Verordening (EG) nr. 294/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 tot oprichting van het Europees Instituut voor innovatie en technologie

1.

Tekst

9.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 97/1

 

VERORDENING (EG) Nr. 294/2008 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 11 maart 2008

tot oprichting van het Europees Instituut voor innovatie en technologie

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 157, lid 3,

Gelet op het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De agenda van Lissabon voor groei en werkgelegenheid bevestigt dat met het oog op de bevordering van het concurrentievermogen, de groei en de werkgelegenheid in de Europese Unie een aantrekkelijk klimaat moet worden geschapen voor investeringen in kennis en innovatie.

 

(2)

De verantwoordelijkheid voor een goed klimaat voor de industriële sector, het concurrentievermogen en innovatie ligt primair bij de lidstaten. Gezien de aard en de omvang van de te leveren innovatie-inspanningen in de Europese Unie, zijn echter ook maatregelen van de Gemeenschap vereist.

 

(3)

De Gemeenschap moet met name door middel van het zevende kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie, het programma voor een leven lang leren en de structuurfondsen steun voor de bevordering van innovatie verlenen.

 

(4)

Op het niveau van de Gemeenschap moet in de vorm van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (hierna „EIT” genoemd) een initiatief worden genomen, dat voor een goede onderlinge aansluiting tussen de drie zijden van de kennisdriehoek — innovatie, onderzoek en hoger onderwijs — in de hele Europese Unie zorgt en zo het bestaande beleid en de bestaande initiatieven van de Gemeenschap en de lidstaten aanvult.

 

(5)

De Europese Raad van 15 en 16 juni 2006 verzocht de Commissie om in het najaar van 2006 een officieel voorstel voor de oprichting van het EIT in te dienen.

 

(6)

Doel van het EIT is eerst en vooral een bijdrage te leveren aan de uitbouw van de innovatiecapaciteit van de Gemeenschap en de lidstaten. Hiertoe worden hoger onderwijs, onderzoek en innovatie van het allerhoogste niveau in het EIT geïntegreerd. Zodoende zou het EIT netwerken en samenwerkingsverbanden moeten faciliteren en versterken, en synergieën tussen innovatiegemeenschappen in Europa tot stand brengen.

 

(7)

Het EIT dient zijn werkzaamheden te richten op de belangrijkste innovatie-inspanningen in Europa die op lange termijn, vooral op interdisciplinaire en transdisciplinaire gebieden en op reeds in Europees verband vastgelegde gebieden, moeten worden geleverd. Hierdoor dient het EIT de periodieke dialoog met het maatschappelijk middenveld te bevorderen.

 

(8)

Het EIT dient voorrang te geven aan de overdracht van haar activiteiten op het gebied van hoger onderwijs, onderzoek en innovatie naar de industriële context en de commerciële toepassingen van deze componenten, alsook aan de ondersteuning van de oprichting van starterbedrijven, spin-offbedrijven en het midden- en kleinbedrijf (mkb).

 

(9)

Het EIT dient primair via zelfstandige partnerschappen op topniveau van instellingen voor hoger onderwijs, onderzoeksorganisaties, bedrijven en andere belanghebbenden te opereren, in de vorm van op de lange termijn gerichte zelfvoorzienende strategische netwerken in het innovatieproces. Deze partnerschappen dienen door de raad van bestuur van het EIT op basis van een transparant en op criteria van uitmuntendheid gebaseerd proces te worden gekozen; deze worden kennis- en innovatiegemeenschappen (hierna „KIG’s”) genoemd. De raad van bestuur dient ook de activiteiten van het EIT aan te sturen en de activiteiten van de KIG’s te evalueren. In de raad van bestuur dienen leden met ervaring in het bedrijfsleven en leden uit het hoger onderwijs en/of onderzoek en uit de sector innovatie evenwichtig vertegenwoordigd zijn.

 

(10)

Om een bijdrage te leveren aan het concurrentievermogen en de aantrekkingskracht van de Europese economie en haar innoverende vermogen internationaal te verbeteren, dienen het EIT en de KIG’s partnerorganisaties, onderzoekers en studenten uit de hele wereld te kunnen aantrekken, onder meer door hun mobiliteit te bevorderen, en met organisaties uit derde landen te kunnen samenwerken.

 

(11)

Tussen het EIT en de KIG’s zouden overeenkomsten dienen te worden gesloten die de rechten en plichten van de KIG’s vastleggen, voor voldoende onderlinge afstemming zorgen en het monitoring- en evaluatiemechanisme voor de werkzaamheden en geleverde resultaten van de KIG’s beschrijven.

 

(12)

Het hoger onderwijs moet als integraal element — dat vaak ontbreekt — van een allesomvattende innovatiestrategie worden gesteund. In de overeenkomst tussen het EIT en de KIG’s moet worden bepaald dat de via de KIG’s verleende graden en diploma’s door de deelnemende instellingen voor hoger onderwijs moeten worden uitgereikt, die moeten worden aangemoedigd deze ook EIT-graden en -diploma’s te benoemen. Het EIT dient door zijn activiteiten en werkzaamheden bij te dragen aan de bevordering van de mobiliteit binnen de Europese onderzoeksruimte en de Europese ruimte voor hoger onderwijs, en de overdraagbaarheid van in het kader van de KIG’s aan onderzoekers en studenten toegekende beurzen aan te moedigen. Al deze werkzaamheden mogen geen afbreuk doen aan Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (4).

 

(13)

Het EIT dient duidelijke en transparante richtsnoeren voor het beheer van de intellectuele eigendom uit te werken ter bevordering van het gebruik van intellectuele eigendom onder passende voorwaarden. Deze richtsnoeren dienen te bepalen dat naar behoren rekening wordt gehouden met de bijdragen van de diverse partnerorganisaties aan de KIG’s, ongeacht hun omvang. Wanneer werkzaamheden gefinancierd worden uit hoofde van de kaderprogramma’s voor onderzoek en technologische ontwikkeling, dienen de regels van deze programma’s te gelden.

 

(14)

Er moet worden voorzien in passende regelingen voor de aansprakelijkheid en de transparantie van het EIT. In de statuten van het EIT moeten passende bepalingen voor de werking van het EIT worden opgenomen.

 

(15)

Het EIT dient rechtspersoonlijkheid te bezitten en, om autonoom en onafhankelijk te kunnen functioneren, zijn eigen begroting te beheren; zijn inkomsten dienen onder meer te bestaan uit een bijdrage van de Gemeenschap.

 

(16)

Het EIT moet trachten een grotere financiële bijdrage van de particuliere sector en uit door de eigen activiteiten gegenereerd inkomen te betrekken. Daarom zullen de industrie, de financiële sector en de dienstensector naar verwachting een aanzienlijke bijdrage leveren aan de begroting van het EIT, en in het bijzonder aan de begrotingen van de KIG’s. De KIG’s moeten ernaar streven de particuliere sector ertoe te bewegen een zo groot mogelijke financiële bijdrage te leveren. De KIG’s en hun partnerorganisaties moeten bekendmaken dat hun activiteiten in het kader van het EIT worden verricht en dat zij een financiële bijdrage uit de algemene begroting van de Europese Unie ontvangen.

