Het voorzorgsbeginsel - Hoofdinhoud
Contents
Documentdatum | 17-06-2008 |
---|---|
Publicatiedatum | 22-01-2013 |
Kenmerk | 10821/08 |
Van | Working Party on General Affairs |
Aan | Permanent Representatives Committee/Council |
Externe link | originele PDF |
Originele document in PDF |
RAAD VAN PUBLIC Brussel, 17 juni 2008 (19.06)
DE EUROPESE UNIE (OR. en)
10821/08
LIMITE
PE-QE 454
ONTWERP-ANTWOORD OP SCHRIFTELIJKE VRAAG
E-2486/08 van Glenis Willmott (PSE) van: de Groep algemene zaken aan: het Comité van permanente vertegenwoordigers/de Raad Betreft: "Het voorzorgsbeginsel"
-
1.De delegaties treffen hierbij aan:
-
-de tekst van de schriftelijke vraag;
-
-het op 13.6.2008 door de Groep algemene zaken opgestelde ontwerp-antwoord.
-
-
2.Dit ontwerp-antwoord wordt ter goedkeuring voorgelegd aan het Comité van permanente
vertegenwoordigers (1e deel) en aan de Raad.
________________________
10821/08 van/LEP/rb 1 SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2486/08 van Glenis Willmott (PSE) aan de Raad
Betreft: Het voorzorgsbeginsel
Het voorzorgsbeginsel werd geïntroduceerd in artikel 174, lid 2, van het Verdrag van Maastricht. Hierin wordt bepaald dat de Gemeenschap in haar milieubeleid streeft naar een hoog niveau van bescherming en dat dit onder andere berust op het voorzorgsbeginsel. Dit is door de Europese rechtbanken geïnterpreteerd als:
" ... een algemeen beginsel van gemeenschapsrecht, dat de bevoegde autoriteiten verplicht passende maatregelen te nemen om een aantal potentiële gevaren voor de volksgezondheid, de veiligheid en het milieu te voorkomen, waarbij aan de vereisten in verband met de bescherming van deze belangen voorrang moet worden verleend boven economische belangen. Voorzover de gemeenschapsinstellingen op alle gebieden waarop zij optreden, verantwoordelijk zijn voor de bescherming van de volksgezondheid, de veiligheid en het milieu, kan het voorzorgsbeginsel immers worden beschouwd als een autonoom beginsel dat voortvloeit uit bovengenoemde bepalingen van het Verdrag." (T-74/00 Artegodan)
Kan de Raad aangeven of hij vindt dat het voorzorgsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 174 van het Verdrag, op voldoende hoog niveau wordt toegepast bij het formuleren en uitvoeren van EU- milieuwetgeving?
Kan de Raad voorbeelden geven van situaties waar het voorzorgsbeginsel een duidelijk verschil heeft gemaakt bij zijn overweging en bespreking van wetgevingsvoorstellen?
________________________
ANTWOORD op schriftelijke vraag E-2486/08 van Glenis Willmott (PSE)
Zoals het geacht Parlementslid in de door haar gestelde vraag betoogt, liggen het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron dienen te worden bestreden, en het beginsel dat de vervuiler betaalt, aan het fundament van het milieubeleid. Bij het bepalen van haar beleid op milieugebied houdt de Gemeenschap rekening met de beschikbare wetenschappelijke en technische gegevens, de milieuomstandigheden in de onderscheiden regio's van de Gemeenschap, de voordelen en lasten die kunnen voortvloeien uit optreden, onderscheidenlijk niet-optreden, de economische en sociale ontwikkeling van de Gemeenschap als geheel en de evenwichtige ontwikkeling van haar regio's.
Zodoende wordt het voorzorgsbeginsel door de Raad en de overige Gemeenschapsinstellingen terdege in acht genomen bij de formulering en de toepassing van het milieubeleid. Politieke richtsnoeren voor de interpretatie en de toepassing van het voorzorgsbeginsel zijn ook vervat in de resolutie van de Raad inzake het voorzorgsbeginsel (conclusies van het voorzitterschap, bijeenkomst van de Europese Raad van 7, 8 en 9 december 2000 in Nice). Bovendien dient de rechtspraak van het Hof van Justitie en van het Gerecht van eerste aanleg als referentie voor de correcte interpretatie en toepassing van het in artikel 174, lid 2, van het VEG bedoelde voorzorgsbeginsel.
In tal van belangrijke communautaire wetgevingsbesluiten wordt expliciet naar het voorzorgsbeginsel verwezen. Voorbeelden hiervan zijn de preambule en artikel 1 van de REACH-
Verordening 1 en de Richtlijn ftalaten in speelgoed en kinderverzorgingsartikelen 2 . Het voorzorgsbeginsel
wordt ook aangehaald in de preambule van de onlangs overeengekomen Kaderrichtlijn
mariene strategie 3 .
________________________
1 Verordening (EG) nr. 1907/2006 i van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006
inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen, PB L 136 van 29.5.2007, blz. 3-280.
2 Richtlijn 2005/84/EG i van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2005 houdende de
tweeëntwintigste wijziging van Richtlijn 76/769/EEG i van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (ftalaten in speelgoed en kinderverzorgingsartikelen), PB L 344 van 27.12.2005, blz. 40-43.
3 Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 december 2007 betreffende het gemeenschappelijk
standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu.