Waarom een Grondwet en niet een Verdrag

Waarom wenste het Europees Parlement in 1989 een Grondwet, terwijl de Europese Unie al bijna veertig jaar functioneerde op basis van verdragen? In zijn verslag stelt Fernand Herman vast dat de huidige verdragen een vrijblijvendheid impliceren die er in de praktijk niet is. Zelfs als lidstaten de verdragen zouden opzeggen, dan kunnen zij niet onder bepaalde verplichtingen uit, ze zitten "vast" aan Europese afspraken. Door het aannemen van een Grondwet streefde het Europees Parlement naar niets meer dan het aanpassen van het woordgebruik aan de huidige realiteit.

 

1.

Verdrag en Grondwet

Gewoonlijk is een verdrag een overeenkomst tussen soevereine staten die soeverein blijven, een verdrag verbindt alleen hen en is slechts op hen van toepassing.

De burgers van deze staten worden niet rechtstreeks gebonden door een verdrag; zij kunnen er rechtstreeks geen rechten aan ontlenen, maar evenmin kunnen hun door een verdrag rechtstreeks verplichtingen worden opgelegd.

Als op basis van een verdrag een organisatie wordt opgericht, kan deze organisatie gewoonlijk alleen handelen op basis van uitdrukkelijke of stilzwijgende instemming van de ondertekende staten. Deze staten kunnen, buiten de verplichtingen die in het verdrag worden omschreven, tegen hun wil geen andere verplichtingen worden opgelegd.

2.

Verworvenheden van de Europese Verdragen

Met de ondertekening van het Verdrag van Rome hebben de lid-staten daarentegen met opzet een rechtsgemeenschap in het leven geroepen met eigen organen die onafhankelijk van hen juridische regels kunnen ontwikkelen waaraan zij zich onderwerpen en die rechtstreeks op hun burgers van toepassing zijn.

De supranationaliteit die in het verdrag van Rome is opgenomen (meerderheid van stemmen in de Raad i, verordeningen rechtstreeks van toepassing op de burgers, uitvoerbaarheid van de arresten van het Hof van Justitie i, controle door het Hof van Justitie op de wettigheid van de wetsteksten van de Raad, enz.) is nog eens extra versterkt door de jurisprudentie van het Hof van Justitie dat uiteindelijk bereikt heeft dat de lid-staten, overigens niet zonder aarzeling en verzet het volgende hebben aanvaard:

  • een rechtscheppende rechtsorde;
  • hiërarchische superioriteit van de communautaire rechtsorde boven de nationale rechtsorde;
  • de mogelijkheid voor de burgers om rechtstreeks erkenning en naleving van rechten te verkrijgen die hun door het Verdrag of de communautaire wetgeving zijn toebedeeld;
  • rechtstreekse toepassing van de in' de richtlijnen vervatte rechten, zelfs indien deze niet in nationaal recht zijn omgezet;
  • de voorrang van de communautaire wetgeving;
  • de controle op de overeenstemming van de nationale wetten met de communautaire rechtsorde.

Thans maakt deze jurisprudentie deel uit van de communautaire verworvenheden en is ook door de nieuwe lid-staten aanvaard.

De Europese Akte en het Verdrag van Maastricht hebben bovenstaande ontwikkelingen nog eens extra benadrukt door de bevoegdheden van het Europees Parlement i uit te breiden (instemmings- en medebeslissingsprocedure), maar vooral ook door de invoering van het begrip "Europees burgerschap" en door de burgers in het verdrag een aantal fundamentele rechten te garanderen zoals in een echte Grondwet.

3.

Voordelen voor de Grondwet

Door de aanneming van een Grondwet te eisen die geleidelijk de Verdragen zal vervangen, wil het Europees Parlement eigenlijk niet meer dan het woordgebruik aanpassen aan de feiten en de teksten aan de realiteit.

Het draagt bij aan de helderheid en is waarheidsgetrouw als het eindelijk een einde maakt aan:

  • 1. 
    dat fictieve idee dat de soevereiniteit van de lid-staten niet zou worden aangetast, en aan
  • 2. 
    de onduidelijkheid waardoor nationale regeringen delen in de verdiensten van communautaire maatregelen wanneer zij populair zijn of goed uitvallen, en tegelijkertijd de verantwoordelijkheid van hun eigen falen steeds op Brussel blijven afschuiven.

Het Europees Parlement i toont zich ook vooruitziend en realistisch want,

  • zodra het aantal lid-staten de twaalf zal overschrijden,

kunnen de samenhang en de doeltreffendheid van het communautaire optreden niet meer worden gewaarborgd door een aantal multilaterale verplichtingen die uit een verdrag voortvloeien.

Zij zullen daarentegen een eigen structuur moeten krijgen, met autonome maar democratisch gecontroleerde organen die voortvloeien uit een Grondwet.