 

(17)

Uit de bijdrage van de Gemeenschap aan het EIT dienen de kosten te worden gefinancierd die verband houden met de oprichtings-, administratieve en coördinatieactiviteiten van het EIT en de KIG’s. Om dubbele financiering te voorkomen, mogen deze activiteiten niet tezelfdertijd een bijdrage ontvangen uit andere communautaire programma’s, zoals het kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie, het programma op het gebied van een leven lang leren of de structuurfondsen. Voorts dient een eventuele directe aanvraag om bijstand uit een van deze programma’s van een KIG of een van haar partnerorganisaties zonder enige voorkeur ten opzichte van andere aanvragen te worden behandeld.

 

(18)

Voor zover de Gemeenschap subsidie of andere financiële bijdragen ten laste van de algemene begroting van de Europese Unie verstrekt, dient de begrotingsprocedure van de Gemeenschap van toepassing te zijn. De controle van de rekeningen moet worden verricht door de Rekenkamer overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de Europese Gemeenschappen (5).

 

(19)

Deze verordening legt voor de periode 2008-2013 de financiële middelen vast, die geldt als het voornaamste referentiepunt voor de begrotingsautoriteit in de zin van punt 37 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (6).

 

(20)

Het EIT is een door de Gemeenschappen opgericht orgaan in de zin van artikel 185, lid 1, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 en dient zijn financiële voorschriften dienovereenkomstig toe te passen. Bijgevolg moet Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (7) op het EIT van toepassing zijn.

 

(21)

Het EIT dient een jaarverslag op te stellen met een overzicht van de in het voorgaande kalenderjaar verrichte activiteiten en een voortschrijdend werkprogramma voor drie jaar met de geplande initiatieven, dat het instituut in staat stelt te reageren op interne en externe ontwikkelingen op het gebied van wetenschap, technologie, hoger onderwijs en innovatie alsmede op andere relevante terreinen. Deze documenten moeten ter informatie worden toegezonden aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s. Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie moet het recht worden verleend advies uit te brengen over het ontwerp voor een eerste driejaarlijks werkprogramma van het EIT.

 

(22)

De strategische prioritaire gebieden op lange termijn en de financiële behoeften van het EIT voor een periode van zeven jaar moeten worden opgenomen in een strategische innovatieagenda (hierna „SIA” genoemd). Gezien het belang van de SIA voor het innovatiebeleid van de Gemeenschap en de daaruit resulterende politieke relevantie van de sociaaleconomische effecten daarvan voor de Gemeenschap, moet de SIA door het Europees Parlement en de Raad worden vastgesteld op basis van een Commissievoorstel dat is opgesteld aan de hand van een ontwerp van het EIT.

 

(23)

Het is dienstig dat de Commissie een onafhankelijke externe evaluatie van de werking van het EIT laat verrichten, met name ter voorbereiding van de SIA. Voor zover nodig, dient de Commissie voorstellen tot wijziging van deze verordening in.

 

(24)

Het is dienstig dat het EIT, met het oog op zijn ontwikkeling op lange termijn, geleidelijk en in fasen tot stand wordt gebracht. Er dient een aanvangsfase te zijn met een beperkt aantal KIG’s om het functioneren van het EIT en de KIG’s goed te kunnen beoordelen en om eventueel nodige verbeteringen te kunnen aanbrengen. Binnen 18 maanden na de instelling van de raad van bestuur moet deze twee à drie KIG’s selecteren op gebieden die de Europese Unie het hoofd helpen bieden aan huidige en toekomstige uitdagingen, die onder meer onderwerpen als klimaatverandering, hernieuwbare energie en de volgende generatie informatie- en communicatietechnologieën zouden kunnen bestrijken. Met de keuze en de aanwijzing van de volgende KIG’s dient te worden gewacht tot na de aanneming van de eerste SIA, die, een langetermijnvisie gestalte gevend, ook nadere regelingen omtrent de werking van het EIT moet bevatten.

 

(25)

Daar de doelstelling van het overwogen optreden, te weten de oprichting van het EIT, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en het transnationale karakter beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Hierbij wordt een Europees Instituut voor innovatie en technologie (hierna „EIT” genoemd) opgericht.

Artikel 2

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

1.

„innovatie”: het proces, en de resultaten daarvan, waarin als reactie op een maatschappelijke of economische behoefte nieuwe ideeën ontstaan waaruit zich nieuwe producten, vormen van dienstverlening of bedrijfs- en organisatiemodellen ontwikkelen die met succes op een bestaande markt worden ingevoerd of tot het ontstaan van nieuwe markten kunnen leiden;

 

2.

„kennis- en innovatiegemeenschap” (KIG): een zelfstandig partnerschap van instellingen voor hoger onderwijs, onderzoeksorganisaties, bedrijven en andere belanghebbenden bij het innovatieproces, in welke rechtsvorm dan ook, in de vorm van een strategisch netwerk dat steunt op gezamenlijke planning voor innovatie op middellange tot lange termijn om de uitdagingen van het EIT waar te maken;

 

3.

„deelnemende staat”: een lidstaat van de Europese Unie of een ander land dat met de Gemeenschap een overeenkomst heeft gesloten betreffende het EIT;

 

4.

„derde land”: een staat die geen deelnemende staat is;

 

5.

„partnerorganisatie”: organisatie die deel uitmaakt van een KIG, waaronder met name instellingen voor hoger onderwijs, onderzoeksorganisaties, publieke of private ondernemingen, financiële instellingen, regionale en lokale overheden, en stichtingen;

 

6.

„onderzoeksorganisatie”: elke publieke of private rechtspersoon die onderzoek of technologische ontwikkeling als een van haar hoofddoelstellingen heeft;

 

7.

„instelling voor hoger onderwijs”: universiteit of ieder type instelling voor hoger onderwijs dat, in overeenstemming met de nationale wetgeving of praktijk, graden en diploma’s verleent op het niveau van master of doctor, ongeacht de benaming ervan in de nationale context;

 

8.

„graden en diploma's”: kwalificaties die resulteren in een master- of doctordiploma dat door de deelnemende instellingen voor hoger onderwijs in het kader van activiteiten van hoger onderwijs in een KIG zijn verleend;

 

9.

„strategische innovatieagenda” (SIA): een beleidsdocument met de gebieden waarop het EIT in de toekomst bij voorrang initiatieven zal nemen, waaronder een overzicht van de activiteiten van hoger onderwijs, het geplande onderzoek, de geplande innovatie voor de volgende zeven jaar.

