling verschuldigd in 2023 | Art. 140 | 8 563 340 885 |
2. Verplichtingen van de Unie/pensioenen* | Art.142 | 288 251 050 |
3. Correcties en aanpassingen van de eigen middelen, waarvan: | 699 026 182 | |
3.1 Overschotten/tekorten van 2020 | Art.136, lid 3, punt a) | nvt |
3.2 Bijstellingen van de Britse correctie (2018-2019) | Art.136 | 11 333 962 |
3.3. btw & bni | Art.136 | 1 037 501 234 |
3.4. TEM** | Art.136, Art. 140, lid 4 | -349 809 013 |
4. Geldboeten | Art.141 | -98 560 248 |
5. Voorwaardelijke verplichtingen, waarvan: : | -347 873 388 | |
5.1 ELM, EFSI, EFDO, leningen (garantiefondsen) | Art.143 | -312 568 840 |
5.2 Financiële instrumenten | Art.144 | -53 678 624 |
5.3 Rechtszaken (incl. geldboeten) | Art.147 | 18 374 076 |
6. Netto activa van de EGKS | Art.145 | -36 874 795 |
7. EIF-investeringen | Art.146 | -6 648 463 |
8. Toegang tot netwerken/systemen/databases*** | Art.34, lid 2, Art. 50 en 53, Art. 62, lid 2, Art. 63, lid 1, punt e), Art. 63, lid 2, Art.99, lid 3, Art. 100, lid 2 | 1 584 841 |
* - het bedrag van 259 miljoen EUR zal in de EU-begroting worden opgenomen als bestemmingsontvangsten ** - dit bedrag omvat het in artikel 139 van het terugtrekkingsakkoord bedoelde aandeel dat door het VK is ontvangen voor zijn betalingen naar aanleiding van het arrest van het Hof in zaak C-213/19 (de zogenaamde onderwaarderingszaak) *** - in de EU-begroting op te nemen als bestemmingsontvangsten |
In het licht van de boeten en dwangsommen die van 1 januari tot en met 31 mei 2023 zijn geïnd, wordt voorgesteld de volgende bedragen in de begroting 2023 op te nemen:
a)37,5 miljoen EUR aan mededingingsboeten;
b)148,4 miljoen EUR aan de lidstaten opgelegde dwangsommen en forfaitaire bedragen geboekt wegens niet-nakoming van arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie waarin wordt vastgesteld dat zij een krachtens de Verdragen op hen rustende verplichting niet zijn nagekomen;
c)0,6 miljoen EUR aan rente op boeten en dwangsommen;
d)504,0 miljoen EUR aan overige geldboeten en dwangsommen zonder specifieke bestemming, hoofdzakelijk vanwege bijdragen voor buitenmatige emissies.
Overeenkomstig artikel 141 van het terugtrekkingsakkoord heeft het Verenigd Koninkrijk het recht om zijn aandeel in een bedrag van 43 miljoen EUR te ontvangen, zoals dat in de bovenstaande lijst onder posten a, c en d is opgenomen.
Daarom wordt voorgesteld de oorspronkelijke ramingen in de begroting 2023 van 101 miljoen EUR met 589,5 miljoen EUR te verhogen tot 690,5 miljoen EUR.
In de onderstaande tabel zijn de cijfers voor de desbetreffende ontvangsten vermeld.
EUR | ||||
Begrotings-onderdeel | Naam | Begroting 2023 | OGB 3/2023 | Nieuw bedrag |
4 2 0 | Geldboeten in verband met de toepassing van de mededingingsregels | 100 000 000 | -62 524 059 | 37 475 941 |
4 2 1 | Aan de lidstaten opgelegde dwangsommen en forfaitaire sommen | p.m. | 148 411 968 | 148 411 968 |
4 2 4 | Rente op boeten en dwangsommen | 1 000 000 | -423 740 | 576 260 |
4 2 9 | Overige boeten en dwangsommen zonder specifieke bestemming | p.m. | 503 991 500 | 503 991 500 |
Totaal | 101 000 000 | 589 455 669 | 690 455 669 |
Rekening houdende met het herziene ramingen voor TEM, voor de vereenvoudigde btw-grondslag en voor de eigen middelen op basis van niet-gerecycled KVA is het bedrag van de eigen middelen met uitzondering van de bni-bijdrage met 4 703 876 260 EUR verhoogd. Samen met de daling van de overige ontvangsten met 432 605 402 EUR daalt de bni-bijdrage hierdoor met 4 462 154 001 EUR ten opzichte van OGB 2/2023.
