Raad van de Europese Unie (Raad)

Met dank overgenomen van Europa Nu.
Raad van de Europese Unie in Brussel
Bron: © Kevin Bergenhenegouwen

In deze instelling van de Europese Unie (kortweg 'de Raad van Ministers' of nog korter 'de Raad' genoemd) zijn de regeringen van de 27 lidstaten i van de EU vertegenwoordigd. De Raad oefent samen met het Europees Parlement i de wetgevings- en begrotingstaak uit. Dit houdt in dat de Raad zijn goedkeuring moet geven aan elk wetsvoorstel van de Europese Commissie i en aan elke voorgestelde EU-begroting. Nationale regeringen kunnen dus via de Raad invloed uitoefenen in de EU. De Raad neemt ook beslissingen over het buitenlands- en veiligheidsbeleid.

De Raad vergadert in wisselende samenstelling, afhankelijk van het beleidsterrein waarover gesproken wordt. Zo zullen bijvoorbeeld, als het over landbouw gaat, de 27 ministers voor Landbouw aan de vergadering deelnemen en spreken we van de Landbouwraad. Voor economische en financiële onderwerpen kennen we de Ecofin-Raad, voor het milieu de Milieuraad enzovoort.

De Raad van de EU is niet hetzelfde als de Europese Raad i, bestaande uit de staatshoofden en regeringsleiders. Deze Europese Raad heeft geen wetgevende taak, maar stelt de algemene politieke beleidslijnen van de Europese Unie vast.

1.

Basiskenmerken

Stad

Brussel en Luxemburg

Land

België en Luxemburg

Grondslag

Artikel 13 i en 16 i VEU / Artikelen 237-243 VwEU

Aard organisatie

Orgaan van de Europese Unie

Voorzitter

Een door de Raad vastgestelde Lidstaat i, voor een periode van 6 maanden

2.

Bevoegdheden: wetgeving, economisch beleid en begroting

De taakverdeling tussen de Organen van de Europese Unie laat zich als volgt samenvatten: de Europese Commissie i neemt initiatieven tot Europese wet- en regelgeving. Het Europees Parlement i debatteert hierover en kan wijzigingen voorstellen, waarna het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie gezamenlijk beslissen.

De Raad voert drie hoofdtaken uit:

  • Wetgeving
    De Raad stelt samen met het Europees Parlement de Europese regelgeving vast. De wetgevende bevoegdheden van de Raad zijn echter niet voor alle beleidsterreinen hetzelfde. Op terreinen waar de lidstaten de wetgeving meer in eigen hand willen houden, heeft de Raad over het algemeen meer zeggenschap. Dit weerspiegelt zich in het bestaan van verschillende wetgevingsprocedures i.
  • Coördinatie van economisch beleid tussen de lidstaten
    De Raad stelt, op basis van een door de Europese Raad i goedgekeurd voorstel van de Commissie i, jaarlijks globale richtsnoeren vast voor het economisch beleid van de lidstaten. De coördinatie wordt verwezenlijkt in het kader van de Economische en Monetaire Unie i, waarin de Ecofin-raad i (Economische en financiële zaken) een vooraanstaande rol speelt.
  • Begrotingsbevoegdheid
    De Raad stelt samen met het Europees Parlement het budget vast voor de Europese beleidsagenda. De Raad en het Parlement wijden twee lezingen aan de behandeling van de begroting om het eens te worden over de hoogte en de bestemming van de uitgaven. Sinds 1986 worden de jaarlijkse uitgaven opgenomen in een meerjarenprogrammering - de "financiële vooruitzichten" - die door de Raad en het Parlement samen wordt vastgesteld.

De Raad heeft verder een beperkte rol bij uitvoering van de besluiten.

3.

Organisatie

De Raad van de Europese Unie vergadert in Brussel, behalve in april, juni en oktober. In deze maanden worden de vergaderingen in Luxemburg gehouden.

De Raad bestaat uit één vertegenwoordiger per lidstaat op ministerieel niveau, die gemachtigd is om namens zijn regering bindende afspraken te maken. Niet op alle beleidsterreinen vergadert de Raad even frequent. De Raden voor Algemene zaken, Economische en Financiële zaken en Landbouw vergaderen maandelijks, terwijl de overige formaties twee tot vier keer per jaar bijeenkomen.