Artikel 3

Doelstelling

Doel van het EIT is de innovatiecapaciteit van de lidstaten en de Gemeenschap te versterken om op die manier bij te dragen tot duurzame economische groei en een duurzame concurrentiepositie in Europa. Hiertoe worden hoger onderwijs, onderzoek en innovatie van het allerhoogste niveau in het EIT bevorderd en geïntegreerd.

Artikel 4

Organen van het EIT

  • 1. 
    De organen van het EIT zijn:
 

a)

een raad van bestuur, bestaande uit vooraanstaande leden met ervaring op het gebied van het hoger onderwijs, het onderzoek, innovatie of in het bedrijfsleven. Hij is verantwoordelijk is voor het sturen van de werkzaamheden van het EIT, voor de selectie, aanwijzing en evaluatie van de KIG’s en voor alle andere strategische beslissingen;

 

b)

een uitvoerend comité, dat toezicht houdt op het functioneren van het EIT en de beslissingen neemt die tussen de vergaderingen van de raad van bestuur noodzakelijk zijn;

 

c)

een directeur, die ten overstaan van de raad van bestuur verantwoordelijk is voor het administratieve en financiële beheer van het EIT en het EIT in rechte vertegenwoordigt;

 

d)

een functie inzake interne audit, die de raad van bestuur en de directeur adviseert over het financiële en administratieve beheer en de controlestructuren binnen het EIT, over de wijze waarop de financiële banden met de KIG’s worden georganiseerd en over ieder ander onderwerp waarom het door de raad van bestuur om advies wordt gevraagd.

  • 2. 
    De Commissie kan voor de vergaderingen van de raad van bestuur waarnemers benoemen.
  • 3. 
    De nadere regelingen betreffende de organen van het EIT staan in de statuten van het EIT, gevoegd als bijlage aan deze verordening.

Artikel 5

Taken

  • 1. 
    Om zijn doelstellingen te verwezenlijken heeft het EIT tot taak om:
 

a)

zijn prioritaire gebieden vast te stellen;

 

b)

mogelijke partnerorganisaties bewust te maken en hun deelneming aan zijn werkzaamheden aan te moedigen;

 

c)

overeenkomstig artikel 7 op prioritaire gebieden KIG’s te selecteren en aan te wijzen; hun rechten en plichten in overeenkomsten vast te leggen; hun de nodige steun te geven; passende maatregelen voor kwaliteitscontrole toe te passen; hun activiteiten doorlopend te monitoren en regelmatig te evalueren; en voor voldoende onderlinge coördinatie tussen de KIG’s te zorgen;

 

d)

financiële middelen uit de publieke en de particuliere sector aan te trekken en deze in overeenstemming met deze verordening aan te wenden. Het zal met name trachten een aanzienlijk, stijgend aandeel van zijn begroting uit particuliere bronnen en uit door de eigen activiteiten gegenereerd inkomen te betrekken;

 

e)

aan te moedigen dat de graden en diploma’s in de lidstaten worden erkend die zijn afgegeven door instellingen voor hoger onderwijs die een partnerorganisatie zijn, en die EIT-graden en -diploma’s mogen worden genoemd;

 

f)

de verspreiding van de goede praktijken voor de integratie van de kennisdriehoek te bevorderen met het oog op de ontwikkeling van een gemeenschappelijke cultuur van innovatie en kennisoverdracht;

 

g)

te trachten een instelling van mondiaal niveau te worden van topkwaliteit inzake hoger onderwijs, onderzoek en innovatie;

 

h)

te zorgen voor complementariteit en synergie tussen de EIT-activiteiten en de andere communautaire programma’s.

  • 2. 
    Het EIT krijgt de bevoegdheid om een stichting op te richten (hierna de „EIT-stichting” genoemd), die specifiek tot doel heeft de werkzaamheden van het EIT te bevorderen en te steunen.

Artikel 6

Kennis- en innovatiegemeenschappen

  • 1. 
    De KIG’s hebben met name tot taak om:
 

a)

aan innovatieactiviteiten met Europese meerwaarde te werken en daarin te investeren, onderzoek en hoger onderwijs volledig in hun werk te integreren teneinde een kritische massa te bereiken, en de verspreiding en toepassing van de resultaten van hun werk te stimuleren;

 

b)

grensverleggend en op innovatie gericht onderzoek te doen op gebieden die economisch en maatschappelijk van groot belang zijn en voort te bouwen op de resultaten van Europees en nationaal onderzoek, zodat de concurrentiepositie van Europa op internationaal niveau kan worden versterkt;

 

c)

op het niveau van master en doctor in onderwijs en opleiding te voorzien in vakken die kunnen tegemoetkomen aan de toekomstige Europese sociaaleconomische behoeften en die de ontwikkeling van voor innovatie noodzakelijke vaardigheden en betere management- en ondernemersvaardigheden, alsook de mobiliteit van onderzoekers en studenten bevorderen;

 

d)

de beste praktijken te verspreiden in de sector innovatie, met bijzondere aandacht voor het uitbouwen van samenwerkingsverbanden tussen het hoger onderwijs, het onderzoek en het bedrijfsleven, met inbegrip van de diensten- en financiële sector.

  • 2. 
    De KIG’s bepalen met een aanzienlijke mate van autonomie op alle niveaus hun interne organisatie en samenstelling, alsmede de nadere bijzonderheden van hun agenda en hun werkmethoden. In het bijzonder staan KIG’s steeds open voor nieuwe leden die voor het partnerschap een toegevoegde waarde betekenen.
  • 3. 
    De betrekkingen tussen het ETI en de KIG’s worden geregeld in een overeenkomst.

Artikel 7

Selectie van de kennis- en innovatiegemeenschappen

  • 1. 
    De partnerschappen die een KIG worden, worden door het EIT geselecteerd via prestatiegerichte, open en transparante procedure. De nadere criteria voor de selectie van KIG’s, die gebaseerd zijn op de beginselen van uitmuntendheid en innovatie, worden door het EIT vastgesteld en gepubliceerd, en bij de selectieprocedure worden externe onafhankelijke deskundigen betrokken.
  • 2. 
    Overeenkomstig de in lid 1 vervatte beginselen wordt bij de keuze van een KIG met name rekening gehouden met:
 

a)

de huidige en potentiële innovatiecapaciteit die in het partnerschap aanwezig is en zijn uitmuntendheid op het gebied van innovatie, hoger onderwijs en onderzoek;

 

b)

het vermogen van het partnerschap om de doelstellingen van de SIA te bereiken;

 

c)

het vermogen van het partnerschap om te zorgen voor duurzame en zelfvoorzienende financiering op lange termijn, waaronder een aanzienlijk, stijgend aandeel van de particuliere sector, de industrie en de dienstensector in deze financiering;

 

d)

de deelname van organisaties die werkzaam zijn in hoger onderwijs, onderzoek en innovatie;

 

e)

de voorlegging van een plan voor het beheer van de intellectuele eigendom dat toegesneden is op de betrokken sector en dat aansluit op de EIT-beginselen en -richtsnoeren voor het beheer van de intellectuele eigendom, inclusief de wijze waarop rekening is gehouden met de bijdragen van de diverse partnerorganisaties;

 

f)

maatregelen ter ondersteuning van de betrokkenheid bij en de samenwerking met de particuliere sector, zoals de financiële sector en in het bijzonder het mkb, alsook van de oprichting van startersbedrijven, spin-offbedrijven en het mkb met het oog op de commerciële toepassingen van de resultaten van de activiteiten van de KIG’s;

 

g)

de bereidheid om te interageren met organisaties en netwerken buiten de KIG met het oog op het delen van goede praktijken en uitmuntendheid.

