Groenboek - Ondernemerschap in Europa

1.

Kerngegevens

Document­datum 27-01-2003
Publicatie­datum 22-01-2013
Kenmerk 5765/03
Van the Secretary-General of the European Commission signed by Mr Sylvain BISARRE, Director
Aan Mr Javier SOLANA, Secretary-General/High Representative
Externe link originele PDF
Originele document in PDF

2.

Tekst

RAAD VAN

DE EUROPESE UNIE Brussel, 27 januari 2003 (28.01) (OR. en)

5765/03

ECO 14 IND 15 MI 23

INGEKOMEN DOCUMENT

van: de heer Sylvain BISARRE, directeur, namens de secretaris-generaal van de Europese Commissie

ingekomen: 27 januari 2003 aan: de heer Javier SOLANA, secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger

Betreft: Groenboek

  • Ondernemerschap in Europa

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument COM(2003) 27 def i.

________________________

Bijlage: COM(2003) 27 def i.

NL

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Brussel, 21.1.2003 COM(2003) 27 definitief i

Groenboek

Ondernemerschap in Europa

(gepresenteerd door de Commissie)

INHOUDSOPGAVE

I. Inleiding - De uitdaging van Europa op het gebied van ondernemerschap ......... 4

II. De dynamiek van ondernemerschap ........................................................................ 5

A. Wat is ondernemerschap?......................................................................................... 5

  • i. 
    Exploitatie van creativiteit of innovatie ....................................................................... 5
  • ii. 
    Ondernemers ................................................................................................................ 6
  • iii. 
    Toepassingen van ondernemerschap............................................................................ 6

B. Waarom is ondernemerschap belangrijk? .............................................................. 7

  • i. 
    Ondernemerschap draagt bij aan het scheppen van werkgelegenheid en aan groei .... 7
  • ii. 
    Ondernemerschap is van cruciaal belang voor het concurrentievermogen.................. 7
  • iii. 
    Ondernemerschap kan persoonlijk potentieel helpen verwezenlijken......................... 7
  • iv. 
    Ondernemerschap en maatschappelijke belangen........................................................ 8

C. Leemten en potentieel op het gebied van ondernemerschap in de Europese Unie8

  • i. 
    Het meten van ondernemerschap ................................................................................. 9
  • ii. 
    De uitdaging voor Europa .......................................................................................... 10

III. Beleidsopties voor ondernemerschap ..................................................................... 11

A. Wat is er nodig om ervoor te zorgen dat er meer ondernemers komen? ........... 12

  • i. 
    Opheffen van toegangsbarrières................................................................................. 12
  • ii. 
    Risico en beloning...................................................................................................... 13
  • iii. 
    Stimulering van bekwaamheid en vaardigheden........................................................ 14
  • iv. 
    Ondernemerschap toegankelijk maken voor iedereen in de samenleving ................. 16

B Hoe kunnen ondernemingen op groei worden ingesteld? .................................... 17

  • i. 
    Het regelgevingskader................................................................................................ 17
  • ii. 
    Belastingheffing ......................................................................................................... 19
  • iii. 
    Toegang tot geschoolde arbeidskrachten ................................................................... 20
  • iv. 
    Toegang tot financiering ............................................................................................ 21
  • v. 
    De ondernemingen helpen om kennis te exploiteren en internationale kansen te benutten...................................................................................................................... 22
  • vi. 
    Intrapreneurship en corporate venturing .................................................................... 23

C. Naar een ondernemende samenleving.................................................................... 24

  • i. 
    Een positievere houding tegenover ondernemerschap............................................... 24 ii. De rol van ondernemerschap bij de verwezenlijking van sociale doelstellingen ...... 25

IV. Hoe het verder moet................................................................................................. 26

A. Een gecoördineerde aanpak voor het ondernemerschapsbeleid.......................... 26

  • i. 
    Coördinatie van het ondernemerschapsbeleid onder alle beleidsmakers................... 26
  • ii. 
    Leren van de beste praktijken .................................................................................... 26

B. Drie pijlers voor actie op weg naar een ondernemende samenleving ................. 27

  • i. 
    Wegruimen van belemmeringen voor bedrijfsontwikkeling en -groei ...................... 27
  • ii. 
    Risico’s en beloningen van ondernemerschap met elkaar in evenwicht brengen...... 27
  • iii. 
    Een samenleving die ondernemerschap waardeert .................................................... 28 I. I NLEIDING - D E UITDAGING VAN E UROPA OP HET GEBIED VAN ONDERNEMERSCHAP

Europa moet de ondernemingszin op doeltreffendere wijze stimuleren. Het heeft meer nieuwe en bloeiende ondernemingen nodig die bereid zijn om de vruchten van de openstelling van de markten te plukken en om creatieve of innovatieve ondernemingen voor commerciële exploitatie op grotere schaal op te zetten.

In het midden van de vorige eeuw voorspelden economen de dominantie van grote ondernemingen. Een grote omvang was nodig om te profiteren van schaalvoordelen, buitenlandse markten te exploiteren en zich voortdurend aan te passen aan de voorschriften en de nieuwe kansen op het gebied van technologie. In de jaren zestig en zeventig werd de economie inderdaad door grote ondernemingen gedomineerd. Daarna heeft zich in deze trend een kentering voorgedaan. Grote ondernemingen rationaliseerden door herstructurering, outsourcing of schaalverkleining, en het aantal bedrijfseigenaars in de OESO-landen steeg

van 29 miljoen tot 45 miljoen in de periode tussen 1972 en 1998. 1

Door structurele veranderingen in de economie deed zich in het comparatieve voordeel van Europa een verschuiving naar kennisgebaseerde activiteiten voor. De globalisering verhoogde de concurrentiedruk op productieondernemingen op locaties met hoge kosten, hetgeen niet

alleen leidde tot een verschuiving in productiecapaciteit naar lagekostenlanden, 2 maar ook tot

het verhogen van de productiviteit door middel van technologie. Intussen hebben de informatie- en communicatietechnologieën (ICT’s) nieuwe markten doen ontstaan, zoals de markten voor pc’s, software en op ICT’s gebaseerde diensten, die in veel industrieën een radicale verandering in de productieprocessen hebben teweeggebracht en de dienstensector hebben doen groeien.

De interne markt, die door de Europese Unie tot stand is gebracht, evolueert als gevolg van de opheffing van belemmeringen en van wederzijdse erkenning en harmonisatie. Hij vergemakkelijkt de handel in een markt van 380 miljoen mensen, die binnenkort, na de uitbreiding, tot 450 miljoen aangroeit.

Deze veranderingen hebben kansen voor nieuw ondernemersinitiatief gecreëerd, met name op het gebied van diensten. Door de toegenomen complexiteit van de productieprocessen is een verscheidenheid aan gespecialiseerde kennis vereist. Voorts wordt externe dienstverlening relatief goedkoper als gevolg van de lagere kosten van de ruimtelijke overbrenging van kennis. De verdere openstelling van de markten stelt ondernemingen in nichemarkten in staat om op meer Europese of wereldwijde schaal te opereren.

Het vermogen om zich aan economische veranderingen aan te passen, is voor de

concurrentiekracht van cruciaal belang. 3 In 2000 in Lissabon heeft de Europese Raad zijn

doelstellingen bepaald uit het oogpunt van werkgelegenheid, economische hervorming en sociale samenhang. Tegen 2010 wil de Unie “de meest concurrerende en dynamische

1 ‘Entrepreneurship: Determinants and policy in a European US comparison’, David B. Audretsch et al.,

2002.

2 Tussen 1991 en 1995 is de werkgelegenheid in de productie-industrie in Duitse fabrieken met 1 307 000

gedaald, terwijl ze in buitenlandse dochtermaatschappijen met 189 000 is toegenomen, ‘Entrepreneurship: A survey of the Literature’, David B. Audretsch, oktober 2002.

3 Uit een vergelijking tussen Europa, de VS en Japan blijkt dat de verandering in de Europese productie

misschien niet snel genoeg heeft plaatsgevonden ten opzichte van de verandering in vraag en technologie. ‘The European Competitiveness Report’, SEC(2000) 1823, 30.10.2000.

kenniseconomie van de wereld worden die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang”. In 2001 bereikte de Europese Raad overeenstemming over een strategie voor duurzame ontwikkeling en voegde hij een milieudimensie toe aan de strategie van Lissabon. De Raad erkende de noodzaak van een radicale transformatie van de economie om tegen 2010 15 miljoen nieuwe arbeidsplaatsen te

scheppen. 4

Een gunstig klimaat voor het opzetten en ontwikkelen van ondernemingen speelt een centrale rol bij de verwezenlijking van deze doelstellingen. De Raad heeft het Handvest voor kleine

bedrijven goedgekeurd, 5 waarin aanbevelingen voor kleine ondernemingen worden

geformuleerd om ten volle profijt te trekken van de kenniseconomie. De Europese Commissie ontwikkelt initiatieven op dit gebied, zoals de jaarlijkse uitvoeringsverslagen over de inspanningen van de lidstaten en de Commissie ter verwezenlijking van de doelstellingen van het Handvest voor kleine bedrijven, een rapport over de werkzaamheden van de gezant voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) en de toekomstige mededeling over het innovatiebeleid. De Commissie heeft afgelopen december specifiek een Mededeling over het industriebeleid na de uitbreiding aangenomen en de discussies aangaande het Groenboek over

ondernemerschap dienen ook in deze context geplaatst te worden. 6

Tijdens de Europese Raad in the lente van 2002 heeft de Raad vernomen dat de Commissie een Groenboek over ondernemerschap zal presenteren. Het belang van ondernemerschap wordt bevestigd in het rapport van de Commissie ter voorbereiding van de Europese Raad in de lente van 2003, dat de rol van kennis, innovatie en bedrijfsdynamiek voor het stimuleren

van investeringen, banen en groei benadrukt. 7

II. D E DYNAMIEK VAN ONDERNEMERSCHAP

A. Wat is ondernemerschap?

Ondernemerschap is multidimensionaal en hoewel het is aan te treffen in verschillende contexten, economische of andere, en in alle soorten organisaties, handelt dit groenboek specifiek over ondernemerschap in de bedrijfscontext.

i. Exploitatie van creativiteit of innovatie

Ondernemerschap is in de eerste plaats een kwestie van mentaliteit. Het betreft de motivering en het vermogen van het individu, onafhankelijk of binnen een organisatie, om een kans te

4 ‘Vergroting van de arbeidsparticipatie en bevordering van beroepsactiviteit op oudere leeftijd’,

Raadsdocument 6707/02, 8.3.2002, goedgekeurd op basis van COM(2002) 9 definitief i, 24.1.2002.

5 Het ‘Handvest voor kleine bedrijven’, op 13.6.00 door de Raad ‘Algemene Zaken’ goedgekeurd, kreeg de steun van de Europese Raad van Feira op 19-20 juni 2000. Het heeft betrekking op tien belangrijke gebieden: onderwijs en opleiding in ondernemerschap; goedkopere en snellere start; betere wet- en regelgeving; beschikbaarheid van vaardigheden; betere on-linetoegang; meer profijt trekken van de interne markt; belastingen en financiën; de technologische capaciteit van kleine ondernemingen versterken; succesvolle modellen voor elektronische handel en eersteklasondersteuning van kleine ondernemingen; sterkere en doeltreffender behartiging van de belangen van het kleinbedrijf op het niveau van de Unie en op nationaal niveau.

