Bijlagen bij COM(2019)292 - Toepassing van Richtlijn Solvabiliteit II met betrekking tot groepstoezicht en kapitaalbeheer binnen een groep van verzekerings- of herverzekerings­ondernemingen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage XVIII bij Gedelegeerde Verordening Solvabiliteit II;

·de methode van aftrek en aggregatie (methode 2).


Integratietechnieken zijn oorspronkelijk echter bedoeld voor het integreren van risico's, niet van ondernemingen. Bij toepassing van die technieken op groepsniveau komen sommige onderlinge afhankelijkheden tussen ondernemingen mogelijk niet goed tot uiting. Verder zou er aanleiding kunnen zijn voor toezichtarbitrage tussen het gebruik van een integratietechniek (waarvoor geen specifieke goedkeuringsprocedure nodig is) en het gebruik van de methode van aftrek en aggregatie (dat eerst moet worden goedgekeurd door de toezichthoudende autoriteit). Opneming van een onderneming kan immers voordeliger zijn met behulp van een integratietechniek dan met de methode van aftrek en aggregatie 52 , tenzij de betrokken onderneming haar hoofdkantoor heeft in een gelijkwaardig derde land, in welk geval de groep kan worden gestimuleerd een aanvraag in te dienen voor methode 2 teneinde plaatselijke regels toe te passen 53 .


Tot slot merkt de EIOPA op dat sommige groepen bepaalde rechtsgebieden buiten de reikwijdte van hun interne modellen laten vanwege andere toezichtpraktijken. Daarnaast kan hetzelfde interne model in het kader van een gezamenlijk besluitvormingsproces op groepsniveau en op het niveau van verbonden ondernemingen op verschillende manieren worden vormgegeven voor belangrijke aspecten, zoals de uitvoering van de dynamische volatiliteitsaanpassing of de modellering van het landenrisico. Die verschillen kunnen van invloed zijn op het risicobeheer in een groep.


IV.Behandeling van ondernemingen uit andere financiële sectoren


Ondernemingen uit andere financiële sectoren (bv. krediet- en financiële instellingen of instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening) worden opgenomen in de berekening van de groepssolvabiliteit op grond van hun overeenkomstig de sectorale voorschriften berekende proportionele deel van het eigen vermogen 54 . De EIOPA is evenals de nationale toezichthoudende autoriteiten van oordeel dat het rechtskader niet duidelijk is over hoe zulke ondernemingen moeten bijdragen aan de dekking van het SKV van de groep.


Het blijkt met name lastig de kwaliteit en beschikbaarheid van het sectorale eigen vermogen te beoordelen in het licht van de beginselen van Solvabiliteit II. Evenmin is het rechtskader duidelijk over de behandeling van sectorale kapitaalbuffers en -opslagfactoren.


Tot slot is bij artikel 228 van de Solvabiliteit II-richtlijn bepaald dat een groep die een verbonden krediet- of financiële instelling of een beleggingsonderneming opneemt, in de berekening van zijn solvabiliteit de in bijlage I bij Richtlijn 2002/87/EG 55 beschreven methode 1 of 2 mutatis mutandis kan toepassen. Bij dat artikel is tevens bepaald dat methode 1 alleen mag worden toegepast als de groepstoezichthouder "tevreden [is] met het niveau van geïntegreerd beheer en interne controle van de entiteiten die onder de consolidatie [...] vallen". In de praktijk zijn de in Richtlijn 2002/87/EG beschreven methoden echter amper bruikbaar, vanwege de verschillen in grondslagen voor waardering en consolidatie tussen de twee kaders en het gebrek aan leidraad voor de wijze van beoordeling van het niveau van geïntegreerd beheer en interne controle.


