Verordening (EU) nr. 1026/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende bepaalde maatregelen met het oog op de instandhouding van visbestanden ten aanzien van landen die niet-duurzame visserij toelaten

1.

Tekst

14.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 316/34

 

VERORDENING (EU) Nr. 1026/2012 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 25 oktober 2012

betreffende bepaalde maatregelen met het oog op de instandhouding van visbestanden ten aanzien van landen die niet-duurzame visserij toelaten

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2, en artikel 207,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Krachtens het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 („UNCLOS”) en de Overeenkomst van de Verenigde Naties van 4 augustus 1995 over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van grensoverschrijdende en over grote afstanden trekkende visbestanden („UNFSA”) is het voor het beheer van bepaalde gedeelde, grensoverschrijdende en over grote afstanden trekkende visbestanden nodig dat alle landen in wier wateren het bestand zich bevindt (de kuststaten) en de landen met vloten die die bestanden exploiteren (de visserijstaten), met elkaar samenwerken. Deze samenwerking kan plaatsvinden in het kader van regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's) of, wanneer de ROVB's niet bevoegd zijn voor het betrokken bestand, in het kader van ad-hocregelingen tussen de landen met een belang bij de desbetreffende visserijtak.

 

(2)

Wanneer een derde land met een belang bij een visserijtak die vis van een bestand met een gemeenschappelijk belang voor dat land en voor de Unie vangt, zonder naar behoren rekening te houden met de bestaande vispatronen of de rechten, plichten en belangen van andere landen en de Unie, visserijactiviteiten toelaat die de duurzaamheid van dat bestand in gevaar brengt, en nalaat met andere landen en de Unie samen te werken aan het beheer van dat bestand, moeten specifieke maatregelen worden genomen om dat land ertoe aan te moedigen bij te dragen tot de instandhouding van dat bestand.

 

(3)

Visbestanden dienen als in een niet-duurzame toestand verkerend te worden beschouwd wanneer zij niet onafgebroken op of boven het peil worden gehouden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren, dan wel, ingeval dit peil niet kan worden geschat, wanneer de bestanden niet onafgebroken binnen veilige biologische grenzen kunnen worden gehouden.

 

(4)

Vastgesteld moet worden onder welke voorwaarden een land kan worden aangemerkt als een land dat niet-duurzame visserij toelaat en onder deze verordening valt, met inbegrip van een proces ingevolge waarvan de betrokken landen het recht krijgen om gehoord te worden en de gelegenheid krijgen om corrigerende maatregelen te nemen.

 

(5)

Bovendien moet worden bepaald welke soorten maatregelen kunnen worden genomen tegen landen die niet-duurzame visserij toelaten, en moeten algemene voorwaarden voor de vaststelling van deze maatregelen worden aangenomen om ervoor te zorgen dat deze op objectieve criteria stoelen en billijk, kosteneffectief en conform het internationale recht zijn, en met name conform de overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie.

 

(6)

De maatregelen moeten gericht zijn op het wegnemen van de prikkels die landen die niet-duurzame visserij toelaten, stimuleren om op het bestand van gemeenschappelijk belang te vissen. Dit doel kan onder meer worden bereikt door een beperking van de invoer van vangsten van vaartuigen die onder de controle van het land dat niet-duurzame visserij toelaat, vissen op een bestand van gemeenschappelijk belang, door de toegang tot havens voor dergelijke vaartuigen te beperken of door te voorkomen dat vissersvaartuigen van de Unie of visserijapparatuur van de Unie worden gebruikt om onder de controle van het land dat niet-duurzame visserij toelaat, te vissen op bestanden van gemeenschappelijk belang.

 

(7)

Om ervoor te zorgen dat het optreden van de Unie ten bate van de instandhouding van de visbestanden doeltreffend en samenhangend is, is het belangrijk dat rekening wordt gehouden met de maatregelen bepaald in Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (3).

 

(8)

Om te waarborgen dat op grond van deze verordening tegen een land vastgestelde maatregelen milieuvriendelijk, doeltreffend, evenredig en conform internationale voorschriften zijn, mogen dergelijke maatregelen slechts worden vastgesteld nadat is nagegaan welke gevolgen zij kunnen hebben op milieu-, handels-, economisch en sociaal gebied.

 

(9)

Indien de op grond van deze verordening tegen een land vastgestelde maatregelen geen effect sorteren en dat land nog steeds wordt aangemerkt als land dat niet-duurzame visserij toelaat, kunnen er nadere maatregelen in overeenstemming met deze verordening worden vastgesteld.