In overeenstemming met het in artikel 310, lid 1, VWEU vastgelegde evenwichtsbeginsel dat op de begroting van de Europese Unie van toepassing is, moet het uniforme percentage dat wordt toegepast op de som van het bni van alle lidstaten worden herberekend, rekening houdende met alle andere ontvangsten.
Het herberekende uniforme percentage voor de eigen middelen op basis van het bni is als volgt vastgesteld:
Uniform percentage dat moet worden toegepast op 1 % van het bni = (totale uitgaven – overige ontvangsten – totaal nettobedrag TEM – eigen middelen btw – bijdragen eigen middelen op basis van niet-gerecycled KVA) / 1 % van het bni
Uniform percentage:
= (168 457 786 822 – 14 162 379 985 – 23 730 100 000 – 22 458 526 500 – 7 201 885 360) / 168 838 079 000
= 0,597642993657847
De herziene bijdragen van eigen middelen op basis van het bni, met inachtneming van het nieuwe uniforme percentage, zijn in de onderstaande tabel te vinden:
Lidstaat | 1 % van de voor OGB 2/2023 gebruikte bni-grondslag | Uniform percentage van eigen middelen op basis van bni (in %) overeenkomstig OGB 2/2023 | 1 % van bni-grondslag (overeengekomen RCEM-raming) | Uniform percentage van eigen middelen op basis van btw (in %) OGB 3/2023 | Verschil in bni |
1. | 2. | 3. | 4. | (5) = (3 x 4) - (1 x 2) | |
BE | 5 630 560 000 | 0,6464569 | 5 828 132 000 | 0,5976430 | - 156 772 308 |
BG | 795 786 000 | 924 697 000 | 38 197 304 | ||
CZ | 2 781 434 000 | 3 003 189 000 | - 3 242 436 | ||
DK | 3 774 175 000 | 3 897 664 000 | - 110 430 024 | ||
DE | 41 301 252 000 | 42 427 821 000 | -1 342 790 844 | ||
EE | 342 901 000 | 386 473 000 | 9 302 151 | ||
IE | 3 703 703 000 | 4 029 895 000 | 14 154 020 | ||
EL | 2 093 970 000 | 2 223 599 000 | - 24 743 067 | ||
ES | 13 828 586 000 | 14 147 067 000 | - 484 689 857 | ||
FR | 27 919 613 000 | 28 830 383 000 | - 818 551 060 | ||
HR | 635 913 000 | 734 940 000 | 28 141 373 | ||
IT | 19 889 147 000 | 20 543 786 000 | - 579 627 256 | ||
CY | 252 190 000 | 267 816 000 | - 2 971 619 | ||
LV | 376 700 000 | 427 112 000 | 11 740 166 | ||
LT | 615 572 000 | 720 872 000 | 32 883 311 | ||
LU | 604 113 000 | 554 378 000 | - 59 212 911 | ||
HU | 1 670 483 000 | 1 838 244 000 | 18 718 326 | ||
MT | 155 608 000 | 168 063 000 | - 152 197 | ||
NL | 9 648 131 000 | 9 994 603 000 | - 263 896 744 | ||
AT | 4 549 330 000 | 4 792 481 000 | - 76 753 239 | ||
PL | 6 708 365 000 | 7 027 604 000 | - 136 670 788 | ||
PT | 2 384 950 000 | 2 542 012 000 | - 22 551 807 | ||
RO | 2 869 778 000 | 3 153 342 000 | 29 384 861 | ||
SI | 592 192 000 | 635 175 000 | - 3 218 738 | ||
SK | 1 153 958 000 | 1 190 606 000 | - 34 426 819 | ||
FI | 2 801 598 000 | 2 783 280 000 | - 147 704 667 | ||
SE | 5 911 590 000 | 5 764 845 000 | - 376 269 132 | ||
Totaal | 162 991 598 000 | 168 838 079 000 | -4 462 154 001 |
3.1 Instrument ter versterking van de defensie-industrie, ingesteld bij de wet ter ondersteuning van de productie van munitie (ASAP)
De Russische oorlog tegen Oekraïne vergroot het belang van defensie, zoals blijkt uit het voorstel van de Commissie om de wet ter ondersteuning van de munitieproductie (ASAP) uit te vaardigen 16 . Bij de ASAP wordt een nieuw instrument opgericht ter ondersteuning van de opschaling van de productiecapaciteit van de Europese defensie-industrie en veilige toeleveringsketens, met als doel de tijdige beschikbaarheid en de levering van relevante defensieproducten in de Unie mogelijk te maken door middel van specifieke en gerichte maatregelen, om de aanpassing van de industrie aan structurele veranderingen te versnellen. De ASAP heeft naar verwachting financiële gevolgen van 2023 tot en met 2024 voor vastleggingskredieten en van 2023 tot en met 2028 voor betalingskredieten.