  • 3. 
    Een KIG kan pas tot stand worden gebracht met ten minste drie partnerorganisaties die in ten minste twee verschillende lidstaten gevestigd zijn. Al deze partnerorganisaties moeten van elkaar onafhankelijk zijn in de zin van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1906/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot vaststelling van de regels voor de deelname van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten aan acties op grond van het zevende kaderprogramma, en voor de verspreiding van onderzoeksresultaten (2007-2013) (8).
  • 4. 
    Partnerorganisaties uit derde landen mogen, onder voorbehoud van de goedkeuring van de raad van bestuur, deelnemen aan een KIG. De meerderheid van de partnerorganisaties die een KIG vormen, zijn in de lidstaten gevestigd. Van elke KIG moeten ten minste één instelling voor hoger onderwijs en één particuliere onderneming deel uitmaken.

Artikel 8

Graden en diploma’s

  • 1. 
    De deelnemende instellingen voor hoger onderwijs verlenen volgens de nationale regelgeving en accreditatieprocedures graden en diploma’s met betrekking tot de in artikel 6, lid 1, onder c), bedoelde activiteiten van hoger onderwijs. In de tussen het EIT en een KIG te sluiten overeenkomst wordt vastgelegd dat deze graden en diploma’s ook EIT-graden en -diploma’s kunnen worden genoemd.
  • 2. 
    Het EIT moedigt de deelnemende instellingen voor hoger onderwijs aan om:
 

a)

gezien het geïntegreerde karakter van de KIG gezamenlijke of meervoudige graden en diploma’s toe te kennen. Desalniettemin kunnen de graden of diploma’s ook door één enkele instelling voor hoger onderwijs worden toegekend;

 

b)

rekening te houden met:

 

i)

de initiatieven die overeenkomstig de artikelen 149 en 150 van het Verdrag door de Gemeenschap worden genomen;

 

ii)

de initiatieven die in het kader van de Europese ruimte voor het hoger onderwijs worden genomen.

Artikel 9

Onafhankelijkheid van het EIT en samenhang met gemeenschappelijke, nationale of intergouvernementele maatregelen

  • 1. 
    Het EIT is bij zijn werkzaamheden onafhankelijk van nationale autoriteiten en druk van buitenaf.
  • 2. 
    Het werk van het EIT sluit aan op andere maatregelen en instrumenten die op het niveau van de Gemeenschap worden uitgevoerd, met name op het gebied van hoger onderwijs, onderzoek en innovatie.
  • 3. 
    Het EIT houdt op passende wijze rekening met beleid en initiatieven op regionaal, nationaal en intergouvernementeel niveau, teneinde gebruik te maken van de beste praktijken, deugdelijk gegronde concepten en de beschikbare middelen.

Artikel 10

Beheer van de intellectuele eigendom

  • 1. 
    Het EIT stelt richtsnoeren voor het beheer van de intellectuele eigendom vast op basis van onder meer Verordening (EG) nr. 1906/2006.
  • 2. 
    Op basis van deze richtsnoeren sluiten de partnerorganisaties van de KIG’s onderlinge overeenkomsten over het beheer en het gebruik van de intellectuele eigendom, waarin in het bijzonder wordt bepaald hoe er rekening zal worden gehouden met de bijdragen van de diverse partnerorganisaties, met inbegrip van het mkb.

Artikel 11

Rechtsvorm

  • 1. 
    Het EIT is een orgaan van de Gemeenschap en heeft rechtspersoonlijkheid. Het geniet in alle lidstaten de ruimste handelingsbevoegdheid die in de nationale wetgeving aan rechtspersonen wordt toegekend. Het kan met name roerende en onroerende goederen verkrijgen of vervreemden en in rechte optreden.
  • 2. 
    Het Protocol inzake de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is van toepassing op het EIT.

Artikel 12

Aansprakelijkheid

  • 1. 
    De verantwoordelijkheid voor het nakomen van zijn verplichtingen berust uitsluitend bij het EIT.
  • 2. 
    De contractuele aansprakelijkheid van het EIT wordt geregeld door de toepasselijke overeenkomst en door de wet die op die overeenkomst van toepassing is. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is bevoegd krachtens een arbitragebeding vervat in een door het EIT gesloten overeenkomst.
  • 3. 
    In het geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt het EIT overeenkomstig de algemeen gebruikelijke beginselen van de wetgeving van de lidstaten de schade die door het EIT of zijn aangestelden bij de uitoefening van hun taken is veroorzaakt.

Het Hof van Justitie is bevoegd voor geschillen over de vergoeding van dergelijke schade.

  • 4. 
    Alle betalingen die het EIT uit hoofde van de in de leden 2 en 3 bedoelde aansprakelijkheid verricht, alsmede de daaraan verbonden kosten en uitgaven worden als uitgaven van het EIT beschouwd. Zij worden gefinancierd uit de middelen van het EIT.
  • 5. 
    Het Hof van Justitie is bevoegd voor vorderingen tegen het EIT volgens de voorwaarden van de artikelen 230 en 232 van het Verdrag.

Artikel 13

Het EIT zorgt voor een hoge mate van transparantie bij zijn werkzaamheden

  • 1. 
    Het EIT zorgt voor een hoge mate van transparantie bij zijn werkzaamheden. Het EIT stelt in het bijzonder een gemakkelijk en gratis toegankelijke internetdienst in die informatie verstrekt over de activiteiten van het EIT en de afzonderlijke KIG’s.
  • 2. 
    Het EIT maakt vóór de eerste oproep tot het indienen van voorstellen voor de keuze van de eerste KIG’s het volgende bekend: zijn reglement van orde, zijn specifieke financiële voorschriften bedoeld in artikel 21, lid 1, alsmede de gedetailleerde criteria voor de selectie van KIG’s bedoeld in artikel 7.
  • 3. 
    Het EIT maakt onverwijld zijn voortschrijdende werkprogramma voor drie jaar en het in artikel 15 bedoelde jaarlijkse activiteitenverslag bekend.
  • 4. 
    Onverminderd de leden 5 en 6 maakt het EIT vertrouwelijke informatie die het ontvangt en waarvoor een vertrouwelijke behandeling is gevraagd en gemotiveerd, niet aan derden bekend.
  • 5. 
    De leden van de EIT-organen zijn gebonden door de in artikel 287 van het Verdrag vastgestelde geheimhoudingsplicht.

Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (9) is van toepassing op de informatie die het EIT overeenkomstig deze verordening verzamelt.

  • 6. 
    Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie is van toepassing op de documenten die bij het EIT berusten (10). Uiterlijk zes maanden na oprichting van het EIT keurt de raad van bestuur de praktische toepassingsvoorschriften voor die verordening goed.
  • 7. 
    Officiële documenten en publicaties van het EIT worden vertaald overeenkomstig Verordening nr. 1 van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap (11). De gevraagde vertaaldiensten worden verricht door het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie, opgericht bij Verordening (EG) nr. 2965/1994 van de Raad (12).

Artikel 14

Financiële middelen

  • 1. 
    Het EIT wordt gefinancierd met een bijdrage uit de algemene begroting van de Europese Unie, binnen de in artikel 19 bedoelde financiële middelen, en met andere publieke en particuliere bronnen.
  • 2. 
    De KIG’s worden met name uit de volgende bronnen gefinancierd:
 

a)

bijdragen van ondernemingen of particuliere organisaties, die een belangrijke financieringsbron zijn;

 

b)

bijdragen uit de algemene begroting van de Europese Unie;

 

c)

bij wet voorgeschreven of vrijwillige bijdragen van de deelnemende landen, derde landen of overheidsinstanties daarvan;

 

d)

testamenten, schenkingen en bijdragen van personen, instellingen, stichtingen of andere nationale organen;

 

e)

inkomsten uit eigen werkzaamheden van de KIG en royalty’s uit intellectuele-eigendomsrechten;

 

f)

inkomsten uit de resultaten van de eigen werkzaamheden van het EIT of dotatiekapitaal, met inbegrip van de inkomsten die onder het beheer van de EIT-stichting vallen;

 

g)

bijdragen van internationale organen of instellingen;

 

h)

leningen en bijdragen van de Europese Investeringsbank, waaronder de mogelijkheid een beroep te doen op de risicodelende financieringsfaciliteit, zulks in overeenstemming met de subsidiabiliteitscriteria en de selectieprocedure.

Bijdragen kunnen in natura zijn.

  • 3. 
    De nadere voorschriften voor de toegang tot financiering door het EIT worden vastgesteld in de in artikel 21, lid 1, genoemde financiële voorschriften van het EIT.
  • 4. 
    De bijdrage uit de algemene begroting van de Europese Unie voor de oprichtings-, administratieve en coördinatiekosten van de KIG’s wordt verstrekt uit de in artikel 19 bedoelde financiële middelen.
  • 5. 
    De KIG’s of hun partnerorganisaties kunnen, overeenkomstig hun respectieve voorschriften en onder dezelfde voorwaarden als voor andere aanvragen, met name in het kader van de programma’s en fondsen van de Gemeenschap, steun van de Gemeenschap aanvragen. In dit geval wordt dergelijke steun niet bestemd voor werkzaamheden die reeds ten laste van de algemene begroting van de Europese Unie komen.

Artikel 15

Programmering en verslaggeving

Het EIT keurt de volgende documenten goed:

 

a)

een voortschrijdend werkprogramma voor drie jaar dat gebaseerd wordt op de SIA, wanneer deze is aangenomen, en een overzicht bevat van de belangrijkste prioriteiten en geplande initiatieven, inclusief een raming van de noodzakelijke financiële middelen en geplande financiering. Het EIT zendt het werkprogramma ter informatie toe aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s;

 

b)

een jaarverslag, uiterlijk op 30 juni van elk jaar. Dit verslag beschrijft de werkzaamheden die het EIT in het voorgaande kalenderjaar heeft verricht, zet de resultaten af tegen de doelstellingen en het vooropgestelde tijdschema, en beoordeelt de risico’s van de werkzaamheden, de besteding van de financiële middelen en het functioneren van het EIT in het algemeen.

Artikel 16

Monitoring en evaluatie van het EIT

  • 1. 
    Het EIT zorgt ervoor dat zijn werkzaamheden, met inbegrip van die beheerd via de KIG’s, doorlopend systematisch worden gemonitord en periodiek aan een onafhankelijke evaluatie worden onderworpen, zodat gegarandeerd is dat uitkomsten van de hoogste kwaliteit worden bereikt, wetenschappelijke topprestaties worden geleverd en de financiële middelen zo doelmatig mogelijk worden besteed. De resultaten van de evaluatie worden bekendgemaakt.
  • 2. 
    Uiterlijk in juni 2011 en elke vijf jaar na de inwerkingtreding van een nieuw financieel kader maakt de Commissie een evaluatie van het EIT. In deze onafhankelijke, extern uit te voeren evaluatie wordt onderzocht in hoeverre het EIT aan zijn taakstelling voldoet. De evaluatie strekt zich uit tot alle werkzaamheden van het EIT en de KIG’s en heeft als aandachtspunten de meerwaarde van het EIT, de impact, doeltreffendheid, duurzaamheid, doelmatigheid en relevantie van de verrichte werkzaamheden en hun verband en/of complementariteit met het bestaande nationaal beleid en dat van de Gemeenschap ter ondersteuning van innovatie, onderzoek en hoger onderwijs. Bij de evaluatie wordt rekening gehouden met de standpunten van de belanghebbenden op Europees en nationaal niveau.
  • 3. 
    De Commissie deelt de conclusies van die evaluatie samen met haar advies en, in voorkomend geval, voorstellen tot wijziging van deze verordening, mee aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s. De raad van bestuur houdt bij de programma’s en werkzaamheden van het EIT naar behoren rekening met de bevindingen van de evaluaties.

Artikel 17

Strategische innovatieagenda

  • 1. 
    Uiterlijk op 30 juni 2011 en vervolgens om de zeven jaar stelt het EIT een ontwerp van zevenjaarlijkse SIA op en legt dit aan de Commissie voor.
  • 2. 
    In de SIA worden de prioritaire gebieden op lange termijn voor het EIT vastgesteld en wordt een evaluatie gemaakt van de sociaaleconomische effecten van het EIT, alsook van zijn capaciteit om, vanuit innovatieoogpunt, de grootste meerwaarde te creëren. In de SIA wordt rekening gehouden met de resultaten van de monitoring en de evaluatie van het EIT bedoeld in artikel 16.
  • 3. 
    De SIA voorziet tevens in een raming van de financiële behoeften en bronnen met het oog op de toekomstige werking en de ontwikkeling en de financiering van het EIT op lange termijn. De SIA bevat tevens een indicatief financieel plan voor de periode van het financieel kader.
  • 4. 
    De SIA wordt, op voorstel van de Commissie, door het Europees Parlement en de Raad aangenomen overeenkomstig artikel 157, lid 3, van het Verdrag.