IV.Pijler 2 en Pijler 3: groepsgovernance en groepsrapportage 56  


a.Groepsgovernance


I.Toepassing mutatis mutandis op groepsniveau van bepalingen die van toepassing zijn op individueel niveau


In de Solvabiliteit II-richtlijn worden governancevereisten op groepsniveau niet volledig gespecificeerd. Integendeel, in de richtlijn staat slechts dat enkele bepalingen die van toepassing zijn op individueel niveau mutatis mutandis ook van toepassing zijn op groepsniveau. Volgens de EIOPA wordt het groepstoezichthouders daardoor lastiger gemaakt om zulke bepalingen uit te voeren. De belangrijkste uitdagingen betreffen:


·het governancesysteem van de groep 57 . In de eerste plaats vallen niet-verzekeringsondernemingen binnen de reikwijdte van groepen, zodat zij worden gedekt door het governancesysteem van de groep, hetgeen een uitdaging kan zijn. In de tweede plaats kunnen er rechtsonzekerheden zijn ten aanzien van de vaststelling en verantwoordelijkheid van het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan op groepsniveau 58 . Tot slot kan het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan van een individuele onderneming worden geconfronteerd met tegenstrijdige doelstellingen, aangezien het er niet alleen voor moet zorgen dat het individuele governancesysteem geschikt is maar ook dat het overeenstemt met dat van de groep;

·deskundigheids- en betrouwbaarheidsvereisten 59 , die afhankelijk zijn van de bevoegdheden van de nationale toezichthouders om in te grijpen op holdingniveau. Bovendien is het volgens de EIOPA onduidelijk hoever de toepassing van die vereisten reikt (het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan en/of de personen die de verzekeringsholding feitelijk leiden en/of personen die de belangrijkste posities bekleden) 60 ;

·groepsopslagfactoren van het kapitaalvereiste 61 , in het bijzonder voor governance. Aangezien het governancesysteem van de groep deels wordt gedefinieerd onder verwijzing naar de toepassing mutatis mutandis van bepalingen voor individuele ondernemingen, die voor meerderlei uitleg vatbaar zijn, is het voor een groepstoezichthouder lastiger na te gaan of er sprake is van een significante afwijking van de richtlijn.


Uit deze verschillende voorbeelden blijkt dat de bepalingen op basis van toepassing mutatis mutandis een zeer ruime marge laten voor uitlegging en dat toezichthouders bijgevolg problemen kunnen ondervinden bij het handhaven van hun uitlegging van de regels. De EIOPA heeft voor enkele van voornoemde kwesties richtsnoeren geboden. Daarnaast zijn door sommige nationale toezichthoudende autoriteiten bij het omzetten van de Solvabiliteit II-richtlijn in nationale wetgeving eigen nationale regels of richtsnoeren opgesteld.


II.Risicobeheer in een gecentraliseerde groep 62  


Verzekerings- en herverzekeringsgroepen moeten doeltreffende systemen voor risicobeheer en interne controle opzetten en die consequent toepassen in alle individuele ondernemingen binnen de reikwijdte van het groepstoezicht 63 . Verder is bij Solvabiliteit II bepaald dat groepen een aanvraag kunnen indienen voor een groepstoezichtregeling met een gecentraliseerd risicobeheer (hierna "GRB" genoemd) waarbij de risicobeheerprocessen en internecontrolemechanismen van de moederonderneming ook de dochterondernemingen bestrijken 64 . De GRB-regeling houdt daarom in dat risicobeheertaken worden overgedragen van een verbonden onderneming naar de deelnemende onderneming van dezelfde groep.


Op dit moment is er geen geval van toepassing van GRB-bepalingen. De GRB-regeling zou sowieso waarschijnlijk geen significante gevolgen hebben voor de kapitaalallocatie binnen een groep, omdat verbonden verzekerings- of herverzekeringsondernemingen nog altijd zouden moeten voldoen aan hun individuele kapitaalvereisten. Meer in het algemeen is er binnen het huidige kader voor groepen geen duidelijk voordeel om een aanvraag in te dienen voor de GRB-regeling. Bij toepassing van de GRB-regeling vallen de regelingen tussen de moederonderneming en haar dochterondernemingen voor risicobeheerprocessen en internecontrolemechanismen binnen het toepassingsbereik van uitbesteding. Verzekerings- of herverzekeringsondernemingen binnen de groep zouden dan ook nog altijd moeten voldoen aan alle uitbestedingsvereisten van Solvabiliteit II en meer in algemene zin verantwoordelijk blijven voor de geschiktheid van hun eigen governancesysteem.


b.Rapportage van intragroepstransacties, risicoconcentratie en diversificatie-effecten op groepsniveau


I.Intragroepstransacties 65  


Een intragroepstransactie is een transactie waarbij een verzekeraar of herverzekeraar direct of indirect steunt op andere ondernemingen in dezelfde groep of op een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die door nauwe banden verbonden is met de ondernemingen binnen die groep, om te voldoen aan een verplichting, al dan niet contractueel en al dan niet inzake betaling 66 .


