Verslag algemeen overleg op 6 februari 2007 over nationale veiligheid - Nationale Veiligheid

Dit verslag van een algemeen overleg is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 30821 - Nationale Veiligheid.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Nationale Veiligheid; Verslag algemeen overleg op 6 februari 2007 over nationale veiligheid 
Document­datum 06-03-2007
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST105665
Kenmerk 30821, nr. 2
Van Staten-Generaal (SG)
Commissie(s) Koninkrijksrelaties (KR) en Binnenlandse Zaken (BIZA)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2006–2007

30 821 26 643

Nationale Veiligheid

Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

Nr. 2

1  Samenstelling:

Leden: Van Beek (VVD), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Blok (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Slob (ChristenUnie), Van Bochove (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Gerkens (SP), Spies (CDA), Sterk (CDA), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, Griffith (VVD), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Jacobi (PvdA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Heerts (PvdA), Van Raak (SP), Kuiken (PvdA) en Leijten (SP). Plv. leden: Teeven (VVD), Van der Vlies (SGP) Weekers (VVD), Van de Camp (CDA), Cramer (ChristenUnie), Ormel (CDA), Van Gent (GroenLinks), Polderman (SP), Van Haersma Buma (CDA), Van Heugten (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Hijum (CDA), Wolbert (PvdA), Zijlstra (VVD), Van Gerven (SP), Van der Veen (PvdA), Cqörüz (CDA), Albayrak (PvdA), Ten Broeke (VVD), De Roon (PVV), Koenders (PvdA), Van Bommel (SP), Bouchibti (PvdA) en De Wit (SP).

2  Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), Rouvoet (ChristenUnie), De Wit (SP), Van Beek (VVD), Albayrak (PvdA), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Cqörüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Gerkens (SP), Jan de Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Van Velzen (SP), Eijsink (PvdA), ondervoorzitter, Azough (GroenLinks), Griffith (VVD), Teeven (VVD), De Roon (PVV), Schinkelshoek (CDA), Verdonk (VVD), Wolbert (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA) en Leijten (SP). Plv. leden: Sterk (CDA), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Langkamp (SP), Weekers (VVD), Koenders (PvdA), Van der Vlies (SGP), Ormel (CDA), Jager (CDA), Gill’ard (PvdA), Roemer (SP), Joldersma (CDA), Donner (CDA), Abel (SP), Dijsselbloem (PvdA), Halsema (GroenLinks), Blok (VVD), Van Miltenburg (VVD), Fritsma (PVV), Schermers (CDA), Zijlstra (VVD), Bouchibti (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA) en Van Gijlswijk (SP).

VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 6 maart 2007

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 en de vaste commissie voor Justities2 hebben op 6 februari 2007 overleg gevoerd met minister Remkes van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over:

– de brief van de minister d.d. 2 oktober 2006 over de aanpak en de stand van zaken met betrekking tot een strategie voor nationale veiligheid (30 821);

– de brief van de minister d.d. 6 november 2006 over de voortgang inzake de bescherming van de vitale infrastructuur (26 643, nr. 83);

– de brief van de minister d.d. 20 november 2006 met de pilot Nationaal Adviescentrum Vitale Infrastructuur (26 643, nr. 85);

– de brief van de minister d.d. 7 februari 2006 inzake nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie (22 112, nr. 422);

– het verslag van het schriftelijk overleg d.d. 26 april 2006 inzake het Groenboek Europees Programma voor de bescherming van vitale infrastructuur (22 112, nr. 435);

– de brief van de minister d.d. 12 januari 2007 met de kabinetsreactie op het Groenboek van de Europese Commissie betreffende detectietechnologieën (22 112, nr. 484).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Van Haersma Buma (CDA) benadrukt het belang van het bespreken van een strategie voor nationale veiligheid, gelet op de zowel praktische als theoretische risico’s in de hedendaagse samenleving. De strategie ziet sterk op de samenwerking tussen de Haagse organen in geval van een zeer ernstige ramp, maar in de praktijk zal het veeleer gaan om kleinere rampen waarbij de vraag «moet er worden opgeschaald of niet» aan de orde is. De vraag betreft dan niet zozeer de samenwerking tussen de nationale organen, maar vooral die tussen de verschillende bestuurslagen van die organen. Zou hieraan niet veel meer aandacht moeten worden besteed in de strategie voor nationale veiligheid? De minister spreekt in zijn brief over «de dreigende bezetting van het