Artikel 18

Eerste fase

  • 1. 
    De raad van bestuur legt het ontwerp van het eerste in artikel 15, onder a), bedoelde driejaarlijkse voortschrijdende werkprogramma binnen twaalf maanden na zijn instelling voor aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie kunnen, binnen drie maanden na ontvangst van het ontwerp van het eerste driejaarlijkse werkprogramma, de raad van bestuur van advies dienen over elk daarin behandeld onderwerp. Indien aan het EIT dergelijke adviezen worden uitgebracht, reageert de raad van bestuur hier binnen drie maanden op, waarbij hij alle wijzigingen in de prioriteiten en geplande werkzaamheden vermeldt.
  • 2. 
    Binnen achttien maanden na de instelling van de raad van bestuur worden door het EIT twee tot drie KIG’s geselecteerd en aangewezen overeenkomstig de in artikel 7 vastgestelde criteria en procedures.
  • 3. 
    De Commissie legt het voorstel voor de eerste SIA op basis van het door het EIT ingediende ontwerp vóór eind 2011 voor aan het Europees Parlement en de Raad.

Naast de inhoud van een SIA overeenkomstig artikel 17, bevat de eerste SIA:

 

a)

gedetailleerde specificaties en richtsnoeren inzake de werking van het EIT;

 

b)

de nadere voorschriften voor de samenwerking tussen de raad van bestuur en de KIG;

 

c)

nadere voorschriften omtrent de financiering van de KIG’s.

  • 4. 
    Na de aanneming van de eerste SIA overeenkomstig artikel 17, lid 4, kan de raad van bestuur krachtens de artikelen 6 en 7 andere KIG’s selecteren en aanwijzen.

Artikel 19

Budgettaire vastleggingen

De financiële middelen voor de uitvoering van deze verordening voor de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2013 worden vastgesteld op 308,7 miljoen EUR. De begrotingsautoriteit staat binnen de grenzen van het financieel kader de jaarlijkse kredieten toe.

Artikel 20

Opstelling en goedkeuring van de jaarlijkse begroting

  • 1. 
    De uitgaven van het EIT omvatten de personele, administratieve, infrastructurele en operationele uitgaven. De administratieve uitgaven worden tot een minimum beperkt.
  • 2. 
    Het begrotingsjaar valt samen met het kalenderjaar.
  • 3. 
    De directeur stelt voor het volgende begrotingsjaar een raming van ontvangsten en uitgaven van het EIT op en stuurt die naar de raad van bestuur.
  • 4. 
    De ontvangsten en uitgaven van het EIT moeten in evenwicht zijn.
  • 5. 
    De raad van bestuur keurt samen met een ontwerplijst van het aantal ambten en het voorlopige voortschrijdende driejaarlijkse werkprogramma de ontwerpraming goed en stuurt beide documenten voor 31 maart naar de Commissie.
  • 6. 
    Aan de hand van de raming neemt de Commissie in het voorontwerp van de algemene begroting van de Europese Unie de geraamde bedragen op die zij nodig acht voor de ten laste van de algemene begroting komende subsidie.
  • 7. 
    De begrotingsautoriteit keurt de kredieten voor de subsidie van het EIT goed.
  • 8. 
    De raad van bestuur keurt de begroting van het EIT goed. De begroting wordt definitief nadat de algemene begroting van de Europese Unie definitief is vastgesteld. Indien nodig, wordt de begroting dienovereenkomstig aangepast.
  • 9. 
    De raad van bestuur stelt de begrotingsautoriteit zo spoedig mogelijk in kennis van projecten die hij voornemens is te realiseren en die aanzienlijke financiële gevolgen voor de financiering van zijn begroting kunnen hebben, met name vastgoedprojecten zoals de huur of aankoop van gebouwen. Hij brengt de Commissie daarvan op de hoogte.
  • 10. 
    In het geval van belangrijke begrotingswijzigingen wordt dezelfde procedure gevolgd.

Artikel 21

Begrotingsuitvoering en -controle

  • 1. 
    Het EIT legt overeenkomstig artikel 185, lid 1, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 zijn financiële voorschriften vast. Deze financiële voorschriften mogen slechts van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 afwijken indien de specifieke operationele behoeften van het EIT dit noodzakelijk maken, en met voorafgaande instemming van de Commissie. Hierbij wordt er rekening mee gehouden dat het EIT operationeel gezien voldoende flexibiliteit moet hebben om zijn doelstellingen te bereiken en partners uit de private sector aan te trekken en te behouden.
  • 2. 
    De directeur is belast met de begrotingsuitvoering van het EIT.
  • 3. 
    De jaarrekening van het EIT wordt geconsolideerd met de jaarrekening van de Commissie.
  • 4. 
    Op aanbeveling van de Raad verleent het Europees Parlement vóór 30 april van het jaar n + 2 kwijting voor het jaar n aan de directeur voor de uitvoering van de begroting van het EIT en aan de raad van bestuur voor de uitvoering van de begroting van de EIT-stichting.

Artikel 22

Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap

  • 1. 
    Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige handelingen gelden de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (13) zonder beperkingen.
  • 2. 
    Het EIT treedt toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (14). De raad van bestuur maakt de toetreding formeel en neemt de nodige maatregelen aan om OLAF bij zijn interne onderzoeken terzijde te staan.
  • 3. 
    Alle door het EIT aangenomen besluiten en gesloten overeenkomsten dienen expliciet te bepalen dat OLAF en de Rekenkamer ter plaatse, inclusief in de kantoren van de eindbegunstigden, inspecties mogen uitvoeren van de documenten van alle contractanten en subcontractanten die communautaire middelen hebben ontvangen.
  • 4. 
    De leden 1, 2 en 3 zijn mutatis mutandis van toepassing op de EIT-stichting.

Artikel 23

Statuten

De in de bijlage opgenomen statuten van het EIT worden goedgekeurd.

Artikel 24

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 11 maart 2008.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

  • J. 
    LENARČIČ
 

  • (3) 
    Advies van het Europees Parlement van 26 september 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 21 januari 2008 (PB C 52 E van 26.2.2008, blz. 7) en standpunt van het Europees Parlement van 11 maart 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
 

BIJLAGE

Statuten van het Europees Instituut voor innovatie en technologie

Artikel 1

Samenstelling van de raad van bestuur

  • 1. 
    De raad van bestuur bestaat uit een aantal benoemde leden, met een evenwichtige verdeling tussen degenen met ervaring in bedrijfsleven, hoger onderwijs en onderzoek (hierna „benoemde leden” genoemd), alsook uit leden die gekozen worden door en uit het personeel dat werkzaam is op het gebied van hoger onderwijs, onderzoek en innovatie, het technisch en administratief personeel, en de studenten en promovendi van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) en de kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG) (hierna „vertegenwoordigende leden” genoemd).

Bij wijze van een overgangsregeling bestaat de eerste raad van bestuur uitsluitend uit benoemde leden totdat, na de oprichting van de eerste KIG, verkiezingen voor de vertegenwoordigende leden kunnen worden gehouden.