6 Deze documenten zijn na officiële publicatie beschikbaar op http://europa.eu.int/comm/enterprise/index_en.htm .

7 ‘Mededeling van de Commissie, Kiezen voor groei: Kennis, innovatie en banen in een hechte

samenleving. Verslag voor de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad van 21 maart 2003 over de strategie van Lissabon inzake economische, sociale en ecologische vernieuwing’, COM (2003) 5 i,

14.01.2003

onderkennen en ze aan te grijpen teneinde nieuwe waarde te produceren of economisch succes te behalen. Er is creativiteit of innovatie nodig om een bestaande markt te betreden en daar te kunnen concurreren, een markt te veranderen of zelfs een nieuwe markt te creëren. Om een commercieel idee in succes om te zetten, is de bekwaamheid vereist om creativiteit of innovatie te combineren met een gezond beheer en om een onderneming op zodanige wijze aan te passen dat ze zich in alle fasen van haar levenscyclus optimaal ontwikkelt. Dit gaat verder dan dagelijks beheer: het heeft te maken met de ambities en de strategie van het bedrijf.

ii. Ondernemers

Ondernemerschap gaat over mensen, hun keuzen en handelingen bij het starten, overnemen of exploiteren van een onderneming, of hun betrokkenheid bij de strategische besluitvorming van een onderneming. Ondernemers vormen een heterogene groep en komen uit elke rang en stand. Toch vertoont ondernemersgedrag enkele gemeenschappelijke kenmerken, zoals de

bereidheid om risico’s te nemen en een hang naar onafhankelijkheid en zelfverwezenlijking. 8

Uit de Britse Household Survey (gezinsenquête) is gebleken dat personen die er serieus over nadenken om een onderneming te starten, zichzelf beschouwen als relatief fantasierijker en

creatiever dan anderen. 9

iii. Toepassingen van ondernemerschap

Ondernemerschap is aan te treffen in elke sector en elk soort onderneming. De term is van toepassing op zelfstandigen en ondernemingen van elke grootte in de verschillende stadia van de levenscyclus van een bedrijf, van prestart tot groei, overdracht of beëindiging en herstart.

Ondernemerschap is relevant voor ondernemingen in alle sectoren, technologische of traditionele, voor kleine en grote ondernemingen en voor verschillende eigendomsstructuren, zoals familiebedrijven, beursgenoteerde ondernemingen, ondernemingen in de sociale

economie 10 of non-profitorganisaties, waarvan de economische activiteiten vaak aanzienlijk

zijn. Volgens de enquête van de Global Entrepreneurship Monitor (GEM) creëert 7% van de

nieuwe ondernemers 11 een aanzienlijke nieuwe marktniche of economische sector indien hun

onderneming slaagt, terwijl 70% van de nieuwe ondernemingen producten of diensten aanbiedt op bestaande markten, waar reeds sterke concurrentie bestaat en waar de kritische technologie al meer dan een jaar beschikbaar is.

Ondernemerschap is de mentaliteit en het proces waarbij in een nieuwe of een bestaande organisatie economische activiteit wordt gecreëerd en ontwikkeld door het nemen van risico’s, creativiteit en/of innovatie te combineren met gezond beheer.

8 Er worden enkele voorbeelden gegeven in Kimmo Hyrsky ‘Reflections on the advent of a more enterprising culture in Finland: An exploratory study’, Jyväskylä Studies, Business and Economics, 2001.

9 ‘Findings from the Household Survey’, SBS Performance Analysis, 31.3.2002.

10 Tot de ondernemingen in de sociale economie behoren coöperaties, onderlinge maatschappijen, verenigingen en stichtingen.

11 Nieuwe ondernemers in de enquête, inclusief degenen die een nieuw bedrijf starten of die gedurende minder dan drieënhalf jaar eigenaar/directeur van een bestaand bedrijf zijn. ‘Global Entrepreneurship Monitor (GEM) 2002 Summary Report’, Reynolds, Bygrave, Autio and Hay.

B. Waarom is ondernemerschap belangrijk?

i. Ondernemerschap draagt bij aan het scheppen van werkgelegenheid en aan groei

In toenemende mate zijn nieuwe en kleine ondernemingen, veeleer dan grote, de belangrijkste

leveranciers van nieuwe arbeidsplaatsen. 12 Landen met een sterkere stijging van de

ondernemerschapscijfers gaven naderhand gewoonlijk een sterkere daling van de

werkloosheidscijfers te zien. 13 In de jaren negentig hebben snelgroeiende ondernemingen

aanzienlijk bijgedragen aan het scheppen van banen. In Nederland bijvoorbeeld zorgde 8% van de snelgroeiende bedrijven in de periode van 1994 tot 1998 voor 60% van de

werkgelegenheidsgroei in de bestaande ondernemingen. 14 In de VS hebben 350 000

snelgroeiende ondernemingen tussen 1993 en 1996 twee derde van alle nieuwe

arbeidsplaatsen gecreëerd. 15 Uit onderzoek is gebleken dat ondernemerschap een positieve

bijdrage levert aan de economische groei, hoewel de groei van het BBP door nog veel andere

factoren wordt beïnvloed. 16

Ondernemerschap kan ook bijdragen aan de stimulering van de sociale en economische samenhang in regio’s met een ontwikkelingsachterstand, aan de stimulering van de economische activiteit en de werkgelegenheidsschepping of aan de integratie van werklozen

en kansarmen in het arbeidsproces. 17

ii. Ondernemerschap is van cruciaal belang voor het concurrentievermogen

Nieuwe ondernemersinitiatieven, waarbij ofwel een nieuwe onderneming wordt gestart of een bestaande wordt geheroriënteerd (bv. na de overdracht van een onderneming aan een nieuwe eigenaar), zorgen voor een verhoging van de productiviteit. Ze doen de concurrentiedruk toenemen, waardoor andere ondernemingen worden gedwongen te reageren door hun efficiëntie te vergroten of innovatie te introduceren. Een grotere efficiëntie en meer innovatie in ondernemingen, wat betreft organisatie, processen, producten, diensten of markten, zorgen voor een vergroting van de concurrentiekracht van een economie in haar geheel. Van dit proces trekken de consumenten profijt dankzij een ruimere keuze en lagere prijzen.

iii. Ondernemerschap kan persoonlijk potentieel helpen verwezenlijken

Een beroepsbezigheid is niet gewoon maar een manier om geld te verdienen. De mensen hanteren nog andere criteria bij hun loopbaankeuzen, zoals zekerheid, mate van onafhankelijkheid, verscheidenheid van taken en interesse voor hun werk. Hogere inkomensniveaus kunnen mensen ertoe aanzetten om via ondernemerschap te voldoen aan ‘hogere behoeften’, zoals zelfverwezenlijking en onafhankelijkheid. De Britse Household Survey heeft geconstateerd dat mensen, behalve om materiële redenen (geld en status), ervoor

12 ‘Entrepreneurship: A survey of the literature’, David B. Audretsch, oktober 2002.

13 ‘Entrepreneurship: A survey of the literature’, David B. Audretsch, oktober 2002.

14 ‘Entrepreneurship in the Netherlands, Innovative entrepreneurship. New policy challenges!’, ministerie van Economische Zaken en EIM, februari 2002.

15 350 000 van in totaal zes miljoen Amerikaanse ondernemingen met werknemers. ‘White Paper, Embracing innovation: entrepreneurship and American economic growth’, National Commission on Entrepreneurship (NCOE) 2001.

16 Bijvoorbeeld in ‘Entrepreneurship: A survey of the literature’, D. Audretsch, oktober 2002, ‘Entrepreneurship: Determinants and policy in a European-US comparison’, geredigeerd door Audretsch, Thurik, Verheul en Wennekers, 2002, en in de jaarlijkse enquêteverslagen van de GEM.

17 Zie ook ‘Gezamenlijk verslag inzake sociale integratie’, Raad van de Europese Unie, 15223/01, 12.12.2001.

kiezen ondernemer te worden als middel tot zelfvervulling (vrijheid, onafhankelijkheid en uitdaging).

Voor sommigen, die geen vaste baan kunnen vinden die hun voldoening schenkt, kan de keuze om ondernemer te worden gedeeltelijk of volledig voortvloeien uit economische noodzaak. Ondernemer worden kan hun het vooruitzicht bieden om voor zichzelf een betere positie te verwerven.

De arbeidsvoldoening bij ondernemers is groter dan bij werknemers. In een enquête gaf 33% van de zelfstandigen zonder werknemers en niet minder dan 45% van de zelfstandigen met werknemers aan zeer tevreden te zijn over hun arbeidsomstandigheden, tegenover slechts

27% van de werknemers. 18

iv. Ondernemerschap en maatschappelijke belangen

Ondernemers zijn de stuwende krachten van de markteconomie en dankzij hun verwezenlijkingen beschikken samenlevingen over rijkdom, arbeidsplaatsen en verscheidenheid aan keuze voor de consumenten. Als reactie op de groeiende verwachtingen van het publiek met betrekking tot het effect van economische activiteiten op de samenleving en het milieu hebben veel grote ondernemingen formele strategieën inzake Corporate Social Responsibility (maatschappelijk verantwoord ondernemerschap) aangenomen. Daartoe behoort de vrijwillige integratie van sociale en milieuaspecten in hun bedrijfsactiviteiten en in hun interactie met de belanghebbenden, waarbij wordt erkend dat verantwoord gedrag van ondernemingen het succes van ondernemingen kan ondersteunen. Dit gedrag kan bijvoorbeeld de toezegging impliceren om op milieuvriendelijke wijze te produceren (‘eco-efficiëntie’) of om rekening te houden met de punten van bezorgdheid van de consumenten en op een consumentvriendelijke wijze zaken te doen. Het MKB geeft op informelere wijze blijk van ‘verantwoord ondernemerschap’, maar fungeert voor veel gemeenschappen als draagvlak en

centrale spil. 19

Ondernemerschap kan ook een positieve rol spelen om op doeltreffende wijze diensten op het gebied van gezondheid, onderwijs en welzijnszorg te verlenen. Ondernemingen in de sociale economie moedigen aan tot deelname van de belanghebbenden aan het beheer en de verlening van dergelijke diensten, waardoor de innovatie en de klantgerichtheid worden bevorderd. Door een dergelijke aanpak kunnen overheidsmiddelen worden aangevuld en kan het assortiment aan de consumenten aangeboden diensten worden uitgebreid.

C. Leemten en potentieel op het gebied van ondernemerschap in de Europese Unie

Hoe goed presteert de Europese Unie op het gebied van ondernemerschap? Om deze vraag te beantwoorden, moeten we niet alleen kijken naar de houding van de mensen ten aanzien van

18 ‘Derde Europees onderzoek inzake arbeidsomstandigheden 2000’, Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden.

19 De Commissie heeft op dit gebied onder meer de volgende initiatieven genomen: ‘Werkdocument van de diensten van de Commissie over duurzame industriële ontwikkeling’, SEC(1999) 1729, Europese Commissie, 25.10.1999, en ‘Mededeling van de Commissie over de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven: een bijdrage van het bedrijfsleven aan duurzame ontwikkeling’, COM(2002) 347 definitief i, Europese Commissie, 2.7.2002.

ondernemers of naar het aantal bestaande ondernemers, maar ook naar de dynamiek van de

ondernemersactiviteit en de prestaties van ondernemers. 20

i. Het meten van ondernemerschap

Voorkeur van de mensen voor werkzaamheid als zelfstandige

Volgens de Eurobarometerenquête verkiezen de Europeanen de status van werknemer boven die van zelfstandige. In Zuid-Europa, Ierland en het VK is er een relatief grotere voorkeur voor de status van zelfstandige. Vergeleken met het gemiddelde van 45% voor de EU geeft

67% van de Amerikaanse burgers er de voorkeur aan als zelfstandige te werken. 21

Betrokkenheid van de mensen bij ondernemerschap

Het procentuele aandeel van ondernemers, inclusief zelfstandigen en bedrijfseigenaars, varieert sterk in Europa, gaande van 6% in Denemarken en Luxemburg tot 13% in Spanje, 15% in Portugal en meer dan 18% in Griekenland en Italië. Voor de VS bedraagt dit cijfer

amper 10%. 22

Met betrekking tot de betrokkenheid bij nieuwe ondernemersinitiatieven meldde de Eurobarometerenquête dat 4,5% van de EU-burgers momenteel stappen onderneemt om een bedrijf te starten, de laatste drie jaar een bedrijf hebben gestart of overgenomen; dit cijfer varieert van 6% in het VK en Ierland tot minder dan 2% in Frankrijk. Met 13% scoren de VS op dit punt aanzienlijk hoger. Meer dan tweemaal zoveel Europeanen als Amerikanen staakten hun pogingen om een bedrijf te starten.

Ondernemingsdynamiek

Niettegenstaande er aanwijzingen zijn dat het “verloop” (cijfers betreffende het starten en beëindigen van ondernemingen) in enkele Europese landen vergelijkbaar is met dat in de VS, is er minder ondernemingsdynamiek in Europa. Amerikaanse ondernemingen zijn bij de oprichting gemiddeld kleiner dan Europese ondernemingen, maar de groei (van de werkgelegenheid) is bij succesvolle nieuwkomers in de VS veel sterker in de eerste jaren na de oprichting. De ondernemers in de VS lijken de markt te testen door op kleine schaal te beginnen en, als ze succes hebben, snel uit te breiden, terwijl in Europa veel commerciële ideeën nooit het marktstadium bereiken omdat aan de uitvoerbaarheid ervan wordt getwijfeld

nog voordat ze op de markt worden uitgetest. 23 De Eurobarometer toonde inderdaad aan dat

46% van de Europeanen vindt dat “men geen bedrijf moet starten wanneer het risico bestaat dat het kan mislukken”, tegenover slechts 25% van de Amerikaanse burgers.

20 Een grondige analyse van de factoren die een invloed hebben op de bedrijfsdynamiek, is te vinden in ‘Entrepreneurship: A survey of the literature’, David B. Audretsch, oktober 2002, en in ‘Business Demography in Europe’, Europese Waarnemingspost voor het MKB / nr. 5, Europese Commissie, 2002.

21 Flash Eurobarometer 134 ‘Entrepreneurship’, november 2002. Verdere verwijzingen naar de Eurobarometer betreffen de uitgave van 2002, tenzij anders wordt vermeld.

22 Ondernemerschap als percentage van de beroepsbevolking. Ondernemers worden gedefinieerd als eigenaars van ondernemingen met rechtspersoonlijkheid en ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid, exclusief onbetaalde gezinsleden, werknemers die als nevenactiviteit een bedrijf exploiteren, en bedrijfseigenaars in de landbouwsector, ‘COMParative Entrepreneurship data for International Analysis’ (Compendia 2000.1), EIM.

23 De analyse had betrekking op acht EU-lidstaten, de VS en Canada. ‘The role of policy and institutions for productivity and firm dynamics: Evidence from micro and industry data’, werkdocument nr. 329, Stefano Scarpetta et. al., ECO/WKP(2002)15, 23.4.2002.

Ter illustratie van de groei van de ondernemingsdynamiek in de VS zij erop gewezen dat het 20 jaar duurde om een derde van de in 1960 in de Fortune 500 opgenomen ondernemingen te vervangen, tegenover vier jaar voor de in 1998 opgenomen bedrijven. Bovendien bestonden 8 van de 25 grootste ondernemingen die Amerika op dit ogenblik heeft, in 1960 nog niet of waren ze nog heel klein. In Europa waren de grootste bedrijven in 1998 allemaal reeds groot

in 1960. 24

Scheppen van werkgelegenheid

Ondanks inspanningen om de begin jaren negentig heersende werkloosheid van 11% te verminderen en hoewel de lidstaten uiteenlopende cijfers te zien geven, is een gemiddeld werkloosheidscijfer van 7,4% nog steeds een groot probleem. In de tweede helft van de jaren

negentig noteerden alle lidstaten positieve jaarlijkse ‘geboortecijfers’ voor ondernemingen, 25

maar er is nog ruimte voor verdere verbetering. Europa heeft niet zoveel van de snelgroeiende ondernemingen ontwikkeld die een belangrijke motor voor de werkgelegenheid zijn. Tijdens de eerste jaren negentig werd 19% van de middelgrote ondernemingen in de VS tot de

snelgroeiende ondernemingen gerekend, vergeleken met gemiddeld 4% in zes EU-landen. 26

ii. De uitdaging voor Europa

De houding van de mensen ten aanzien van ondernemerschap en hun betrokkenheid daarbij variëren sterk tussen de lidstaten van de EU, en de verschillen zijn nog groter tussen de regio’s. Gemiddeld heeft de Europese Unie geen gebrek aan ondernemers. De geneigdheid van de mensen om nieuwe ondernemersinitiatieven in de Europese Unie te ontwikkelen, zou echter kunnen worden versterkt. In vergelijking met de VS is er in de Europese Unie minder ondernemingsdynamiek. De Europeanen zijn minder dan de Amerikanen betrokken bij nieuwe ondernemersinitiatieven en de Europese bedrijven groeien niet zo snel als de Amerikaanse.

Gezien het aanhoudend hoge werkloosheidscijfer van de Europese Unie, dat voor sommige lidstaten een nijpender probleem is dan voor andere, is het wenselijk dat inspanningen worden geleverd om het werkgelegenheidsscheppend potentieel van ondernemersactiviteit beter te benutten. Niet alleen moeten nieuwe ondernemersinitiatieven worden aangemoedigd, maar bovendien moet het groeipotentieel van de bestaande ondernemingen in de Europese Unie worden vrijgemaakt. Zij vormen de kern van de economie van de Unie en zorgen voor continuïteit, arbeidsplaatsen en gedegen ervaring. Van de ruwweg 20 miljoen kleine en

middelgrote ondernemingen in Europa verklaart 30% dat groei hun grootste ambitie is. 27

De uitdaging voor de Europese Unie bestaat erin de belangrijkste factoren aan te wijzen voor de totstandbrenging van een klimaat waarin het ondernemersinitiatief en economische

24 ‘Entrepreneurship in the Netherlands: Innovative entrepreneurship. New policy challenges’, ministerie van Economische Zaken en EIM, Nederland, 2002, en ‘White Paper, Embracing innovation: entrepreneurship and American economic growth’, National Commission on Entrepreneurship (NCOE), 2001.

25 ‘Business Demography in Europe’, Europese Waarnemingspost voor het MKB / nr. 5, Europese Commissie, 2002.

26 Definitie: snelgroeiende ondernemingen zijn ondernemingen die hun omzet in de referentieperiode (Europa 90-93, VS 91-94) verdubbelden, als percentage van alle middelgrote ondernemingen. ‘An international comparison of hypergrowth enterprises’, EIM Small Business Research and Consultancy, in ‘Fostering Entrepreneurship in Europe, the UNICE Benchmarking Report’, 1999.

27 De 20 miljoen ondernemingen betreffen de EU, de EER en Zwitserland. Ref. Europese Waarnemingspost voor het MKB / nr. 1 Highlights from the 2001 Survey, Europese Commissie, 2001.

activiteiten kunnen gedijen. De beleidsmaatregelen moeten erop gericht zijn het ondernemerschap in de Unie op een hoger niveau te tillen, waarbij wordt gekozen voor de meest geschikte aanpak om het aantal ondernemers te verhogen en meer ondernemingen te doen groeien.

III. B ELEIDSOPTIES VOOR ONDERNEMERSCHAP

Het beleid kan ertoe bijdragen om het ondernemerschapsniveau op te trekken. In het GEM- rapport werd geconstateerd dat, niettegenstaande de grote invloed van macro-economische voorwaarden op de ondernemerschapsniveaus, de rangorde van deze niveaus in de geënquêteerde landen relatief stabiel bleef, hetgeen erop wijst dat duurzame nationale kenmerken ook een invloed hebben.

De Europese Unie heeft reeds een strategie voor op groei en stabiliteit gerichte macroeconomische beleidsmaatregelen aangenomen, hetgeen een voorwaarde is voor het creëren van een gunstig klimaat voor het ondernemersinitiatief. De Raad brengt elk jaar “Globale richtsnoeren voor het economische beleid” uit waarin aandacht wordt besteed aan het nationale beleid van de lidstaten. In 2002 werd in de richtsnoeren aanbevolen het ondernemerschap aan te moedigen door middel van bijvoorbeeld het fiscale en regelgevingskader voor nieuwe en bestaande ondernemingen, hervormingen van de

wetgeving betreffende insolventie en de bevordering van efficiënte financiële markten. 28

Behalve economische kansen zijn nog veel andere factoren van invloed op iemands besluit om een bedrijf te starten of op de ambitie van een ondernemer om risico’s te nemen of om uit te breiden. Dat er meer economische kansen zijn, leidt niet automatisch tot meer ondernemerschap. Dit hangt ook af van de voorkeuren en de bekwaamheden van de mensen en van de beschikbare alternatieven. Zelfs indien mensen erover denken ondernemer te worden, wegen ze de voor- en nadelen van het ondernemerschap af tegen de voordelen en de zekerheid die ze misschien moeten prijsgeven.

Voor een omvattende aanpak ter bevordering van ondernemerschap moet op drie niveaus te werk worden gegaan - individu, onderneming en maatschappij.

– Om individuen te motiveren om ondernemer te worden, moeten ze bewust worden gemaakt van het begrip ‘ondernemerschap’, en moet deze optie voldoende aantrekkelijk worden gemaakt. De juiste vaardigheden moeten hun worden bijgebracht om ambities om te zetten in succesvolle projecten.

– Opdat ondernemingsprojecten zich tot gezonde ondernemingen kunnen ontwikkelen, zijn ondersteunende kadervoorwaarden van essentieel belang. Deze moeten ondernemingen in staat stellen zich te ontwikkelen en te groeien, en mogen ze niet overmatig hinderen bij inkrimping en beëindiging.

– Ondernemersactiviteit hangt af van een positieve beoordeling van ondernemers in de maatschappij. Ondernemerssucces moet worden gewaardeerd en het stigma van een mislukking moet worden verlicht.

28 Aanbeveling van de Raad van 21.06.2002 betreffende de globale richtsnoeren voor het economische beleid van de lidstaten en de Gemeenschap, 2002/549/EG, PB L 182 van 11.7.2002.

Het beleid inzake ondernemerschap heeft tot doel de vitaliteit van het ondernemerschap te vergroten door ondernemers te motiveren en hun de nodige vaardigheden bij te brengen. Een ondersteunend klimaat voor ondernemingen is van cruciaal belang voor het starten, het beëindigen, de overname, de bloei en het voortbestaan van ondernemingen.

A. Wat is er nodig om ervoor te zorgen dat er meer ondernemers komen?

i. Opheffen van toegangsbarrières

Ondanks recente verbeteringen beschouwen de Europeanen administratieve barrières nog steeds als een grote belemmering om een bedrijf te starten. Startende ondernemingen ondervinden moeilijkheden om het nodige zaai- en startkapitaal te vinden. Risicodeling tussen de openbare en de particuliere sector kan helpen om de beschikbaarheid van financiële middelen te vergroten.

Toen Europeanen tijdens de Eurobarometerenquête werd gevraagd hun mening te geven over belemmeringen voor het starten van een bedrijf, vond 69% dat de bestaande administratieve procedures complex waren en gaf 76% aan dat er onvoldoende financiële middelen beschikbaar waren.

Aan de administratieve procedures voor de oprichting van een onderneming werd reeds uitgebreid aandacht besteed. In het kader van een benchmarkstudie nam de Europese

Commissie een gunstige trend waar wat betreft de tijd die het vergt om een bedrijf te starten. 29

De gemiddelde tijd die nodig is om een individuele onderneming op te richten, is 12 werkdagen en 24 voor een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid; deze cijfers gaan verder omlaag. Sommige lidstaten hebben echter nog wat werk voor de boeg om de benodigde tijd en kosten voor de oprichting van een onderneming te verminderen tot de Europese benchmarks. Er is nog ruimte voor verbetering op het gebied van meervoudige procedures, contactpunten, formulieren, benodigde vergunningen en toestemmingen, en kosten.