Verzekerings- of herverzekeringsgroepen moeten significante intragroepstransacties ten minste eenmaal per jaar, en zeer significante intragroepstransacties zo spoedig als praktisch mogelijk, aan de groepstoezichthouder rapporteren 67 . Daarnaast bepalen de groepstoezichthouders de categorieën intragroepstransacties die in elk geval moeten worden gerapporteerd door groepen 68 .


De in de richtlijn opgenomen definitie van een intragroepstransactie is mogelijk niet voldoende duidelijk en volledig. Dat leidt ertoe dat zowel toezichthouders als marktdeelnemers de definitie verschillend uitleggen. Er is met name onzekerheid over de opname van holdings, ondernemingen die nevendiensten verrichten en ondernemingen uit andere financiële sectoren in de reikwijdte van de verslaglegging.


Hoewel richtsnoeren van de EIOPA zouden kunnen bijdragen tot convergentie van het toezicht, kan het toch nodig zijn te zorgen voor rechtszekerheid door de definitie van intragroepstransacties in de Solvabiliteit II-richtlijn te wijzigen. Een duidelijke afbakening van de reikwijdte van intragroepstransacties kan ook gevolgen hebben voor de inwerkingstelling van handhavingsmaatregelen, aangezien toezichthouders bevoegd zijn maatregelen te nemen als intragroepstransacties (of risicoconcentraties) "de financiële positie van de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen bedreigen" 69 . De EIOPA meldt één geval waarin zulke handhavingsmaatregelen zijn gebruikt op zowel individueel als groepsniveau.


Groepstoezichthouders volgen verschillende procedures en hanteren verschillende criteria en drempels bij het stellen van eisen aan de rapportage van intragroepstransacties. Waar sommige toezichthouders oordelen dat elk geval op zich moet worden benaderd omdat er rekening moet worden gehouden met de specifieke kenmerken van elke groep, pleiten andere nationale toezichthoudende autoriteiten voor meer harmonisatie, aangezien ongeschikte (te lage of te hoge) drempels een belemmering zijn voor het toezicht op intragroepstransacties, dat integraal deel uitmaakt van de algemene risicobeoordeling van groepen.


II.Risicoconcentratie 70  


Deelnemende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, verzekeringsholdings en gemengde financiële holdings moeten elke significante risicoconcentratie ten minste eenmaal per jaar rapporteren aan de groepstoezichthouder 71 . Daarnaast bepalen de groepstoezichthouders de categorieën risico's die in elk geval moeten worden gerapporteerd door groepen 72 .


Er is echter geen duidelijke definitie van risicoconcentraties. Artikel 376 van de Gedelegeerde Verordening Solvabiliteit II definieert een "significante" risicoconcentratie indirect aan de hand van de mogelijke gevolgen ervan voor de solvabiliteits- of liquiditeitspositie van de groep. In dat artikel staat ook een niet-limitatieve lijst van directe en indirecte blootstellingen die groepen in aanmerking moeten nemen in hun rapportage van significante risicoconcentraties.


In de Solvabiliteit II-richtlijn wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen significante risicoconcentraties, waarvoor kwantitatieve drempels moeten worden gedefinieerd, en risicoconcentraties die moeten worden gerapporteerd onder alle, naar "categorie" te definiëren omstandigheden. Waar sommige nationale toezichthoudende autoriteiten zich strikt houden aan dit onderscheid, zijn er ook die kwantitatieve drempels combineren met kwalitatieve criteria (bv. verschillende drempels naargelang de rating van het instrument). Op dit moment beschikt de Commissie niet over aanwijzingen dat de verscheidenheid aan toezichtpraktijken nadelig is voor het gelijke speelveld.


