Artikel 31: {Procedure}

30
Artikel 31
32
  • 1. 
    Ingeval een besluit betreffende een standpunt of een optreden van de Unie dat volgens de bepalingen betreffende het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van hoofdstuk 1 van deze titel is vastgesteld, voorziet in de onderbreking of de gehele of gedeeltelijke beperking van de economische en financiële betrekkingen met een of meer derde landen, neemt de Raad op gezamenlijk voorstel van de minister van Buitenlandse Zaken en de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de nodige maatregelen. Hij stelt het Europees Parlement daarvan in kennis.
  • 2. 
    De Raad kan op de in lid 1 genoemde gebieden volgens dezelfde procedure beperkende maatregelen vaststellen jegens natuurlijke of rechtspersonen, groepen of andere dan staatsentiteiten.

1.

Commentaar

  • 1. 
    Lid 1 neemt artikel 301 VEG over, met een verwijzing naar de financiële betrekkingen om de in artikel 60 VEG genoemde gebieden te bestrijken. De Raad besluit op voorstel van de minister van Buitenlandse Zaken en de Commissie, om te zorgen voor de samenhang van de voorgestelde maatregelen. Dit hoofdstuk heeft betrekking op de vaststelling van beperkende maatregelen op grond van een besluit betreffende het buitenlands beleid, die onder de bepalingen van hoofdstuk 1 valt. De beperkende maatregelen die de Unie kan invoeren nadat is vastgesteld dat een derde land de oorsprongsregels schendt, vallen onder hoofdstuk 5, "Internationale akkoorden". De tekst bevat een nieuwe bepaling over het in kennis stellen van het Europees Parlement.
  • 2. 
    De verdragen voorzien momenteel alleen in een rechtsgrondslag voor beperkende maatregelen jegens staten. Soms heeft zich evenwel de behoeften aan andere soorten maatregelen doen gevoelen. Dit lid verschaft de Unie een rechtsgrondslag voor beperkende maatregelen jegens natuurlijke of rechtspersonen, niet-staatsgroepen enz.

2.

Ontwikkeling artikel

2003
  • 1. 
    Ingeval een besluit betreffende een standpunt of een optreden van de Unie dat volgens de bepalingen betreffende het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van hoofdstuk 1 van deze titel is vastgesteld, voorziet in de onderbreking of de gehele of gedeeltelijke beperking van de economische en financiële betrekkingen met een of meer derde landen, neemt de Raad op gezamenlijk voorstel van de minister van Buitenlandse Zaken en de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de nodige maatregelen. Hij stelt het Europees Parlement daarvan in kennis.
  • 2. 
    De Raad kan op de in lid 1 genoemde gebieden volgens dezelfde procedure beperkende maatregelen vaststellen jegens natuurlijke of rechtspersonen, groepen of andere dan staatsentiteiten.

3.