Eén aanspreekpunt voor de oprichting van een onderneming

In Portugal zijn sinds 1997 centra voor de afhandeling van formaliteiten opgericht om de

registratie van nieuwe ondernemingen te vergemakkelijken. In deze centra worden vertegenwoordigers van alle overheidsdiensten bijeengebracht die bevoegd zijn voor de verschillende formaliteiten die voor de registratie van een nieuwe onderneming moeten worden vervuld (betreffende bijvoorbeeld de statuten of het handelsregister en het socialezekerheidsregister). Toekomstige ondernemers kunnen advies inwinnen bij een helpdesk die in hetzelfde centrum is ondergebracht. Tegelijkertijd zijn de procedures vereenvoudigd. Als gevolg daarvan is de benodigde tijd om een bedrijf op te richten, met wel 80% verkort in vergelijking met medio de jaren negentig, en Portugal heeft zich voorgenomen die tijd in 2003 met nogmaals 50% te verkorten.

De toegang tot financiering blijft een grote hinderpaal voor nieuwe ondernemers: zij hebben het moeilijk om bankleningen te verkrijgen of risicokapitaal te vinden. Banken verlangen positieve gegevens over het bedrijfsverleden en zakelijk onderpand - wat nieuwe ondernemingen, met name die welke kennisgebaseerde activiteiten ontwikkelen, over het

29 ‘Benchmarking van de administratie van starters’, Europese Commissie, januari 2002.

algemeen niet hebben. Startende ondernemingen ondervinden ook serieuze moeilijkheden om te voorzien in hun behoefte aan werkkapitaal.

Bovendien moeten startende bedrijven, naast bankleningen, een betere toegang krijgen tot alternatieve financieringsbronnen. Behalve risicokapitaal moet het potentieel van informele investeringen, bv. familie, vrienden of business angels, verder worden onderzocht. Uit de GEM-enquête is gebleken dat de informele steun voor startende bedrijven vijfmaal groter was dan de steun in de vorm van binnenlands risicokapitaal, en terwijl de steun in de vorm van risicokapitaal tussen 2000 en 2001 aanzienlijk is afgenomen, hield de informele steun beter stand. Om meer belangstelling voor riskante ondernemingen te kunnen opbrengen, verwachten particuliere investeerders stimulansen zoals belastingverlagingen.

Risicodeling tussen banken en investeerders in de particuliere sector en openbare financiële instellingen die in het MKB zijn gespecialiseerd, of door middel van onderlinge waarborgmaatschappijen, is een doeltreffende methode om schaarse overheidsmiddelen vrij te maken en blijkt goed te functioneren om de financiering van startende ondernemingen te verbeteren.

ii. Risico en beloning

In Europa worden de aan ondernemerschap verbonden risico’s niet voldoende gecompenseerd door het vooruitzicht van een beloning. Daarom moet het evenwicht tussen de aan ondernemerschap verbonden risico’s en beloningen opnieuw worden bekeken.

Een gefailleerde ondernemer wordt geconfronteerd met het stigma van mislukking. Op de vraag van de Eurobarometer wat hun grootste punten van bezorgdheid waren met betrekking tot het aan ondernemerschap verbonden risico, antwoordden de Europeanen hoofdzakelijk met ‘failliet gaan’ en ‘persoonlijk eigendom verliezen’. Behalve het sociale stigma heeft een persoonlijk faillissement ernstige juridische gevolgen. De aflossing van overblijvende schulden kan jaren duren, gefailleerden kunnen hun bezittingen verliezen en aan bepaalde beperkingen worden onderworpen. Dergelijke gevolgen zijn gerechtvaardigd in geval van bedrog of oneerlijkheid, maar faillissement maakt intrinsiek deel uit van het economische leven en een deel van de ondernemers gaat failliet omdat ze op de markt niet kunnen concurreren. De wetgeving inzake insolventie zou kunnen worden herzien om de belemmeringen weg te nemen voor eerlijke ondernemers die opnieuw willen starten. Daardoor mogen de belangen van de crediteuren uiteraard niet overmatig worden geschaad, want dit zou hun tegenzin om in kleine en nieuwe ondernemingen te investeren, kunnen vergroten.

Wetgeving inzake insolventie

België heeft zijn wetgeving inzake insolventie aangepast om ondernemers de kans te bieden

een poging te doen om de onderneming te redden wanneer ze met tijdelijke problemen te kampen heeft, en om niet-levensvatbare ondernemingen zo snel mogelijk te liquideren. De rechtbanken kunnen eerlijke gefailleerde ondernemers ‘geëxcuseerd’ verklaren, zodat ze in het bedrijfsleven een nieuwe start kunnen maken.

De mensen zouden meer bereid kunnen worden gevonden om het risico van het ondernemerschap aan te gaan, indien dit zou worden gecompenseerd door het vooruitzicht van een beloning als de onderneming slaagt. De laatste tijd wordt in de Europese Unie de trend waargenomen om de belastingpercentages voor zelfstandigen en kleine ondernemingen te verlagen en er worden maatregelen genomen om de belastingdruk voor potentiële zelfstandigen te verlichten. Niettemin blijven deze belastingpercentages in sommige lidstaten

hoog, 30 waardoor voor ondernemers de mogelijkheid wordt verkleind om rijkdom te scheppen

en in stand te houden. Om zelfstandige te worden, moet men vaak kiezen voor een verminderde sociale bescherming. Een stelsel van sociale bescherming dat op de behoeften van ondernemers is toegesneden, zou het ondernemerschap aantrekkelijker kunnen maken.

Vermindering van de kosten van ondernemerschap

De Franse regering is van plan de overstap van werknemer naar ondernemer te

vergemakkelijken. Deze actie, die onderdeel is van een omvattend initiatief om de oprichting van ondernemingen te stimuleren, omvat maatregelen om de belemmeringen te verlichten voor werknemers die een onderneming willen starten, hetzij onafhankelijk, hetzij samen met hun werkgever. Voorts zullen door die actie discriminatoire fiscale en sociale lasten voor ondernemers in de dop die nog steeds de werknemersstatus hebben, worden opgeheven.

Het aantal Europeanen dat de voorkeur zou geven aan het starten van een bedrijf, is meer dan

tweemaal zo groot als het aantal dat een bestaand bedrijf zou overnemen. 31 De overname van

een bedrijf kan echter een aantrekkelijk alternatief zijn waaraan minder risico is verbonden. In Oostenrijk bijvoorbeeld overleeft 96% van de geslaagde bedrijfsoverdrachten de eerste vijf

jaar na de overdracht, vergeleken met 75% voor startende ondernemingen. 32 Verwacht wordt

dat voor ongeveer een derde van de ondernemingen in de Europese Unie de komende tien jaar een nieuwe eigenaar zal worden gezocht, hetzij vanwege pensionering of om andere redenen. Daardoor zullen veel kansen ontstaan om bestaande ondernemingen over te nemen.

iii. Stimulering van bekwaamheid en vaardigheden

Onderwijs en opleiding moeten bijdragen tot het aanmoedigen van ondernemerschap door de juiste mentaliteit, de kennis over loopbaanmogelijkheden als ondernemer en de vaardigheden te stimuleren.

De Eurobarometer bracht aan het licht dat 37% van de Europeanen overwegen of hadden overwogen ondernemer te worden, terwijl slechts 15% hun voornemen hebben gerealiseerd. Enquêtes lijken aan te tonen dat kennis over hoe een bedrijf moet worden gestart, de kans vergroot dat iemand ondernemer wordt. De respondenten in de Eurobarometerenquête met als zelfstandigen werkende ouders bleken meer op zelfstandige activiteit gericht te zijn dan die met ouders die werknemers waren. Uit de GEM-enquête is gebleken dat er een twee- tot zevenmaal grotere kans bestaat dat mensen die vertrouwen hebben in hun vaardigheden en ervaring, betrokken raken bij het starten of exploiteren van een nieuwe onderneming; voor degenen die iemand kennen die recentelijk een bedrijf heeft gestart, is de kans drie- tot viermaal groter. De Britse Household Survey constateerde dat voor degenen die vroeger al met ondernemerschap in aanraking waren gekomen (via vrienden, familie of onderwijs), de kans groter was dat zij ernstig overwogen een bedrijf op te zetten. Het onderwijssysteem kan zowel zorgen voor de vaardigheden voor als voor de kennismaking met ondernemerschap als bijdrage tot het stimuleren van ondernemerschap.

Een virtueel bedrijf leiden op school

30 ‘Mededeling van de Commissie aan de Raad, Gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2002, COM(2002) 621 definitief i, 13.11.2002.

31 Flash Eurobarometer 107 ‘Entrepreneurship’, november 2001.

32 ‘Business transfers and successions in Austria’, Austrian Institute for Small Business Research, 2002.

Virtuele bedrijven worden gebruikt als hulpmiddel bij de opleiding van studenten in de

technische school Sivitanidios in Athene, Griekenland. De studenten verdelen hun tijd tussen

theoretische cursussen en het leiden van een virtueel bedrijf. Dit programma zal vanwege de zeer positieve resultaten tot alle technische scholen worden uitgebreid. Voorts is aan het leerprogramma een cursus ondernemerschap toegevoegd, die de theorie van het ondernemerschap en praktische begeleiding bij het opstellen van businessplannen zal omvatten. Verbindingsbureaus zullen ervoor zorgen dat de studenten advies en ondersteuning krijgen bij hun keuze voor een carrière als ondernemer.

Voor de oprichting van een bedrijf zijn gedrevenheid, creativiteit en volharding nodig, terwijl voor de ontwikkeling van een bedrijf veeleer managementvaardigheden vereist zijn, zoals efficiëntie, effectiviteit en betrouwbaarheid. Aangezien zowel persoonlijkheid als managementvaardigheden kernelementen voor succes zijn, moeten persoonlijke vaardigheden die voor ondernemerschap van belang zijn, reeds in een vroeg stadium worden aangeleerd en in stand worden gehouden tot op universitair niveau, waar het accent kan worden gelegd op

het opbouwen van managementcapaciteit. 33 De Europese Commissie heeft geconstateerd dat

de meeste lidstaten zich nu, in verschillende mate, hebben voorgenomen het aanleren van

ondernemerschap in hun onderwijsstelsels te bevorderen. 34

Aan universiteiten mag de opleiding in ondernemerschap niet beperkt blijven tot MBA- studenten, maar moet ze ook beschikbaar zijn voor studenten op andere gebieden. Bijvoorbeeld aan technische universiteiten kan de opleiding in ondernemerschap ertoe bijdragen om het ondernemerspotentieel en het technologische potentieel op elkaar af te stemmen. Door onderwijs op het gebied van ondernemerschap te combineren met onderzoekprogramma’s van de overheid worden de nodige ingrediënten bijeengebracht om wetenschappelijke uitmuntendheid te koppelen aan de commercialisering van resultaten.

Ondersteuning van startende ondernemers binnen de campusomgeving

Enterprise Ireland voert een strategie uit voor de ontwikkeling van snelgroeiende starters met

een specifiek steunpakket dat erop gericht is het aantal en de intensiteit van op campussen opgezette ondernemingsprojecten te verhogen. Het programma maakt deel uit van de Ierse strategie voor regionale groei en omvat starterscentra voor afgestudeerden die een bedrijf willen starten, waarbij praktische hulp en managementondersteuning worden verleend. In het kader van het Campus Company Programme kunnen academici financiële steun krijgen om hun onderzoekresultaten in commerciële toepassingen om te zetten.