Meer in het algemeen zijn door de EIOPA dezelfde soort uitdagingen vastgesteld als voor intragroepstransacties voor wat betreft de bepaling van drempels en te rapporteren risicoconcentraties: terwijl sommige toezichthouders er voorstander van zijn om elk geval op zich te beschouwen, pleiten andere nationale toezichthoudende autoriteiten voor meer harmonisatie.


III.Interactie tussen Solvabiliteit II en RFC


Als een verzekeringsgroep tevens een financieel conglomeraat is (of ervan deel uitmaakt) dat overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2002/87/EG (hierna "RFC" genoemd) aan aanvullend toezicht is onderworpen, kan de groepstoezichthouder op grond van Solvabiliteit II, na overleg met de andere betrokken toezichthouders, besluiten het toezicht op risicoconcentratie en/of intragroepstransacties niet uit te oefenen 73 . Die mogelijkheid wordt gerechtvaardigd door het bestaan van vergelijkbare rapportagevereisten in het kader van RFC 74 .


De EIOPA meldt slechts twee gevallen waarin gebruik is gemaakt van de ontheffing 75 . Bij RFC is bepaald dat, als er geen drempel is overeengekomen, alleen intragroepstransacties boven 5 % van het totale bedrag van de kapitaaltoereikendheidsvereisten van het conglomeraat moeten worden gerapporteerd. Als het verzekeringsbedrijf van het conglomeraat niet heel groot is in vergelijking met het bankbedrijf, is die drempel waarschijnlijk te hoog om transacties in verband met verzekeringen voldoende te dekken. Als er met de bankentoezichthouder geen afspraken zijn over gedetailleerde drempels, is er voor de groepstoezichthouder op verzekeraars bijgevolg geen prikkel om de ontheffing te verlenen.


IV.Diversificatie-effecten in een groep 76


Groepen moeten groepstoezichthouders een duidelijke verklaring geven voor het verschil tussen de som van de SKV's van alle verbonden verzekerings- of herverzekeringsondernemingen van de groep en het geconsolideerde SKV van de groep 77 . Volgens de EIOPA leidt het gebrek aan geharmoniseerde templates voor de rapportage van diversificatievoordelen tot grote verschillen in kwaliteit en gedetailleerdheid van de aan groepstoezichthouders verstrekte informatie.


Er is echter geen uniforme benadering voor de beoordeling van diversificatievoordelen, omdat die moet worden afgestemd op het risico, de aard en de complexiteit van elke groep. Sommige nationale toezichthoudende autoriteiten zijn dan ook van oordeel dat het met volledig gestandaardiseerde rapportage en informatie over diversificatievoordelen niet mogelijk is de specifieke situatie van elke groep vast te leggen.


V.Andere niet met groepstoezicht samenhangende onderwerpen in artikel 242, lid 2, van de Solvabiliteit II-richtlijn


a.Bemiddeling door de EIOPA in geschillen in verband met het toezicht 78  


Eind 2018 is er geen geval van een verzoek om bindende bemiddeling geweest. De EIOPA is door sommige nationale toezichthoudende autoriteiten benaderd voor niet-bindende bemiddeling in verband met grensoverschrijdende kwesties. In juni 2018 heeft de EIOPA haar eerste advies inzake niet-bindende bemiddeling uitgebracht 79 .


b.Verzekeringsgarantieregelingen (hierna "VGR" genoemd) 80


De situatie in Europa ten aanzien van VGR's 81 is versnipperd. Terwijl sommige landen meer dan één VGR hebben, kennen andere landen geen enkele VGR. Er zijn ook aanmerkelijke verschillen ten aanzien van de gedekte verzekeringsbranches, de mate van dekking, de werkingssfeer 82 , de financieringsbronnen, de rol van de VGR 83 , de grondslag voor het berekenen van de bijdragen van marktdeelnemers en het vermogen van de VGR om bij tekorten extra financiering te verkrijgen 84 .