grondgebied van het Rijk door een andere mogendheid». Dat zijn zo vergaande beelden dat het de vraag is of daaraan energie moet worden besteed in het kader van een nationale veiligheidsstrategie. Naar het idee van de heer Van Haersma Buma zal het meer moeten gaan om terrorisme en dergelijke zaken. Ervan uitgaande dat het in belangrijke mate over terrorisme zal gaan, rijst de vraag waarom de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) niet in de brief wordt genoemd. Waarom is hij niet de voortrekker van een nationale strategie? De NCTb is toch aangesteld om Nederland te beschermen tegen terrorisme, om inlichtingen te verzamelen over en om adviezen naar buiten te brengen inzake terrorisme en (impliciet) de nationale veiligheid? Ook het Nationaal CrisisCentrum (NCC) wordt niet genoemd in de strategiebrief. Wat is zijn rol in het geheel? Bij de rampen die zich kunnen voordoen, wordt ook de solidariteit tussen generaties als gevolg van de vergrijzing genoemd. Dit is toch iets wat te voorzien is? Waarom moet hiervoor een strategie voor nationale veiligheid worden gemaakt?

De strategie wordt begin 2007 opgesteld. Wanneer zal dat precies zijn? De heer Van Haersma Buma kan zich nog geen concrete voorstelling maken van de strategie. Om Nederland optimaal te beveiligen tegen dreigingen, moet de dreigingsstrategie op één plaats te worden gemaakt en niet verspreid over verschillende departementen. Ook moet het helder zijn tegen welke dreigingen Nederland zich precies dient te verweren. In de brief over de voortgang van de bescherming van de vitale infrastructuur staat veel informatie, maar wat is er tot nu toe concreet veranderd op dit terrein? Tijdens de storm die Nederland onlangs teisterde en waarbij een weer- en verkeersalarm werd afgegeven, bleek de website crisis.nl het werk in zoverre niet aan te kunnen dat deze doorlinkte naar die van de ANWB, die het werk vervolgens evenmin aankon. Er zou een achtervang moeten zijn voor deze site. Ook het Nationaal Noodnet komt in de brief aan de orde. In hoeverre wordt het Netherlands armed forces integrated network (Nafin) daarin meegenomen? Hoe worden de gsm- en gps-net-werken erbij betrokken?

Het doel van de pilot Nationaal Adviescentrum Vitale Infrastructuren (NAVI) is het leveren van een bijdrage aan de bescherming van vitale infrastructuur in Nederland tegen dreigingen door moedwillig menselijk handelen, met name criminele handelingen en terrorisme. Waarom staat dit project los van de NCTb, die een vergelijkbare taakopdracht heeft? Hoe zit het in dit verband met het alerteringssysteem dat bij de NCTb wordt ingevoerd? Op dit terrein zou op een zo eenvoudig mogelijke wijze, zonder verkokering, moeten worden samengewerkt. De begroting voor het centrum bedraagt 5 mln. Kan dit bedrag wat concreter worden gemaakt? Is het wel nodig om een nieuw coördinatiecentrum te maken, ervan uitgaande dat er al veel wordt gecoördineerd? Kan het geld niet beter worden ingezet voor praktische oefeningen, waaraan veel behoefte bestaat, bijvoorbeeld in de samenwerking tussen lagere overheden, decentrale overheden, het Rijk en de verschillende instanties?

Mevrouw Kuiken (PvdA) wijst erop dat de strategie voor nationale veiligheid een heel weerbarstig traject behelst. Het doel is om een aantal partners op het terrein van veiligheid samen te brengen, ketenafspraken te maken en onderlinge processen te stroomlijnen. Het is goed dat wordt getracht om de neuzen dezelfde kant uit te krijgen. Het blijft lastig, ook in de beeldvorming, om duidelijk te krijgen wat de strategie voor nationale veiligheid precies inhoudt en hoe zij zich verhoudt tot de vitale infrastructuur. Wil de minister dat verband nog eens uitleggen? Wat merken het veld en de burgers er straks van?

In de brief over de strategie voor nationale veiligheid staat dat op een aantal terreinen al belangrijke stappen voorwaarts zijn gemaakt. Men heeft bepaald wat men wil, maar het is nog nauwelijks duidelijk hoe ver men is met de voortgang. Dat geldt zowel voor het early-warningsysteem

als voor het vaststellen van het capaciteitensysteem. Kan de minister zeggen wanneer de strategie voor nationale veiligheid er zal zijn, welke concrete maatregelen en producten zij zal bevatten en welk tijdsbestek wordt gevolgd?