De Commissie stelt daarom voor de nodige aanvullende aanpassingen aan te brengen in de begrotingsnomenclatuur, de begrotingstoelichting en het niveau van de kredieten in dit OGB voor het jaar 2023.
Dit omvat de invoering van twee nieuwe begrotingsonderdelen, aanvankelijk met een vermelding “p.m.”, waarvoor de desbetreffende begrotingstoelichting in de begrotingsbijlage is opgenomen.
EUR | |||
Begrotings-onderdeel | Naam | Vastleggings-kredieten | Betalings-kredieten |
Afdeling III – Commissie | |||
13 01 05 | Ondersteunende uitgaven voor het instrument voor de versterking van de defensie-industrie | p.m. | p.m. |
13 07 01 | Instrument voor de versterking van de defensie-industrie | p.m. | p.m. |
Totaal | p.m. | p.m. |
Vanwege het ontbreken van niet-toegewezen marges in rubriek 5 (Veiligheid en defensie) wordt voorgesteld de financiering voor 2023 van het nieuwe ASAP-defensie-initiatief volledig te financieren middels herschikkingen van bedragen die oorspronkelijk bestemd waren voor het instrument voor de versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen (EDIRPA), overeenkomstig het financieel memorandum (LFS) bij ASAP. Voorgesteld wordt de overeenkomstige bedragen in de reserve op te nemen (titel “voorzieningen”) totdat de basishandeling door de medewetgevers is vastgesteld. Indien de medewetgevers anders beslissen, zal de Commissie de nodige wijzigingen voorstellen. Wegens de vastgestelde vertraging in het EDIRPA-wetgevingsproces ten opzichte van de oorspronkelijke verwachtingen, wordt bovendien voorgesteld het overeenkomstige bedrag aan betalingskredieten van 71 miljoen EUR terug te storten.
EUR | |||
Begrotings-onderdeel | Naam | Vastleggings-kredieten | Betalings-kredieten |
Afdeling III – Commissie | |||
30 02 02 | Gesplitste kredieten (Reserve voor begrotingsartikel 13 06 01) | - 1 000 000 | - 1 000 000 |
30 02 01 | Niet-gesplitste kredieten (Reserve voor begrotingsartikel 13 01 05) | + 1 000 000 | + 1 000 000 |
30 02 02 | Gesplitste kredieten (Reserve voor begrotingsartikel 13 06 01) | - 156 027 699 | - 71 000 000 |
30 02 02 | Gesplitste kredieten (Reserve voor begrotingsartikel 13 07 01) | + 156 027 699 | 0 |
Totaal | 0 | - 71 000 000 |
De Commissie stelt voor in OGB 3/2023 de nodige aanpassingen op te nemen met betrekking tot de financiering van de Europese chipverordening voor 2023, waarover de medewetgevers op 18 april 2023 een politiek akkoord hebben bereikt.
De totale bijdrage van Horizon Europa aan de Europese chipverordening tot 2027 bedraagt 1 725 miljoen EUR, waarvan 1 425 miljoen EUR zal worden uitgevoerd door de Gemeenschappelijke Onderneming voor chips en 300 miljoen EUR door de Europese Innovatieraad (EIC). Voor het jaar 2023 wijkt de overeengekomen financieringsoplossing voor de chipverordening op de volgende punten af van de elementen in de begroting 2023: i) een verhoging van de vastleggingskredieten van de zesde doelstelling van het programma Digitaal Europa voor halfgeleiders met 100 miljoen EUR, afkomstig van de niet-toegewezen marge onder het uitgavenplafond van rubriek 1 (eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid), en ii) de terugstorting naar cluster 4 “Digitaal, industrie en ruimtevaart” van Horizon Europa van een bedrag van 80 miljoen EUR aan vastleggingskredieten, waarvoor in eerste instantie was voorgesteld om het van Horizon Europa naar het programma Digitaal Europa te herschikken.