  • Voorzitterschap Europese Unie

    Elk half jaar (van januari t/m juni en van juli t/m december) wordt de Europese Unie i afwisselend voorgezeten door een lidstaat i. Het land dat voorzitter is, leidt de vergaderingen van de Raad van de Europese Unie. Het Voorzitterschap van de Raad speelt een essentiële rol bij de sturing van het wetgevend en politiek besluitvormingsproces.

  • Comité van Permanente Vertegenwoordigers (Coreper)

    Coreper bestaat uit de permanente vertegenwoordigers (ambassadeurs) die de belangen van hun lidstaten in Brussel bewaken. Deze permanente vertegenwoordigers bereiden de vergaderingen van de verschillende formaties van de Raad van Ministers voor, en stellen de agenda's vast. Uitzondering hierop zijn de landbouwaangelegenheden, die onder het Speciaal Comité voor de Landbouw (SCL) vallen.

Ondanks de variatie in samenstelling en benaming van de diverse raden gaat het steeds om één en dezelfde Raad als instelling: alle besluiten zijn besluiten van de Raad van de Europese Unie. In de praktijk is er qua samenstelling sprake van tien verschillende Raden:

 

Raadsformatie

Afkorting

Algemene Zaken

RAZ

Buitenlandse Zaken

RBZ

Concurrentievermogen (Interne Markt, Industrie, Onderzoek en Ruimtevaart)

COMPET

Economische en Financiële zaken

ECOFIN

Justitie en Binnenlandse Zaken

JBZ

Landbouw en Visserij

AGRIPECHE

Milieu

ENV

Onderwijs, Jeugdzaken, Cultuur en Sport

EJC

Vervoer, Telecommunicatie en Energie

TTE

Werkgelegenheid, Sociaal beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

EPSCO

4.

Relatie met EU-lidstaten

Verantwoording afleggen

In de Raad van de Europese Unie hebben ministers uit de 27 EU-lidstaten zitting, die verantwoording schuldig zijn aan hun nationale parlementen. Iedere lidstaat heeft daar eigen procedures voor.

Stemmen in de Raad

De stemwijze in de Raad i van de Europese Unie hangt af van het beleidsterrein waarover besluiten genomen worden. De meest belangrijke zijn:

  • Eenparigheid van stemmen i: (unanimiteit) voor essentiële zaken als besluiten inzake de uitbreiding van de Unie, het buitenlands beleid, en de wijziging of instelling van Europese organen
  • Gekwalificeerde meerderheid van stemmen i: er is sprake van een meerderheid als ten minste 55% van de lidstaten die minstens 65% van de totale bevolking van de EU vertegenwoordigen, vóór stemmen

De stem van kleinere lidstaten telt in dit systeem relatief zwaarder dan de stem van grotere landen.

Stemverdeling vóór 1 november 2014

Binnen de Raad van de Europese Unie (de 'Raad van ministers') had elk land tot 1 november 2014 een bepaald aantal stemmen. Dat 'stemgewicht' was gebaseerd op het aantal inwoners, gecorrigeerd in het voordeel van de landen met minder inwoners.

Aantal stemmen

percentage

Land(en)

29

8,2

Duitsland, Frankrijk, Italië en het Verenigd Koninkrijk

27

7,7

Spanje en Polen

14

4,0

Roemenië

13

3,7

Nederland

12

3,4

België, Griekenland, Portugal, Tsjechië en Hongarije

10

2,8

Bulgarije, Oostenrijk en Zweden

7

2,0

Denemarken, Finland, Ierland, Kroatië, Litouwen en Slowakije

4

1,1

Luxemburg, Cyprus, Estland, Letland en Slovenië

3

0,9

Malta

Het totaal was 352 stemmen. Een besluit moest minstens 260 van de 352 stemmen krijgen.

Wanneer de Europese Raad besloot met gekwalificeerde meerderheid van stemmen i, maakte zij gebruik van dezelfde stemverdeling als de Raad van Ministers.

5.

Nederland

Nederland wordt in de Raad vertegenwoordigd door ministers en staatssecretarissen uit het huidige kabinet-Rutte IV i.

6.

Juridisch kader

De Raad van de Europese Unie vindt zijn basis in het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) i en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VwEU) i.

  • Algemene rol: VEU titel III art. 13 i, 16 i
  • Stemverhoudingen, bevoegdheden, organisatie: zesde deel VwEU titel I hoofdstuk I derde afdeling (artikelen 237 t/m 243)

7.