 

(10)

De toepassing van de op grond van deze verordening tegen een land vastgestelde maatregelen dient te worden beëindigd wanneer het land dat niet-duurzame visserij toelaat, de maatregelen heeft vastgesteld die noodzakelijk zijn voor zijn bijdrage tot de instandhouding van het betrokken bestand van gemeenschappelijk belang.

 

(11)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om een land aan te merken als land dat niet-duurzame visserij toelaat, om maatregelen ten aanzien van een dergelijk land vast te stellen en om te besluiten dat de toepassing van dergelijke maatregelen wordt beëindigd. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (4).

 

(12)

De Commissie moet onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen indien dit, in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met de beëindiging van de toepassing van op grond van deze verordening vastgestelde maatregelen, om dwingende redenen van urgentie vereist is,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

  • 1. 
    Deze verordening bevat een kader voor de vaststelling van bepaalde maatregelen in verband met de visserijgerelateerde activiteiten en beleidslijnen van derde landen teneinde de langetermijninstandhouding van visbestanden van gemeenschappelijk belang voor de Unie en die derde landen te waarborgen.
  • 2. 
    De op grond van deze verordening vastgestelde maatregelen zijn toepasbaar in alle gevallen waarin samenwerking tussen derde landen en de Unie voor het gemeenschappelijke beheer van bestanden van gemeenschappelijk belang vereist is, ook wanneer die samenwerking plaatsvindt in het kader van een ROVB of een soortgelijke instantie.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

  • a) 
    „bestand van gemeenschappelijk belang”: een visbestand dat geografisch zo is verspreid dat het beschikbaar is voor zowel de Unie als derde landen, en dat in samenwerking tussen dergelijke landen en de Unie, in bilateraal of multilateraal verband, moet worden beheerd;
  • b) 
    „samen met de doelsoort gevangen soort”: een vissoort die behoort tot hetzelfde ecosysteem als het bestand van gemeenschappelijk belang en die op dat bestand predeert, aan predatie ervan onderhevig is, ermee om voedsel of leefruimte concurreert dan wel in hetzelfde visserijgebied voorkomt, en die bij dezelfde visserijactiviteit of -activiteiten wordt geëxploiteerd of onopzettelijk wordt gevangen;
  • c) 
    „regionale organisatie voor visserijbeheer” of „ROVB”: een subregionale, regionale of soortgelijke organisatie met de bevoegdheid krachtens internationaal recht om instandhoudings- en beheersmaatregelen vast te stellen voor levende mariene hulpbronnen waarvoor zij verantwoordelijkheid draagt op grond van het verdrag of de overeenkomst waarbij zij is opgericht;
  • d) 
    „invoer”: het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie van vis of visserijproducten, ook met het oog op overlading in havens op dat grondgebied;
  • e) 
    „overlading”: het lossen van alle vis of visserijproducten aan boord van een vissersvaartuig, of een gedeelte daarvan, op een ander vissersvaartuig;
  • f) 
    „niet-duurzame toestand”: de toestand waarin het bestand niet onafgebroken op of boven het peil wordt gehouden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren, dan wel, ingeval dit peil niet kan worden geschat, waarin het bestand niet onafgebroken binnen veilige biologische grenzen kan worden gehouden; het peil van het bestand dat bepalend is voor het oordeel of het bestand in een niet-duurzame toestand verkeert, moet worden bepaald op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies;
  • g) 
    „veilige biologische grenzen”: de grenswaarden van de bestandsomvang waarbinnen het bestand zichzelf met grote waarschijnlijkheid kan aanvullen terwijl visserij met een hoge opbrengst mogelijk blijft;
  • h) 
    „land”: een derde land, met inbegrip van gebiedsdelen met zelfbestuur die bevoegdheden hebben op het gebied van instandhouding en beheer van levende mariene hulpbronnen.

