Brief staatssecretaris met twaalf fiches die zijn opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC) - Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Deze brief is onder nr. 164 toegevoegd aan .

1.

Kerngegevens

Officiële titel Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie; Brief staatssecretaris met twaalf fiches die zijn opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC) 
Document­datum 25-08-2000
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST47598
Kenmerk 22112, nr. 164
Van Buitenlandse Zaken (BUZA)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 1999–2000

22 112

Ontwerprichtlijnen Europese Commissie

Nr. 164

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

’s-Gravenhage, 25 augustus 2000

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij twaalf fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):

  • 1. 
    Mededeling/Verordening Bestrijding van antipersoneelmijnen: een grotere bijdrage van de Europese Unie.
  • 2. 
    Mededeling «Het integreren van milieu en duurzame ontwikkeling in het beleid inzake economische samenwerking en ontwikkelingssamenwerking»
  • 3. 
    Voorstel voor een Richtlijn van het Europees parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften en geharmoniseerde procedures voor veilig laden en lossen van bulkcarriers
  • 5. 
    Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van het Financieel Reglement van 12/12/1997 tot scheiding van de functie van interne audit en de functie van financiële controle vooraf (artikel 24, alinea 5, van het Financieel Reglement)
  • 6. 
    Mededeling van de Commissie over een globale strategie voor de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap
  • 7. 
    Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake algemene productveiligheid.
  • 8. 
    Mededeling «Perspectieven en prioriteiten voor het ASEM-proces (Asia-Europe Meeting) de komende tien jaar».
  • 9. 
    Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s; naar een Europa zonder drempels voor mensen met een functiebeperking.
  • 10. 
    Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake voedingssupplementen

11.• Mededeling van de Commissie aan de Raad, het EP, het ESC en het Comité van de Regio’s over de gezondheidsstrategie van de EG; • Voorstel voor een besluit van het EP en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van de volksgezondheid (2001–2006). 12. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bevordering van elektriciteit uit duurzame bron op de interne markt voor elektriciteit.

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, D. A. Benschop

Fiche 1: bestrijding antipersoneelmijnen (APM) Titel:

Mededeling/Verordening Bestrijding van antipersoneelmijnen: een grotere bijdrage van de Europese Unie.

DatumRaadsdocument:                           08.05.00.

Nr. Raadsdocument:                                 7 123/00

Nr. Commissiedocument:                        (2000)111

Eerst verantwoordelijke ministerie:        Buitenlandse Zaken

Behandelingstraject in Brussel:

De Mededeling en ontwerp-Verordening zullen in eerste instantie door zowel de Groep Ontwikkelingssamenwerking als de Groep Ontwapening worden behandeld. De besluitvormingsprocedure voor de verordening is die van art. 251 VEU (co-decisie).

Consequentie voor EG-begroting in EURO per jaar:

De Commissie stelt voor de bestaande horizontale begrotingslijn (B7–661; «Bijdrage van de Gemeenschap aan acties met betrekking tot antipersoneelsmijnen») te verhogen tot een bedrag van ten minste 180 MEURO voor de periode 2000–2006. Als referentie gebruikt de Commissie de uitgaven van de Unie voor mijnbestrijdingsacties in de periode 1992–1998 in het kader van verschillende begrotingslijnen, waaronder B7–661. Uit de plannen van de Commissie wordt vooralsnog niet duidelijk of een verhoging van B7–661 zou moeten leiden tot verlaging van de beschikbare middelen voor andere begrotingslijnen.

Korte inhoud en doelstelling:

Sinds 1995 houdt de EU zich actief met de mijnbestrijdingsproblematiek bezig. Hoofddoelstelling van de onderliggende verordening is om in coördinatie met andere leden van de internationale mijnbestrijdings-gemeenschap en onder erkenning van de leidende rol van de VN de bijdrage te versterken aan de uitbanning van de plaag van antipersoneelmijnen (APM)binnen de komende 10 – 15 jaar. De EU zal hierbij voorrang geven aan ontwikkelingslanden die het op 1 maart 1999 in werking getreden Verdrag van Ottawa (inzake het verbod van het gebruik, de aanleg van voorraden, de productie en de overdracht van antipersoneelmijnen en inzake de vernietiging van deze wapens) hebben onderschreven. Dit verdrag is o.a. door 14 EU-lidstaten geratificeerd. Uit dit verdrag vloeien verplichtingen voort, aan de uitwerking waarvan de onderhavige verordening moet bijdragen.

Mijnbestrijding vormt een wezenlijk onderdeel van veel reeds bestaande humanitaire hulp-, herstel- en wederopbouwprojecten. Dit zal in de toekomst zo blijven. Derhalve is er zowel om politieke als om operationele redenen behoefte aan één geheel van voorschriften en procedures die een betere coördinatie en samenwerking beogen op het niveau van de Commissie, de EU en de internationale gemeenschap om aan de vereisten van het Verdrag van Ottawa te voldoen. Daartoe stelt de Commissie tevens een verhoging van de aparte begrotingslijn voor mijnbestrijdings-acties voor.

De belangrijkste uitgangspunten voor de Commissie zijn:

  • • 
    Praktische actie: het grootste deel van de beschikbare middelen zal aan mijnopruiming en hulpverlening aan de slachtoffers ten goede komen;
  • • 
    Voorwaarden: zoveel mogelijk verzekeren dat gelden ten goede komen aan landen die het Verdrag van Ottawa hebben onderschreven;
  • • 
    Zichtbaarheid: streven naar melding maken van de EU-inzet in publicaties; in stand houden gecentraliseerde gegevensbank door de Commissie als bron van informatie en als contactpunt;
  • • 
    Samenhang: horizontale aparte begrotingslijn;
  • • 
    Uiteindelijke nationale verantwoordelijkheid: de verantwoordelijkheid voor mijnbestrijding blijft, waar mogelijk, bij de nationale overheid van het betrokken land. Er zal hulp geboden worden bij totstandkoming van beleid en beheers- en uitvoeringsstructuren;
  • • 
    Ontwikkelingssamenwerking: streven naar een gecoördineerde en geïntegreerde aanpak van de antipersoneelmijnbestrijding in ACS-verband;
  • • 
    Militaire samenwerking: de EU heeft nog niet ten volle profijt getrokken uit de potentiële synergie tussen militaire en civiele mijn-opruimingscapaciteit, dit in het bijzonder tegen de achtergrond van het EVDB.

In de ontwerp-verordening:

  • • 
    worden de draagwijdte en de doelstellingen van de mijnbestrijding van de EG overal ter wereld uiteengezet;
  • • 
    wordt de besluitvormingsprocedure vastgelegd;
  • • 
    wordt het kredietbedrag vastgelegd voor de begroting 2000;
  • • 
    worden de fraudebestrijdingsmaatregelen nader aangegeven, en
  • • 
    wordt een rapportageverplichting ingesteld.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 179 VEU

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Positief. De Verordening beoogt een betere beleidsplanning encoördinatie op het niveau van de Unie, als één van de grootste financiële contri-buanten aan internationale mijnbestrijding, en kan derhalve complementariteit tussen Unie en lidstaten bevorderen. De Verordening staat nationale acties op dit terrein geenszins in de weg.