  • 2. 
    De raad van bestuur telt achttien benoemde leden. Zij hebben een ambtstermijn van zes jaar, die niet kan worden verlengd. Zij worden door de Commissie via een transparante procedure benoemd. De Commissie informeert het Europees Parlement en de Raad over het selectieproces en de uiteindelijke benoeming van die leden van de raad van bestuur.

De benoemde leden van de eerste raad van bestuur worden benoemd op basis van een lijst van mogelijke kandidaten die zijn voorgesteld door een ad-hoccomité van aanbeveling dat bestaat uit vier door de Commissie benoemde onafhankelijke deskundigen op hoog niveau. De later benoemde leden worden benoemd op basis van een lijst van mogelijke kandidaten die zijn voorgesteld door de raad van bestuur.

  • 3. 
    De Commissie streeft naar een evenwicht tussen de ervaringen op het gebied van hoger onderwijs, onderzoek, innovatie en bedrijfsleven, alsook tussen het aantal mannen en het aantal vrouwen. Zij houdt tevens rekening met de uiteenlopende omstandigheden voor hoger onderwijs, onderzoek en innovatie in de gehele Unie.
  • 4. 
    Elke twee jaar wordt eenderde van de benoemde leden vervangen. De ambtstermijn van een benoemd lid dat minder dan vier jaar in functie is, kan worden verlengd.

In een overgangsperiode worden de twaalf benoemde leden van de eerste raad van bestuur door het lot aangewezen voor een ambtstermijn van vier jaar. Op het einde van de eerste periode van vier jaar worden zes van de twaalf nieuwe benoemde leden door het lot aangewezen voor een ambtstermijn van vier jaar. Deze overgangsregeling geldt niet voor de voorzitter van de raad van bestuur, wiens ambtstermijn maximaal zes jaar mag bedragen.

  • 5. 
    De raad van bestuur telt vier vertegenwoordigende leden. Zij hebben een ambtstermijn van drie jaar die één keer kan worden verlengd. Hun ambtstermijn loopt af als zij het EIT of de KIG verlaten. Voor hun vervanging tijdens de resterende tijd van de ambtstermijn wordt dezelfde verkiezingsprocedure gevolgd.
  • 6. 
    Voordat de eerste KIG operationeel wordt, keurt de raad van bestuur aan de hand van een voorstel van de directeur de voorwaarden en nadere bepalingen voor de verkiezing en vervanging van de vertegenwoordigende leden goed. In dit mechanisme wordt voor een passende vertegenwoordiging van de uiteenlopende groepen gezorgd en rekening gehouden met de ontwikkeling van het EIT en de KIG.
  • 7. 
    Indien een lid van de raad van bestuur zijn ambtstermijn niet kan voltooien, wordt volgens dezelfde procedure als voor het scheidend lid een plaatsvervangend lid benoemd of gekozen om de ambtstermijn te voltooien.

Artikel 2

Taken van de raad van bestuur

  • 1. 
    De leden van de raad van bestuur zijn onafhankelijk, handelen in het belang van het EIT en staan in voor zijn doelstellingen, opdracht, identiteit en samenhang.
  • 2. 
    Het is met name de taak van de raad van bestuur om:
 

a)

op basis van een voorstel van de directeur, de strategie van het EIT vast te stellen, de goedgekeurde strategische innovatieagenda (SIA), het voortschrijdende driejaarlijkse werkprogramma, de begroting, de jaarrekening, de balans en het jaarlijkse activiteitenverslag;

 

b)

de prioritaire gebieden te bepalen waarop KIG’s in het leven worden geroepen;

 

c)

een bijdrage te leveren met het oog op de opstelling van de SIA;

 

d)

in het kader van de goedgekeurde SIA, gedetailleerde specificaties en richtsnoeren inzake de werking van het EIT op te stellen, met inbegrip van criteria en procedures voor de financiering, monitoring en evaluatie van de activiteiten van de KIG’s;

 

e)

een partnerschap te selecteren en als KIG aan te wijzen of dit, indien nodig, weer ongedaan te maken;

 

f)

voor doorlopende evaluaties van de KIG te zorgen;

 

g)

zijn eigen reglement van orde, dat voor de selectie van de KIG’s en dat van het uitvoerend comité, alsmede de specifieke financiële voorschriften van het EIT vast te stellen;

 

h)

met de instemming van de Commissie, passende honoraria voor de leden van de raad van bestuur en het uitvoerend comité vast te stellen, daarbij uitgaand van vergelijkbare provisies in de lidstaten;

 

i)

een procedure goed te keuren voor de verkiezing van het uitvoerend comité en de directeur;

 

j)

de directeur te benoemen en, indien nodig, te ontslaan, en disciplinair toezicht te houden over de directeur;

 

k)

de rekenplichtige en de leden van het uitvoerend comité en van de functie inzake interne audit te benoemen;

 

l)

waar nodig, eventueel voor bepaalde duur, adviesgroepen in het leven te roepen;

 

m)

het EIT overal ter wereld bekend te maken, teneinde zijn aantrekkingskracht te vergroten en het te doen uitgroeien tot een instelling van mondiaal niveau die topdeskundigheid op het gebied van hoger onderwijs, onderzoek en innovatie biedt;

 

n)

een gedragscode voor belangenconflicten goed te keuren;

 

o)

de beginselen en richtsnoeren voor het beheer van intellectuele-eigendomsrechten vast te leggen;

 

p)

een functie inzake interne audit op te richten overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie;

 

q)

de bevoegdheid te krijgen om een stichting op te richten (hierna de „EIT-stichting” genoemd) die specifiek tot doel heeft de werkzaamheden van het EIT bekend te maken en te steunen;

 

r)

te zorgen voor complementariteit en synergie tussen de EIT-activiteiten en de andere communautaire programma’s;

 

s)

een besluit te nemen over de talenregeling van het EIT, rekening houdend met de bestaande beginselen inzake meertaligheid en de praktische vereisten van zijn werkzaamheden.

  • 3. 
    De raad van bestuur kan bepaalde taken aan het uitvoerend comité delegeren.
  • 4. 
    De raad van bestuur kiest zijn voorzitter uit de benoemde leden. De voorzitter heeft een ambtstermijn van drie jaar die één keer kan worden verlengd.

Artikel 3

Werking van de raad van bestuur

  • 1. 
    Onverminderd lid 2 keurt de raad van bestuur besluiten met eenvoudige meerderheid van alle leden goed.

Voor beslissingen overeenkomstig artikel 2, lid 2, onder a), b), c), d), i) en s), en lid 4, is evenwel een tweederdemeerderheid van alle leden vereist.

  • 2. 
    De vertegenwoordigende leden hebben geen stemrecht in het geval van besluiten op grond van artikel 2, lid 2, onder e), g), i), j), k), q) en s).
  • 3. 
    De raad van bestuur komt ten minste drie keer per jaar in gewone vergadering bijeen. Op uitnodiging van de voorzitter of op verzoek van ten minste eenderde van de leden kan de raad van bestuur in buitengewone vergadering bijeenkomen.