In de brief inzake de voortgang van de bescherming van vitale infrastructuur staat het voornemen om tot een nationaal adviescentrum vitale infrastructuur te komen. Is hiermee al een begin gemaakt? Is al begonnen met de inventarisatie ten behoeve van een alerteringssysteem? Hoe verhoudt dit systeem zich tot andere systemen zoals het early-warningsysteem? Is de pilot inzake de gebiedsgerichte afstemming al van start gegaan? De onduidelijkheid hierover maakt het lastig om deze concrete projecten te beoordelen. In 2008 zal worden bekeken hoe het staat met het Nationale Noodnet. Hoe zit het in dit kader met het fall-backsysteem? Het is goed dat de website crisis.nl in het leven is geroepen om burgers te informeren over risico’s op momenten dat het nodig is. Zo’n website moet dan wel goed kunnen functioneren als het primaire informatiepunt voor burgers. Op dit moment lijkt hierover wat twijfel te bestaan. Het is goed dat een aantal stappen is gezet om belangrijke processen te stroomlijnen en om tot samenwerking te komen. Op basis van de brieven is het echter lastig om te zien welke concrete maatregelen zijn getroffen en wat de burgers en het veld daarvan uiteindelijk in operationele zin zullen merken.

Wil de minister zijn visie geven op het Groenboek inzake het Europees Programma voor de bescherming van vitale infrastructuur?

Mevrouw Griffith (VVD) onderschrijft de noodzaak voor een overkoepelende strategie voor nationale veiligheid. Nederland moet zijn voorbereid op tal van uiteenlopende dreigingen die de vitale belangen kunnen aantasten. Het gaat dan niet alleen om de openbare orde en veiligheid, maar ook om sociaal-economische bedreigingen zoals natuurrampen en pandemieën. Zij steunt de benadering van de regering dat met een beter overzicht van hoe maatschappelijke ontwrichting kan worden voorkomen, tot een gerichtere, efficiëntere en effectieve verdeling van middelen en capaciteit kan worden gekomen. De minister schrijft in zijn plan van aanpak dat er op dit moment nog geen afwegingskader is voor de nationale veiligheid. Daarmee is het onduidelijk in welke situaties welk belang zal prevaleren. Kan de minister wat vertellen over de te maken belangenafweging? Welke keuzes worden gemaakt? Is er sprake van een rangorde? Het is niet helder hoe de nationale strategie zal worden ingebed. Volgens de minister gaan departementen nauw samenwerken, maar het is daarbij onduidelijk wie de aansturende rol zal krijgen. Er moet inderdaad een integrale aanpak komen, maar voorkomen moet worden dat sprake is van ad-hocmanagement of een monofocus. De minister geeft aan dat er meer duidelijkheid moet komen over private ondernemingen, omdat ook zij zullen worden betrokken bij de nationale veiligheid. Hetzelfde geldt voor de decentrale overheden. Hoe verhoudt een en ander zich tot elkaar? Hoe wil de minister de aansturing vormgeven? In de stukken staat dat de overheid een meer stimulerende en faciliterende rol moet krijgen. Hoe verhoudt zich dat tot de gewenste gezamenlijke en integrale aanpak met betrekking tot private instellingen? Wat is hierin de positie van instellingen die zich bezighouden met veiligheid, zoals de Raad voor Nationale Veiligheid en het NCC?

Er wordt gekozen voor een capaciteitsuitbreiding. In de eerste fase van het plan van aanpak staan drie dreigingen centraal, te weten CBRN (chemisch, biologisch, radiologisch en nucleair) digitale verlamming en overstromingen. Later zal worden gekeken naar andere vormen van dreiging. Is het bedrijfsleven, zoals chemische bedrijven en banken, al betrokken bij deze gefaseerde aanpak? Hoort de integrale benadering niet in te houden dat alle sectoren binnen de drie geselecteerde dreigingen direct worden betrokken bij de eerste fase?

De heer Brinkman (PVV) is van mening dat een nationaal kader te beperkt is voor een aantal genoemde dreigingen. Hij pleit voor meer informatie op het terrein van internationale dreiging. Het is zeer teleurstellend dat de gehele strategie pas begin 2007 klaar zal zijn. Staat deze datum nog steeds of wordt het mogelijk later? Op het gebied van de vitale infrastructuur is reeds enig werk verricht. De heer Brinkman steunt de oprichting van een NAVI, met als taken het geven van voorlichting en het vergroten van de bewustwording van bedrijven en instanties op het punt van security. In hoeverre draagt het bedrijfsleven financieel bij aan het NAVI? In de brief van de minister d.d. 6 november 2006 staat in paragraaf 2.1 dat de diverse beveiligingsmaatregelen in de energiesector deels via het NAVI zullen worden opgepakt. Om welk deel gaat het dan? Wie doet dan het andere deel? Heeft de voorlichting aan de energiesector een verplichtend karakter?