Artikel 3

Landen die niet-duurzame visserij toelaten

Een land kan als een land dat niet-duurzame visserij toelaat worden omschreven indien:

 

a)

het land niet samenwerkt bij het beheren van een bestand van gemeenschappelijk belang overeenkomstig UNCLOS en UNFSA of enige andere internationale overeenkomst of internationaalrechtelijke bepaling, en

 

b)

hetzij:

 

i)

het land niet de vereiste maatregelen voor visserijbeheer heeft vastgesteld, of

 

ii)

het land dergelijke maatregelen voor visserijbeheer heeft vastgesteld zonder rekening te houden met de rechten, plichten en belangen van andere landen en de Unie, en die maatregelen voor visserijbeheer, wanneer zij worden bekeken in combinatie met maatregelen van andere landen en de Unie, aanleiding geven tot visserijactiviteiten die het bestand in een niet-duurzame toestand zouden kunnen brengen. Deze voorwaarde wordt ook geacht te zijn vervuld als de maatregelen voor visserijbeheer van dat land louter en alleen dankzij maatregelen van andere partijen niet hebben geleid tot een niet-duurzame toestand van het bestand.

Artikel 4

Maatregelen ten aanzien van landen die niet-duurzame visserij toelaten

  • 1. 
    De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen maatregelen ten aanzien van een land dat niet-duurzame visserij toelaat, vaststellen waarbij:
 

a)

dat land dat niet-duurzame visserij toelaat, als zodanig wordt aangemerkt;

 

b)

waar nodig, de specifieke vaartuigen of vloten van dat land waarop bepaalde maatregelen van toepassing zijn, worden genoemd;

 

c)

kwantitatieve beperkingen worden ingesteld voor de invoer van vis uit een bestand van gemeenschappelijk belang die gevangen is onder de controle van dat land en voor de invoer van visserijproducten vervaardigd van of met die vis;

 

d)

kwantitatieve beperkingen worden ingesteld voor de invoer van vis van samen met de doelsoort gevangen soorten, en van visserijproducten vervaardigd van of met die vis, die gevangen is bij de visserij op het bestand van gemeenschappelijk belang onder de controle van dat land; bij de vaststelling van de maatregel stelt de Commissie overeenkomstig artikel 5, lid 4, van deze verordening en onder toepassing van het evenredigheidsbeginsel vast welke soorten en vangsten onder de maatregel vallen;

 

e)

beperkingen worden opgelegd aan het gebruik van havens van de Unie door vaartuigen die de vlag van dat land voeren en die een bestand van gemeenschappelijk belang en/of samen met de doelsoort gevangen soorten bevissen, en aan het gebruik van havens van de Unie door vaartuigen die vis en visserijproducten vervoeren die afkomstig zijn uit een bestand van gemeenschappelijk belang en/of met de doelsoort gevangen soorten die zijn bovengehaald hetzij door vaartuigen die de vlag van dat land voeren, hetzij door vaartuigen die een machtiging van een dergelijk land hebben gekregen, maar een andere vlag voeren; dergelijke beperkingen zijn in gevallen van overmacht of in noodsituaties in de zin van artikel 18 UNCLOS niet van toepassing op de diensten die strikt noodzakelijk zijn om dergelijke gevallen of situaties op te vangen;

 

f)

de aankoop, door marktdeelnemers uit de Unie, van vissersvaartuigen die de vlag voeren van dat land wordt verboden;

 

g)

het omvlaggen van vissersvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, naar de vlag van dat land wordt verboden;

 

h)

het lidstaten verboden wordt toestemming te verlenen voor het sluiten van charterovereenkomsten waardoor marktdeelnemers uit dat land vaartuigen charteren van marktdeelnemers uit de Unie;

 

i)

het verboden wordt zowel vissersvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, als voor de bevissing van bestanden van gemeenschappelijk belang benodigde visserijapparatuur en voorraden uit te voeren naar dat land;

 

j)

het verboden wordt om particuliere handelsovereenkomsten tussen marktdeelnemers uit de Unie en dat land te sluiten op grond waarvan een vissersvaartuig dat de vlag van een lidstaat voert, toestemming krijgt om vangstmogelijkheden van dat land te benutten;

 

k)

het verboden wordt gezamenlijke visserijactiviteiten te verrichten waarbij vissersvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, samenwerken met vissersvaartuigen die de vlag voeren van dat land.

  • 2. 
    Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 8, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 5

Algemene vereisten voor op grond van deze verordening vastgestelde maatregelen

  • 1. 
    De in artikel 4 bedoelde maatregelen:
 

a)

hebben betrekking op de instandhouding van bestanden van gemeenschappelijk belang;

 

b)

gelden samen met beperkingen van de visserij door vaartuigen van de Unie of met in de Unie geldende productie- en consumptiebeperkingen voor vissoorten, en visserijproducten vervaardigd van of met die vissoorten, waarvoor maatregelen zijn vastgesteld;

 

c)

zijn evenredig met de nagestreefde doeleinden en in overeenstemming met de verplichtingen die voortvloeien uit internationale overeenkomsten waarbij de Unie partij is, en met andere ter zake relevante internationaalrechtelijke bepalingen.