VI.Conclusie


In het algemeen blijkt het prudentiële kader van groepstoezicht solide te zijn, door de nadruk te leggen op kapitaalbeheer en governance en door een beter inzicht in, en een betere bewaking van de risico's op groepsniveau mogelijk te maken. Op sommige punten van het kader is een geharmoniseerde uitvoering van de regels door groepen en nationale toezichthoudende autoriteiten mogelijk niet gewaarborgd, met potentiële gevolgen voor het gelijke speelveld en strategieën voor kapitaalbeheer.


Hoofdstuk II laat zien dat de verschillen in uitvoering van Solvabiliteit II voor groepstoezicht nadelig kunnen zijn voor de bescherming van verzekeringnemers, afhankelijk van hoe nationale toezichthoudende autoriteiten de reikwijdte van het toezicht bepalen en toezicht uitoefenen op het niveau van moederondernemingen. Verder onderstreept het dat het belangrijk is te zorgen voor passend toezicht op groepen waarvan de moederonderneming haar hoofdkantoor heeft in een derde land. Daarnaast is het, gezien de grote verschillen tussen de bevoegdheden van de diverse nationale toezichthoudende autoriteiten, noodzakelijk te beoordelen of de in Solvabiliteit II ingebouwde bevoegdheden om tijdig in te grijpen, geschikt zijn.


Hoofdstuk III noemt een aantal rechtsonzekerheden en uiteenlopende toezichtpraktijken die significante gevolgen kunnen hebben voor de groepssolvabiliteit. Die betreffen zowel het eigen vermogen als het SKV en MKV van de groep. Het gebruik van interne modellen van een groep kan aanvullende kwesties opwerpen. Als hetzelfde interne model op individueel niveau en groepsniveau anders wordt uitgevoerd voor belangrijke aspecten zoals de dynamische volatiliteitsaanpassing, kan dat gevolgen hebben voor het risicobeheer in een groep. Verder zou er bij toepassing van een gedeeltelijk intern model door een groep aanleiding kunnen zijn voor toezichtarbitrage in verband met de wijze waarop de entiteiten die niet binnen het model vallen, worden geïntegreerd in de groepssolvabiliteit.


Hoofdstuk IV illustreert de ruime marge voor uitlegging van de bepalingen over groepsgovernance, die in de Solvabiliteit II-richtlijn in algemene zin worden gedefinieerd als een toepassing mutatis mutandis van vereisten op individueel niveau. In dat hoofdstuk worden ook redenen aangevoerd waarom de GRB-regeling op dit moment door geen enkele groep wordt gevolgd. Ten aanzien van de vereisten onder Pijler III beoordelen de EIOPA en de nationale toezichthoudende autoriteiten de definitie en de reikwijdte van te rapporteren intragroepstransacties als onvoldoende duidelijk en volledig. De toezichthouders verschillen echter van mening over een passende mate van harmonisatie voor de rapportage van intragroepstransacties en risicoconcentraties, evenals voor de kwantificering van diversificatie-effecten.


Tot slot kan het in hoofdstuk V besproken, sterk versnipperde VGR-landschap in Europa gevolgen hebben voor de bescherming van de verzekeringnemer, zoals diverse recente gevallen van verzuim van grensoverschrijdend actieve verzekeraars laten zien. In vervolg op haar in 2018 gepubliceerde discussienota 85 doet de EIOPA momenteel nader onderzoek naar de behoefte aan mogelijke stappen om VGR te harmoniseren.


Bij artikel 242, lid 2, van de Solvabiliteit II-richtlijn is bepaald dat het verslag van de Commissie vergezeld kan gaan van wetgevingsvoorstellen. In dit verslag zijn een aantal belangrijke kwesties aan bod gekomen die misschien moeten worden aangepakt, mogelijk via wijzigingen van de wetgeving. Er is echter nog verdere analyse nodig van het effect van die mogelijke wijzigingen in de regels. De Commissie acht het daarom passend om groepstoezicht aan de orde te stellen in de algemene herziening van de Solvabiliteit II-richtlijn in 2020. Met het oog daarop heeft de Commissie de EIOPA verzocht om, in het kader van de herziening van de Solvabiliteit II-richtlijn in 2020, uiterlijk 30 juni 2020 technisch advies uit te brengen over de in dit verslag genoemde kwesties en over andere daarmee samenhangende kwesties die nadelig kunnen zijn voor de bescherming van de verzekeringnemer 86 .

