Artikel 103: Beginselen, procedures

102
Artikel 103
104
  • 1. 
    De Lid-Staten beschouwen hun conjunctuurpolitiek als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang. Zij plegen met elkaar en met de Commissie overleg omtrent de naar omstandigheden te nemen maatregelen.
  • 2. 
    Onverminderd de overige in dit Verdrag bepaalde procedures kan de Raad met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie de naar omstandigheden passende maatregelen vaststellen.
  • 3. 
    In voorkomende gevallen stelt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie de noodzakelijke richtlijnen vast betreffende de wijze van toepassing der overeenkomstig lid 2 voorgeschreven maatregelen.
  • 4. 
    De bij dit artikel bepaalde procedures zijn eveneens van toepassing ingeval zich moeilijkheden voordoen in de voorziening van bepaalde produkten.

1.

Toelichting Nederlandse regering

Het is duidelijk, dat zowel bij een wisselkoerswijziging als bij het nemen van handelspolitieke maatregelen de partnerlanden, en daarmee ook de goede functionering van de Gemeenschappelijke Markt, zijn betrokken. Om die reden is dan ook in het Verdrag een speciale regeling voor deze moeilijkheden getroffen, welke als volgt kan worden weergegeven:

Elk land voert zijn eigen conjunctuurpolitiek en dus zijn eigen economische beleid. Hoewel iedere Regering zelf de algemene verantwoordelijkheid hiervoor heeft, is dit conjunctuurbeleid een zaak van gemeenschappelijk belang (artikel 103). Dit houdt in, dat de Lid-Staten regelmatig met elkaar overleg plegen en de Commissie in dit overleg betrekken. Wanneer de situatie daartoe aanleiding geeft, kan de Raad eenstemmig bepaalde besluiten nemen. Dit kan van belang zijn in een situatie van een algemene crisis of schaarste.

Het kan ook van belang zijn, wanneer de conjunctuurpolitiek van een der Lid-Staten uit de pas geraakt. Dit kan ten gevolge hebben, dat het evenwicht op de betalingsbalans van de betrokken Lid-Staat wordt verstoord. Het zijn de artikelen 104 t/m 109, welke onder meer op deze casuspositie betrekking hebben.

2.

Ontwikkeling artikel

1957
  • 1. 
    De Lid-Staten beschouwen hun conjunctuurpolitiek als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang. Zij plegen met elkaar en met de Commissie overleg omtrent de naar omstandigheden te nemen maatregelen.
  • 2. 
    Onverminderd de overige in dit Verdrag bepaalde procedures kan de Raad met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie de naar omstandigheden passende maatregelen vaststellen.
  • 3. 
    In voorkomende gevallen stelt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie de noodzakelijke richtlijnen vast betreffende de wijze van toepassing der overeenkomstig lid 2 voorgeschreven maatregelen.
  • 4. 
    De bij dit artikel bepaalde procedures zijn eveneens van toepassing ingeval zich moeilijkheden voordoen in de voorziening van bepaalde produkten.
2002
  • 1. 
    De lidstaten beschouwen hun economisch beleid als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang en coördineren het in het kader van de Raad, overeenkomstig het bepaalde in artikel 98 i.
  • 2. 
    De Raad stelt, op aanbeveling van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een ontwerp op voor de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en van de Gemeenschap, en legt zijn bevindingen in een verslag aan de Europese Raad voor.

    Aan de hand van dit verslag van de Raad bespreekt de Europese Raad een conclusie over de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en van de Gemeenschap.

    Uitgaande van deze conclusie neemt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een aanbeveling aan, waarin deze globale richtsnoeren zijn vastgelegd. De Raad stelt het Europees Parlement van zijn aanbeveling in kennis.

  • 3. 
    Teneinde een nauwere coördinatie van het economisch beleid en een aanhoudende convergentie van de economische prestaties van de lidstaten te verzekeren, ziet de Raad aan de hand van door de Commissie ingediende rapporten toe op de economische ontwikkelingen in elke lidstaat en in de Gemeenschap, alsmede op de overeenstemming van het economisch beleid met de in lid 2 bedoelde globale richtsnoeren en verricht hij regelmatig een algehele evaluatie.

    Met het oog op dit multilaterale toezicht verstrekken de lidstaten de Commissie informatie over de belangrijke maatregelen die zij in het kader van hun economisch beleid hebben genomen en alle andere informatie die zij nodig achten.

  • 4. 
    Wanneer in het kader van de procedure van lid 3 blijkt dat het economisch beleid van een lidstaat niet overeenkomt met de in lid 2 bedoelde globale richtsnoeren of dat dit beleid de goede werking van de Economische en Monetaire Unie in gevaar dreigt te brengen, kan de Raad op aanbeveling van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de nodige aanbevelingen tot die lidstaat richten. De Raad kan op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten zijn aanbevelingen openbaar te maken.

    De voorzitter van de Raad en de Commissie brengen het Europees Parlement verslag uit over de resultaten van het multilaterale toezicht. De voorzitter van de Raad kan worden verzocht om voor de bevoegde commissie van het Europees Parlement te verschijnen, indien de Raad zijn aanbevelingen openbaar heeft gemaakt.

  • 5. 
    De Raad kan volgens de procedure van artikel 252 i nadere bepalingen voor de in de leden 3 en 4 van dit artikel bedoelde multilaterale toezichtprocedure vaststellen.