Nederlandse belangen:

De Nederlandse overheid subsidieert ontmijningsactiviteiten van verschillende NGO’s. Nederland behoort sinds 1996 tot de groep van voornaamste donoren en is ook politiek zeer actief op het gebied van uitbanning van APM. Het Nederlandse belang is dat duplicatie tussen de verschillende actoren wordt voorkomen. Voorts hecht Nederland belang aan transparante financiële en beleidsstructuren op het niveau van de Unie.

Consequentie voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden alsmede informatie inzake mogelijke implementatie- en notificatieproblemen: n.v.t.

Rol van EP in de besluitvormingsprocedure: Co-decisie

Fiche 2: Integratie milieu Titel:

Mededeling «Het integreren van milieu en duurzame ontwikkeling in het beleid inzake economische samenwerking en ontwikkelingssamenwerking»

Datum stuk:                                               18 mei 2000

nr. Raadsdocument:

nr. Commissiedocument:                         COM(2000)264 i

Eerstverantwoordelijke ministerie:         BZ/OS i.s.m. VROM

Behandelingstraject in Brussel:

Voor de Europese Raad van juni 2001 zal een integratie-strategie worden gepresenteerd door de OS-raad. Deze Mededeling van de Commissie bevat de elementen voor een dergelijke strategie. Het onderwerp zal in de

OS-Raadswerkgroep worden voorbereid voor de OS-Raad van november

a.s.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): geen

Korte inhoud en doelstelling:

De Mededeling is een rechtstreeks gevolg van de verplichting van de OS-Raad in het kader van het Cardiff-proces. In november 1999 is een rapport over de integratie van milieu-aspecten in het OS-beleid voorgelegd aan de ER van Helsinki, die besloten heeft om het Cardiff-proces af te ronden met een strategie voor de integratie van milieu1 in het beleid tijdens het Zweedse voorzitterschap (ER van Gothenburg). Om hieraan te kunnen voldoen zijn door de OS-Raad van mei 2000 procedurele conclusies aangenomen, waarin de Commissie onder meer wordt uitgenodigd om concrete voorstellen te doen. Deze Mededeling is een antwoord op de uitnodiging van de Raad. In de Mededeling worden de elementen beschreven van een strategie die ervoor moet zorgen dat net natuurlijk milieu een hoofdonderdeel wordt van de steun van de EU aan de ontwikkelingslanden. De ontwikkelingslanden hebben zelf de hoofdverantwoordelijkheid voor de signalering en behandeling van milieukwesties en voor de integratie van milieuoverwegingen in hun beleid. De EU-programma’s voor economische samenwerking en ontwikkelingssamenwerking dienen de inspanningen van ontwikkelingslanden om hun eigen milieu en gemeenschappelijke mondiale milieu te beschermen, te ondersteunen. Hiertoe moet bijzondere aandacht worden besteed aan het versterken van de institutionele en bestuurlijke capaciteit van landen om op effectieve wijze zorg te dragen voor het milieu. Bij de inspanningen van de EU om ontwikkelingslanden bij hun integratie in de wereldeconomie te helpen, dient ook de betrokkenheid tot uitdrukking te komen bij ontwikkeling die uit milieu-oogpunt duurzaam is, in het bijzonder in de context van de volgende ronde van de Wereldhandelsorganisatie (WTO)

Subsidiariteittoets, proportionaliteittoets, deregulering: Positief. Het verwezenlijken van de door de ER van Cardiff beoogde milieu-integratie is alleen op communautair niveau mogelijk. (De Commissie voldoet met deze mededeling aan een verzoek van de Raad).

Nederlandse belangen:

Nederland verwelkomt de inventarisatie van de Commissie ten behoeve van integratie van milieu en duurzame ontwikkeling in het beleid inzake economische samenwerking en ontwikkelingssamenwerking. Nederland is met de Commissie van mening dat het van groot belang is dat wordt 1 «Milieu» in dit voorstel omvat mede                 doorgegaan met de integratie van milieu-overwegingen in alle

«Natuur».                                                     communautaire instrumenten, programma’s en projecten. Daarbij dient de

Commissie ervoor te zorgen dat de milieu-effecten worden geëvalueerd, dat negatieve milieu-effecten worden verhinderd en dat tevens activiteiten zoveel mogelijk moeten bijdragen aan verbetering van de condities van het milieu. De integratie van milieu in de verschillende beleidsterreinen is een proces dat in het OS-beleid ook bekend is op eigen terrein. Het gaat hier om het proces dat in gang is gezet waarbij OS-overwegingen moeten worden meegenomen bij de beleidsvorming op andere terreinen, dit onder de benaming van «coherentie».

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale

overheden:

De mededeling bevat nog geen concrete voorstellen; consequenties van eventuele regelgeving zijn derhalve in dit stadium nog niet aan te geven.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

Het betreft een mededeling; er is geen besluitvorming voorzien, maar het

EP kan zich uiteraard over de mededeling uitspreken.

Fiche 3: bulkcarriers Titel:

Voorstel voor een Richtlijn van het Europees parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften en geharmoniseerde procedures voor veilig laden en lossen van bulkcarriers

DatumRaadsdocument                            26-05-2000

nr. Raadsdocument:                                  8 882/00

nr. Commissiedocument:                         COM(2000) 179 definitief i

Eerstverantwoordelijke ministerie:         V&W i.o.m SZW

Behandelingstraject in Brussel: Transportraad via de Raadswerkgroep Vervoer

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): geen

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Naar aanleiding van een groot aantal incidenten met schepen voor vaste bulkladingen heeft de International Maritime Organisation (IMO) middels Resolutie A.862(20) en A.797(19) aanbevelingen gedaan voor het veilig laden en lossen van bulkcarriers voor vaste lading in de BLU Code (Code of safe practice for the safe loading and unloading of bulk carriers). Tussen 1990 en 1998 zijn 131 bulkcarriers verloren gegaan. Hierbij zijn 731 levens te betreuren. Uit onderzoek blijkt dat ladingbehandeling een belangrijke rol speelt bij het verloren gaan van bulkcarriers. Verder blijkt dat naleving van de aanbevelingen van de BLU-code slechts beperkt is. Na analyse van de veiligheidsproblemen, de effecten van laad- en losprocedures en de afhandelingsprocedure voor schepen luidt de conclusie dat het dwingend opleggen van de belangrijkste bepalingen uit deze IMO-Resoluties via communautaire wetgeving wordt beschouwd als de meest passende en doeltreffende wijze om te komen tot een betere bescherming van de veiligheid van bulkcarriers. De wetgeving is erop gericht het risico van overbelasting van en fysieke schade aan de scheeps-constructie tijdens de behandeling van de lading te reduceren door passende voorschriften voor deze schepen en terminals en geharmoniseerde procedures voor samenwerking en communicatie tussen schepen en terminals vast te stellen. Om concurrentievervalsing tegen te gaan en te streven naar een hoger veiligheidsniveau dienen de geharmoniseerde procedures en geschiktheidscriteria voor alle bulkcarriers, ongeacht de vlag waaronder zij varen te gelden, alsmede voor alle terminals in de Gemeenschap die voor laden en lossen van vaste bulklading door bulkcarriers worden aangelopen.

Rechtsbasis van het voorstel: EGV 80.2

Subsidiariteittoets, proportionaliteittoets, deregulering: Subsidiariteittoets positief. Door deze richtlijn wordt de IMO-resolutie opgewaardeerd tot bindende wetgeving. Hiermee wordt het veiligheidsniveau verhoogd en concurrentievervalsing tegengegaan.