Het gebrek aan voortgang op het terrein van de nationale strategie is teleurstellend. De heer Brinkman heeft niet het vertrouwen dat voor alle sectoren voldoende maatregelen zijn getroffen tegen de genoemde dreigingsbeelden. Met name de dreigingsbeelden van een terroristische aanslag en van de verwevenheid van de onderwereld met de bovenwereld baren hem zorgen. Van belang bij deze twee voorbeelden is de rol en de verantwoordelijkheid van de lokale overheid. Hoe zit het met die verantwoordelijkheid in relatie tot die van de rijksoverheid? In de brief van de minister staat dat de verantwoordelijkheid van de rijksoverheid voor nationale veiligheid inhoudt dat de rijksoverheid de regie voert over het nationaal veiligheidsbeleid. In dit kader verwijst de heer Brinkman naar de Wet Bibob in samenhang met de sector prostitutie. De aanpak hiervan zou overal hetzelfde moeten zijn. Hoe gaat de minister dat aansturen? Als de verschillende genoemde dreigingsbeelden zich tegelijkertijd zouden afspelen, is de vorm die de strategie nu lijkt te krijgen, absoluut niet afdoende. Dat is zorgwekkend. Hoe denkt de minister hierover?

De heer Van Raak (SP) concludeert dat voor dit algemeen overleg een groot aantal inhoudelijk uiteenlopende brieven is geagendeerd. Het minst concreet is de brief over de stand van zaken met betrekking tot een strategie voor nationale veiligheid. Het is goed dat de minister zich laat inspireren door concrete buitenlandse voorbeelden, maar de brief blijft nogal algemeen. Wat houdt een nationale veiligheidsstrategie concreet in? Wil de minister in het kader van de veiligheidsrisico’s toelichten wat hij bedoelt met sociale kwetsbaarheid en economische onveiligheid? Hoeveel extra capaciteit denkt hij nodig te hebben voor de veiligheidsstrategie, bijvoorbeeld voor het maken van veiligheidsinschattingen? Hoe wordt op dat punt samengewerkt met de analisten van de NCTb? Wat voegt de strategie toe aan de bescherming van de vitale infrastructuur? De brief over de voortgang van de maatregelen in het kader van de bescherming vitale infrastructuren is concreter. De minister signaleert knelpunten in de afstemming tussen de betrokkenen en stelt dat nog veel werk moet worden verzet. Uit de brief over het NAVI blijkt dat het hier gaat om een vorm van publiek-private samenwerking op het gebied van veiligheid. Ook de heer Van Raak vindt het belangrijk dat verschillende organisaties goed samenwerken, maar het is onduidelijk of de regering en/of de minister hier te allen tijde de regie houdt zodat Nederland op dit vlak niet afhankelijk wordt van de private sector. Enigszins vreemd is dat de gezondheidszorg en het spoor geen vitale sectoren zijn. Medische hulp en transport zijn van essentieel belang bij de bestrijding van rampen en calamiteiten.

De heer Van Raak is veel kritischer over de voorstellen van de Europese Commissie voor een programma voor de bescherming van de Europese vitale infrastructuur (EPCIP: European Programme for Critical Infrastructure Protection) dan over de voorstellen over de nationale veiligheids-strategie. Een deel van zijn kritiek komt gelukkig overeen met die van het

kabinet. Het Groenboek van de Commissie bevat voorstellen die leiden tot vergaande Europese inmenging. Europese samenwerking is goed op het gebied van terreur en rampenbestrijding, maar de bescherming van de vitale infrastructuur is in eerste instantie een nationale aangelegenheid. De Europese Commissie doet voor haar voorstellen een beroep op de stabiliteit en levensvatbaarheid van de interne markt. Dat maakt geen al te sterke indruk, omdat het niet voldoet aan de subsidiariteitstoets. De achtergrond van de Europese voorstellen lijkt vooral terrorismebestrijding te zijn. Dat wordt traditioneel gedaan op basis van het EU-verdrag en wordt behandeld in de JBZ-raad. Wat de heer Van Raak betreft, moet dit voorstel nader worden toegelicht.

De heer Van Raak vindt het met de regering ongewenst als het EPCIP een Europees wetgevingsprogramma zou worden. De regering plaatst terecht ook kanttekeningen bij het voorgestelde critical infrastructure warning information network voor de uitwisseling van inlichtingen. Dit netwerk zou een verdubbeling kunnen betekenen van de bestaande multilaterale netwerken binnen de Europese Unie. Onvoldoende duidelijk is of er sprake zal zijn van verdubbeling of overlapping van nationale kwetsbaar-heids- en dreigingsrisico’s. Als het EPCIP een verplichtende methodologie voorschrijft voor bijvoorbeeld het in kaart brengen van kwetsbaarheden, bestaat de kans dat analyses opnieuw moeten worden gedaan. Hoe gelukkig is de minister met deze Europese voorstellen? Is hij met de heer Van Raak van mening dat de noodzaak van Europese richtlijnen niet is aangetoond en dat onduidelijk is waarom niet kan worden volstaan met onderlinge samenwerking en eventuele bi- of multilaterale overeenkomsten?