(1)

Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II), PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1.

(2)

Zie de brief aan de EIOPA en de uitvoerige bijlage .

(3)

In te zien via deze link .

(4)

Algemeen bekend als vereisten onder "Pijler I", "Pijler II" respectievelijk "Pijler III".

(5)

Zie bijvoorbeeld deze link .

(6)

Zie artikel 213, lid 2, van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(7)

Zoals respectievelijk is bepaald in artikel 212, lid 1, onder f) en h), van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(8)

Zoals is bepaald in artikel 212, lid 1, onder g), van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(9)

Zie artikel 265 van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(10)

Sinds 2017 verwierven bijvoorbeeld verzekeringsgroepen en particuliere beleggers uit China, Japan, de Verenigde Staten, Zwitserland en Canada (een percentage van het kapitaal van) in de EU gevestigde verzekeringsondernemingen.

(11)

Zie artikel 213, lid 2, onder c), van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(12)

Zie artikel 261 van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(13)

Zie artikel 262, lid 1, van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(14)

Zie artikel 247, lid 2, onder b), punt v), van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(15)

Groepstoezicht op groepen waarvan de moederonderneming is ingeschreven in een niet-gelijkwaardig derde land, is onderworpen aan artikel 262 van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(16)

Zie artikel 214, lid 2, van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(17)

In dat geval is de holding een gemengde verzekeringsholding (in de zin van artikel 212, lid 1, onder g), van de Solvabiliteit II-richtlijn) en geen verzekeringsholding (in de zin van artikel 212, lid 1, onder f)).

(18)

In de banksector zijn soortgelijke kwesties vastgesteld. Bij Richtlijn (EU) 2019/878 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Richtlijn 2013/36/EU zijn een specifieke goedkeuringsprocedure en bevoegdheden tot direct toezicht op bepaalde holdings ingevoerd. Verder worden bij Verordening (EU) 2019/876 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 de criteria verduidelijkt om vast te stellen of de hoofdactiviteit van een financiële instelling (holding) het houden van dochterbanken is.

(19)

Zie artikel 242, lid 2, onder a), van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(20)

Zie artikel 218, lid 5, van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(21)

Zie artikel 218, lid 4, van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(22)

Zie artikel 141 van de Solvabiliteit II-richtlijn. Deze is niet van overeenkomstige toepassing op groepsniveau.

(23)

Zie artikel 258, lid 1, van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(24)

Zie artikel 218 van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(25)

Zie artikel 220 van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(26)

Zie artikel 220 van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(27)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/35 van de Commissie van 10 oktober 2014 tot aanvulling van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot en de uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II), PB L 12 van 17.1.2015, blz. 1.

(28)

Zoals gedefinieerd in artikel 1, punt 53, van de Gedelegeerde Verordening Solvabiliteit II.

(29)

Zie lid 1, onder b), van de artikelen 331, 332 en 333 van de Gedelegeerde Verordening Solvabiliteit II.

(30)

"[...], eigenvermogensbestanddelen die door verzekeringsholdings en gemengde financiële holdings van de groep worden uitgegeven, [mogen] niet als niet bezwaard worden beschouwd, tenzij de met die eigenvermogensbestanddelen samenhangende vorderingen van een lagere rang zijn dan de vorderingen van alle verzekeringnemers en begunstigden van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die deel uitmaken van de groep."

(31)

In dit verband lijkt de titel van artikel 331 van de gedelegeerde verordening de inhoud ervan niet volledig te dekken. De titel suggereert namelijk dat dit artikel alleen van toepassing is op eigenvermogensbestanddelen van verbonden verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, terwijl in lid 3 staat dat het ook van toepassing is op deelnemende ondernemingen.

(32)

Zie lid 2, onder a), van de artikelen 331, 332 en 333 van de Gedelegeerde Verordening Solvabiliteit II.