  • 2. 
    De in artikel 4 bedoelde maatregelen zijn in overeenstemming met de maatregelen die reeds op grond van Verordening (EG) nr. 1005/2008 zijn genomen.
  • 3. 
    De in artikel 4 bedoelde maatregelen worden niet toegepast op een manier die een arbitraire of ongerechtvaardigde discriminatie tussen landen waar soortgelijke omstandigheden gelden of een verkapte beperking van de handel in diensten, zou inhouden.
  • 4. 
    Om te waarborgen dat de in artikel 4 bedoelde maatregelen milieuvriendelijk, doeltreffend, evenredig en conform internationale voorschriften zijn, evalueert de Commissie bij de vaststelling ervan welke kortetermijn- en langetermijneffecten deze maatregelen hebben op milieu-, handels-, economisch en sociaal gebied, alsmede welke administratieve belasting met de tenuitvoerlegging ervan gepaard gaat.
  • 5. 
    De in artikel 4 bedoelde maatregelen omvatten een adequaat systeem voor de handhaving ervan door de bevoegde autoriteiten.

Artikel 6

Procedures die voorafgaan aan de vaststelling van maatregelen ten aanzien van landen die niet-duurzame visserij toelaten

  • 1. 
    Wanneer de Commissie het noodzakelijk acht in artikel 4 bedoelde maatregelen vast te stellen, meldt zij aan het betrokken land dat zij van plan is het land aan te merken als land dat niet-duurzame visserij toelaat. In dat geval worden het Europees Parlement en de Raad hiervan onverwijld in kennis gesteld.
  • 2. 
    In deze melding wordt aangegeven waarom het land als land dat niet-duurzame visserij toelaat, wordt aangemerkt en welke maatregelen op grond van deze verordening ten aanzien van dat land kunnen worden genomen.
  • 3. 
    Alvorens in artikel 4 bedoelde maatregelen vast te stellen, geeft de Commissie het betrokken land een redelijke kans om binnen één maand na ontvangst van de melding schriftelijk op die melding te reageren en de situatie recht te zetten.

Artikel 7

Periode van toepassing van de maatregelen ten aanzien van landen die niet-duurzame visserij toelaten

  • 1. 
    De toepassing van in artikel 4 bedoelde maatregelen wordt beëindigd wanneer het land dat niet-duurzame visserij toelaat, de voor de instandhouding en het beheer van het bestand van gemeenschappelijk belang vereiste adequate corrigerende maatregelen vaststelt en die corrigerende maatregelen:
 

a)

hetzij op eigen initiatief zijn vastgesteld, hetzij zijn afgesproken in het kader van overleg met de Unie en, in voorkomend geval, met andere betrokken landen, en

 

b)

het effect van maatregelen die de Unie met het oog op de instandhouding van de betrokken visbestanden autonoom of in overleg met andere landen heeft genomen, niet ondermijnen.

  • 2. 
    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarin wordt bepaald of aan de in lid 1 vastgestelde voorwaarden is voldaan en waarin, waar nodig, wordt voorzien in de beëindiging van de toepassing van de op grond van artikel 4 ten aanzien van het betrokken land vastgestelde maatregelen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 8, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Om naar behoren gemotiveerde redenen van urgentie die verband houden met een onvoorziene verstoring van de economische of de sociale situatie, stelt de Commissie volgens de in artikel 8, lid 3, bedoelde procedure onmiddellijk toepasbare uitvoeringshandelingen vast om te besluiten dat de toepassing van de op grond van artikel 4 vastgestelde maatregelen moet worden beëindigd.

Artikel 8

Comitéprocedure

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
  • 3. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 5 daarvan, van toepassing.
  • 4. 
    De resultaten van de in artikel 5, lid 4, bedoelde evaluatie worden ter beschikking gesteld van het Europees Parlement en de Raad overeenkomstig de in artikel 10, lid 4, van Verordening (EU) nr. 182/2011 omschreven procedure, tezamen met de overige in dat artikel bedoelde documenten.

Artikel 9

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 25 oktober 2012.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • M. 
    SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

  • A. 
    D. MAVROYIANNIS
 

  • (2) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 12 september 2012 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 25 september 2012.
 

2.

Verwante dossiers

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.