Obsessie met staatsschuld staat ontneemt zicht op echte problemen

Met dank overgenomen van J.C.M. (Jolande) Sap i, gepubliceerd op maandag 23 april 2012.
Jolande Sap
Bron: Blog GroenLinks (kamerleden)
 
Jolande Sap
Bron: Blog GroenLinks (kamerleden)

Jolande Sap

De staatsschuld vliegt ons dezer dagen weer om de oren. Zo zei Mark Rutte in zijn persconferentie over het knappen van zijn kabinet: Als wij niets doen, dan is het simpelweg zo dat we volgend jaar 28 miljard meer uitgeven dan dat er binnen komt. Dan stijgt de staatschuld dagelijks met 90 miljoen euro. Elke dag dat de onderhandelaars langer op het Catshuis zitten, neemt de staatsschuld met 82 miljoen per dag toe, stellen ongeduldige toeschouwers. Minister Schultz van Haegen kondigde eerder dan ook alvast aan dat ze best bereid is te schrappen uit haar begroting, omdat er niets erger is dan de komende generaties opzadelen met een oplopende staatsschuld.. De oplopende staatsschuld is voor rechtse partijen ook dé reden om geen nieuwe verkiezingen te willen.

Rechts maakt hiermee een fundamentele economische denkfout. Want als de staatsschuld oploopt, schuiven we niet alleen de kosten door naar toekomstige generaties. Ook de opbrengsten in de vorm van rente en aflossing zijn voor die toekomstige generaties. Onze kinderen betalen dus niet alleen mee aan de oplopende staatschuld, ze profiteren ook van de opbrengsten. Dat komt omdat Nederland al 30 jaar een overschot op de betalingsbalans heeft en per saldo niet leent in het buitenland, maar de volledige staatsschuld binnenlands financiert. Toekomstige generaties zijn daardoor niet alleen schuldenaar maar ook aandeelhouder van de BV Nederland. Voor hen is de staatsschuld eigenlijk niet zo relevant, zolang we maar meer verdienen aan het buitenland dan we eraan betalen.

Dat ligt heel anders in de Zuid-Europese landen met een structureel tekort op de betalingsbalans. Die landen moeten in het buitenland lenen om de staatsschuld te financieren en hun kinderen moeten later rente en aflossing aan het buitenland betalen. In die omstandigheden legt de staatsschuld wel een zware hypotheek op toekomstige generaties en zal er snel moeten worden bezuinigd en afgelost. Het IMF heeft dan ook terecht strenge saneringsprogramma’s van die landen gevraagd. Maar het IMF waarschuwt tegelijkertijd voor een rigide bezuinigingsbeleid in de sterke Noord-Europese economieën met een betalingsbalansoverschot, omdat Europa hierdoor in een jarenlange crisis terecht dreigt te komen. Door hun obsessie met de staatsschuld, slaan Europese regeringsleiders deze waarschuwing helaas in de wind.

In plaats van snel terugdringen van de staatsschuld, zouden landen met een betalingsbalansoverschot zich de vraag moeten stellen: wat staat er tegenover de staatsschuld? Wat voor activa heeft de BV Nederland? Dan hebben we het over de staat van de publieke infrastructuur. Dat is de fysieke infrastructuur zoals havens, dijken en (spoor)wegen, maar ook onze natuur, de grondstoffenvoorraden, de energievoorziening, het onderwijs en de zorg. Als de staat van de publieke infrastructuur prima op orde is, dan is het verantwoord om alle aandacht op bezuinigen en de staatsschuld te richten. Maar als onderhoud en verbetering nodig zijn, dan zal er in moeilijke tijden juist hervormd en ook geïnvesteerd moeten worden. Doen we dat niet, dan confronteren we onze kinderen met achterstallig onderhoud en met kosten waar geen enkele opbrengst tegenover staat.

Hoe doet Nederland het op dit gebied? Neem de energievoorziening. Nederland is in razend tempo de aardgasvoorraad er doorheen aan het jagen en heeft amper geïnvesteerd in duurzame energie. Met een aandeel schone stroom dat het afgelopen jaar is gedaald van 4,2 naar 3,8 procent lopen we ver achter op het buitenland; dat betekent straks onnodig hoge energierekeningen. Ondanks jarenlange discussies over een leven lang leren staat de infrastructuur voor bijscholing en omscholing nog steeds in de kinderschoenen. Hetzelfde geldt voor de kinderopvang. Door de forse bezuinigingen zal de internationaal toch al lage participatie van vrouwen in arbeidsuren nog verder achterblijven. Het openbaar vervoernetwerk is qua omvang en bedrijfszekerheid volstrekt onvoldoende. Daarom wordt te zwaar geleund op het autogebruik, met rampzalige gevolgen voor tijdverlies bij verplaatsingen, natuuraantasting en CO2-uitstoot. Nederland kan het zich gezien de gebrekkige staat van de publieke infrastructuur niet permitteren om zich blind te staren op de staatschuld.

Moeten we de staatsschuld dan maar laten oplopen? Natuurlijk niet. Maar we moeten wel de regels van het spel aanpassen door niet alleen te kijken naar de boekhoudkundige aspecten, maar ook naar de structurele gevolgen van uitgaven en bezuinigingen. Bezuinigingen moeten bijdragen aan het versterken van de Nederlandse economie. Daarom bezuinigen door de arbeidsmarkt, woningmarkt, het pensioenstelsel en de mobiliteit te hervormen. En daarnaast investeringen die rendabel zijn. Dat vereist rendementsberekeningen in de vorm van macro-economische kosten-batenanalyses vooraf. Dus geen megalomane verlieslijdende projecten, geen (spoor)wegen van nergens naar nergens, geen dure uitgaven om in een dichtbevolkt verstedelijkt gebied mensen 10 km sneller te laten rijden en geen bezuinigingen met de kaasschaaf. Wel investeren in scholing, duurzame energie en openbaar vervoer.

Het kabinet is gevallen. Nieuwe verkiezingen zijn onvermijdelijk. Dat is goed nieuws voor Nederland. Want een nieuw kabinet kan verder kijken dan het EMU-saldo en de staatsschuld. Om sterker uit de crisis te komen, moeten we een doorbraak maken naar een duurzame economie. Een welvarend Nederland nu en in de toekomst, dát is ons landsbelang.