Ontwikkeling invloed Raad van Ministers

In 1952 werd de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal i opgericht. Naast de Hoge Autoriteit, de voorloper van de Europese Commissie, werd er ook een Raad van Ministers in het leven geroepen. De Hoge Autoriteit moest op een aantal terreinen beslissingsbevoegdheid delen met die Raad. Zo werd voorkomen dat de lidstaten teveel invloed op cruciale sectoren van hun economie zouden verliezen. Het parlement, dat nog de 'Vergadering' heette, speelde geen rol in de besluitvorming.

In de verdragen van 1957 zouden de lidstaten een veel dominantere rol krijgen toebedeeld. De Raad van Ministers was de enige instelling die over voorstellen besliste. De Europese Commissie i had alleen binnen strikt gestelde grenzen de bevoegdheid zelf zaken te besluiten. En het Europees Parlement i mocht nog steeds alleen adviezen geven over voorstellen.

In 1965 brak er een conflict uit over landbouwsubsidies tussen de lidstaten. Frankrijk weigerde nog deel te nemen aan bijeenkomsten van de Raad. Omdat unanimiteit een vereiste was, legde Frankrijk alle besluitvorming lam. Dit duurde maanden. Pas toen de Europese regeringsleiders en staatshoofden de problemen hadden uitgepraat kon de Europese Gemeenschap weer functioneren. Zo ontstond er een tweede instelling waar de lidstaten in werden vertegenwoordigd, de Europese Raad. De Europese Raad zou de grote lijnen uitzetten, en de dagelijkse gang van zaken werd nog steeds overgelaten aan de Raad van Ministers.

Eind jaren zeventig en in de jaren '80 kreeg de Europese Commissie een aantal sterke voorzitters. Om de economische malaise te boven te komen, werd een plan opgesteld om tot één interne markt binnen de Europese Gemeenschap te komen. Om te voorkomen dat één land de besluitvorming zou kunnen blokkeren werd besluitvorming op basis van unanimiteit op belangrijke terreinen vervangen door het stemmen per gekwalificeerde meerderheid. Tegelijkertijd kwam er een nieuwe besluitvormingsprocedure die het Europees Parlement meer invloed gaf, de samenwerkingsprocedure i. Wel bleef de Raad de enige instellingen die voorstellen definitief goed of af mocht keuren.

Als blok had de Raad van Ministers nog steeds evenveel invloed, maar individuele lidstaten verloren aan invloed door het verlies van hun veto.

In 1993 werd het Verdrag van Maastricht i van kracht. Op een deel van de beleidsterreinen waar de Europese Unie al actief was werd een nieuwe besluitvormingsprocedure geïntroduceerd, de medebeslissingsprocedure i (inmiddels de 'gewone wetgevingsprocedure' genoemd). In die procedure is het Europees Parlement volwaardig medewetgever, en kan het, net als de Raad van Ministers, besluiten blokkeren. Op de gebieden van justitiële samenwerking en buitenlands- en veiligheidsbeleid gingen de lidstaten ook meer samenwerken, maar daar was de Raad van Ministers de enige van de instellingen met beslissingsbevoegdheid.

In de verdragen van Amsterdam i (1997) en Nice i (2001) werden steeds meer beleidsterreinen onder de medebeslissingsprocedure gebracht. En op delen van justitiële samenwerking werden de Commissie en het EP meer betrokken. Formeel heeft de Raad veel van zijn macht moeten delen met anderen. Met het Verdrag van Lissabon i (2009) wordt die ontwikkeling verder doorgezet.

Informeel wordt ingeschat dat de Raad van Ministers weinig tot niets aan invloed heeft ingeboet. Door relatief zwakke Europese Commissies kunnen de lidstaten hun eigen agenda's in de Europese besluitvormingsprocessen naar voren brengen, en zetten de lidstaten de toon.

Naast de machtsverhouding tussen de Raad van Ministers en de andere Europese instellingen, is de vraag welk land binnen de Raad van Ministers het meest te zeggen heeft voor de lidstaten vaak net zo belangrijk. Vooral de kleinere landen zijn bang teveel overstemd te worden door de grote landen, en op hun beurt willen de grote landen niet dat de kleine landen voorstellen kunnen doordrukken zonder hun instemming.

8.

Meer informatie