Nederlandse belangen:

Nederland hecht aan een hoog veiligheidsniveau en gelijke concurrentievoorwaarden, hetgeen middels deze richtlijn bereikt kan worden.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) alsmede informatie inzake mogelijke implementatieproblemen(te verstrekken door implementerende ministerie):

Implementatie via wetgeving van V&W (mogelijk schepenwet / schepenbesluit) en SZW (mogelijk Arbeidsomstandighedenwet). Voorts betrokkenheid lokale overheden/havenbeheerders middels havenverordening en mogelijke inbreng van de Nationale Havenraad.

Voorgestelde implementatietermijn (evt. commentaar haalbaarheid): Binnen 18 maanden na de inwerkingtreding van de richtlijn. Toepassing met ingang van 1 januari 2003

Verdere afspraken w.o. zonodig te volgen procedure en toetsen

voorgenomen regelgeving:

geen.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: co-decisie.

Fiche 4: aansprakelijkheid luchtvervoerders Titel:

Verordening houdende wijziging van de Verordening (EG) nr. 2027/97 i betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders bij ongevallen

DatumRaadsdocument:                           13 juni 2000

nr. Raadsdocument:                                  9 347/00

nr. Commissiedocument:                         COM(2000) 340 i

Eerstverantwoordelijke ministerie:         V&W i.o.m. JUST

Behandelingstraject in Brussel: Transportraad via de Raadswerkgroep Vervoer

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): geen

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

In 1998 is verordening 2027/ 97 van kracht geworden. Deze verordening bepaalt dat EU-luchtvaartmaatschappijen1 m.b.t. hun aansprakelijkheid i.g.v. dood en letsel van passagiers niet langer de aansprakelijkheidsregels uit het verouderde Verdrag van Warschau mogen toepassen. Voor EU-luchtvaartmaatschappijengeldt thans in principe een onbeperkte aansprakelijkheid, terwijl het Verdrag van Warschau de aansprakelijkheid juist sterk beperkte. Daarnaast geldt het Verdrag van Warschau alleen voor internationaal vervoer, terwijl de verordening ook van toepassing is op binnenlands vervoer. Op 28 mei 1999 is het nieuwe mondiale Verdrag van Montreal tot stand gekomen, dat het Verdrag van Warschau moet gaan vervangen. Het nieuwe verdrag bepaalt dat luchtvaartmaatschappijen in principe onbeperkt aansprakelijk zijn i.g.v. dood of letsel van passagiers. Daarnaast bevat dit verdrag een regeling voor bagage en vertraging. Het Verdrag van Montreal is nog niet van kracht, daarvoor zijn 30 ratificaties nodig. Voorzover bekend is nog geen enkel land hiertoe overgegaan. De Commissie wil met het voorstel de vigerende verordening aanpassen aan hetgeen is bepaald in het Verdrag van Montreal.

Rechtsbasis van het voorstel: EGV 80.2

Subsidiariteittoets, proportionaliteittoets, deregulering Positief. In een eerder stadium is ermee ingestemd dat de Commisie het Verdrag van Montreal zou ondertekenen (is reeds gebeurd); het is de bedoeling dat de EG uiteindelijk toetreedt tot het Verdrag. In zoverre is er reeds een traject ingezet waarin de EG een rol heeft gekregen bij de behartiging van onderhavige belangen. Aanpassing van de bestaande verordening aan het nieuwe verdrag is echter wel opportuun, omdat daarmee de bepalingen uit het verdrag van Montreal ook voor nationaal vervoer in EU-lidstaten van toepassing worden.

Nederlandse belangen:

Het is van belang dat ook voor nationaal vervoer in EU lidstaten de

EU-luchtvaartmaatschappijen met gelijke bepalingen – afkomstig uit het

Verdrag van Montreal – omtrent aansprakelijkheid geconfronteerd worden.

Eerste beoordeling voorstel/wijze van optreden in Brussel: Nederland steunt het Commissievoorstel. Wat betreft de datum van inwerkingtreding kan Nederland in principe de lijn van de Commissie volgen, 1 Het begrip EU-luchtvaartmaatschappij is           nl. dat de verordening en het verdrag van Montreal gelijktijdig in werking gedefinieerd in EG-wetgeving.                           treden. Wanneer echter tijdens behandeling in de Raad reeds zou blijken dat inwerkingtreding van het verdrag van Montreal te lang op zich zou laten wachten, dan is Nederland voorstander van een eerdere inwerkingtreding van de verordening, zodat de bepalingen van het verdrag van Montreal voor EU carriers reeds van toepassing zijn.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) alsmede informatie inzake mogelijke implementatieproblemen(te verstrekken door implementerende ministerie):

De verordening werkt rechtstreeks. Wel is in het kader van de voorbereiding van de ratificatie van het Verdrag van Montreal een herziening van de Wet luchtvervoer (1960) in gang gezet. De herziene Wet luchtvervoer zal een plaats krijgen in boek 8 B.W..

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: co-decisie

Fiche 5: Scheiding financiële functies Titel:

Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van het Financieel Reglement van 12/12/1997 tot scheiding van de functie van interne audit en de functie van financiële controle vooraf (artikel 24, alinea 5, van het Financieel Reglement)

Datum stuk:                                               31 mei 2000

nr. Raadsdocument:

nr. Commissiedocument:                         COM/2000/0341 def

Eerstverantwoordelijke ministerie:          FIN i.o.m. BZ

Behandelingstraject in Brussel:

Het voorstel wordt besproken in het Begrotingscomité.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): De Commissie zal in november de financiële consequenties van de hervormingsplannen presenteren waarvan de wijziging van het Financieel Reglement deel uitmaakt.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Op 1 maart 2000 heeft de Commissie haar witboek betreffende de administratieve hervormingen van de Europese Commissie aangenomen. In dit witboek stelt de Commissie voor het systeem van financiële controles te herzien. Daarbij stelt de Commissie voor om de, door de Financieel Controleur verrichtte, centrale controles vooraf (ex-ante controles) af te schaffen en het accent te verschuiven naar controles achteraf (ex-post controles). Dit dient beslag te krijgen in een integrale herziening van het Financieel Reglement. Deze herziening zal enige tijd in beslag nemen (waarschijnlijk 18 tot 24 maanden). In afwachting van de integrale herziening van het Financieel Reglement stelt de Commissie voor de functie van interne audit (de zogenaamde ex-post controles) die door artikel 24, alinea 5, tweede zin, van het Financieel Reglement aan de Financieel Controleur is opgedragen, te scheiden van de traditionele controlefuncties vooraf, de zogenaamde ex-ante controles, van de Financieel Controleur.

Rechtsbasis van het voorstel:

artikel 279 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Positief; het EG-verdrag (artikel 279) bepaalt dat de Raad regels vaststelt en de controle organiseert betreffende de verantwoordelijkheid der financiële controleurs, ordonnateurs en rekenplichtigen.

Nederlandse belangen:

Nederland staat achter de plannen van de Commissie tot integrale herziening van het Financieel Reglement. Nederland kan de plannen van de Commissie onderschrijven om bij de integrale herziening van het Financieel Reglement de rollen van de spelers (ordonnateur, rekenplichtige, controleur en interne auditor) in het begrotingsproces binnen de Commissie opnieuw te beschrijven. Het huidige systeem van interne controle van de Commissie wordt in hoge mate door functiescheiding tussen deze spelers bepaald. De ordonnateur is verantwoordelijk voor het beheer van de kredieten. Betaling respectievelijk invordering geschieden door de rekenplichtige. De financieel controleur is in de eerste plaats belast met de (ex-ante) controle op het aangaan van betalingsverplichtingen en op het verstrekken van betalingsopdrachten. In de huidige situatie verricht de financieel controleur niet alleen controles vooraf, maar beschikt ook over een bevoegdheid tot controle achteraf (interne audit functie).