Starterscentra voor bedrijven zijn een doeltreffend middel om nieuwe ondernemers te ondersteunen. Bedrijven in starterscentra hebben betere overlevingskansen dan die erbuiten en deze centra zijn een kosteneffectief instrument ter bevordering van de beleidsdoelstellingen van de overheid. Dit succes verklaart waarom het aantal starterscentra zo snel stijgt; er zijn er

nu ruim 850 in de Europese Unie. 35

33 Studie van de Universiteit Nijenrode, april 2000, in ‘De succesvolle ondernemer’, ministerie van Economische Zaken en de Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen, Den Haag, Nederland, november 2001.

34 Volgens de Best-procedure opgezet project over ‘Onderwijs en opleiding voor ondernemerschap’, Europese Commissie, 2002.

35 ‘Benchmarking van starterscentra voor bedrijven’, Europese Commissie, februari 2002.

iv. Ondernemerschap toegankelijk maken voor iedereen in de samenleving

Ondernemerschap moet op ruime schaal worden bevorderd, waarbij vooral aandacht moet worden geschonken aan vrouwen en andere ondervertegenwoordigde groepen. Etnische minderheden geven blijk van een sterke zin voor ondernemerschap en van een nog groter potentieel. De beschikbare bedrijfsondersteunende diensten lijken minder goed aan hun specifieke behoeften te beantwoorden.

Er zijn aanzienlijk minder vrouwelijke dan mannelijke ondernemers in Europa, waarbij het aandeel van de als zelfstandige werkende vrouwen varieert van 16% in Ierland tot 40% in

Portugal. 36 Vrouwelijke ondernemers worden geconfronteerd met de moeilijkheden waarmee

gewoonlijk alle ondernemers te maken krijgen, maar in sommige gevallen zijn voor hen de problemen blijkbaar groter, bijvoorbeeld om de nodige financiële middelen bijeen te krijgen. Vrouwen beschikken vaak ook niet over het nodige zelfvertrouwen en de vaardigheden om met succes een bedrijf te starten en te leiden. Er zijn verschillende redenen hiervoor, zoals de keuze van activiteit, leemten in de informatie, waargenomen discriminatie, gebrek aan

netwerken, of moeilijkheden om het werk met de gezinsverplichtingen te combineren. 37

De Europese Commissie heeft de uitwisseling van goede praktijken inzake beleid ter bevordering van het ondernemerschap bij vrouwen vergemakkelijkt door middel van het “WES-netwerk”, waarin overheidsambtenaren met bevoegdheid voor de bevordering van

vrouwelijke ondernemers worden bijeengebracht. 38

Vrouwelijke adviseurs voor vrouwelijke ondernemers

NUTEK, in Zweden, heeft het project Business Consultants for Women opgezet, in het kader

waarvan vrouwelijke adviseurs advies en niet-financiële bijstand verlenen aan vrouwelijke ondernemers. Daarmee wordt ingespeeld op aanwijzingen dat veel vrouwen verkiezen zich voor advies tot andere vrouwen te wenden als het erom gaat een bedrijf te leiden. De adviseurs verstrekken advies over zakelijke aangelegenheden en diverse andere punten van bezorgdheid zoals hoe het gezinsleven kan worden gecombineerd met het leiden van een bedrijf. NUTEK zorgt voor opleiding en de uitwisseling van ervaring voor de adviseurs.

Bedrijven van ondernemers uit etnische minderheden geven blijk van een sterk vermogen en potentieel op het gebied van ondernemerschap. Etnische ondernemers vormen een heterogene groep uit het oogpunt van taal, sociaal-economische positie en cultuur, hetgeen tot uiting komt in de aard van hun bedrijfsactiviteiten. Toch houden veel van die bedrijven zich bezig met activiteiten met een lage toegangsdrempel en hebben ze het moeilijk om daaruit los te komen. De problemen waarmee etnische ondernemers worden geconfronteerd, zijn in het algemeen vergelijkbaar met die van alle ondernemers, maar zij lijken minder dan gemiddeld profijt te trekken van door de overheid aangeboden bedrijfsondersteunende diensten en zijn

minder betrokken bij bedrijfsorganisaties. 39

36 ‘Jaarlijkse statistieken van de arbeidskrachten’, Europese Commissie, 2001.

37 Best-project over ‘Bevordering van het ondernemerschap bij vrouwen’ en de studie ‘Jonge ondernemers, vrouwelijke ondernemers, medeondernemers en ondernemers uit etnische minderheden in de Europese Unie en Midden- en Oost-Europa’, Europese Commissie, juli 2000.

38 Nadere informatie op http://europa.eu.int/comm/enterprise/entrepreneurship/craft/craft-women/wes.htm .

39 ‘Jonge ondernemers, vrouwelijke ondernemers, medeondernemers en ondernemers uit etnische minderheden in de Europese Unie en Midden- en Oost-Europa’, Europese Commissie, juli 2000.

Er werd voorgesteld een Europees netwerk van etnische ondernemers op te richten om de uitwisseling van ervaring en het aanbieden van oplossingen voor de ondervonden problemen

te vergemakkelijken. 40 In het kader van haar immigratiebeleid heeft de Europese Commissie

twee voorstellen voor richtlijnen ingediend, die ertoe zullen bijdragen om het starten van een

bedrijf door ondernemers uit derde landen te vergemakkelijken. 41

B Hoe kunnen ondernemingen op groei worden ingesteld?

Ondernemers zien zich voor heel wat hinderpalen geplaatst. De naleving van de administratieve voorschriften en de daaraan verbonden kosten blijven een zware last. De toegang tot geschoolde werknemers, de mate van flexibiliteit van de arbeidsmarkt en het vinden van de passende financiering zijn eveneens zorgpunten die wegen op de

bedrijfsprestaties. 42 Bovendien moeten ondernemingen worden geholpen om de door de

interne markt geboden kansen optimaal te benutten en om te innoveren.

i. Het regelgevingskader

Ondanks aanhoudende inspanningen ter verbetering wijzen de ondernemers nog steeds de bureaucratie aan als een grote hinderpaal voor de exploitatie van een bedrijf, met name voor degenen die binnen de interne markt willen opereren en groeien.

De regelgeving wordt in het algemeen niet gedifferentieerd naar bedrijfsgrootte, en daarom zijn het vaak kleine ondernemingen die er op onevenredige wijze door worden gehinderd. De overheden moeten worden aangemoedigd ‘eerst aan de kleintjes te denken’ door de regelgeving zo eenvoudig en adequaat mogelijk te houden. Om de administratieve lasten te verminderen, hebben enkele lidstaten uitzonderingen voor het MKB ingevoerd of verlenen ze administratieve diensten om deze ondernemingen te ondersteunen. Informatieverstrekking en ondersteuning kunnen de ondernemers helpen bij het oplossen van hun problemen met de bureaucratie.

EasyPay

Denemarken heeft een nieuw systeem van salarisadministratie ingevoerd. Werkgevers die

zich aanmelden voor ‘EasyPay’, dat facultatief en kosteloos is, kunnen de informatie over salarissen en werknemers aan één locatie verstrekken. Deze informatie wordt dan aan alle relevante autoriteiten doorgegeven. EasyPay maakt deel uit van het “E-administration”- initiatief, dat ook www.indberetning.dk omvat, waar alle voor bedrijven relevante formulieren van overheidsdiensten in elektronische vorm worden verzameld, alsmede Webreg, dat nieuwe naamloze vennootschappen de gelegenheid biedt om zich on line te registreren. De registratie via Webreg wordt juridisch bindend gemaakt door middel van de digitale handtekening.

40 Dit voorstel is voortgevloeid uit een seminar over etnisch ondernemerschap, waaraan werd deelgenomen door academici, beleidsmakers en bedrijfsorganisaties, en dat in juni 2002 door de Europese Commissie werd georganiseerd.

41 ‘Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de voorwaarden inzake toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op arbeid in loondienst en economische activiteiten als zelfstandige’, COM(2001) 386 definitief i, 11.7.2001, ‘Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen’, COM(2001) 127 definitief i, 13.3.2001.

42 ‘Europese Waarnemingspost voor het MKB / nr. 1 Highlights from the 2001 Survey’, Europese Commissie, 2001, ‘European Business Survey’, Grant Thornton, 2002; en ‘Business Views on Red Tape’, OESO, 2002.

Virtuele hulp bij administratieve procedures

Oostenrijk heeft een website ( www.help-business.gv.at ) opgezet waar aan ondernemers

beknopte informatie over administratieve procedures wordt verstrekt. Alle procedures die on line kunnen worden afgehandeld, zijn toegankelijk via één administratief instrument (@mtsweg online). Ondernemers kunnen hun gemeentelijke belastingaangiften invullen door middel van een instrument met de naam HELP, dat de gegevens naar de bevoegde autoriteit zendt. De website verstrekt ook uitgebreide informatie over de diverse aspecten van de exploitatie van een bedrijf, van het ‘registreren van personeel’ tot ‘jaarlijks verlof’.

Na een enquête bij Europese ondernemingen over de kwaliteit van hun regelgevingskader kwam de Europese Commissie tot de bevinding dat met een wetgeving van betere kwaliteit 50

miljard euro kon worden bespaard. 43 De Commissie heeft zich voorgenomen de kwaliteit van de wetgeving te verbeteren 44 en heeft daarom een reeks initiatieven op EU-niveau genomen,

waaronder een actieplan voor een betere regelgeving, minimumnormen voor raadpleging over

nieuwe beleidsmaatregelen en een systematische aanpak inzake effectbeoordeling. 45 Voorts

ontwikkelt de Commissie mechanismen voor de raadpleging van ondernemingen in het kader van het ‘initiatief voor interactieve beleidsvorming’ en heeft zij een platform voor de lidstaten gecreëerd waar zij meningen over hun eigen systemen voor de beoordeling van het effect op

het bedrijfsleven kunnen uitwisselen. 46

In 2002 werd binnen de Europese Commissie een gezant voor het MKB benoemd die als aanspreekpunt voor het bedrijfsleven fungeert en ervoor moet zorgen dat de belangen van het MKB worden aangegeven en dat de diensten van de Commissie daar voldoende rekening mee houden. In sommige lidstaten werden soortgelijke initiatieven genomen.

De interne markt heeft de belemmeringen voor zakendoen in de Europese Unie aanzienlijk verminderd. De Unie heeft verder goede vorderingen gemaakt bij de uitbreiding van de

interne markt (bv. in de financiële sector), 47 maar er bestaat nog steeds een kloof tussen de

visie van een geïntegreerde Europese economie en de werkelijkheid zoals die door de

dienstverleners en de gebruikers wordt ervaren. De strategie voor de interne markt, 48 een

vijfjarenprogramma, is specifiek gericht op de gebieden waar zeer dringend vooruitgang nodig is, zoals intellectuele eigendom, de regels inzake overheidsopdrachten en de

belemmeringen op het gebied van diensten. 49 De Europese ondernemers hebben belang bij

43 ‘Scorebord van de interne markt’, nr. 9, Europese Commissie, 19.11.2001.

44 ‘Europese governance - Een witboek’, COM(2001) 428 definitief i, 25.7.2001.

45 Mededelingen van de Commissie ‘Europese governance: Een betere wetgeving’, COM(2002) 275 definitief i, ‘Effectbeoordeling’, COM(2002) 276 definitief i, ‘Raadplegingsdocument: Naar een krachtiger cultuur van raadpleging en dialoog - Voorstel inzake algemene beginselen en minimumnormen voor raadpleging van de betrokken partijen door de Commissie’, COM(2002) 277 definitief i, ‘Actieplan “Vereenvoudiging en verbetering van de regelgeving”’, COM(2002) 278 definitief i 5.6.2002.

46 Initiatief voor interactieve beleidsvorming, IPM C (2001) 1014. Eindverslag van het Proefproject Beoordeling van het effect op het bedrijfsleven, maart 2002.