Daarnaast stelt de Commissie een evenwichtigere bijdrage aan de Europese chipverordening onder de clusters van Horizon Europa voor. In vergelijking met het oorspronkelijke voorstel van de Commissie wordt voorgesteld het budget voor 2023 van de Gemeenschappelijke Onderneming voor chips in kleine mate te verschuiven naar 2026-2027. Daarom wordt voorgesteld in dit OGB een bedrag van 15,2 miljoen EUR terug te storten van de Gemeenschappelijke Onderneming voor chips naar cluster 3 “Civiele veiligheid voor de samenleving” van Horizon Europa.
Het huidige niveau van de betalingskredieten in de begroting 2023 wordt toereikend geacht om de betalingsbehoeften van dit jaar in het kader van zowel Horizon Europa als het programma Digitaal Europa te dekken. Daarom wordt voorgesteld het overeenkomstige bedrag aan betalingskredieten (80 miljoen EUR) te annuleren.
Het algehele effect op de uitgaven is als volgt:
EUR | |||
Begrotings-onderdeel | Naam | Vastleggings-kredieten | Betalings-kredieten |
Afdeling III – Commissie | |||
01 02 02 30 | Cluster “Civiele veiligheid voor de samenleving” | + 15 200 000 | 0 |
01 02 02 42 | Cluster “Digitaal, industrie en ruimtevaart” — Gemeenschappelijke Onderneming voor chips | - 15 200 000 | - 15 200 000 |
02 04 06 11 | Halfgeleiders — Gemeenschappelijke Onderneming voor chips | + 100 000 000 | 0 |
02 04 06 11 | Halfgeleiders — Gemeenschappelijke Onderneming voor chips | - 80 000 000 | - 80 000 000 |
01 02 02 40 | Cluster “Digitaal, industrie en ruimtevaart” | + 80 000 000 | 0 |
Totaal | 100 000 000 | - 95 200 000 |
De reserve voor PODV bedraagt momenteel 48,7 miljoen EUR aan vastleggingskredieten en 28,2 miljoen EUR aan betalingskredieten. Dit komt overeen met het bedrag dat in de reserve is opgenomen ter dekking van de overeenkomsten en protocollen inzake visserij tussen de Unie en de regeringen van specifieke derde landen die nog niet zijn vastgesteld, overeenkomstig artikel 49 van het Financieel Reglement en punt 20 van het Interinstitutioneel Akkoord betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen 17 .
Gezien de stand van de onderhandelingen over de toekomstige protocollen is het duidelijk dat geen van de protocollen met Marokko, Liberia of de Salomonseilanden in 2023 van start zal gaan of in 2023 zal worden afgerond. Met name geldt dat:
·de toekomst van het protocol met Marokko onzeker blijft en afhangt van het komende arrest van het Hof van Justitie in de lopende zaak C-798/21 P, Raad tegen Front Polisario, dat momenteel niet voor begin 2024 wordt verwacht;
·de onderhandelingen met Liberia afhankelijk zijn van de ontwikkeling en de uiteindelijke afsluiting van de open dialoog tussen de Commissie en de Liberiaanse autoriteiten in het kader van de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij). Na een positieve afronding van de IOO-dialoog gaan de onderhandelingen niet vóór 2024 van start;
·het onderhandelingsproces voor een nieuw protocol met de Salomonseilanden vertraging heeft opgelopen.
Ten slotte, aangezien de hoeveelheid lodde binnen het huidige protocol met Groenland is overeengekomen en vastgesteld, is het bedrag op de hoofdlijn toereikend en is de overeenkomstige reserve niet langer nodig.