De heer Van Raak kan instemmen met voorstellen om in Europees verband meer samen te werken in de beveiliging van vitale infrastructuur. Met de regering meent hij echter dat Europese voorstellen niet ten koste mogen gaan van de nationale programma’s ter bescherming van vitale infrastructuur. Kan de minister dit verzekeren? Het Europese programma zoals het nu dreigt te worden vormgegeven, is een stap op de weg die de heer Van Raak niet wil gaan met Europa. Deelt de minister deze opvatting?

Antwoord van de minister

De minister wijst op het misverstand dat een nationale strategie hetzelfde zou zijn als terrorismebestrijding, terwijl het veel breder is. De wetenschapper Stern heeft in diens rapport indringend gewezen op de verwevenheid van dreigingen die de nationale veiligheid kunnen aantasten. Zo staat klimaatverandering niet op zich, maar heeft het ook gevolgen voor dier- en mensziekten, de economie en migratiestromen, en daarmee voor de kloof tussen arm en rijk. Die verwevenheid werd ook zichtbaar in de discussie rondom de gaslevering van Rusland, waarin de afhankelijkheid van energievoorzieningszekerheid van falende staten en risicolanden duidelijk werd. Het gaat om ontwikkelingen die Nederland bedreigen en veranderen. Tegelijkertijd zijn de mogelijkheden van Nederland om deze dreigingen zelfstandig tegen te gaan, beperkt. Een uitsluitend nationale aanpak is vaak niet afdoende. De zeespiegelrijzing is daarvan een evident voorbeeld. Een aantal weken geleden is in Davos wereldwijd aandacht gevraagd voor de afhankelijkheden tussen dreigingen en het belang van een integrale risicobeoordeling. Ook daar werd geconstateerd dat internationale samenwerking hierbij een belangrijke voorwaarde is. De overheid, private partijen en de internationale partners zijn actief bezig om deze dreigingen te lijf te gaan en de veiligheid te vergroten. Overstromingen, pandemieën en de bescherming van vitale infrastructuur staan hoog op ieders agenda.

Om efficiënt en effectief te kunnen inspelen op de beschreven ontwikkelingen, is meer dan ooit samenwerking nodig tussen alle organisaties die verantwoordelijk zijn voor de nationale veiligheid – rijksoverheid, mede-

overheden, internationale organisaties, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven – om de gezamenlijke verantwoordelijkheid in te vullen. Daarom heeft het kabinet besloten om een rijksbrede strategie voor nationale veiligheid op te stellen met een all-hazardbenadering. De werkwijze die de strategie beschrijft, biedt een aanpak over dreigingen heen, zoals falende staten en risicolanden, digitale verlamming of extreme droogte en hitte. De aanpak die nu nog wordt gevolgd, gericht op één veiligheidster-rein zoals grieppandemieën, zal worden aangevuld met een werkwijze die samenhang en integraliteit waarborgt. Deze werkwijze kan bovendien inspelen op wisselende of nog onbekende dreigingen. Die integrale aanpak wordt verzekerd door een rijksbrede analyse van dreigingen en een nationale risicobeoordeling te combineren met strategische planning. Door deze aanpak kan het kabinet in de toekomst beter onderbouwd afwegen welke risico’s moeten worden teruggedrongen en waar de prioriteiten moeten liggen. Bovendien maakt het early-warningsysteem mogelijk dat als basis voor de strategische planning wordt gewerkt met de capaciteitenbenadering, een benadering die binnen defensie al volop wordt toegepast. Door te kijken naar taken die de overheid moet kunnen uitvoeren en de capaciteiten die daarvoor beschikbaar moeten zijn, kan in combinatie met risicobeoordeling worden bepaald waar schaarse middelen het beste kunnen worden ingezet. Deze werkwijze werpt nu al haar vruchten af. De Taskforce Management Overstromingen (TMO) gaat volgens de capaciteitenbenadering in kaart brengen welke capaciteiten beschikbaar moeten zijn bij het omgaan met overstromingen, bijvoorbeeld voor grootschalig evacueren. Het ministerie van Economische Zaken gaat volgens deze wijze in kaart brengen hoe digitale verlamming kan worden voorkomen.