Artikel 4

Het uitvoerend comité

  • 1. 
    Het uitvoerend comité bestaat uit vijf leden, onder wie de voorzitter van de raad van bestuur die ook het uitvoerend comité zal voorzitten.

De vier andere leden van het uitvoerend comité worden door de raad van bestuur uit zijn benoemde leden gekozen.

  • 2. 
    Het uitvoerend comité komt op uitnodiging van de voorzitter of op verzoek van de directeur regelmatig bijeen.
  • 3. 
    Het uitvoerend comité keurt zijn besluiten bij gewone meerderheid van alle leden goed.
  • 4. 
    Het uitvoerend comité:
 

a)

bereidt de vergaderingen van de raad van bestuur voor;

 

b)

ziet toe op de uitvoering van de SIA en van het voortschrijdende driejaarlijkse werkprogramma van het EIT;

 

c)

ziet toe op de selectieprocedure voor de KIG’s;

 

d)

neemt alle besluiten die de raad van bestuur gedelegeerd heeft.

Artikel 5

De directeur

  • 1. 
    De directeur beschikt over grote deskundigheid en staat in hoog aanzien op de gebieden waarop het EIT opereert. Hij wordt voor een ambtstermijn van vier jaar benoemd door de raad van bestuur. De raad van bestuur kan deze ambtstermijn één keer met vier jaar verlengen, indien hij van mening is dat dit in het belang van het EIT is.
  • 2. 
    De directeur is verantwoordelijk voor de dagelijkse leiding van het EIT en vertegenwoordigt het in rechte. Hij legt verantwoording af aan de raad van bestuur en brengt daaraan doorlopend verslag uit over de ontwikkeling van de activiteiten van het EIT.
  • 3. 
    De directeur heeft met name de volgende taken:
 

a)

de raad van bestuur en het uitvoerend comité bij hun werkzaamheden ondersteunen en het secretariaat van hun vergaderingen voeren;

 

b)

een ontwerp van SIA, een ontwerp van voortschrijdend driejaarlijks werkprogramma, het jaarverslag en de jaarlijkse begroting opstellen, die via het uitvoerend comité aan de raad van bestuur worden voorgelegd;

 

c)

toezien op de selectieprocedure voor de KIG’s en er zorg voor dragen dat de verschillende stadia van dat proces op transparante en objectieve wijze gestalte krijgen;

 

d)

de werkzaamheden van het EIT organiseren en leiden;

 

e)

de toepassing van doeltreffende toezicht- en evaluatieprocedures aangaande de prestaties van het EIT waarborgen, overeenkomstig artikel 16 van de verordening;

 

f)

de verantwoordelijkheid dragen voor administratieve en financiële aangelegenheden, met inbegrip van de uitvoering van de begroting van het EIT, waarbij hij naar behoren rekening houdt met het advies van de functie inzake interne audit;

 

g)

de verantwoordelijkheid dragen voor alle personeelsaangelegenheden;

 

h)

de ontwerpjaarrekening en ontwerpbalans aan de functie inzake interne audit en vervolgens via het uitvoerend comité aan de raad van bestuur voorleggen;

 

i)

er zorg voor dragen dat de verbintenissen van het EIT uit door hem gesloten overeenkomsten en akkoorden worden nagekomen;

 

j)

het uitvoerend comité en de raad van bestuur van alle informatie voorzien die voor de uitoefening van hun functie nodig is.

Artikel 6

Voorbereiding van de oprichting van de ondersteunende structuur

Gedurende een overgangsperiode verleent de Commissie de nodige steun ten behoeve van de oprichting van de EIT-structuur. In afwachting van de benoeming van de eerste benoemde leden van de raad van bestuur, treedt een door de Commissie benoemde ambtenaar op als de wettelijke vertegenwoordiger van het EIT en is deze verantwoordelijk voor de personeels-, administratieve en financiële aangelegenheden, met inbegrip van de uitvoering van de begroting van het EIT. Daarna wijst de raad van bestuur, volgens een transparante procedure, een persoon aan die deze taken vervult of verlengt hij het mandaat van de door de Commissie benoemde persoon, tot de benoeming van de directeur door de raad van bestuur, overeenkomstig artikel 5, en zijn daaropvolgende indiensttreding. De raad van bestuur maakt onverwijld een begin met de procedure voor de verkiezing van de directeur van het EIT.

Artikel 7

Personeel van het EIT

  • 1. 
    Het personeel van het EIT is op basis van contracten van bepaalde duur rechtstreeks in dienst bij het EIT. De directeur en het personeel van het EIT vallen onder de regeling die op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen van toepassing is.
  • 2. 
    Deskundigen kunnen door de deelnemende landen of andere werkgevers voor bepaalde tijd bij het EIT worden gedetacheerd.

De raad van bestuur hecht zijn goedkeuring aan een regeling voor de detachering van deskundigen door de deelnemende landen en andere werkgevers bij het EIT en legt daarin hun rechten en plichten vast.

  • 3. 
    Het EIT oefent ten aanzien van zijn personeel de bevoegdheden uit die aan de tot het sluiten van personeelscontracten gemachtigde autoriteit verleend zijn.
  • 4. 
    Van ieder personeelslid kan volledige of gedeeltelijke vergoeding worden geëist van de schade die door ernstig falen van zijn kant bij of in verband met de uitoefening van zijn taken voor het EIT is ontstaan.

Artikel 8

Beginselen voor de evaluatie en monitoring van de kennis- en innovatiegemeenschappen

Het EIT zorgt ervoor dat de uitkomsten en resultaten van elke KIG doorlopend worden gemonitord en periodiek aan onafhankelijke evaluaties worden onderworpen. Bij deze evaluaties wordt uitgegaan van goede administratieve praktijken en resultaatgerichte parameters en worden overbodige formele en procedurele aspecten vermeden.

Artikel 9

Duur, voortzetting en opheffing van een kennis- en innovatiegemeenschap

  • 1. 
    Al naargelang de uitkomsten van de periodieke evaluaties en de specifieke kenmerken van bepaalde gebieden bedraagt de normale levensduur van een KIG zeven tot vijftien jaar.
  • 2. 
    De raad van bestuur kan besluiten de oorspronkelijk vastgestelde duur van een KIG te verlengen indien dit de meest geschikte manier is om de doelstelling van het EIT te verwezenlijken.
  • 3. 
    Indien uit de evaluatie blijkt dat een KIG onvoldoende presteert, neemt de raad van bestuur passende maatregelen, waaronder vermindering, wijziging of intrekking van de financiële steun of beëindiging van de overeenkomst.

Artikel 10

Opheffing van het EIT

Indien het EIT wordt opgeheven, vindt de afwikkeling onder toezicht van de Commissie en met inachtneming van de geldende wetgeving plaats. In de overeenkomsten met de KIG en het besluit tot oprichting van de EIT-stichting wordt een voor dit geval passende regeling opgenomen.

 

2.

Verwante dossiers

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.