De Commissie stelt daarom voor de bedragen die in 2023 niet nodig zijn, te annuleren. Dit komt overeen met respectievelijk 45,3 miljoen EUR aan vastleggingskredieten en 24,8 miljoen EUR aan betalingskredieten, en wel als volgt:
EUR | |||
Begrotings-onderdeel | Naam | Vastleggings-kredieten | Betalings-kredieten |
Afdeling III – Commissie | |||
30 02 02 | Gesplitste kredieten (Reserve voor begrotingsartikel 08 05 01) | - 45 265 000 | - 24 765 000 |
Totaal | - 45 265 000 | - 24 765 000 |
Voorgesteld wordt de begroting van de EDPS met 81 857 EUR te verhogen ter dekking van de huur, kosten en andere uitgaven voor de gebouwen van de EDPS, die door het Europees Parlement ter beschikking worden gesteld. Nu het Europees Parlement de werkelijke kosten voor 2023 heeft bevestigd, d.w.z. een stijging van 10,63 % als gevolg van de hoge inflatie, is het niveau van de beschikbare kredieten niet langer toereikend om de contractuele verplichtingen na te komen. Daarom wordt voorgesteld het niveau van de vastleggings- en betalingskredieten met 81 857 EUR te verhogen, uit de marge onder rubriek 7 (Europees openbaar bestuur), zoals weergegeven in onderstaande tabel:
EUR | |||
Begrotings-onderdeel | Naam | Vastleggings-kredieten | Betalings-kredieten |
Afdeling IX — Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming | |||
2 0 0 | Huur, lasten en uitgaven voor gebouwen | 81 857 | 81 857 |
Totaal | 81 857 | 81 857 |
Financiering
In totaal komt het netto-effect van OGB 3/2023 op de uitgaven neer op een verhoging van de vastleggingskredieten met 54,8 miljoen EUR en een daling van de betalingskredieten met 190,9 miljoen EUR. Het voorstel is om de ontvangstenzijde van de begroting aan te passen zoals uiteengezet in dit OGB 3/2023.
Begroting 2023 (incl. GB 1/2023 en OGB 2/2023) | Ontwerp van gewijzigde begroting nr. 3/2023 | Begroting 2023 (incl. GB 1/2023 en OGB’s 2 en 3/2023) | ||||||
VK | BK | VK | BK | VK | BK | |||
1. | Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid | 21 595 056 589 | 20 898 092 074 | 100 000 000 | -95 200 000 | 21 695 056 589 | 20 802 892 074 | |
Waarvan onder flexibiliteitsinstrument | ||||||||
Maximum | 21 727 000 000 | 21 727 000 000 | ||||||
Marge | 131 943 411 | -100 000 000 | 31 943 411 | |||||
2. | Cohesie, veerkracht en waarden | 70 586 704 063 | 58 058 661 399 | 70 586 704 063 | 58 058 661 399 | |||
Waarvan onder flexibiliteitsinstrument | 182 220 073 | 182 220 073 | ||||||
waarvan in het kader van het enkelvoudig marge-instrument artikel 11, lid 1, punt a) | 280 000 000 | 280 000 000 | ||||||
Maximum | 70 137 000 000 | 70 137 000 000 | ||||||
Marge | 12 516 010 | 12 516 010 | ||||||
2a. | Economische, sociale en territoriale cohesie | 62 926 483 990 | 50 874 959 229 | 62 926 483 990 | 50 874 959 229 | |||
Waarvan onder flexibiliteitsinstrument | ||||||||
Maximum | 62 939 000 000 | 62 939 000 000 | ||||||
Marge | 12 516 010 | 12 516 010 | ||||||
2b. | Veerkracht en waarden | 7 660 220 073 | 7 183 702 170 | 7 660 220 073 | 7 183 702 170 | |||
Waarvan onder flexibiliteitsinstrument | 182 220 073 | 182 220 073 | ||||||
waarvan in het kader van het enkelvoudig marge-instrument artikel 11, lid 1, punt a) | 280 000 000 | 280 000 000 | ||||||
Maximum | 7 198 000 000 | 7 198 000 000 | ||||||
Marge | ||||||||
3. | Natuurlijke hulpbronnen en milieu | 57 263 408 225 | 57 457 310 265 | -45 265 000 | -24 765 000 | 57 218 143 225 | 57 432 545 265 | |
Waarvan onder flexibiliteitsinstrument | ||||||||
Maximum | 57 295 000 000 | 57 295 000 000 | ||||||
Marge | 31 591 775 | 45 265 000 | 76 856 775 | |||||
Waarvan: Marktgerelateerde uitgaven en directe betalingen | 40 692 211 | 40 698 181 356 | 40 692 211 | 40 698 181 356 | ||||
ELGF-submaximum | 41 518 000 000 | 41 518 000 000 | ||||||
Afrondingsverschil uitgesloten voor berekening submarge | 800 000 | 800 000 | ||||||