Nederland ondersteunt de Commissie om in het kader van de herziening van het Financieel Reglement. de interne controles (w.o. de ex-ante controles) neer te leggen bij de Commissiediensten die verantwoordelijk zijn voor de voorbereiding en uitvoering van het beleid, en daarmee een organisatorische scheiding aan te brengen tussen de ex-ante controles (visum vooraf) en de ex-post controles (evaluerende controles achteraf). Dit past ook in een ontwikkeling naar meer integrale verantwoordelijkheid. Nederland wil dat dit zo snel mogelijk wordt gerealiseerd maar erkent dat een overgangsbepaling noodzakelijk is in afwachting van de integrale herziening van het Financieel Reglement. Het afzonderen van de ex-post controles van de Financieel Controleur is derhalve in dit stadium een passende maatregel. Nederland wil nog wel van de Commissie verduidelijkt zien:

  • • 
    de functie van interne auditor in de overgangssituatie in verhouding tot de functie van interne auditor na de integrale herziening van het Financieel Reglement;
  • • 
    de plaats van de interne auditor (centraal of decentraal);
  • • 
    de relatie tussen de interne auditor en de te oprichten centrale audit dienst; deze laatste krijgt in de hervormingsplannen van de Commissie een prominente rol toebedeeld.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) alsmede informatie inzake mogelijke implementatieproblemen(te verstrekken door implementerende ministerie): n.v.t.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

Raadpleging Europees Parlement en Europese Rekenkamer, aanname door Raad met eenparigheid van stemmen.

Fiche 6: Bescherming financiële belangen EG Titel:

Mededeling van de Commissie over een globale strategie voor de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap

Datum stuk:                                               21 juni 2000

nr. Raadsdocument:                                  COMBUD 121/00 (ontwerp-Ecofin- conclusies) nr. Commissiedocument:                         COM(2000)358 i

Eerstverantwoordelijke ministerie:         FIN i.o.m. JUST

Behandelingstraject in Brussel:

Begrotingscomité (4 juli 2000), ad hoc groep fraudebestrijding (7 juli

2000), Coreper (12 juli 2000), Ecofin-Raad (17 juli 2000)

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): geen

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De Commissie presenteert in de mededeling de hoofdlijnen van haar strategie voor de fraudebestrijding in de komende jaren (2001–2005). Daarbij gaat zij onder meer in op de wettelijke instrumenten voor controle en fraudebestrijding, de operationele samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten op het terrein van informatie-uitwisseling en fraudebestrijding, en de versterking van het communautaire juridische kader in de verdere toekomst. De Ecofin-Raad van 17 juli 2000 zal haar reactie op de strategienota neerleggen in Raadsconclusies.

De in de strategienota door de Commissie aangesneden onderwerpen betreffen vier aandachtsgebieden. Het eerste aandachtsgebied is gericht op preventie, vergemakkelijking van informatie-uitwisseling en bevordering van de samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten. Het tweede aandachtsgebied gaat over versterking van de rol van het Europese fraudebestrijdingsbureau OLAF als centrale instantie voor het verzamelen en analyseren van gegevens over fraude en corruptie. Derde uitdaging voor de Commissie is te komen tot verbetering van de samenwerking tussen OLAF en de instellingen, organen en diensten van de Gemeenschap. Het vierde terrein ten slotte betreft versterking van de strafrechtelijke dimensie. De Commissie geeft daarbij aan dat verschillen tussen nationale rechtssystemen een obstakel kunnen vormen voor een effectieve (strafrechtelijke) aanpak van fraude. De Commissie stelt in dat verband onder meer voor om een handboek met «best practices»te ontwikkelen en de «liaison-functie» en de «juridische expertise-functie» van OLAF te versterken en uit te bouwen. De Commissie besluit haar strategienota met enkele gedachten over de instelling van een Europees aanklager voor de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap.

Rechtsbasis van het voorstel:

art. 280 EG-Verdrag (zie hierna onder c)

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Positief. De Gemeenschap heeft op grond van art. 280 EG-Verdrag tot taak activiteiten te ontplooien ter bestrijding van fraude en alle andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Gemeenschap worden geschaad. Lid 3 van art. 280 EG-Verdrag bepaalt in deze dat de lidstaten samen met de Commissie een nauwe en geregelde samenwerking organiseren. Lid 5 van art. 280 verplicht de Commissie jaarlijks te rapporteren over de uitvoering van de in dit artikel genoemde maatregelen.

Nederlandse belangen:

De vier in de strategienota geformuleerde aandachtsgebieden betreffen belangrijke thema’s. In algemene zin kan steun worden uitgesproken voor de plannen van de Commissie. De voorstellen bieden goede uitgangspunten voor de verbetering van de fraudebestrijding en de verdere ontwikkeling van de activiteiten van OLAF in het bijzonder. De strategienota betekent weer een stap vooruit in de bestrijding van fraude en andere activiteiten die de financiële belangen van de Gemeenschap schaden. Wel dient daarbij zoveel mogelijk afstemming plaats te vinden met de relevante activiteiten op basis van de derde pijler om tot een optimale versterking van de fraudebestrijding te komen.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) alsmede informatie inzake mogelijke implementatieproblemen(te verstrekken door implementerende ministerie): n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (evt. commentaar haalbaarheid): -

Verdere afspraken w.o. zo nodig te volgen procedure en toetsen voorgenomen regelgeving: -

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: n.v.t. het betreft een mededeling

Fiche 7: Algemene productveiligheid Titel:

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake algemene productveiligheid. (Richtlijn 92/59/EG i wordt hiermee ingetrokken.)

Datum stuk:                                               4 juli 2000

nr. Raadsdocument:                                  8 585/1/00

nr. Commissiedocument:                         COM (2000)139 def i.2

Eerstverantwoordelijke ministerie:         VWS i.o.m. EZ, BZ, SZW, VROM

Behandelingstraject in Brussel:

Eerste behandeling in de Raadswerkgroep Consumenten op 19 juni jl. Volgende behandeling op 6 juli, 14 juli en 27 juli. Afronding bespreking in werkgroepverband gepland in september dit jaar.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): n.v.t.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het voorstel beoogt de huidige algemene productveiligheidsrichtlijn (APV; 92/59/EG) om te werken en valt eigenlijk in twee delen uiteen. Enerzijds strekt het voorstel tot verduidelijking en aanscherping van een aantal onderdelen van de huidige richtlijn. Zo wordt duidelijker verwoord wat de precieze verhouding is tussen de APV-richtlijn en productveiligheids-richtlijnen voor specifieke categorieën producten zoals machines, cosmetica en levensmiddelen. Tevens worden de procedures voor de «rapid alert»-meldingen en de spoedmaatregelen helderder omschreven en de positie van de diverse comités daarin (adviserend en regelgevend) duidelijker gemaakt. De aanscherping wordt ook ingegeven door recente crises in de levensmiddelensector. Hoewel de Gemeenschap beschikt over specifieke voedselveiligheidswetgeving worden voedselveiligheidskwesties op dit moment in dezelfde institutionele context behandeld als andere consumentenproducten. De in het Witboek Voedselveiligheid voorgestelde Europese Voedselautoriteit zal met name kennisgevingen over levensmiddelen die op dit moment via het systeem voor snelle uitwisseling van informatie worden gedaan (RAPEX), afhandelen. Dit betekent een inperking van de werkingssfeer van de richtlijn algemene productveiligheid. Het voorstel kent anderzijdsduidelijke uitbreidingen t.o.v. de huidige APV-richtlijn, waardoor onder andere de reikwijdte wordt vergroot. De huidige richtlijn beperkt zich namelijk tot producten (food en non-food) die specifiek voor de consument zijn ontworpen en bestemd. Voorgesteld wordt deze reikwijdte uit te breiden met:

