Voorstel van wet - Voorstel van wet van het lid Dijksma tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met het stellen van regels omtrent sponsoring van scholen in het primair en voortgezet onderwijs - Hoofdinhoud
Dit voorstel van wet i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 28512 - Initiatiefvoorstel Stellen van regels omtrent sponsoring van scholen in het primair en voortgezet onderwijs i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Voorstel van wet van het lid Dijksma tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met het stellen van regels omtrent sponsoring van scholen in het primair en voortgezet onderwijs; Voorstel van wet |
---|---|
Documentdatum | 16-09-2002 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST63279 |
Kenmerk | 28512, nr. 2 |
Van | Staten-Generaal (SG) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2001–2002
28 512
Voorstel van wet van het lid Dijksma tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met het stellen van regels omtrent sponsoring van scholen in het primair en voortgezet onderwijs
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te stellen omtrent sponsoring van scholen in het primair en voortgezet onderwijs; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 12, eerste lid, vervalt in de tweede volzin de zinsnede «, indien het bevoegd gezag daarbij verplichtingen op zich neemt waarmee de leerlingen binnen de schooltijden en tijdens de activiteiten die worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, alsmede tijdens het overblijven, zullen worden geconfronteerd».
B
Artikel 13, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
Het woord «en» aan het slot van onderdeel f vervalt.
-
2.Onderdeel g wordt vervangen door:
-
g.de wijze waarop het bevoegd gezag in het algemeen omgaat met materiële en de geldelijke bijdragen, niet zijnde ouderbijdragen of op de onderwijswetgeving gebaseerde bijdragen en
-
h.de bijdragen als bedoeld onder g. die in het voorgaande schooljaar door het bevoegd gezag zijn aanvaard, alsmede de wijze waarop deze bijdragen ten behoeve van de school zijn besteed.
C
Na artikel 13 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 13a. Bijdragen van derden
-
1.Bij algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven omtrent de wijze waarop het bevoegd gezag omgaat met materiële of geldelijke bijdragen van derden, niet zijnde ouderbijdragen of op de onderwijswetgeving gebaseerde bijdragen.
-
2.Indien Onze minister, handelend als vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden, en de daarvoor in aanmerking komende organisaties van schoolbesturen, ouder- en leerlingenorganisaties, al dan niet tezamen met andere daarvoor in aanmerking komende organisaties, een convenant hebben gesloten over de wijze waarop bevoegde gezagsorganen dienen om te gaan met bijdragen als bedoeld in het eerste lid zonder dat daarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen bijdragen waarbij het bevoegd gezag verplichtingen op zich neemt waarmee leerlingen in schoolverband worden geconfronteerd en bijdragen waarbij dat niet het geval is, wordt een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid niet vastgesteld zolang het convenant geldt. Indien een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid ten tijde van het sluiten van het convenant reeds is vastgesteld, maar nog niet in werking is getreden, treedt hij niet in werking zolang het convenant geldt.
-
3.Indien een convenant als bedoeld in het tweede lid wordt gesloten nadat een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid is vastgesteld en in werking is getreden, is deze algemene maatregel van bestuur niet van toepassing gedurende de periode waarvoor het convenant geldt.
-
4.De bepalingen in het convenant, bedoeld in het tweede lid, die betrekking hebben op de wijze waarop bevoegde gezagsorganen dienen om te gaan met bijdragen als bedoeld in het eerste lid, zijn regels voor het openbaar onderwijs en voorwaarden voor bekostiging van het bijzonder onderwijs.
-
5.Het convenant wordt door de zorg van Onze minister bekendgemaakt in het officiële publicatieblad van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Van de bekendmaking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
D
In de inhoudsopgave wordt na de omschrijving van artikel 13 ingevoegd: Artikel 13a. Bijdragen van derden.
ARTIKEL II
De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 21, eerste lid, vervalt in de tweede volzin de zinsnede «, indien het bevoegd gezag daarbij verplichtingen op zich neemt waarmee de leerlingen binnen de schooltijden en tijdens de activiteiten die worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, alsmede tijdens het overblijven, zullen worden geconfronteerd».
B
Artikel 22, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Het woord «en» aan het slot van onderdeel e vervalt.
-
2.Onderdeel f wordt vervangen door:
-
f.de wijze waarop het bevoegd gezag in het algemeen omgaat met materiële en de geldelijke bijdragen, niet zijnde ouderbijdragen of op de onderwijswetgeving gebaseerde bijdragen en
-
g.de bijdragen als bedoeld onder f. die in het voorgaande schooljaar door het bevoegd gezag zijn aanvaard, alsmede de wijze waarop deze bijdragen ten behoeve van de school zijn besteed.
C
Na artikel 22 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 22a. Bijdragen van derden
-
1.Bij algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven omtrent de wijze waarop het bevoegd gezag omgaat met materiële of geldelijke bijdragen van derden, niet zijnde ouderbijdragen of op de onderwijswetgeving gebaseerde bijdragen.
