Bijlagen bij COM(2000)880 - Bestrijding van antipersoneelmijnen in ontwikkelingslanden (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag ingediend) - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2000)880 - Bestrijding van antipersoneelmijnen in ontwikkelingslanden (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het ... |
---|---|
document | COM(2000)880 ![]() ![]() |
datum | 20 december 2000 |
De rechtsgrondslagen voor mijnbestrijding zijn nog altijd Verordening (EG) nr. 1257/96 van de Raad van 20 juni 1996 betreffende humanitaire hulp (PB L 163 van 2.7.1996), Verordening (EG) nr. 2258/96 van de Raad van 22 november 1996 betreffende herstel- en wederopbouwacties in ontwikkelingslanden, Verordening (EG) nr. 1628/96 van de Raad van 25 juli 1996 betreffende steun aan Bosnië-Herzegovina en Kroatië, Verordening (EG) nr. 443/97 van de Raad van 3 maart 1997 betreffende acties op het gebied van de hulp aan ontwortelde bevolkingsgroepen in de ontwikkelingslanden in Latijns-Amerika en Azië, en het Gemeenschappelijk Optreden van 1 oktober 1996 inzake antipersoneelmijnen (PB L 260 van 12.10.1996) betreffende middelen die gereserveerd zijn voor ontwapeningsacties krachtens het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid.
4. beschrijving
4.1 Algemene doelstelling
Antipersoneelmijnen maken vreselijke slachtoffers in veel van de armste delen van de wereld en zijn een beletsel voor de uitvoering van een aantal communautaire programma's. Daarom heeft de Gemeenschap tijdens de periode 1992-1998 meer dan 180 miljoen euro uitgetrokken voor mijnbestrijding overal ter wereld, om mijnopruimingsprogramma's te steunen, bijstand te verlenen aan mijnslachtoffers en onderzoek en ontwikkeling van technologie te bevorderen. Dit was een zeer belangrijke bijdrage tot het algemene streven van de internationale gemeenschap, maar er valt nog veel te doen.
Thans is het doel de programma's voort te zetten om het landmijnprobleem binnen een bepaald tijdsbestek op te lossen - d.w.z. binnen de komende 10-15 jaar - en daarmee de uitvoering van een aantal andere bijstandsprogramma's te bevorderen en bij te dragen tot de oplossing van één van de grootste humanitaire tragedies.
Over het geheel genomen zou de Gemeenschap voor haar steunmaatregelen op dit gebied tenminste evenveel geld ter beschikking moeten stellen als in het verleden.
4.2 Door het programma bestreken periode en regelingen voor de verlenging daarvan
- Actie : antipersoneelmijnen
- Toepassingsperiode : 2000 - 2006
Overeenkomstig artikel 12 van de verordening legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad uiterlijk in juni 2007 een algehele evaluatie voor van de krachtens deze verordening door de Gemeenschap gefinancierde maatregelen, waaronder ook beoordelingen van de relevantie, het rendement en het effect daarvan. Aan de hand daarvan wordt besloten, of men deze verordening zal blijven toepassen.
5. Indeling van de uitgaven of inkomsten
5.1 Niet-verplichte uitgaven
5.2 Gesplitste kredieten
5.3 Geen inkomsten
6. Soort uitgaven of inkomsten
- 100% subsidie; mogelijke cofinanciering van activiteiten
- Subsidie voor gezamenlijke financiering met andere bronnen in de openbare en/of de particuliere sector
- Andere
7. Financieel effect
Door de invoering van één enkele, voor meerdere jaren geldende begrotingslijn (B7-661) met hogere kredieten, kan de communautaire mijnbestrijding beter en gerichter worden georganiseerd. Hierbij wordt voorgesteld dat voor de periode 2000-2006, voor de activiteiten van de Gemeenschap tenminste evenveel financieringsmiddelen worden uitgetrokken als in het verleden (180 miljoen euro in de periode 1992-1998), waarbij meer belang moet worden gehecht aan mijnbestrijding om aan de verplichtingen van het Verdrag van Ottawa te voldoen. Dit zou een verhoging van de financiële toewijzingen krachtens begrotingslijn B7-661 kunnen vergen.
Deze begrotingslijn heeft twee rechtsgrondslagen, krachtens twee verordeningen die respectievelijk op artikel 179 en artikel 308 (EU-Verdrag) zijn gebaseerd.
7.1 Methode voor de berekening van de totale kosten (relatie tussen de afzonderlijke en de totale kosten)
De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoiriteit toegekend binnen de grenzen van de financiële perspectieven.
7.2 Opsplitsing van de kosten
Vastgelegde kredieten mln. euro (tot op het 3e cijfer na de komma)
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
7.3. Operationele uitgaven voor studies, deskundigen, enz., opgenomen in deel B van de begroting
7.4 Tijdschema voor de vastleggingen en betalingen
8. Fraudebestrijdingsmaatregelen
Alle financieringsovereenkomsten of -contracten dienen de bepaling te behelzen dat de Commissie en de Rekenkamer controle ter plaatse mogen uitoefenen volgens de gebruikelijke procedures zoals neergelegd door de Commissie krachtens de geldende regels, en in het bijzonder die van het Financieel reglement van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen. Bovendien mag de Commissie controle en inspectie ter plaatse uitoefenen overeenkomstig Verordening nr. 2185/96. De door de Commissie volgens de procedure in artikel 5 te nemen maatregelen dienen te voorzien in een adequate bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschap, overeenkomstig Verordening nr. 2988/95.