47 ‘Mededeling van de Commissie, Risicokapitaal: Sleutel voor de schepping van werkgelegenheid in de Europese Unie, SEC(1998) 552, 31.3.1998; ‘Mededeling van de Commissie, Tenuitvoerlegging van het kader voor financiële markten: een actieplan, COM(1999) 232 definitief i, 11.5.1999.

48 ‘Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, Evaluatie van de strategie voor de interne markt - 2002, De beloften nakomen’, COM(2002) 171 definitief, 11.4.2002.

49 In het ‘Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - De toestand van de interne markt voor diensten’, COM(2002) 441 definitief i, wordt aangetoond dat er een enorme kloof bestaat wat de levering van diensten betreft.

verdere harmonisatie ter verbetering van de consumentenbescherming, 50 daar

grensoverschrijdende bedrijfsactiviteiten zouden worden bevorderd door een interne markt die voor de consumenten aantrekkelijk is.

ii. Belastingheffing

Adequate fiscale maatregelen kunnen bijdragen aan de ontwikkeling, de groei en het voortbestaan van ondernemingen.

De structuur van het belastingstelsel, inclusief inkomsten- en vennootschapsbelasting, belasting op arbeid en BTW, beïnvloedt het vermogen van ondernemingen om uit te breiden. De complexiteit van de belastingstelsels is op zich al een administratieve last voor ondernemers. De Europese Commissie heeft een aantal fiscale belemmeringen voor grensoverschrijdende activiteiten in de interne markt aangegeven en gewezen op oplossingen,

die nog verder worden bestudeerd. 51

Naarmate de marginale tarieven van de inkomstenbelasting stijgen, hebben ondernemers de neiging hun bedrijf trager te laten groeien, minder te investeren en minder personeel in dienst

te nemen. 52 De hoogte van de belasting op arbeid kan ook van invloed zijn op de beslissingen

van ondernemingen om personeel in dienst te nemen. De belastinghervormingen van de laatste jaren hebben bijgedragen aan een duidelijke tendens tot het verminderen van de belastingdruk op arbeid in de Europese Unie, hoewel de belasting op arbeid in een aantal

lidstaten hoog blijft. 53

Wat de nationale activiteiten betreft, heeft de Commissie specifiek op het MKB afgestemde

aanbevelingen 54 gedaan om de overdracht van ondernemingen aan te moedigen doordat

bijvoorbeeld wordt afgezien van het innen van de registratievergoeding of belastingen worden uitgesteld, maar er is nog maar weinig vooruitgang geboekt. De fiscale behandeling van bedrijfsoverdrachten is van bijzonder belang voor familiebedrijven, die een aanzienlijk aandeel in de Europese ondernemingen vertegenwoordigen. Pensionering en opvolging kunnen worden belemmerd door inadequate of complexe belastingregelingen. In het slechtste geval kan dit leiden tot de onmiddellijke sluiting van dergelijke bedrijven of kan het de toekomstige levensvatbaarheid van de onderneming schaden.

Verlaging van successie- en schenkingsrechten

In Spanje kan bij overdracht wegens overlijden of onder levenden van een individuele

onderneming, een onderneming in de sector vrije beroepen of van aandelenbezit in sommige gevallen een verlaging met 95% van de waarde van het belastbare bedrag worden toegepast, op voorwaarde dat het bezit gedurende tien jaar wordt gehandhaafd en de begunstigde recht

50 Eurobarometer 57.2 Flash Eurobarometer 128 ‘Public opinion in Europe: Views on business-toconsumer cross-border trade’, 14.11.2002.

51 ‘Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité - Naar een interne markt zonder belastingbelemmeringen’, COM(2001) 582 definitief i, 23.10.2001, en het ‘Werkdocument van de diensten van de Commissie, ‘Company Taxation in the Internal Market’, SEC(2001) 1681, 23.10.2001.

52 ‘Economic policy and the start-up, survival and growth of entrepreneurial ventures’, Holtz-Eakin & Rosen, opgesteld voor de Small Business Administration, Washington DC, mei 2001.

53 ‘Mededeling van de Commissie aan de Raad, Gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2002, COM(2002) 621 definitief i, 13.11.2002.

54 ‘Aanbeveling van de Commissie van 7 december 1994 inzake de overdracht van kleine en middelgrote ondernemingen’, 94/1069/EG, PB L 385 van 31.12.1994.

heeft op vrijstelling van vermogensbelasting gedurende dezelfde periode (dit laatste geldt alleen bij overdrachten onder levenden).

iii. Toegang tot geschoolde arbeidskrachten

Knelpunten op de arbeidsmarkt vormen belemmeringen voor de groei, en de inspanningen voor de ontwikkeling van de vaardigheden van de werknemers moeten worden opgevoerd.

Hoewel de werkloosheid nog steeds een grote uitdaging voor de Europese Unie vormt, is de laatste jaren ook gebleken dat sommige regio’s en sectoren het moeilijk hebben om het nodige personeel te vinden. Eind jaren negentig waren de meeste nieuwe arbeidsplaatsen voor middelhoog tot hooggeschoolde werknemers, terwijl de werkgelegenheid voor laaggeschoolde werknemers daalde. De groei van de vraag naar hooggeschoolde werknemers

is groter geworden dan de groei van het aanbod. 55 De Raad beklemtoonde de noodzaak ervoor

te zorgen dat de vaardigheden van de arbeidskrachten beantwoorden aan de economische en

technologische ontwikkeling. 56 Levenslang leren is een doeltreffend middel om dergelijke

vaardigheden te verwerven. Momenteel zijn veel Europeanen betrokken bij levenslang leren,

zij het in verschillende mate. 57 Ook andere knelpunten die de flexibiliteit van de arbeidsmarkt

in het gedrang brengen, moeten worden aangepakt.

De ondernemingen reageren al op de kloof tussen vraag en aanbod van vaardigheden, bij voorbeeld door formele of informele opleiding aan hun personeel te verstrekken. Uit een enquête is gebleken dat 46% van de respondenten zou overwegen (meer) mensen uit een ander land in dienst te nemen, met name voor functies die een hogere opleiding vereisen. Als grootste belemmeringen werden genoemd talenkennis, arbeidsvergunningen en administratieve complicaties. Bijna alle EU-ondernemingen verwachtten dat de uitbreiding een positief of neutraal effect op het aanbod van arbeidskrachten voor de onderneming zou

hebben. 58

De Europese Commissie heeft in 2002 een actieplan inzake vaardigheden en mobiliteit

goedgekeurd om de beroeps- en geografische mobiliteit te vergroten. 59 In 2001 heeft de

Commissie een voorstel goedgekeurd om het aantrekken van werknemers uit derde landen te vergemakkelijken indien er een aangetoonde economische behoefte is aan werknemers in een

55 ‘Werkdocument van de diensten van de Commissie, European Competitiveness Report’, SEC(2002) 528, 21.5.2002.

56 ‘De concrete doelstellingen van de onderwijs- en opleidingsstelsels’, Raad van de Europese Unie, 5980/01 EDUC 23, 14.2.2001.

57 Het percentage van de bevolking in de leeftijdscategorie 25-64 jaar dat in de vier weken voorafgaand aan de enquête aan onderwijs en opleiding heeft deelgenomen, varieert van ca. 20% in het VK tot slechts ongeveer 5% in diverse EU-lidstaten, ‘Structurele indicatoren’, Eurostat, 2002.

58 De enquête omvatte Oostenrijk, België, Kroatië, de Tsjechische Republiek, Denemarken, Duitsland, Griekenland, Cyprus, Hongarije, IJsland, Italië, Luxemburg, Portugal, Roemenië, Slovenië, Turkije en het VK. ‘European Business Panel Survey 2002, Skills, mobility and training for competitiveness’, Eurochambres, 2002.

59 ‘Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s - Actieplan van de Commissie voor vaardigheden en mobiliteit’, COM(2002) 72 definitief i, 13.2.2002.

specifieke functie of sector waaraan binnen de Europese Unie niet kan worden voldaan (bv.

door de verblijfs- en de arbeidsvergunning in één vergunning bijeen te brengen). 60

Stimulansen voor bedrijfsmanagement

De Britse regering biedt stimulansen om kleine ondernemingen met een hoger risico te helpen

bij het in dienst nemen en houden van de werknemers die ze nodig hebben om hun groeipotentieel te kunnen verwezenlijken. De regeling stelt ondernemingen in staat om belangrijke werknemers fiscaal aantrekkelijke aandelenopties aan te bieden.

iv. Toegang tot financiering

De toegang tot financiering is absoluut noodzakelijk voor groei, maar veel kleine en middelgrote ondernemingen ondervinden daarbij moeilijkheden, omdat de risicokapitaalmarkt onderontwikkeld is en de banken in toenemende mate riskante leningen vermijden.

Ongeveer 20% van de kleine ondernemingen geeft aan dat ze het moeilijk hebben om

financiering op lange termijn te verkrijgen. 61 Hoewel er verschillen tussen de lidstaten zijn,

spelen leningen nog steeds een overheersende rol bij de financiering van het MKB in de Europese Unie. De banken maken steeds meer gebruik van mechanismen om kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) te beoordelen, wat betekent dat de leningskosten worden aangepast aan de hoogte van het risico dat aan een individuele kmo verbonden is. Bovendien zijn kleine leningen voor de banken niet aantrekkelijk vanwege de eraan verbonden hoge overheadkosten.

Europa moet doorgaan met de ontwikkeling van zijn risicokapitaalmarkten als alternatief voor bankleningen. Amerikaanse ondernemingen hebben doorgaans sterkere balansen dan de Europese (met gemiddeld circa 50% aandelenkapitaal, tegenover slechts 30% in Europa). Hoewel in 2001 ongeveer 7 000 Europese bedrijven start- of groeikapitaal uit risicokapitaalfondsen hebben ontvangen, ging het hier hoofdzakelijk om hightech- en

snelgroeiende bedrijven. 62

Teneinde als katalysator voor particuliere investeerders te fungeren en het aanbod van MKB- garanties te vergroten, hebben overheidsinstellingen programma’s ter ondersteuning van het MKB ontwikkeld die een hele reeks instrumenten omvatten gaande van microkredieten tot risicokapitaal. Op EU-niveau beheert het Europees Investeringsfonds een reeks financiële instrumenten die in het kader van het meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap worden gefinancierd. 63 In het kader van de structuurfondsen heeft de Europese Commissie de lidstaten verzocht risicokapitaalfinanciering te bevoorrechten; dit heeft geleid tot een verdubbeling van dit soort financiering in het kader van die programma’s.

Toegang tot microleningen

60 ‘Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de voorwaarden inzake toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op arbeid in loondienst en economische activiteiten als zelfstandige’, COM(2001) 386 definitief i, 11.7.2001.

61 ‘European Business Survey, Grant Thornton, 2002’.

62 ‘Annual survey of pan-European private equity and venture capital activities’, EVCA Yearbook 2002.

63 Beschikking van de Raad (2000/819/EG) van 20 december 2000 betreffende een meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap, met name voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) (2001- 2005).

Finnvera, de overheidsinstelling voor de financiering van het MKB in Finland, beheert een

microleningenprogramma voor bestaande en nieuwe microbedrijven, waarmee investeringen, werkkapitaal en bedrijfsontwikkeling voor 2 741 ondernemers werden gefinancierd voor een totaal bedrag van € 45,5 miljoen in 2001. Daarbij wordt maximaal 75% van de in totaal benodigde financiering verstrekt. De leningsbedragen liggen tussen € 3 400 en € 35 000. Dit programma combineert garanties van de overheid en van regionale EU-fondsen tegen verliezen en maakt gebruik van een instrument voor bedrijfsevaluatie met het doel het percentage overlevende bedrijven zo hoog mogelijk te houden.