  • • 
    producten waarmee aan consumenten diensten worden verleend (professionele zonnebanken, droogkappen, tatoeage/pearcing apparatuur, fitness-apparatuur) en
  • • 
    producten die specifiek voor professioneel gebruik bestemd zijn maar die inmiddels ook door consumenten kunnen worden aangeschaft, zoals professioneel gereedschap (dit om te vermijden dat professionele producten naar de consumentenmarkt «migreren» zonder de nodige aanpassingen).

Andere uitbreidingen betreffen:

  • • 
    de bevoegdheid voor de overheid om het bedrijfsleven te verplichten een product tot bij de consument terug te nemen (recall);
  • • 
    een meldingsplicht voor het bedrijfsleven aan de overheid inzake geleverde onveilige producten;
  • • 
    een exportverbod van onveilige producten naar derde-landen en
  • • 
    het geven van een wettelijk vermoeden van veiligheid aan alle producten die voldoen aan de (niet verplichte) Europese normen, die door de Commissie in het publicatieblad bekend zijn gemaakt. Derge- lijke producten worden vermoed veilig te zijn en hebben daarmee toegang tot de Europese markt. Het voorstel is het resultaat van een evaluatie-studie uitgevoerd door de Universiteit van Leuven in opdracht van de Commissie inzake het functioneren van de huidige richtlijn (sterkte/zwakte analyse). Richtlijn 92/59EG draagt de Commissie op een dergelijke studie uit te laten voeren.

Rechtsbasis van het voorstel: artikel 95 van het Verdrag

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Het betreft hier maatregelen die betrekking hebben op de werking van de interne markt. Deze zijn gericht op het weren van grensoverschrijdende handel in onveilige producten binnen de EG. Derhalve is het voorstel niet in strijd met het subsidiariteitsbeginsel. De voorgestelde maatregelen gaan echter in bepaalde gevallen verder dan nodig is om de doelstellingen van het EG-Verdrag te realiseren. Dit geldt met name voor het onderdeel inzake de product recall, waar een waarschuwingsplicht voor het bedrijfsleven richting consument zou volstaan. Ook het exportverbod van onveilige producten naar derde landen roept in het kader van de proportionaliteit en inzake de rechtsgrondslag vragen op; het betreft hier immers een interne markt-richtlijn. Het voorstel is dus als twijfelachtig te kwalificeren in termen van proportionaliteit en deregulering (e.e.a. zou immers leiden tot ingrijpende wetswijzigingen).

Nederlandse belangen:

Nederland heeft belang bij een interne markt met uitsluitend veilige producten. Daarom heeft Nederland de totstandkoming van de huidige APV-richtlijn 92/59/EG i gesteund. Uit het onderzoek van Leuven blijkt dat er grote verschillen bestaan voor wat betreft de uitvoering van die richtlijn tussen de lidstaten onderling.Daarbij wordt vooral gewezen op de grote verschillen in handhaving en de uiteenlopende interpretaties van de voorschriften. Ook hapert er nogal het een en ander in de communicatie tussen Commissie en lidstaten en lidstaten onderling. Nederland heeft derhalve belang bij het deugdelijk en uniform functioneren van de (huidige) richtlijn in plaats van uitbreiding van die richtlijn met zaken die het risico inhouden dat de verschillen tussen de lidstaten nog groter worden. Daarnaast is het niet in het Nederlands belang tot ingrijpende wetswijzigingen te komen.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) alsmede informatie inzake mogelijke implementatieproblemen(te verstrekken door implementerende ministerie): Wijziging Warenwet

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Co-decisieprocedure conform artikel 251 van het Verdrag.

Fiche 8: ASEM Titel:

Mededeling «Perspectieven en prioriteiten voor het ASEM-proces (Asia-Europe Meeting) de komende tien jaar».

Datum stuk:                                               25 april 2000

nr. Raadsdocument:                                  8 406/00

nr. Commissiedocument:                         (2000)241

Eerstverantwoordelijke ministerie:         BZ i.o.m. FIN, EZ, VROM, OCW,

JUST

Behandelingstraject in Brussel:

Deze Mededeling zal in eerste instantie worden besproken in de Raads-werkgroep Azië en Oceanië, in de aanloop naar de derde ASEM Top, in Seoul in oktober 2000.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): geen

Korte inhoud en doelstelling:

De Commissie beoogt met deze Mededeling een aanzet te geven voor de Europese aandachtspunten tijdens de derde ASEM Top in Seoul (oktober 2000 in Seoul). Het ASEM-proces is een informeel proces waarin de EU en een aantal Aziatische landen sinds 1996 bijeen komen om van gedachten te wisselen over onderwerpen in drie pijlers: politieke dialoog, economische samenwerking, en samenwerking op het gebied van cultuur, wetenschap en onderwijs. Deze samenwerking is gebaseerd op het «Asia Europe Cooperation Framework», waarvan een geactualiseerde versie zal voorliggen aan de Top in Seoul. Verder zijn een aantal concrete initiatieven voor samenwerking ontplooid, waarvan de voortgang besproken zal worden tijdens de Top. De Commissie doet in de Mededeling een aantal algemene suggesties om in de drie volets het resultaat sinds 1996 te consolideren en door middel van nieuwe prioriteiten een impuls te geven aan de verdere intensivering van de betrekkingen tussen de beide regio’s in de komende tien jaar. Daarbij is het van belang dat er evenwicht blijft tussen de drie deelterreinen. Daarnaast doet zij vijf meer concrete suggesties die aan de komende Top zouden kunnen worden voorgelegd.

Het politieke volet:

  • • 
    Intensivering, op niveau van ministers en senior officials, van de dialoog over regionale en internationale aangelegenheden van gezamenlijk belang, en over politieke thema’s die betrekking hebben op de toekomst van beide regio’s.
  • • 
    Organisatie van de uitwisseling van gedachten tussen ASEM partners in het kader van internationale organisaties.
  • • 
    Ontwikkeling van de informele politieke dialoog door middel van seminars voor wetenschappers en ambtenaren uit beide regio’s, over zaken als internationale betrekkingen, politiek, en economische aangelegenheden.
  • • 
    Versterking van maatschappelijke dialoog tussen beide regio’s, bijvoorbeeld door uitwisseling van studenten, jonge ambtenaren en wetenschappers en door stimulering van het maatschappelijke debat over thema’s die de toekomst van beide regio’s aangaan.
  • • 
    Bescherming van mensenrechten, democratie en rechtsstaat.
  • • 
    Identificatie van beleidsterreinen en onderwerpen van internationaal belang waarop Azië en Europa juist door hun gezamenlijke inspanning vooruitgang kunnen boeken (bijvoorbeeld milieu, internationale misdaad, witwassen van geld).

