Ik vertrek - Hoofdinhoud
Tot mijn spijt heb ik nieuws — hoe u het waardeert mag u zelf bepalen. Laat ik om het voorzichtig te brengen een kleine omweg nemen. Het enige reality-tv-programma waar ik naar uitkijk is een uitzending waarin een koppel wordt gevolgd dat in het buitenland een hotel of zoiets gaat beginnen. Daarbij laten ze hun hele hebben en houwen achter zich, nemen hun spaargeld resoluut op en beginnen van de grond af aan opnieuw, meestal in een mediterraan land, waar ze, het koppel dus, de taal niet van machtig zijn. Ik Vertrek, zo heet de serie. Hij loopt al jarenlang, want kennelijk zijn er heel wat mensen die besluiten om hun ideaal zonder voorbehoud gestalte te gaan geven. Mij spreekt dat enorm aan, dat je de durf hebt om zoiets te gaan doen. Natuurlijk, je moet je wel rekenschap hebben gegeven van de mogelijkheden en onmogelijkheden, en het mag geen kansloos avontuur zijn. Maar toch: wie niet waagt... Zelf ben ik nooit zo’n waaghals geweest, en ik zal het niet worden ook. Maar soms, heel soms, moet je bereid zijn om je zekerheden op te geven en je ideaal na te streven. Voor mij is dat ideaal een rechtvaardig, maar ook een veilig Nederland, voor iedereen die de Nederlandse grondwet onderschrijft. Ik laat daarvoor dus alles uit mijn werkende leven achter — ook u, lezer, na bijna tweehonderd wekelijkse columns — om te gaan werken op het ministerie dat voor elke jurist de bakermat van de rechtsstaat is. Het is bitter dat ik dat niet meer kan delen met mijn vrouw, degene die u ook een beetje leerde kennen, maar er niet meer is. Maar ik doe dat wel met mijn kinderen die nogal eens als aanleiding figureerden voor een bespiegeling over iets totaal anders dan recht. Het is wel spijtig dat ik niet verder kan schrijven voor het FD: ik had nog een leuke metafoor op stapel met Strawberry Fields Forever van Lennon-McCartney, inzake de kwestie van genetische ontwikkeling in de landbouw. Of anders een parallel tussen Alfred Hitchcock, de regisseur die altijd even in zijn eigen films te zien was, en de bijna onzichtbare hand van een goede hoofdredacteur. Niet dus. Toen ik met deze column begon werd mij gezegd dat de stukken van de krant vooral een rating — dat is net zoiets als die cijfers bij het kunstschaatsen — kregen op basis van de internetomloop. Ik vrees dat ik daar niet goed uit tevoorschijn kom; ik had soms weken achtereen dat er een soort digitaal stiltegebied om mijn stukken leek te zijn aangelegd. Misschien was ik in mijn bijdrages weleens te emotioneel, zoals toen MH17 was neergehaald en ik ’s avonds laat de reactie van de Russische president op televisie zag. Of toen ik de Amerikaanse Republikeinse presidentskandidaat Donald Trump een gehandicapte journalist belachelijk zag maken. Vanaf nu kan dat niet meer, en dat is ook goed: bij een voorbeeldfunctie horen ook bescheiden emoties. Hoe u over mij denkt zal ik in overwegende mate niet weten, maar ik ga u, lezer, missen. Zelden was er een zo grote stimulans om een kwestie bondig en direct te bepleiten. Mijn promotor zei mij ooit, na inlevering van weer een te lang hoofdstuk van mijn beoogde proefschrift: je taalgebruik zou wat geserreerder kunnen. Thuis zocht ik het woord meteen op in Van Dale, maar pas toen ik columns ging schrijven voor het FD kon ik ermee uit de voeten. Hoe vaak heb ik niet gezien dat rechters tijdens mijn pleidooi gingen knikkebollen! De limiet van 430 woorden in de krant liet u als lezer niet de tijd voor zelfs maar een gaapgebaar. Dat was door de jaren heen ook te danken aan de redacteuren die mijn stukjes vaak net de finishing touch gaven die bij vaste brievenschrijvers tot enthousiasme leidden. Afijn, enzovoorts, zou mijn oude patroon uit de advocatuur nu zeggen, ten teken dat ook dit betoog wel mooi geweest is. Kortom: ik maak er een eind aan. Ik vertrek. Het ga u goed, beste lezer, Ferdinand Grapperhaus