De ondernemers moeten worden geholpen om hun tegenzin tegen het inschakelen van externe investeerders te overwinnen. De investeerders hebben degelijke informatie over de ondernemingen nodig, en de ondernemers moeten in staat zijn die te verstrekken.

v. De ondernemingen helpen om kennis te exploiteren en internationale kansen te benutten

Willen ondernemers kunnen profiteren van de voordelen van de interne markt en de uitdaging van scherpere concurrentie kunnen aannemen, dan moeten zij worden aangemoedigd te innoveren en te internationaliseren. Daartoe moeten zij toegang hebben tot kennis, relevante contacten, opleiding en bedrijfsondersteunende diensten van topkwaliteit.

Kmo’s vinden dat de interne markt heeft geleid tot meer concurrentie, maar ook nieuwe

groeikansen heeft gecreëerd. 64 De concurrentiedruk zet de ondernemingen ertoe aan

voortdurend kennis en innovatie te exploiteren. Ondernemingen kunnen op verschillende wijzen innoveren, onder meer door technologische ontwikkeling, kwaliteitsbeheer, nieuwe methoden van arbeidsorganisatie of distributiekanalen, merken of design. Menselijk kapitaal is van cruciaal belang voor het genereren van creatieve of innovatieve ideeën. Ondernemingen kunnen profijt trekken van de informele kennis, bekwaamheden en netwerken van hun eigen werknemers. Daartoe moet een ondernemende instelling onder de werknemers worden aangemoedigd, hetgeen kan door financiële participatie aan te bieden. De Europese Commissie heeft onlangs een mededeling over de financiële participatie van werknemers

goedgekeurd. 65 Een ondernemende instelling onder het personeel kan nog meer worden

gestimuleerd door de financiële participatie gepaard te laten gaan met een grotere invloed van

de werknemers in het besluitvormingsproces van de onderneming. 66

Industriële districten

Het economische landschap in Italië wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een

veelheid van industriële districten (clusters), d.w.z. agglomeraties van kleine ondernemingen die in één sector gespecialiseerd zijn. De districten combineren concurrentie en samenwerking tussen de bedrijven om hun algemene prestaties te verbeteren. Op nationaal niveau is er een wet inzake industriële districten, terwijl de ondersteuning en de beleidsmaatregelen meestal op regionaal niveau worden ontwikkeld (bv. Veneto, Lombardije, Emilia-Romagna). Om hun kwaliteit en effectiviteit te verbeteren, is een aantal districten

64 ‘European Business Survey’, Grant Thornton, 2002.

65 ‘Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s - Een kader voor de bevordering van de financiële participatie van werknemers’, COM(2002) 364 definitief i, 5.7.2002.

66 ‘Shared modes of Compensation and Firm Performance: UK Evidence’, Martin J. Conyon en Richard B. Freeman (LSE en Harvard).

georganiseerd in de ‘Club dei Distretti Industriali’, die 40% van alle districten vertegenwoordigt, of 30 000 ondernemingen en 250 000 arbeidsplaatsen. De Club streeft ernaar een netwerk van Italiaanse en buitenlandse industriële districten tot stand te brengen voor de uitwisseling van informatie, de bevordering van de toegang tot onderzoek en de vertegenwoordiging van de belangen van de districten.

Er moeten voor het MKB betere voorwaarden worden gecreëerd om te internationaliseren. Terwijl in de enquête van de Europese Waarnemingspost voor het MKB ongeveer een derde van de kmo’s meldde dat hun internationale zakencontacten de laatste vijf jaar waren toegenomen, kwam de European Business Survey tot de constatering dat de kans nu niet groter is dan tien jaar geleden dat zij in de ruimere interne markt zaken zullen doen. Kmo’s geven een voorkeur te kennen om onafhankelijk op te treden wanneer ze internationaliseren, maar doen toch een beroep op advies, via lokale en regionale netwerken, van andere,

hoofdzakelijke grote internationale ondernemingen, persoonlijke relaties en intermediairs. 67

Door de bevordering van regionale netwerken of clusters zouden ondernemers niet alleen worden geholpen om hun ervaring op het gebied van bedrijfsgroei uit te wisselen, maar ook om toegang te krijgen tot kennis, partners en advies.

Ondernemers moeten hun managementvaardigheden actualiseren en ontwikkelen om bij te blijven in een veranderende economie, maar lange werktijden maken het voor de meesten onder hen moeilijk om cursussen te volgen. Alternatieve leermiddelen zoals opleiding op

afstand voor managers 68 of mentorregelingen waarbij ondernemers van elkaar kunnen leren,

verdienen verdere aandacht. ICT-leermiddelen die op de behoeften van het MKB zijn toegesneden, moeten verder worden ontwikkeld om het begrip en de acceptatie van dergelijke leermiddelen bij ondernemers te stimuleren.

Als compensatie voor het gebrek aan persoonlijke expertise in de steeds meer gevarieerde vaardigheden die nodig zijn om een bedrijf te leiden, moeten ondernemers toegang hebben tot bedrijfsondersteuning van topkwaliteit. Momenteel maken minder dan 20% van de kleine

ondernemingen gebruik van door de overheid aangeboden ondersteunende diensten. 69 In het

algemeen moeten deze diensten hun klantgerichtheid, ICT-voorzieningen en professionele

normen verder ontwikkelen. 70 De Europese Commissie verleent reeds financiële steun via de

structuurfondsen teneinde verschillende typen bedrijfsondersteunende diensten te ontwikkelen.

vi. Intrapreneurship en corporate venturing

‘Intrapreneurship’ en ‘corporate venturing’ zijn doeltreffende middelen voor de ontwikkeling van ondernemingsprojecten die anders niet zouden worden geëxploiteerd.

De resultaten van O&O of innovatie in grote ondernemingen, universiteiten of onderzoekinstellingen, die zij zelf niet willen exploiteren, kunnen worden gecommercialiseerd via ‘spin-offs’, die door (ex-) werknemers worden beheerd: een praktijk die met de term

67 ‘Internationalisation of European SMEs’, gecoördineerd door het Institut fur Soziologie, Friedrich Schiller Universität Jena et al., april 2002.

68 Zie ook ‘A study and analysis of management training techniques for the Heads of SMEs’, particularly using the ICTs’, Europese Commissie, december 2000.

69 ‘Ondersteunende diensten voor microbedrijven, kleine bedrijven en eenmansbedrijven, eindverslag’, Europese Commissie, juni 2002.

70 ‘Werkdocument van de diensten van de Commissie - Bedrijfsondersteunende diensten van eerste klas creëren’ SEC(2001) 1937, Europese Commissie, 28.11.2001.

‘intrapreneurship’ wordt aangeduid. In Nederland bijvoorbeeld heeft in de afgelopen vijf jaar bijna een vierde van de grotere ondernemingen zijn werknemers geholpen bij het opzetten van hun eigen bedrijf. Hoewel de meeste ondernemingen positief staan tegenover

intrapreneurship, wordt het initiatief gewoonlijk aan de werknemers overgelaten. 71 Veel

werkgevers zorgen echter voor ondersteuning zodra de spin-off is gestart, bijvoorbeeld in de vorm van kennis, contacten, werk of financiering. Uit een vergelijking met andere kmo’s is

gebleken dat het niveau van innovatie en groei in spin-offs boven het gemiddelde lag. 72

Regionale netwerken ter bevordering van ondernemerschap

Het ‘EXIST-Programm’ in Duitsland werd door het bondsministerie van Onderwijs en

Onderzoek opgezet om de regionale samenwerking tussen universiteiten, technische hogescholen, het bedrijfsleven en andere partners te bevorderen. Het brengt spelers bij elkaar die anders niet zouden hebben samengewerkt, om een meer ondernemingsgezinde mentaliteit in instellingen voor hoger onderwijs en onderzoek te creëren, de overdracht van kennis te stimuleren en het potentieel aan ideeën en ondernemers te benutten. Dit moet leiden tot meer innovatieve starters en nieuwe arbeidsplaatsen.

Het is normaal dat ondernemingen van alle grootten samenwerken tot wederzijds profijt. Allianties tussen grote en kleine ondernemingen zijn van steeds groter belang, omdat op die manier wordt voorzien in de flexibiliteit die in de innovatieve economie is vereist, en in de kritische massa om op grotere schaal markten te veroveren. Grote ondernemingen krijgen toegang tot nieuwe markten, technologie en innovaties, en kleine ondernemingen kunnen profiteren van de betere toegang tot financiering, kennis en netwerken.

C. Naar een ondernemende samenleving

i. Een positievere houding tegenover ondernemerschap

De totstandbrenging van een ondernemende samenleving gaat iedereen aan. De houding tegenover ondernemingsinitiatief, en mislukking, moeten positiever worden gemaakt. Van cruciaal belang om dit te bereiken, zijn degenen van wie de ondernemers van nu en van morgen afhangen.

De Raad heeft erkend dat het de moeite loont ondernemerschap te bevorderen omdat vaardigheden en attitudes op het gebied van ondernemerschap voordelen voor de

maatschappij opleveren, zelfs buiten de toepassing ervan op bedrijfsactiviteiten. 73 Om

ondernemerschap te waarderen, moet de maatschappij succesvolle ondernemers naar waarde schatten en aanprijzen en mislukking tolereren. Een positieve houding tegenover ondernemerschap is bijzonder belangrijk bij degenen van wie de ondernemers van nu en van morgen afhangen, zoals scholen, universiteiten, investeerders, lokale gemeenschappen, regio’s, bedrijfsorganisaties, bedrijfsadviseurs en de media. Een van de manieren om een dergelijke positieve houding aan te moedigen, bestaat erin rolmodellen te presenteren met behulp van succesverhalen.

71 ‘Entrepreneurship in the Netherlands. New economy: new entrepreneurs!’, ministerie van Economische

Zaken en EIM, januari 2001.

72 ‘Spin off start-ups in the Netherlands: At first glance’, EIM, mei 2002.

73 ‘De concrete doelstellingen van de onderwijs- en opleidingsstelsels’ Raad van de Europese Unie, 5980/01 EDUC 23, 14.2.2001, en ‘Gedetailleerd werkprogramma voor de follow-up inzake de doelstellingen voor de onderwijs- en opleidingsstelsels in Europa’, goedgekeurd door de Raad en de Commissie, Raad van de Europese Unie, EDUC 27, 6365/02, 20.2.2002, en COM(2001) 501 definitief i.

Ondernemerschap voor het voetlicht

Luxemburg heeft prijzen ingesteld om succesvolle bedrijfsprojecten te belonen. Met de steun

van de Europese Commissie kent de Chambre des Métiers een prijs toe aan jonge ondernemers. Het ministerie dat bevoegd is voor gelijke kansen, kent een prijs toe aan succesvolle ondernemingen die door vrouwen worden geleid. Een prestigieuze prijs voor innovatieve bedrijfsprojecten mag op heel wat belangstelling rekenen bij het doelpubliek bestaande uit vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en jonge onderzoekers.

Leraren opleiden

De universiteit van Strathclyde in het VK biedt een programma aan om bij leraren een

positieve houding ten aanzien van ondernemerschap te bevorderen. De inhoud van het programma is flexibel en gericht op ‘al doende leren’. De taken omvatten het schrijven van een businessplan en het nemen van managementbeslissingen, met de steun van een mentor. De leraren leren over vaardigheden en attitudes op het gebied van ondernemerschap, maar ook hoe ze deze ervaring in hun school kunnen toepassen op het onderricht over ondernemen.