Het economische volet:

  • • 
    Intensivering van de dialoog tussen ministers van economie en hun ambtenaren, met name het streven naar vooruitgang in de multilaterale onderhandelingen op het gebied van handel, versterken van de handels- en investeringsstromen door het uitwisselen van gegevens en het in kaart brengen van barrières, het creëren van een gunstiger klimaat voor samenwerking tussen bedrijven, en het versterken van de dialoog en de samenwerking over specifieke delen van de economie die de komende tien jaar aan belang zullen winnen.
  • • 
    Consolideren van de dialoog tussen ondernemingen uit beide regio’s.
  • • 
    Verbeteren van de dialoog en de samenwerking tussen actoren uit privé- en overheidssector op het gebied van wetenschap en technologie, mede met het oog op het oplossen van economischeen sociale problemen.
  • • 
    Aangaan van een dialoog over sociaal-economische aangelegenheden die raken aan de toekomst van beide regio’s.
  • • 
    Intensiveren van de dialoog tussen ministers van financiën over mondiale financiële en macro-economische aangelegenheden, mede met het oog op het versterken van regelgeving en toezicht op een aantal terreinen (bijvoorbeeld het witwassen van geld).

Het volet cultuur, wetenschap en onderwijs:

  • • 
    Verdieping van de dialoog en de samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie, milieu, sociaal-wetenschappelijke onderwerpen en kunst.
  • • 
    Het aanmoedigen en ondersteunen van een dialoog tussen leden van parlementen en maatschappelijke groeperingen (waaronder lokale overheden, sociale partners en NGO’s) uit beide regio’s.
  • • 
    Ondersteuning van de «Asia Europe Foundation», die als catalysator dient voor een culturele en intellectuele dialoog tussen beide regio’s.
  • • 
    Stimuleren en intensiveren van contacten tussen universiteiten, hogescholen en wetenschappelijke instellingen

Concrete suggesties voor de derde ASEM Top in Seoul:

  • • 
    Bekijken in hoeverre de politieke dialoog kan worden aangewend om de dialoog te versterken op het gebied van regionale veiligheid.
  • • 
    In de economische pijler in het bijzonder aandacht besteden aan handels- en investeringsaangelegenheden, sociaal-economisch beleid, en regionale macro-economische samenwerking.
  • • 
    Het opzetten van een dialoog tussen consumenten.
  • • 
    Versterken van de dialoog over onderwijs.
  • • 
    Aandacht voor uitbreiding van de ASEM.

Subsidiariteittoets, proportionaliteittoets, deregulering: Positief. De Commissie geeft een aantal aandachtspunten voor de komende Top in Seoul, op basis waarvan de EU voorstellen kan formuleren voor een intensivering van de samenwerking tussen Azië en Europa binnen de ASEM. Samenwerking in communautair kader heeft belangrijke toegevoegde waarde. De voorstellen zijn gebaseerd op hetgeen binnen ASEM reeds bereikt is, en staan niet in de weg aan specifieke voorstellen die Lidstaten kunnen opbrengen als aandachtspunten voor de Top.

Nederlandse belangen:

Nederland hecht belang aan het ASEM-proces, en aan evenwicht tussen de drie volets waaruit dat bestaat (politiek, economie, en wetenschap en onderwijs). In het politieke volet is het met name van belang dat een open dialoog gevoerd wordt met de Aziatische partners, waarbij geen onderwerpen van tevoren van discussie worden uitgesloten. Onderwerpen waarover geen overeenstemming bestaat tussen beide regio’s dienen in de dialoog besproken te kunnen worden, en mogen er geen obstakel voor vormen. Ook in het economische en wetenschappelijke volet is het van belang dat een open uitwisseling van standpunten plaatsvindt. De bestaande initiatieven voor samenwerking dienen te worden geconsolideerd, en nieuwe initiatieven dienen te worden beoordeeld op de toegevoegde waarde die zij hebben voor de versterking van de samenwerking tussen de beide regio’s (en niet slechts tussen een beperkt aantal landen daaruit). Om het benodigde evenwicht te kunnen realiseren, is het nodig dat het ASEM-proces zijn informele karakter behoudt.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale

overheden (betrokkenheid IPO/VNG) alsmede informatie inzake mogelijke

implementatieproblemen(te verstrekken door implementerende

ministerie):

Het ASEM-proces is een informeel proces, dat een uitwisseling van gedachten beoogt tot stand te brengen op Ministerieel niveau. Er zijn derhalve geen consequenties voorzien voor nationale regelgeving.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

Er is geen besluitvorming voorzien, maar het EP kan het onderwerp uiteraard op de agenda plaatsen.

Fiche 9: Europa zonder drempels Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s; naar een Europa zonder drempels voor mensen met een functiebeperking.

Datum stuk:                                               12.05.2000

nr. Raadsdocument:                                 8 557/00

nr. Commissiedocument:                         COM(2000)284 def i.

Eerstverantwoordelijke ministerie:         VWS i.o.m. SZW

Behandelingstraject in Brussel:

Nog niet bekend, afgezien van de behandeling in de High Level Group

Disability:zie punt 10e.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): geen

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De Mededeling is een bijdrage van de Europese Commissie aan het slechten van drempels bij de integratie van mensen met een handicap in de samenleving. Na een beschrijving van alle activiteiten van de Commissie ten behoeve van gehandicapten tot heden, volgt een nieuwe benadering ten aanzien van mensen met een functiebeperking. Een belangrijke impuls hierbij is het non-discriminatie artikel (13) in het EG-Verdrag en de initiatieven die de Commissie ontplooit ter implementatie van dat artikel. De Mededeling bevat hoofdzakelijk activiteiten die binnen de competentie van de Europese Commissie vallen en legt vooral de nadruk op de onderlinge samenhang van vraagstukken op het terrein van werkgelegenheid, onderwijs en scholing, vervoer, de interne markt, de informatiemaatschappij, de nieuwe technologieën en het consumentenbeleid. Het grootste accent ligt op het vergroten van de mobiliteit van mensen met een handicap, op een grotere toegankelijkheid, op het beschermen van de belangen van de gehandicapte consument en op het kunnen participeren in de informatiemaatschappij. De activiteiten bestrijken een zeer breed terrein en variëren van het toegankelijker maken van vervoermiddelen en reisinformatie tot het toegankelijk maken van openbare websites voor mensen met een handicap. Op het terrein van de informatiemaatschappij wordt nauwe samenwerking beoogd met het e-Europe actieplan. Als beleidsinstrumenten voor de realisering van de in de Mededeling opgenomen initiatieven ziet de Commissie:

  • • 
    het verbeteren van statistische informatie over de behoeften van mensen met een handicap;
  • • 
    het laten participeren van mensen met een handicap in algemene programma’s van de EU;
  • • 
    het fungeren als voorbeeldfunctie via een optimale benadering binnen de organisatie van de EC op de terreinen werkgelegenheid, toegankelijkheid van de gebouwen en informatie en communicatie;
  • • 
    overleg met mensen met een handicap;
  • • 
    betere coördinatie tussen de diensten van de Commissie.