Dat de NCTb in dit proces geen voortrekker is, hangt samen met de beschreven brede benadering. Een rijksbrede analyse moet vanuit één punt worden gefaciliteerd en ondersteund. Dat betekent overigens niet dat daarvoor een omvangrijk apparaat moet worden opgetuigd: klein maar fijn is hier een goed uitgangspunt. Er wordt veel gewerkt met interdepartementale detachering. In principe kost het dus geen extra capaciteit. Gelet op de ontstaansgeschiedenis van de strategie voor nationale veiligheid lijkt het voor de hand te liggen om de minister van BZK met de coördinatie te belasten. Op dit moment wordt uitgegaan van negen dreigingen, wat al een brede benadering is. Naar aanleiding van nadere analyse en beoordeling wordt ook gekeken naar nieuwe dreigingen. De vraag of iets hoog op de aandachtslijst komt, komt voort uit de vraag of iets een bedreiging is voor de nationale veiligheid, en dat weer als het leidt tot ontwrichting. Het is een afwegingsmechanisme. Het door de heer Van Haersma Buma genoemde vraagstuk van de solidariteit tussen generaties zal niet snel tot een dreigende ontwrichting van de samenleving leiden. Dit punt wordt in de stukken genoemd omdat het een maatschappelijke ontwikkeling is. Het is in de toekomst alleen relevant als er een dreiging is voor maatschappelijke ontwrichting. Het werkprogramma voor dit jaar bevat drie thema’s: klimaatverandering en broeikaseffecten, energievoorzieningszekerheid en polarisatie en radicalisering. De ministerraad bepaalt welke risico’s prioriteit krijgen om in de fase van strategische planning te worden uitgewerkt om te beoordelen of Nederland «in control» is. De aanpak is strategisch van aard en ligt niet op het niveau van operationele tactische afwegingen. De afweging is onder meer gericht op economische impact, ecologische gevolgen, slachtoffers en onrust in de samenleving. De bedoeling is dat Nederland weerbaarder wordt, dat de overheid meer in gezamenlijkheid optreedt en dat de rijksoverheid in voorkomende omstandigheden helder communiceert over de risico’s die zich kunnen voordoen en de wijze waarop de nationale veiligheid wordt versterkt. Dat is wat de burger er, soms gewild, soms ongewild, van moet gaan merken. Vanzelfsprekend zal met alle betrokken partijen, lokaal, internationaal en privaat, intensief moeten worden samengewerkt.

Een concreet resultaat van het project inzake de vitale infrastructuur is de oprichting van het Strategisch Overleg Vitale Infrastructuur (SOVI), een adviesorgaan voor de minister van BZK. Daarin werken ministeries en het bedrijfsleven op topniveau samen en spreken met elkaar over de belangrijkste thema’s op dit gebied. Binnen de verschillende sectoren is door bedrijven en betrokken departementen de implementatie van een groot aantal maatregelen opgepakt. De vitale producten en diensten zijn opgenomen als onderwerp in de oefensubsidie voor de medeoverheden en de diensten op het gebied van de openbare orde en veiligheid (OOV-diensten). Het NAVI is inmiddels opgericht en er is een eerste aanzet gemaakt voor een versterking van de relatie tussen vitale infrastructuur en gemeenten, veiligheidsregio’s en politieregio’s. In 2007 moet duidelijkheid ontstaan over de ontwikkelingen rondom de noodcommunicatie, het Nationaal Noodnet. De relatie tussen enerzijds vitale bedrijven en organisaties en anderzijds de crisisbeheersingsorganisatie, inclusief de veiligheidsregio’s, moet worden geïntensiveerd.

In het kader van bescherming vitale infrastructuur moet op alle niveaus worden geoefend, vooral met uitval van vitale producten en diensten. Beleidsontwikkeling zal plaatsvinden op basis van de resultaten van een onderzoek in opdracht van het SOVI over de onderlinge afhankelijkheid van vitale sectoren. De bedoeling achter het NAVI is om de aandacht voor security-aspecten bij vitale bedrijven te vergroten. De taken zijn informatie-uitwisseling, ondersteuning en het delen van kennis. Het is nadrukkelijk de bedoeling om dicht op het bedrijfsleven een belangrijke faciliterende rol te vervullen. De reden dat de NCTb hierbij geen spilfunctie heeft, is omdat de problematiek breder is dan terrorisme alleen. De NCTb is wel participant in de pilot. Als de pilot is afgerond, zal over de definitieve positionering worden gepraat. Het NAVI is overigens geen operationele organisatie. Het Nationaal Alerteringssysteem Terrorisme richt zich op het waarschuwen van objecten en bedrijven bij specifieke en tijdelijke situaties van verhoogde dreiging en op mogelijke maatregelen die dan moeten worden genomen. Het NAVI gaat niet over specifieke situaties van verhoogde dreiging en ook niet alleen over terrorisme. Het Alerteringssysteem en het NAVI kunnen elkaar soms versterken, omdat de activiteiten van het NAVI zijn gericht op het structureel verhogen van de weerbaarheid van vitale sectoren tegen ongewenst moedwillig menselijk handelen, waaronder terrorisme. De minister is van mening dat duidelijk moet zijn waar de verantwoordelijkheden liggen, maar heeft geen aanwijzingen dat dit nu niet het geval is. Het is van belang dat alle sectoren voldoende geëquipeerd zijn en dat zij weten wat zij onder bepaalde omstandigheden moeten doen. Het is echter een illusie dat de overheid de vitale sectoren aan een touwtje heeft. In het wetsvoorstel over de veiligheidsregio’s dat nu bij de Raad van State ligt, wordt geregeld wie wat doet en wie er indien nodig doorzettingsmacht heeft. Dat wetsvoorstel gaat over situaties waarin geen plaats is voor vrijblijvendheid en vrijwilligheid, dus bij crisisbeheersing en rampenbestrijding. De vitale sectoren zijn de energievoorziening, de drinkwatervoorziening, de telecommunicatie, de voedselvoorziening en voedselveiligheid, de gezondheidszorg, de financiële infrastructuur, het keren en beheren van oppervlaktewater, openbare orde en veiligheid, rechtsorde, openbaar bestuur, transport en de chemische en nucleaire industrie. Het is een veelheid van onderwerpen, maar het is van groot belang om de keten-effecten in kaart te brengen. Het terrein kan beter wat breder worden gemaakt dan dat er in geval van een ramp keteneffecten optreden die buiten beeld zijn gebleven. Het is derhalve belangrijk dat het NAVI bestaat, want het bedrijfsleven moet erbij betrokken blijven. Het NAVI is een voertuig om daarvoor te zorgen. Als de minister de indruk zou hebben dat de wortel vervangen moet worden door de stok, dan komt dat signaal er ook. De stok moet echter niet te snel uit de kast worden gehaald. Als het moge-