Netto-overdracht tussen ELGF en Elfpo | -825 800 000 | -825 800 000 | ||||||
Nettosaldo dat voor uitgaven uit het ELGF beschikbaar is (submaximum gecorrigeerd door overdrachten tussen ELGF en Elfpo) | 40 693 000 000 | 40 693 000 000 | ||||||
ELGF-submarge | 789 000 | 789 000 | ||||||
4. | Migratie en grensbeheer | 3 727 311 518 | 3 038 380 252 | 3 727 311 518 | 3 038 380 252 | |||
Waarvan onder flexibiliteitsinstrument | ||||||||
Maximum | 3 814 000 000 | 3 814 000 000 | ||||||
Marge | 86 688 482 | 86 688 482 | ||||||
5. | Veiligheid en defensie | 2 116 636 829 | 1 208 374 612 | -71 000 000 | 2 116 636 829 | 1 137 374 612 | ||
Waarvan onder flexibiliteitsinstrument | 170 636 829 | 170 636 829 | ||||||
Maximum | 1 946 000 000 | 1 946 000 000 | ||||||
Marge | ||||||||
6. | Nabuurschap en internationaal beleid | 17 211 879 478 | 13 994 937 845 | 17 211 879 478 | 13 994 937 845 | |||
Waarvan onder flexibiliteitsinstrument | 882 879 478 | 882 879 478 | ||||||
Maximum | 16 329 000 000 | 16 329 000 000 | ||||||
Marge | ||||||||
7. | Europees openbaar bestuur | 11 313 119 518 | 11 313 119 518 | 81 857 | 81 857 | 11 313 201 375 | 11 313 201 375 | |
Waarvan onder flexibiliteitsinstrument | ||||||||
Maximum | 11 419 000 000 | 11 419 000 000 | ||||||
Marge | 105 880 482 | -81 857 | 105 798 625 | |||||
waarvan: Administratieve uitgaven van de instellingen | 8 745 600 042 | 8 745 600 042 | 81 857 | 81 857 | 8 745 681 899 | 8 745 681 899 | ||
Submaximum | 8 772 000 000 | 8 772 000 000 | ||||||
Submarge | 26 399 958 | -81 857 | 26 318 101 | |||||
Kredieten voor rubrieken | 183 814 116 220 | 165 968 875 965 | 54 816 857 | -190 883 143 | 183 868 933 077 | 165 777 992 822 | ||
Maximum | 182 667 000 000 | 168 575 000 000 | 182 667 000 000 | 168 575 000 000 | ||||
Waarvan onder flexibiliteitsinstrument | 1 235 736 380 | 948 114 733 | 1 235 736 380 | 948 114 733 | ||||
waarvan in het kader van het enkelvoudig marge-instrument artikel 11, lid 1, punt a) | 280 000 000 | 280 000 000 | ||||||
Marge | 368 620 160 | 3 554 238 768 | -54 816 857 | 190 883 143 | 313 803 303 | 3 745 121 911 | ||
Thematische speciale instrumenten | 2 855 153 029 | 2 679 794 000 | 2 855 153 029 | 2 679 794 000 | ||||
Totaal kredieten | 186 669 269 249 | 168 648 669 965 | 54 816 857 | -190 883 143 | 186 724 086 106 | 168 457 786 822 |
(1) Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (PB L 424 van 15.12.2020).
(2) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018).
(3) PB L 58 van 23.2.2023.
(4) PB X XX van 13.6.2023.
(5) COM(2023) 250 final van 12.4.2023.
(6) COM(2022) 46 van 8.2.2022.
(7) COM(2023) 250 final van 12.4.2023.
(8) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 193 van 30.7.2018, blz.
1).
(9) Europese Commissie (2023), European Economic Forecast Spring 2023, European Economy. Institutional Paper 200.
(10) In artikel 2, lid 1, punt b, van het EMB 2020 is bepaald dat de btw-grondslag voor elke lidstaat niet meer mag bedragen dan 50 % van het bni. Voor OGB 3/2023 wordt de btw-grondslag voor Cyprus, Kroatië, Luxemburg, Malta, Polen en Slovenië afgetopt op 50 % van het bni.
(11) Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (PB L 424 van 15.12.2020, blz. 1).
(12) Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad van 26 mei 2014 betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien (PB L 168 van 7.6.2014, blz. 39), laatstelijk gewijzigd door Verordening (EU, Euratom) 2022/615 van 5 april 2022 (PB L 115 van 13.4.2022, blz. 51).
(13) De bedragen met een grijze achtergrond zijn het resultaat van de aftopping van de btw-grondslagen (zie voetnoot 10 hierboven).
(14) Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB L 29 van 31.1.2020, blz. 7).
(15) Bedoeld in artikel 136, lid 3, punten a) en c), en in de artikelen 140 tot en met 147 van het terugtrekkingsakkoord.
(16) COM(2023) 237 van 3.5.2023.
(17) PB L 433I van 22.12.2020, blz. 28.