Rechtsbasis van het voorstel:

N.v.t. omdat het een Mededeling betreft. Op basis van Verklaring 22 betreffende personen met een handicap bij het Verdrag van Amsterdam zal evenwel bij te nemen maatregelen uit hoofde van artikel 95 van het Verdrag rekening worden gehouden met de behoeften van mensen met een functiebeperking.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

N.v.t. Alhoewel de verantwoordelijkheid voor dit soort vraagstukken in eerste instantie ligt bij de lidstaten, neemt dit niet weg dat er in het kader van de bevoegdheden van de Gemeenschap substantiële mogelijkheden aanwezig zijn om tot betere en gelijke kansen voor mensen met een functiebeperking te komen en er op dit gebied een toegevoegde waarde kan worden gegenereerd.

Nederlandse belangen:

De inhoud van de Mededeling komt qua strekking overeen met de uitgangspunten van het interdepartementale gehandicaptenbeleid in Nederland, zoals vastgelegd in het Kader voor intersectorale afstemming van beleid voor mensen met een handicap of chronische ziekte: «Op weg naar volledige participatie 1999–2002».

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale

overheden (betrokkenheid IPO/VNG) alsmede informatie inzake mogelijke

implementatieproblemen(te verstrekken door implementerende

ministerie):

Vanwege de Wet voorzieningen gehandicapten is gehandicaptenbeleid het terrein van gemeenten; gemeenten zijn dus direct betrokken bij deze

Mededeling.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

De Mededeling is ook aan het EP toegezonden.

Fiche 10: Voedingssupplementen Titel:

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake voedingssupplementen

Datum stuk:                                               8 mei 2000

nr. Raadsdocument:                                  8 525/00

nr. Commissiedocument:                         COM(2000) 222 def i

Eerstverantwoordelijke ministerie:         VWS i.o.m. LNV, EZ, BZ

Behandelingstraject in Brussel:

Behandeling in raadswerkgroep Levensmiddelen Vraagstukken (5 juli jl. en voor zover nu bekend 14 september) en Interne Markt (tijdstip nog niet bekend)

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): n.v.t.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het voorstel betreft de harmonisatie van de nationale voorschriften voor eet- of drinkwaren die in de diverse lidstaten in de handel zijn onder de naam voedings supplement of integratiesubstantie voor dieetproducten. Het gaat hier meestal om geconcentreerde bronnen van nutriënten en andere ingrediënten, alleen of gecombineerd, die als dosis (zoals capsules, tabletten, druppelflacons, enz.) op de markt worden gebracht. Deze ingrediënten omvatten onder andere vitamines, mineralen, aminozuren, essentiële vetzuren, vezels en allerlei planten- en kruidenextracten. Omdat het buitengewoon gecompliceerd is om al deze ingrediënten te bestrijken, is uit praktische overwegingen besloten in dit stadium alleen de producten die vitamines en mineralen bevatten te behandelen.

Te zijner tijd kunnen eventueel ook producten met andere nutriënten of ingrediënten onder de reikwijdte van de maatregel worden gebracht. Het voorstel is overigens reeds aangekondigd in het uitgebrachte Witboek over voedselveiligheid. In het voorstel wordt een lijst vastgesteld van nutriënten (onderscheiden in vitamines en mineralen) die voor de vervaardiging van voedingssupplementen mogen worden gebruikt. Daarnaast worden maximum- en minimumgehalten aan vitamines en mineralen per dagelijkse portie voor de consumptie bepaald. Naast algemene bepalingen voor etikettering, presentatie en reclame volgens de bestaande richtlijn 79/112/EEG i (en de latere wijzigingen hierop) zullen m.b.t. de etikettering nadere specifieke meldingsverplichtingen opgenomen worden. Daarnaast worden vanwege de aard en het beoogde gebruik van nutriënten als bron van vitamines en mineralen, ook specifieke relevante voorschriften voor voedingswaarde-etikettering vastgesteld.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 95 EG-Verdrag

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Regelgeving op dit terrein is noodzakelijk, gelet op de gezondheidsaspecten die in het geding zijn. Op dit moment betreft het nationale maatregelen die sterk uiteenlopen. Optreden op dit terrein valt onder de bevoegdheid van de EG en is mede van belang met het oog op het bestaan van handelsbelemmeringen die niet kunnen worden opgelost met het beginsel van wederzijdse erkenning.

Nederlandse belangen:

Uitgangspunt voor de Nederlandse inbreng is het bestaande Nederlandse beleid m.b.t. voedingssupplementen. Dit is vastgesteld voor voedingssupplementen die vitamines, mineralen, aminozuren en kruiden bevatten. De productcategorie voedingssupplementen is sterk in ontwikkeling. Harmonisatie van de regelgeving op Europees niveau biedt de gelegenheid een kader te scheppen dat is toegesneden op de snelle ontwikkelingen op dit terrein, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillende gebruiksdoelen die de diverse productcategorieën kunnen hebben. Punt van aandacht is enerzijds een veilig gebruik van de producten en anderzijds het gebruik van bepaalde producten ter voorkoming van tekorten in de inname van bepaalde voedingsstoffen. Daarnaast is het van belang een goede afstemming met het geneesmiddelenbeleid te waarborgen.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale

overheden (betrokkenheid IPO/VNG) alsmede informatie inzake mogelijke

implementatieproblemen(te verstrekken door implementerende

ministerie):

Implementatie d.m.v. een AmvB op basis van de Warenwet

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Co-decisieprocedure conform artikel 251 EG-Verdrag

Fiche 11 Volksgezondheid Titel:

  • • 
    Mededeling van de Commissie aan de Raad, het EP, het ESC en het Comité van de Regio’s over de gezondheidsstrategie van de EG;
  • • 
    Voorstel voor een besluit van het EP en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van de volksgezondheid (2001–2006).

Datum stuk:                                               22 juni 2000

nr. Raadsdocument:                                  8 756/00 SAN 47 CODEC 469

nr. Commissiedocument:                         COM (2000) 285 def i. 2000/0119

(COD) Eerstverantwoordelijke ministerie:         VWS i.o.m. FIN, BZ

Behandelingstraject in Brussel:

Presentatie in de Gezondheidsraad van 29 juni 2000. Behandeling in de Raadswerkgroep Gezondheid tijdens Frans EU Voorzitterschap. Mogelijk een gemeenschappelijk standpunt in de Gezondheidsraad van 11 december 2000.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):

50 miljoen EUR per jaar (in totaal: 300 miljoen EUR voor 6 jaar)

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het voorstel voor een programma beoogt, door middel van acties om de volksgezondheid te verbeteren, gezondheidsproblemen en ziekten bij de mens te voorkomen en bronnen van gevaar voor de gezondheid weg te nemen, bij te dragen tot de verwezenlijking van een hoog niveau van gezondheidsbescherming. Het voorstel voor een volksgezondheidsprogramma richt zich op de volgende drie prioriteiten:

  • • 
    Verbeteren van informatie en kennis over de gezondheid. Er zal een veelomvattend gezondheidsinformatiesysteem worden opgezet om besluitvormers, gezondheidswerkers en het publiek de essentiële informatie en gegevens op gezondheidsgebied te verstrekken die zij nodig hebben.
  • • 
    Snel reageren op gezondheidsbedreigingen. Er zal een systeem komen om snel en doeltreffend actie te ondernemen in geval van bedreigingen voor de volksgezondheid (bijv. overdraagbare ziekten). Daartoe zal de tenuitvoerlegging van Beschikking nr. 2119/98/EG tot oprichting van een netwerk voor epidemiologische surveillance en beheersing van overdraagbare ziekten in de EG verder worden ondersteund.
  • • 
    Beïnvloeden van gezondheidsdeterminanten.Het programma zal een hulpmiddel zijn om de gezondheidstoestand van de bevolking te verbeteren en de voortijdige sterfte in de EU terug te dringen door de oorzaken van gezondheidsproblemen aan te pakken via doeltreffende maatregelen van gezondheidsbevordering en ziektepreventie.