-
2.Indien Onze minister, handelend als vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden, en de daarvoor in aanmerking komende organisaties van schoolbesturen, ouder- en leerlingenorganisaties, al dan niet tezamen met andere daarvoor in aanmerking komende organisaties, een convenant hebben gesloten over de wijze waarop bevoegde gezagsorganen dienen om te gaan met bijdragen als bedoeld in het eerste lid zonder dat daarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen bijdragen waarbij het bevoegd gezag verplichtingen op zich neemt waarmee leerlingen in schoolverband worden geconfronteerd en bijdragen waarbij dat niet het geval is, wordt een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid niet vastgesteld zolang het convenant geldt. Indien een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid ten tijde van het sluiten van het convenant reeds is vastgesteld, maar nog niet in werking is getreden, treedt hij niet in werking zolang het convenant geldt.
-
3.Indien een convenant als bedoeld in het tweede lid wordt gesloten nadat een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid is vastgesteld en in werking is getreden, is deze algemene maatregel van bestuur niet van toepassing gedurende de periode waarvoor het convenant geldt.
-
4.De bepalingen in het convenant, bedoeld in het tweede lid, die betrekking hebben op de wijze waarop bevoegde gezagsorganen dienen om te gaan met bijdragen als bedoeld in het eerste lid, zijn regels voor het openbaar onderwijs en voorwaarden voor bekostiging van het bijzonder onderwijs.
-
5.Het convenant wordt door de zorg van Onze minister bekendgemaakt in het officiële publicatieblad van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Van de bekendmaking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
D
In de inhoudsopgave wordt na de omschrijving van artikel 22 ingevoegd: Artikel 22a. Bijdragen van derden.
ARTIKEL III
De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 24, eerste lid, vervalt in de tweede volzin de zinsnede «, indien het bevoegd gezag daarbij verplichtingen op zich neemt waarmee de leerlingen binnen de schooltijden en tijdens de activiteiten die worden georganiseerd onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, alsmede tijdens het overblijven, zullen worden geconfronteerd».
B
Artikel 24a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Het woord «en» aan het slot van onderdeel e vervalt.
-
2.Onderdeel f wordt vervangen door:
-
f.de wijze waarop het bevoegd gezag in het algemeen omgaat met materiële en de geldelijke bijdragen, niet zijnde ouderbijdragen of op de onderwijswetgeving gebaseerde bijdragen en
-
g.de bijdragen als bedoeld onder f. die in het voorgaande schooljaar door het bevoegd gezag zijn aanvaard, alsmede de wijze waarop deze bijdragen ten behoeve van de school zijn besteed.
C
Na artikel 24a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 24a1. Bijdragen van derden
-
1.Bij algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven omtrent de wijze waarop het bevoegd gezag omgaat met materiële of geldelijke bijdragen van derden, niet zijnde ouderbijdragen of op de onderwijswetgeving gebaseerde bijdragen.
-
2.Indien Onze Minister, handelend als vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden, en de daarvoor in aanmerking komende organisaties van schoolbesturen, ouder- en leerlingenorganisaties, al dan niet tezamen met andere daarvoor in aanmerking komende organisaties, een convenant hebben gesloten over de wijze waarop bevoegde gezagsorganen dienen om te gaan met bijdragen als bedoeld in het eerste lid zonder dat daarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen bijdragen waarbij het bevoegd gezag verplichtingen op zich neemt waarmee leerlingen in schoolverband worden geconfronteerd en bijdragen waarbij dat niet het geval is, wordt een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid niet vastgesteld zolang het convenant geldt. Indien een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid ten tijde van het sluiten van het convenant reeds is vastgesteld, maar nog niet in werking is getreden, treedt hij niet in werking zolang het convenant geldt.
-
3.Indien een convenant als bedoeld in het tweede lid wordt gesloten nadat een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid is vastgesteld en in werking is getreden, is deze algemene maatregel van bestuur niet van toepassing gedurende de periode waarvoor het convenant geldt.
-
4.De bepalingen in het convenant, bedoeld in het tweede lid, die betrekking hebben op de wijze waarop bevoegde gezagsorganen dienen om te gaan met bijdragen als bedoeld in het eerste lid, zijn regels voor het openbaar onderwijs en voorwaarden voor bekostiging van het bijzonder onderwijs.
-
5.Het convenant wordt door de zorg van Onze Minister bekendgemaakt in het officiële publicatieblad van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Van de bekendmaking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
ARTIKEL IV
Het convenant inzake sponsoring in het primair en voortgezet onderwijs dat op 24 januari 2002 is gesloten tussen de Staat der Nederlanden, zes besturenorganisaties, vier landelijke organisaties voor ouders in het onderwijs, het Landelijk Aktie Komitee Scholieren, de Vereniging voor het management in het Voortgezet Onderwijs, de Algemene Vereniging voor Schoolleiders, de Consumentenbond, de Vereniging VNO-NCW en de Groep Educatieve Uitgeverijen, wordt aangemerkt als een convenant als bedoeld in artikel 13a van de Wet op het primair onderwijs, artikel 22a van de Wet op de expertisecentra en artikel 24a1 van de Wet op het voorgezet onderwijs, met dien verstande dat onder sponsoring als bedoeld in artikel 1 van het convenant mede worden verstaan donaties als bedoeld in artikel 1 van het convenant.
ARTIKEL V
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
ARTIKEL VI
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,