(33)

Zie artikel 71, lid 1, onder l), artikel 73, lid 1, onder g), en artikel 77, lid 1, onder g), van de Gedelegeerde Verordening Solvabiliteit II. Uitkeringen betreffen dividenden voor eigenvermogensinstrumenten en couponbetalingen voor achtergestelde schuld. Schrapping van uitkeringen als niet wordt voldaan aan het SKV van de groep, is alleen vereist voor Tier 1-vermogen.

(34)

Zie artikel 71, lid 1, onder j), artikel 73, lid 1, onder f), en artikel 77, lid 1, onder f), van de Gedelegeerde Verordening Solvabiliteit II.

(35)

Zie artikel 330, lid 1, onder a) en b), van de Gedelegeerde Verordening Solvabiliteit II.

(36)

Zie artikel 330, lid 1, onder c), van de Gedelegeerde Verordening Solvabiliteit II.

(37)

Zoals gedefinieerd in artikel 70 van de Gedelegeerde Verordening Solvabiliteit II.

(38)

Zie artikel 308 quater respectievelijk artikel 308 quinquies van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(39)

Sommige nationale toezichthoudende autoriteiten oordelen dat de bijdrage niet kan worden gedekt met uitsluitend niet-beschikbare bestanddelen.

(40)

Zie artikel 335, lid 1, onder a), en artikel 336, onder a), van de Gedelegeerde Verordening Solvabiliteit II.

(41)

Zie artikel 229 van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(42)

Zo wordt in artikel 335 van de Gedelegeerde Verordening Solvabiliteit II geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen joint ventures en joint operations zoals die zijn gedefinieerd in IFRS 11. Dat betekent dat een verzekeraar zijn belang in een joint venture voor verslagleggingsdoeleinden moet verantwoorden volgens de vermogensmutatiemethode, terwijl hij volgens Solvabiliteit II mogelijk proportionele consolidatie moet toepassen (waarvoor gedetailleerdere en mogelijk niet-beschikbare informatie nodig is).

(43)

Zie overweging 101 van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(44)

Zie artikel 129, lid 3, van de Solvabiliteit II-richtlijn. Opgemerkt zij dat deze "corridor" niet van toepassing is in gevallen waarin het MKV gelijk is aan de absolute ondergrens zoals omschreven in artikel 129, lid 1, onder d), van de richtlijn.

(45)

Dat kan gebeuren, omdat Solvabiliteit II strengere criteria hanteert voor eigen vermogen dat in aanmerking komt om het MKV van de groep te dekken. In Tier 3 ingedeeld eigen vermogen en aanvullend eigen vermogen komen niet in aanmerking om het MKV van de groep te dekken, maar komen wel in aanmerking voor dekking van het SKV van de groep.

(46)

In te zien via deze link .

(47)

Zij kunnen namelijk worden geacht bij te dragen aan de ondermodulen aandelenrisico, valutarisico en marktrisicoconcentraties.

(48)

Dit argument is betwistbaar voor het valutarisico: met methode 2 wordt het valutarisico dat voortkomt uit het gebruik van een andere valuta op het niveau van ondernemingen in een derde land en op groepsniveau, mogelijk niet goed bepaald.

(49)

Dat zou betekenen dat het mogelijk is een geconsolideerde kapitaalvereiste te berekenen op het niveau van de ondergroep (d.w.z. onder aftrek van intragroepstransacties en met inachtneming van diversificatie-effecten tussen de ondernemingen van die ondergroep), en vervolgens dat kapitaalvereiste te aggregeren bij de rest van de groep.

(50)

Zie artikel 242, lid 2, onder b).

(51)

Elf volledige interne modellen en 34 gedeeltelijke interne modellen.

(52)

Zo kunnen bij gebruik van een integratietechniek minderheidsbelangen wel deel uitmaken van het eigen vermogen van de groep, terwijl dat bij toepassing van de methode van aftrek en aggregatie niet het geval kan zijn.