Commentaar

  • 1. 
    Lid 1 neemt artikel 301 VEG over, met een verwijzing naar de financiële betrekkingen om de in artikel 60 VEG genoemde gebieden te bestrijken. De Raad besluit op voorstel van de minister van Buitenlandse Zaken en de Commissie, om te zorgen voor de samenhang van de voorgestelde maatregelen. Dit hoofdstuk heeft betrekking op de vaststelling van beperkende maatregelen op grond van een besluit betreffende het buitenlands beleid, die onder de bepalingen van hoofdstuk 1 valt. De beperkende maatregelen die de Unie kan invoeren nadat is vastgesteld dat een derde land de oorsprongsregels schendt, vallen onder hoofdstuk 5, "Internationale akkoorden". De tekst bevat een nieuwe bepaling over het in kennis stellen van het Europees Parlement.
  • 2. 
    De verdragen voorzien momenteel alleen in een rechtsgrondslag voor beperkende maatregelen jegens staten. Soms heeft zich evenwel de behoeften aan andere soorten maatregelen doen gevoelen. Dit lid verschaft de Unie een rechtsgrondslag voor beperkende maatregelen jegens natuurlijke of rechtspersonen, niet-staatsgroepen enz.
2003
  • 1. 
    Ingeval een besluit betreffende een standpunt of een optreden van de Unie dat volgens de bepalingen betreffende het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van hoofdstuk 1 van deze titel is vastgesteld, voorziet in de onderbreking of de gehele of gedeeltelijke beperking van de economische en financiële betrekkingen met een of meer derde landen, neemt de Raad op gezamenlijk voorstel van de minister van Buitenlandse Zaken en de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de nodige maatregelen. Hij stelt het Europees Parlement daarvan in kennis.
  • 2. 
    De Raad kan op de in lid 1 genoemde gebieden volgens dezelfde procedure beperkende maatregelen vaststellen jegens natuurlijke of rechtspersonen, groepen of andere dan staatsentiteiten.
2003
  • 1. 
    In de gevallen waarin een Europees besluit betreffende een standpunt of een optreden van de Unie dat volgens de bepalingen betreffende het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van hoofdstuk II van deze titel is vastgesteld, voorziet in verbreking of gehele of gedeeltelijke beperking van de economische en financiële betrekkingen met een of meer derde landen, worden de Europese vorderingen en besluiten door de Raad van Ministers op gezamenlijk voorstel van de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie en de Europese Commissie en met gekwalificeerde meerderheid van stemmen vastgesteld. De Raad van Ministers stelt het Europees Parlement daarvan in kennis.
  • 2. 
    De Raad van Ministers kan op de in lid 1 genoemde gebieden volgens dezelfde procedure beperkende maatregelen jegens natuurlijke personen, rechtspersonen en niet-statelijke formaties en entiteiten vaststellen.
2003
  • 1. 
    In de gevallen waarin een Europees besluit, dat is vastgesteld op grond van hoofdstuk II van deze titel, voorziet in verbreking of gehele of gedeeltelijke beperking van de economische en financiële betrekkingen met een of meer derde landen, worden de Europese verordeningen en besluiten door de Raad op gezamenlijk voorstel van de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie en de Commissie en met gekwalificeerde meerderheid van stemmen vastgesteld. De Raad stelt het Europees Parlement daarvan in kennis.
  • 2. 
    In de gevallen waarin een op grond van hoofdstuk II van deze titel vastgesteld Europees besluit daarin voorziet, kan de Raad de in lid 1 bedoelde procedure beperkende maatregelen jegens natuurlijke personen, rechtspersonen en niet-statelijke formaties en entiteiten vaststellen.
  • 3. 
    De in dit artikel bedoelde handelingen bevatten de nodige bepalingen inzake wettelijke waarborgen. [*]

Verklaring voor de slotakte ad artikelen III-49 i en III-224

De Conferentie memoreert dat de eerbiediging van de grondrechten en vrijheden met name inhoudt dat de nodige aandacht wordt geschonken aan de bescherming en de eerbiediging van het recht op eerlijke rechtsbedeling voor de betrokken personen of entiteiten.

Daartoe moeten besluiten waarbij een persoon of entiteit aan beperkende maatregelen wordt onderworpen, op duidelijke en verschillende criteria gebaseerd zijn om een grondige rechterlijke toetsing te waarborgen. Deze criteria moeten zijn toegesneden op de specifieke kenmerken van de beperkende maatregel.[*]

Toelichting [*]:

In het werkdocument CIG 73/04 (29 april 2004) is het artikel uitgebreid met een derde lid, om de wijzigingen in artikel III-49 i mogelijk te maken. Ook werd de verklaring ingevoegd.

In het commentaar staat:

"Het voorzitterschap stelt verschillende wijzigingen in de tekst van de Conventie en een verklaring voor om tegemoet te komen aan de wensen van een aantal delegaties in verband met deze bepalingen.

Deze wijzigingen houden in dat er tevens wijzigingen worden aangebracht in artikel III-224 , teneinde een a contrario-effect te vermijden. Hierna volgt een ontwerptekst."

2004
  • 1. 
    Wanneer een overeenkomstig hoofdstuk II vastgesteld Europees besluit, voorziet in verbreking of gehele of gedeeltelijke beperking van de economische en financiële betrekkingen met een of meer derde landen, stelt de Raad, op gezamenlijk voorstel van de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie en de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de nodige Europese verordeningen en besluiten vast. De Raad stelt het Europees Parlement daarvan in kennis.
  • 2. 
    Wanneer een overeenkomstig hoofdstuk II vastgesteld Europees besluit erin voorziet, kan de Raad volgens de in lid 1 bedoelde procedure jegens natuurlijke personen, rechtspersonen dan wel niet-statelijke groepen of entiteiten beperkende maatregelen vaststellen.
  • 3. 
    De in dit artikel bedoelde handelingen bevatten de nodige bepalingen inzake juridische waarborgen.