lijk is om de doelstelling met de wortel te bereiken, werkt dat in zijn algemeenheid effectiever dan dat je de stok te vroeg uit de kast pakt. Het is niet zo dat de overheid betaalt voor zaken waarvan het bedrijfsleven profiteert. Het is een project voor het grotere geheel, waarvan niet alleen het bedrijfsleven, maar ook de samenleving als geheel profiteert. Het NAVI is een gezamenlijke investering; ook het bedrijfsleven stelt menskracht ter beschikking voor informatie-uitwisseling. Het gaat om een bedrag van 5 mln., afkomstig uit het FES, dat wordt besteed aan menskracht – waarbij het in belangrijke mate gaat om detacheringen uit de overheden en het bedrijfsleven – en aan producten zoals informatieknooppunten, audits en andere instrumenten. De minister zegt toe dat de Kamer gedetailleerdere informatie over de financiële opzet ontvangt zodra hierop meer zicht bestaat.

Het NCC heeft drie taken, ten eerste het voorbereiden van de besluitvorming van het kabinet bij een crisis. Ten tweede is het NCC het bestuurlijke loket en ten derde een centrum voor veiligheidsinformatie. Het NCC coördineert dreigingsanalyses op korte termijn. Er zijn twee belangrijke partners: enerzijds het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC) en anderzijds het Expertisecentrum Risico- en Crisiscommunicatie (ERC), dat betrekking heeft op situaties van een nationale crisis. Het Nationaal Noodnet is nu een vaste telefoonlijn van KPN voor overheden en bedrijven. Dit contract loopt eind 2008 af. Op dit ogenblik vindt onderzoek plaats naar alternatieven. In dat proces wordt de mogelijkheid bezien om het Nafin mee te nemen. Ook bezien wordt de relatie tot een algemene fall-backfunctie. De Kamer zal hierover nader worden geïnformeerd. Naar aanleiding van Kamervragen over de website crisis.nl is aangegeven dat een evaluatie wordt uitgevoerd. Tijdens de recente storm waren er acht miljoen bezoekers en is de website slechts twintig minuten uit de lucht geweest. Hoewel dat te lang was, is het toch een goede prestatie. Ook bij de brand op het schip in Velsen heeft de site goed gefunctioneerd. Er zijn inmiddels gesprekken geweest met providers om meer garanties te krijgen.

Het kabinetsstandpunt inzake het Groenboek Europees Programma voor de bescherming van vitale infrastructuur is inmiddels naar de Kamer gestuurd. Vanzelfsprekend steunt de regering het voorstel om de Europese vitale infrastructuur goed te beschermen, maar tegelijkertijd heeft zij zorgen over de verdere uitwerking van de mededeling en de richtlijn, waarbij het van groot belang is dat de subsidiariteit wordt gewaarborgd. Het is daarom goed dat dit onderwerp de aandacht heeft van de subsidia-riteitscommissie van de Kamer. De minister gaat ervan uit dat deze commissie kritisch met het kabinet meekijkt.

Nadere gedachtewisseling

De voorzitter vraagt de aanwezige leden, in hun tweede termijn te antwoorden op een tweetal vragen. Ten eerste heeft het kabinet gevraagd om voor 12 februari te reageren op de kabinetsreactie op het Groenboek van de Europese Commissie betreffende detectietechnologieën. Ten tweede heeft de Gemengde tijdelijke commissie subsidiariteitstoets de Kamer gevraagd, voor 27 februari te reageren op het preadvies.