9. Aspecten van de rendementsanalyse
9.1 Specifieke en gekwantificeerde doelstelingen; doelgroep
De communautaire mijnbestrijding heeft de volgende doelstellingen:
a. steun verlenen bij de uitwerking, bewaking en daadwerkelijke toepassing van een samenhangende, consistente mijnopruimingsstrategie voor humanitaire doeleinden, op het niveau van de Commissie, de EU en andere actoren van de internationale gemeenschap;
b. staten die met een ernstig landmijnprobleem hebben te kampen helpen bij het nakomen van hun verplichtingen krachtens het Verdrag inzake het verbod van het gebruik, de aanleg van voorraden, de productie en de overdracht van antipersoneelmijnen en inzake de vernietiging van deze wapens,
c. nationale structuren en plaatselijke capaciteit in de landen met een mijnprobleem creëren en in stand houden om de mijnbestrijdingsacties zo efficiënt mogelijk uit te voeren,
d. bij onmiddellijke, niet te voorziene behoeften, op humanitaire noodsituaties reageren, slachtoffers voorkomen en bij de revalidatie van mijnslachtoffers helpen;
e. steun verlenen voor het uittesten in de landen zelf en het in de praktijk toepassen van doelgerichte mijnbestrijdingsoutillage en -technieken.
Deze doelstellingen worden nagestreefd via projecten van gemeenschappelijk belang in de het ernstigst door het landmijnprobleem geteisterde landen in verschillende geografische regio's. Dit zou het volgende kunnen omvatten:
- projecten van gemeenschappelijk belang (bijvoorbeeld uitwerking van het APM-strategiedocument, steun voor de VN, het GICHD, het ICRK, de Centrale Mijnbestrijdingsinstantie, proefnemingen in de landen zelf en het in de praktijk toepassen van mijnbestrijdingsoutillage en -technieken, bijstand van deskundigen)
- Afrika (bijvoorbeeld Angola, Mozambique, Somalië, Zimbabwe, de SADC)
- Azië (bijvoorbeeld Afghanistan, Cambodja, Laos,)
- de Nieuwe Onafhankelijke Staten (bijvoorbeeld Tadzjikistan)
- het Midden-Oosten (bijvoorbeeld Noord-Irak)
- Europa (bijvoorbeeld Bosnië-Herzegovina, Kroatië, Kosovo)
- Latijns-Amerika (bijvoorbeeld Nicaragua, El Salvador).
9.2 Motivering
De krachtens deze verordening te financieren acties omvatten alle vormen van mijnbestrijding, waaronder ook educatie voor het bijbrengen van besef van het mijnengevaar, kartering en markering van verdachte gebieden, opsporing en identificatie van landmijnen, opleiding van gespecialiseerd personeel, mijnopruiming (d.w.z. mijnopruiming volgens humanitaire normen) en vernietiging van landmijnen, evenals bijstand aan slachtoffers en revalidatie, informatiebeheer (waaronder ook geografische informatiesystemen) en andere activiteiten die het effect van antipersoneelmijnen en ander gevaarlijk oorlogsafval op de mens, de economie en het milieu minder ernstig maken.
De projecten zullen naar verwachting in verscheidene jaren worden uitgevoerd. De projectduur hangt af van de kenmerken van de projecten, maar zal normalerwijs niet meer dan drie jaar bedragen.
9.3 Toezicht en evaluatie
De Commissie zal de door de Gemeenschap gefinancierde mijnbestrijdingsacties regelmatig evalueren, om vast te stellen of de doelstellingen van de acties zijn bereikt en richtsnoeren aan te geven om toekomstige acties doeltreffender te maken. De Commissie licht het Europees Parlement en de Raad over de vorderingen van haar mijnbestrijdingsacties in. Uiterlijk tegen 30 april van elk jaar legt zij het Europees Parlement en de Raad een verslag voor met een beknopt overzicht van de mijnbestrijding van de Gemeenschap tijdens het voorgaande jaar.
10. huishoudelijke uitgaven (Afdeling III, deel A van de begroting)
De daadwerkelijke terbeschikkingstelling van de huishoudelijke kredieten hangt af van het jaarlijks door de Commissie te nemen besluit inzake de toekenning van middelen, waarbij rekening wordt gehouden met het aantal personeelsleden en met de extra bedragen waarvoor de begrotingsautoriteit toestemming heeft gegeven.
10.1 Effect op het aantal ambten
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Met deze verordening wordt beoogd, de bestaande acties te bundelen om tot een samenhangend mijnbestrijdingsbeleid van de EU te komen. Op korte termijn zullen er waarschijnlijk slechts drie posten nodig zijn (twee ambtenaren in vaste dienst en één GND, d.w.z. een gedetacheerde nationale deskundige). De vaste posten kunnen via inschakeling van bestaand personeel worden gevonden.
10.2 Algemeen financieel effect van extra personeel
euro
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
De daadwerkelijke beschikbaarheid van extra personele en huishoudelijke middelen hangt af van de besluiten die de Commissie voor de jaarlijkse toewijzing van middelen neemt, waarbij zij in het bijzonder rekening houdt met de mogelijkheden tot inschakeling van intern personeel en de door de begrotingsautoriteit goedgekeurde extra-middelen.
10.3 Stijging van andere huishoudelijke uitgaven als gevolg van deze actie
Onderstaande tabel is bedoeld ter illustratie en gebaseerd op de ervaring in 1998.
euro
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
De in de bovenstaande tabel onder begrotingspost A-7 (dienstreizen) opgevoerde uitgaven worden gedekt door kredieten binnen het in totaal voor DG RELEX uitgetrokken kredietbedrag.