(53)

Als een via methode 2 opgenomen verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming haar hoofdkantoor in een gelijkwaardig derde land in de zin van artikel 227 van de Solvabiliteit II-richtlijn heeft, kunnen haar eigen vermogen en de kapitaalvereisten worden bepaald overeenkomstig plaatselijke regels voor de berekening van de groepssolvabiliteit.

(54)

Zie artikel 335, lid 1, onder e), en artikel 336, onder d), van de Gedelegeerde Verordening Solvabiliteit II.

(55)

Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad, PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1.

(56)

Hoewel Pijler 3 ook betrekking heeft op informatieverstrekking door groepen, valt dit aspect niet binnen de reikwijdte van dit hoofdstuk.

(57)

Zie artikel 246 van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(58)

Meer specifiek is er geen definitie van het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan van een groep, en artikel 40 van de Solvabiliteit II-richtlijn over de verantwoordelijkheid van het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan is niet mutatis mutandis van toepassing op groepsniveau.

(59)

Zie artikel 257 van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(60)

Zie artikel 257 (titel en tekst) en artikel 42 van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(61)

Zie artikel 233, lid 6, van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(62)

Zie artikel 242, lid 2, onder b); het stelsel van risicobeheer in een gecentraliseerde groep vervangt de door de Commissie voorgestelde regeling voor groepsondersteuning, waarmee groepen het SKV van de dochterondernemingen deels zouden hebben kunnen dekken met een belofte dat de moederonderneming zo nodig kapitaal zou verstrekken aan verbonden verzekeraars. De regeling voor groepsondersteuning valt buiten de reikwijdte van het verzoek van de Commissie aan de EIOPA om technisch advies over de herziening van de Solvabiliteit II-richtlijn .

(63)

Zie artikel 246, lid 1, van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(64)

Zie de artikelen 236 tot en met 239 van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(65)

Zie artikel 242, lid 2, onder c), van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(66)

Zie artikel 13, lid 19, van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(67)

Zie artikel 245, lid 2, van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(68)

Zie artikel 245, lid 3, van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(69)

Zie artikel 258, lid 1, van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(70)

Zie artikel 242, lid 2, onder c), van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(71)

Zie artikel 244, lid 2, van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(72)

Zie artikel 244, lid 3, van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(73)

Zie artikel 213, lid 3, van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(74)

Zie de artikelen 8 en 9 van Richtlijn 2002/87/EG.

(75)

Volgens de in 2018 gepubliceerde lijst van financiële conglomeraten van het Gemengd Comité zijn er 81 financiële conglomeraten en is aan 24 daarvan volledige of gedeeltelijke ontheffing van toepassing van de RFC verleend.

(76)

Zie artikel 242, lid 2, onder d), van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(77)

Zie artikel 246, lid 4, van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(78)

 Zie artikel 242, lid 2, onder e), van de Solvabiliteit II-richtlijn.

(79)

In te zien via link .

(80)

Zie artikel 242, lid 2, onder h). Deze afdeling heeft geen betrekking op organen die tot taak hebben een vergoeding te geven aan slachtoffers als bedoeld in artikel 10, Richtlijn 2009/103/EG ("richtlijn motorrijtuigenverzekering").

(81)

Volgens het WITBOEK over verzekeringsgarantiestelsels van de Europese Commissie van 2010 "[biedt] een verzekeringsgarantiestelsel (VGS) de consument een ultieme bescherming wanneer zijn verzekeringsonderneming haar contractuele verplichtingen niet meer kan nakomen. Een dergelijk stelsel beschermt hem met andere woorden tegen het risico dat zijn vorderingen niet worden uitgekeerd als de verzekeringsonderneming insolvent wordt".

(82)

Bescherming voor verzekeringnemers alleen in de lidstaat van herkomst of ook in de lidstaten van ontvangst waar de verzekeraar actief is.

(83)

Met als doel de verzekeringspolissen voort te zetten of verzekeringnemers schadevergoeding te bieden.

(84)

Bv. door schuldbewijzen uit te geven of door het bedrag van de jaarlijkse bijdragen te verhogen.

(85)

In te zien via deze link .

(86)

Zie het verzoek van de Commissie aan de EIOPA om technisch advies over de herziening van de Solvabiliteit II-richtlijn .