De heer Van Haersma Buma (CDA) gaat zowel akkoord met de reactie van het kabinet op het Groenboek als met het voorstel van de Gemengde tijdelijke commissie subsidiariteitstoets.

Het is van groot belang dat de dreigingen op diverse terreinen in kaart worden gebracht. De heer Van Haersma Buma zal dit proces kritisch blijven volgen en zal daarbij vooral letten op de aard van de dreigingen en op de beheersbaarheid van het geheel. Hopelijk wordt hieraan aandacht geschonken bij de uitvoering. Als het project heel groot wordt, zal de

verantwoordelijke minister op heel veel zaken worden aangesproken waarop hij wellicht geen invloed kan uitoefenen.

Voor mevrouw Kuiken (PvdA) blijft het een belangrijke vraag wie er precies de regie heeft en of diegene over voldoende instrumenten beschikt om die regie uit te oefenen. Ook moet duidelijk zijn welke zaken prioriteit hebben. Zij zal de komende tijd vooral de samenhang van de verschillende projecten in de gaten blijven houden, ook als er een strategie voor nationale veiligheid is. Het is jammer dat de strategie nog weinig concreet en moeilijk herkenbaar is voor de burger. Mevrouw Kuiken stemt in met de reactie van het kabinet op het Groenboek en met het preadvies van Gemengde tijdelijke commissie subsidiari-teitstoets.

Ook mevrouw Griffith (VVD) kan zich vinden in het preadvies en de kabinetsreactie.

De volgende rapportage over de strategie voor nationale veiligheid zou meer informatie moeten bevatten over de samenhang tussen de verschillende projecten op het gebied van vitale sectoren. Er bestaat nog veel onduidelijkheid over de bevoegdheden, de verantwoordelijkheden, de wijze van informatie-uitwisseling en de onderlinge samenwerking, ook van de verschillende overheden.

De heer Brinkman (PVV) stemt in met de kabinetsreactie op het Groenboek en met het preadvies van de Gemengde tijdelijke commissie subsi-diariteitstoets.

De uitleg van de minister over de wortel die mogelijk wordt opgevolgd door de stok is bevredigend, maar de heer Brinkman wil graag op de hoogte blijven van wat de minister met de wortel bereikt.

Ook de heer Van Raak (SP) stemt in met de kabinetsreactie op het van de Europese Commissie betreffende detectietechnologieën en met het preadvies. Volgens de Gemengde tijdelijke commissie subsidiariteitstoets wordt in strikte zin voldaan aan het subsidiariteitsbeginsel, maar zij zegt ook dat het in grote mate een politieke afweging is of kan worden ingestemd met het programma voor de bescherming van de Europese vitale infrastructuur. De reactie van het kabinet op het Groenboek heeft de heer Van Raak enigszins gerustgesteld. De gestelde beperkingen zijn heel waardevol. Het moet gaan om grensoverschrijdende effecten, om drie of meer landen en er moet een all-hazardbenadering zijn. Het belangrijkste is dat het EPCIP een aanvulling moet zijn op de bestaande programma’s, wetgeving en afspraken in de lidstaten en geen aanleiding mag zijn om werk dubbel te doen. De nadruk blijft er dus op liggen dat het een nationale aangelegenheid is. Tegelijkertijd wil de regering dat het EPCIP verder wordt ontwikkeld. De heer Van Raak kan daarmee instemmen voor zover dat binnen de genoemde beperkingen blijft. De regering zou dit Europese paard strak aan de teugels moeten houden.

De minister wijst er in reactie op het betoog van de heer Brinkman op dat de Kamer op de hoogte wordt gehouden door middel van de reguliere rapportages. Het zou goed zijn om daarbij in te gaan op de samenhang tussen beide trajecten.

De regie van het geheel ligt zoals gezegd bij de minister van BZK, die zijn doelen echter alleen kan bereiken in zeer nauwe samenwerking met enkele andere ministers, zoals die van Defensie.

De strategie valt heel goed uit te leggen aan de burger. Problemen met de elektriciteitsvoorziening hebben gevolgen voor zaken zoals geldautomaten en draaideuren, hetgeen aanzienlijke maatschappelijke effecten kan hebben. Een ander voorbeeld zijn de keteneffecten die kunnen optreden door het onder water lopen van een deel van de Randstad. Naarmate het

project handen en voeten krijgt, zal het voor de burger steeds concreter worden.

De minister onderschrijft deels het betoog van de heer Van Haersma Buma, maar tekent daarbij aan dat een minister er ook op wordt aangesproken als er iets misgaat in een sector die niet bij de plannen betrokken is.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en

Koninkrijksrelaties,

Leerdam

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Justitie, De Pater-van der Meer

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en

Koninkrijksrelaties,

De Gier

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.