Ondanks aanwijzingen dat gefailleerde ondernemers van hun fouten leren en in hun volgende

bedrijf beter presteren, 74 worden ze geconfronteerd met het stigma van mislukking. Ze

worden geconfronteerd met een gebrek aan vertrouwen bij de consumenten en vaak verlangen

investeerders en zakenpartners aanvullende garanties. 75 45% van de Europese burgers gaf in

de Eurobarometerenquête aan dat ze minder geneigd zouden zijn een bestelling bij zo een bedrijf te plaatsen. Het zou beter zijn als de maatschappij gefailleerde ondernemers de kans zou geven om opnieuw te starten.

ii. De rol van ondernemerschap bij de verwezenlijking van sociale doelstellingen

De sociale economie en sociale ondernemingen passen bedrijfsprincipes en -efficiency toe om sociale en maatschappelijke doelstellingen te verwezenlijken. Dergelijke ondernemingen staan voor bijzondere uitdagingen wat betreft de toegang tot financiering, managementopleiding en advies.

De sociale economie bestaat uit ondernemingen, waaronder coöperaties, onderlinge maatschappijen, verenigingen en stichtingen, die als hoofddoel hebben diensten aan hun leden of aan een ruimere gemeenschap te verlenen. De ondernemingen in de sociale economie, die

in Europa bijna 8% van de arbeidsplaatsen in de particuliere sector leveren, 76 zijn vaak in

staat om te overleven en kwaliteitsdiensten te leveren in omstandigheden die door investeerders gestuurde ondernemingen minder lucratief zouden vinden. Gezien hun specifieke managementstructuren, aandeelhoudersgroepen en kapitaalstructuren moeten hun managers en leden van de raad van bestuur over aangepaste vaardigheden beschikken.

Veel lokale overheden trachten de positieve aspecten van de particuliere en de openbare sector te combineren om de efficiëntie bij de verstrekking van overheidsdiensten te vergroten. Dit verklaart voor een deel het toenemende belang van ‘sociale ondernemingen’, die

74 ‘Seminar over faillissement’, Europese Commissie en ministerie van Economische Zaken, Noordwijk, Nederland, 10-11 mei 2001.

75 ‘Bankruptcy and a fresh start’, Europese Commissie, augustus 2002.

76 7,92% van de bezoldigde civiele werkgelegenheid in voltijdequivalenten (1995-1997), ‘The Third System and Employment’, CIRIEC, 2000.

hoofdzakelijk sociale of maatschappelijke doelstellingen hebben en die nu in de Europese

Unie zorgen voor 3,5 miljoen arbeidsplaatsen. 77

IV. H OE HET VERDER MOET

A. Een gecoördineerde aanpak voor het ondernemerschapsbeleid

i. Coördinatie van het ondernemerschapsbeleid onder alle beleidsmakers

Ondernemerschap vereist vanwege zijn horizontale aard een gecoördineerde aanpak. Het beleid moet alle elementen van invloed binnen de relevante beleidsterreinen omvatten, zodat deze elkaar in hun werking onderling kunnen versterken. In overheidsinstellingen kunnen coördinerende diensten verbindingen tot stand brengen tussen verschillende departementen en regionale en lokale overheden, teneinde prioriteiten te bepalen en een coherente aanpak te verzekeren. De Europese Commissie zou op EU-niveau een coördinerende rol kunnen spelen.

Een gecoördineerde aanpak

In Nederland werd een gecoördineerde aanpak ten aanzien van ondernemerschap

geïntroduceerd, waarbij er interactie is tussen verschillende regeringsdepartementen, overheidsdiensten en ondernemers. Het werd van cruciaal belang geacht de regio’s erbij te betrekken, die direct te maken hebben met de uitvoering van het ondernemerschapsbeleid. De regio’s kwamen met het ministerie van Economische Zaken overeen om gezamenlijk maatregelen te nemen inzake kernthema’s, zoals het stimuleren van de ondernemingszin in het hoger onderwijs en het vergemakkelijken van de ontwikkeling van geïntegreerde ondersteunende diensten.

ii. Leren van de beste praktijken

In veel aspecten van ondernemerschap presteren sommige lidstaten beter dan andere en zouden zij als inspiratiebron kunnen fungeren. De Europese Commissie helpt de lidstaten om van elkaar te leren op basis van de ‘open coördinatiemethode’, waarbij de Commissie platforms voor de lidstaten creëert waar zij goede praktijken en benchmarks kunnen uitwisselen.

Nog andere benchmarkacties zouden kunnen worden overwogen op gebieden die als vitaal zijn aangemerkt voor de bevordering van ondernemerschap. Het mag niet uit het oog worden verloren dat de verschillende nationale en regionale contexten een invloed zullen hebben op de doelmatigheid van beleidsmaatregelen, en bij het bepalen van de prioriteiten of het uitvoeren van beleid moet een land of regio rekening houden met zijn specifieke context. Gemeenschappelijke richtsnoeren moeten aan de nationale of regionale omstandigheden worden aangepast. Aangezien de beschikbaarheid van vergelijkbare en relevante indicatoren een voorwaarde is voor het succes van dergelijke acties, heeft de Commissie zich voorgenomen de ontwikkeling van de nodige statistische gegevens actief te coördineren.

1Þ Wat moeten de hoofddoelstellingen zijn voor een agenda voor ondernemerschap in de Europese Unie en hoe moeten deze aan andere politieke ambities worden gerelateerd? Hoe kunnen wij een model voor ondernemerschap in een uitgebreid Europa bouwen?

77 ‘Researching social enterprise’, David Smallbone et al., de Britse Small Business Service.

B. Drie pijlers voor actie op weg naar een ondernemende samenleving

i. Wegruimen van belemmeringen voor bedrijfsontwikkeling en -groei

Met betrekking tot de tijd en de kosten die gemoeid zijn met het opzetten van een bedrijf, zijn Europese benchmarks vastgesteld die de regeringen moeten halen. Daarbij moeten ze ervoor zorgen dat het publiek op de hoogte wordt gebracht van hun inspanningen om de belemmeringen voor starters te verminderen.

Tijdens de momenteel lopende werkzaamheden ter verbetering van de werking van de interne markt en ter vermindering van de bureaucratie moeten verder barrières voor zakendoen worden geslecht en moet het principe ‘eerst aan de kleintjes denken’ worden bevorderd. Ook moeten de inspanningen worden opgevoerd om de toegang tot financiering en geschoolde arbeidskrachten te verbeteren. Ondernemers moeten worden ondersteund bij de ontwikkeling van de nodige vaardigheden om hun bedrijf aan de veranderende omstandigheden aan te passen. Door ervaring uit te wisselen en samen te werken, in clusters of netwerken, kunnen ondernemers gemakkelijker inspiratie opdoen, advies inwinnen, toegang krijgen tot technologie en kennis, of partners vinden. De aanmoediging van netwerken zou bijzonder doeltreffend kunnen zijn voor de ondersteuning van bepaalde sectoren of groepen ondernemers, zoals etnische ondernemers.

2Þ Hoe kunnen wij de beschikbaarheid van financiële middelen verbeteren (fiscale maatregelen, openbare-particuliere partnerschappen, sterkere balansen, garanties) en welke alternatieven voor bankleningen moeten worden bevorderd (financiering door business angels, leasing, factoring en microleningen van niet-bancaire leningverstrekkers)? Hoe kunnen ondernemers worden ondersteund bij het aantrekken van externe financiering?

3Þ Welke factoren belemmeren het meest de groei ((gebrek aan) wederzijdse erkenning en EU-regels of de (niet-) uitvoering ervan op nationaal niveau, nationale fiscale voorschriften of de situatie op de arbeidsmarkten)? Welke maatregelen zijn het best geschikt voor het ondersteunen van groei en internationalisering (handelsmissies, marktanalyses, cluster- en netwerkvorming, informatie- en adviesdiensten)?

4Þ Wil men komen tot ondernemingen van hoge kwaliteit, welke opleiding en ondersteuning moeten dan worden aangeboden voor startende bedrijven (basisopleiding - verplicht of vrijwillig, starterscentra, mentoring) en voor bedrijfsontwikkeling (netwerken, cursussen, mentoring, leren op afstand, bv. e-learning)? Moeten diensten worden aangeboden die zijn afgestemd op de behoeften van specifieke groepen (vrouwen, etnische minderheden, werklozen of sociaal achtergestelde personen) of bedrijven (kennisgebaseerde activiteiten)? Moet de kwaliteit van de verstrekking van ondersteunende diensten worden verbeterd (door middel van ICT’s, professionele normen)?

5Þ Zijn de belemmeringen en stimulansen voor bedrijfsontwikkeling en -groei in de Europese Unie dezelfde als voor ondernemers in de kandidaat-lidstaten, en zijn er met het oog op de aanstaande uitbreiding specifieke maatregelen in de kandidaat-lidstaten nodig?

ii. Risico’s en beloningen van ondernemerschap met elkaar in evenwicht brengen

Het nemen van risico’s moet worden beloond, veeleer dan gestraft. De voorschriften inzake sociale zekerheid en belastingen moeten opnieuw worden bekeken in het licht van hun effecten op de bereidheid van ondernemers om het risico aan te gaan een bedrijf te starten of te laten groeien. De overname van een bestaande onderneming moet worden aangemoedigd en het potentieel van ‘intrapreneurship’ zou verder kunnen worden onderzocht. Om de negatieve effecten van een faillissement te verlichten, moeten passende maatregen worden overwogen, zoals de kwijtschelding van schulden op een vroeger tijdstip, het behoud van bepaalde activa of de opheffing van bepaalde beperkingen inzake faillissementen.

6Þ Wat kunnen de EU-lidstaten doen om het evenwicht tussen risico en beloning gunstiger te maken voor de bevordering van ondernemerschap (de negatieve effecten van een faillissement verlichten, meer sociale zekerheid aanbieden voor ondernemers, de belastingdruk verminderen, door minder administratie of lagere tarieven)?

7Þ Hoe kunnen meer potentiële ondernemers worden aangemoedigd om de overname van een bedrijf veeleer dan het starten van een nieuw bedrijf in overweging te nemen (databanken of markten van kopers en verkopers, speciale opleiding voor familiebedrijven, buy-outs door managers of werknemers)?

8Þ Hoe kunnen spin-offs aantrekkelijker worden gemaakt (management buy-outs, promotie, gespecialiseerd advies, fiscale of andere bepalingen voor werknemers en hun werkgevers tijdens het opstarten van een bedrijf)?

iii. Een samenleving die ondernemerschap waardeert

Hoewel veel mensen zeggen dat ze graag ondernemer zouden worden, beschikken velen niet over het nodige zelfvertrouwen en de vaardigheden om hun ambitie te verwezenlijken. Jonge mensen moeten kennis kunnen maken met ondernemerschap en worden ondersteund, samen met hun opleiders, bij de ontwikkeling van ondernemersvaardigheden. Er zouden campagnes kunnen worden opgezet om rolmodellen en succesverhalen te presenteren waardoor ondernemers voor het voetlicht worden gehaald en de voordelen die zij de samenleving verschaffen, in het licht worden gesteld. Daarbij moet de aandacht in het bijzonder worden gericht op degenen die een vooraanstaande rol spelen bij de ondersteuning van potentiële ondernemers, zoals scholen, universiteiten, investeerders, lokale gemeenschappen, regio’s, bedrijfsorganisaties, adviseurs en de media.

9Þ Hoe kan onderwijs de ontwikkeling van het bewustzijn en de vaardigheden ondersteunen die nodig zijn om een ondernemingsgerichte mentaliteit en ondernemersvaardigheden te ontwikkelen (ondernemerschapsopleiding als onderdeel van het leerprogramma van scholen, ondernemers voor de klas brengen, leerlingstelsel voor studenten zodat deze samen met ervaren ondernemers kunnen werken, meer ondernemerschapsopleiding aan universiteiten, meer MBA-programma’s, ondernemerschapsopleiding combineren met onderzoekprogramma’s van de overheid)?

10Þ Wat kunnen bedrijfsorganisaties, de media en de overheid doen om ondernemerschap te bevorderen (rolmodellen, campagnes in de media, open dagen van ondernemingen, instellen van prijzen voor ondernemers) en op welk niveau (Europees, nationaal, regionaal of lokaal)?

 
 
 
 

3.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.