Het voorstel bevat tevens acties voor het opzetten en uitvoeren van een communautaire strategie inzake de verbetering van de veiligheids- en kwaliteitsnormen ten aanzien van bloed, organen en weefsels van menselijke oorsprong. De mededeling van de Commissie over de gezondheids-strategie van de EG fungeert als toelichting voor het voorstel voor een communautair volksgezondheidsprogramma. In deze strategie maakt de Commissie ook melding van een nieuw op te richten Europees Gezondheidsforum waarin NGO’s zitting zouden kunnen hebben. Dit forum zou moeten bijdragen tot de ontwikkeling van het gezondheidsbeleid. Het Europees Gezondheidsforum wordt alleen in de mededeling van de Commissie voor een strategie en niet in haar voorstel voor een actieprogramma vermeld.

Met de inwerkingtreding van het nieuwe volksgezondheidsprogramma komen de nog lopende gezondheidsactieprogramma’s inzake gezond-heidsmonitoring, voorkoming van letsel, met milieuverontreiniging samenhangende ziekten alsmede inzake zeldzame ziekten te vervallen.

De actieprogramma’s inzake gezondheidsbevordering, kankerbestrijding, preventie van AIDS en bepaalde andere besmettelijke ziekten, en preventie van drugsverslaving lopen eind 2000 af.

Rechtsbasis van het voorstel: artikel 152 EG-Verdrag

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Ten algemene positief. In verband met toenemende integratie van de EU als gevolg van het vrije verkeer is grotere waakzaamheid geboden met betrekking tot overdraagbare ziekten. Dat geldt ook ten aanzien van het grensoverschrijdend verkeer van organen, weefsels en bloed van menselijke oorsprong. Voorts kunnen de lidstaten door middel van dit communautaire actieprogramma komen tot een betere informatieuitwisseling, benchmarking, vergelijking van gezondheidsgegevens, opstelling van goede praktijken, e.d. op het complexe terrein van de volksgezondheid dan zonder dit programma. Daarbij moet wel duidelijk zijn dat de gezondheidszorgstelsels tot de bevoegdheden van de lidstaten blijven behoren. Ten aanzien van bepaalde onderdelen zoals acties inzake de beïnvloeding van gezondheidsdeterminanten heeft Nederland twijfels of met dit actieprogramma de beoogde doelstellingen wel kunnen worden bereikt dan wel of dit op communautair niveau moet plaatsvinden.

Nederlandse belangen:

Voor Nederland is een hoog gezondheidsbeschermingsniveau binnen de EU van belang om o.m. grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen zoals overdraagbare ziekten en onveilige organen, weefsels en bloed van menselijke oorsprong beter aan te pakken. Voorts wil Nederland meer gebruik maken van de mogelijkheden binnen de EU om informatie uit te wisselen tussen de lidstaten over bepaalde grote (beleids-)problemen waarmee m.n. de gezondheidszorg te maken heeft. Nederland kan niet akkoord gaan met het voorgestelde budget van 300 miljoen euro. Volksgezondheid is volgens het prioriteitstellingsbeleid van categorie 3 gekwalificeerd als midden prioritair, waarvoor een nominale nulgroei geldt. De Nederlandse inzet voor het actieprogramma Volksgezondheid komt hiermee uit op 260 miljoen euro voor de periode 2001–2006.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) alsmede informatie inzake mogelijke implementatieproblemen(te verstrekken door implementerende ministerie):

Geen consequenties voor nationale regelgeving/beleid; het betreft een stimuleringsmaatregel. Regionale en lokale gezondheidsautoriteiten kunnen in de uitvoeringsfase gebruik maken van de informatie die via het Europese gezondheidsinformatie-systeem beschikbaar komt.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: codecisie (artikel 251 EG-Verdrag)

Fiche 12: electriciteit uit duurzame bron Titel:

Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bevordering van elektriciteit uit duurzame bron op de interne markt voor elektriciteit.

DatumRaadsdoc:                                      8 juni 2000

nr. Raadsdocument:                                  9 312/00, ENER41, CODEC 431

nr. Cie-document:                                      Com (2000) 279 definitief,

2000/0116 (COD) i Eerstverantwoordelijk Ministerie:           EZ i.o.m. VROM

Behandelingstraject in Brussel:

Raadswerkgroep energie najaar 2000, Energieraad van 5 december 2000

Consequenties voor EG-begroting in EURO per jaar: geen

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De richtlijn heeft tot doel een kader te creëren waardoor het aandeel elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen in de EU op middellange termijn aanzienlijk kan toenemen. De richtlijn kent de volgende onderdelen:

  • 1. 
    definitie van duurzame energie
  • 2. 
    Lidstaten worden verplicht doelstellingen voor het aandeel duurzame elektriciteit op te stellen. De Commissie checkt deze doelstellingen aan de hand van de globale doelstelling van de EU als geheel en behoudt zich het recht voor te komen met afzonderlijke, bindende nationale doelstellingen. In een annex geeft de Commissie een eerste indicatie waar men dan aan denkt.
  • 3. 
    De Commissie beziet over vijf jaar of het nodig is te komen met een communautaire raamregeling voor steunregelingen
  • 4. 
    Lidstaten stellen een garantie van oorsprong op voor duurzame energie
  • 5. 
    Lidstaten bezien opnieuw de administratieve procedures op efficiencyverbeteringen. De Commissie zal een «best practice rapport» uitbrengen
  • 6. 
    Lidstaten worden verplicht duurzame elektriciteit prioritair toegang te geven tot het net. Voorts dienen de procedures voor aansluiting aan het net van producenten van duurzame energie objectief, doorzichtig en niet discriminerend te zijn

Rechtsbasis van het voorstel: art 95 EG

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

De richtlijn is in artikel 3.4 in strijd met het subsidiariteitsbeginsel waar de Commissie zich de mogelijkheid voorbehoudt te komen met afzonderlijke, bindende nationale doelstellingen. De overige onderdelen van de richtlijn houden rekening met subsidiariteit en zijn proportioneel.

Nederlandse belangen

De bevordering van het aandeel duurzame energie is een prioriteit van het

Nederlandse energiebeleid.

Consequenties voor de nationale regelgeving en beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) alsmede informatie inzake mogelijke implementatieproblemen:

Mogelijke aanpassing van de Electriciteitswet 1998. Geen gevolgen voor provinciale regelgeving.

Verdere afspraken waaronder zonodig te volgen procedure en toetsen

voorgenomen regelgeving:

Mogelijk aanpassing van de Elektriciteitswet 1998.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: co-decisie

 

3.

Bevat de volgende onderliggende documenten

bestrijding antipersoneelmijnen (APM)

22112, 164, 1
Integratie milieu

22112, 164, 2
bulkcarriers

22112, 164, 3
aansprakelijkheid luchtvervoerders

22112, 164, 4
Scheiding financiële functies

22112, 164, 5
Bescherming financiële belangen EG

22112, 164, 6
Algemene productveiligheid

22112, 164, 7
ASEM

22112, 164, 8
Europa zonder drempels

22112, 164, 9
Voedingssupplementen

22112, 164, 10
 
 
 

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.