Uitspraak Europees Hof in SGP-zaak stelt teleur

Met dank overgenomen van S.Ch. (Sophie) van Bijsterveld i, gepubliceerd op dinsdag 24 juli 2012, 15:05.

Het Europees Hof voor de rechten van de mens in Straatsburg heeft gesproken in de SGP-zaak en de conclusie laat niets te raden over: de klacht van de SGP is met een paar korte zinnen afgewezen als kennelijk ongegrond en daarmee niet-ontvankelijk. Niet alleen dat. In het voetspoor van de Nederlandse Hoge Raad stelt stelt het unanieme Hof zelfs dat het SGP-standpunt onaanvaardbaar is. Dat standpunt houdt in dat het geen vrouwen op de eigen kieslijst plaatst vanwege de Bijbels-geïnspireerde overtuiging dat het uitoefenen van gekozen politieke functies in strijd is met de roeping van de vrouw.

Moeten wij gelukkig zijn met de SGP-uitspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens? Het antwoord is ronduit: nee. Zowel in de einduitkomst als de manier van argumentatie stelt het Hof teleur.

In de ogen van het Hof is het bijna kinderlijk eenvoudig: dat het SGP-standpunt onaanvaardbaar is, vloeit volgens het Hof natuurlijkerwijze voort uit het kiesrecht in combinatie met het recht op gelijke behandeling. Het Hof herhaalt zichzelf in enkele eerdere uitspraken waar het stelt dat ‘democratie een fundamenteel kenmerk is van de Europese openbare orde’ en dat het Europees Verdrag bedoeld was om de idealen en waarden van de democratie te bevorderen. Ook verwijst het naar het feit dat volgens het verdrag beperkingen op rechten alleen mogelijk zijn wanneer die ‘in een democratische samenleving nodig’ zijn.

De redenering heeft iets van een cirkel: het belang van democratie wordt onderbouwd met een verwijzing naar het belang van democratie. Maar dàt democratie belangrijk is, wordt niet bestreden. Ook de SGP neemt deel als politieke partij deel aan het democratische proces. Waar het om gaat is, hoe stellen wij ons die democratie voor? Betekent het dat alleen aan het democratisch proces mag worden meegedaan wanneer eerst een filtering van standpunten heeft plaats gevonden? Of is het zo dat de democratie vereist dat de stemmen van uiteenlopende politieke overtuigingen gehoord mogen worden en dat via de democratie (verkiezingen) bepaald wordt welke partijen in welke sterkte en met welke gekozenen uiteindelijk in het parlement vertegenwoordigd worden?

Hoe verfrissend was de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Die moest in 2007 oordelen over de rechtmatigheid van de stopzetting van de landelijke subsidie aan de SGP. De Afdeling had wèl oog voor deze nuance en oordeelde met het veel dwingender geformuleerde VN-Vrouwenverdrag in de hand dat er bij de toepassing van dat verdrag door de staat ruimte was voor een afweging in elk speciaal geval. Dat leidde haar ertoe de SGP in het gelijk te stellen. Volgens de Afdeling ging het hier niet alleen om de bijzondere belangen van de uiteenlopende partijen, maar was ook het algemeen belang van ‘een afdoende vertegenwoordiging van het gehele electoraat’ in het spel. Daarmee plaatste de Afdeling het vraagstuk in een bredere context dan alleen die van een strijd tussen gelijke behandeling en kiesrecht als mensenrecht aan de ene kant en de vrijheden van godsdienst en vereniging aan de andere. Het Hof gaat aan die invalshoek voorbij.

Het Europees Hof verwijst naar twee eerder ontwikkelde voorwaarden waaronder een politieke partij de eigen politieke doelen mag nastreven: de middelen om de doelen te bereiken moeten rechtmatig en democratisch zijn; en de veranderingen die worden voorgesteld, moeten zelf verenigbaar zijn met de fundamentele democratische beginselen. Maar ook hier wordt begrip democratie toegelicht met een verwijzing naar de democratie. Ook blijft de redenering weer abstract. Het Hof gaat in het geheel niet na wat dit in het geval van de SGP betekent.

In wezen geeft het Hof met de twee voorwaarden antwoord op een klassiek dilemma: mag de democratie omver worden geworpen via democratische middelen? Maar dit dilemma is hier niet aan de orde. Het Hof verwijst bij de formulering van de twee voorwaarden naar zijn uitspraak in de Turkse Refah Partisi-zaak. Deze op islamitische grondslag gebaseerde politieke partij (in het Nederlands: de Welvaartspartij) had in korte tijd zowel lokaal als nationaal een stormachtige ontwikkeling had doorgemaakt. Zij was ontbonden door het Turkse Hooggerechtshof en haar bezittingen waren verbeurd verklaard. Het Turkse Hof nam die maatregel omdat de partij in zijn ogen een ‘centrum van activiteit tegen het Turkse grondwettige beginsel van secularisme’ was. De partij wilde volgens de uitspraak de grondwettige orde omverwerpen; sommige van haar leiders zinspeelden op eventueel gebruik van geweld of de invoering van een islamitisch theocratisch systeem. In de uitvoerige inhoudelijke uitspraak die was toegespitst op de feiten en omstandigheden van die zaak achtte het Europees Hof het oordeel van de hoogste Turkse rechter gerechtvaardigd. Daarbij speelde bij de beoordeling van het hele feitencomplex nog een belangrijke rol dat er sprake was van een ‘acuut gevaar’.

Wat verder te denken van de opmerking die het Hof na het citeren van die twee voorwaarden maakt dat een politieke partij die geïnspireerd is door morele waarden ‘opgelegd’ door een religie (imposed by a religion) niet als ‘intrinsiek vijandig’ aan de fundamentele beginselen van de democratie kan worden gezien, mits het aan die voorwaarden voldoet? Het Hof doet hiermee wel erg weinig recht aan de vele schakeringen van confessionele politieke partijen die Europa kent.

Het Hof concludeert dus dat het SGP-standpunt onaanvaardbaar is op grond van het kiesrecht in combinatie met het recht op gelijke behandeling. In laatste artikel staat ook dat geen onderscheid gemaakt mag worden naar geloof en taal. Betekent dit dat de SGP personen op de kieslijst moet toelaten die een ander geloof aanhangen of ten enenmale de Nederlandse taal niet machtig zijn? Ik kan het mij haast niet voorstellen. Het artikel noemt ook ras of geboorte als verboden discriminatiegronden; daar ligt de zaak duidelijk anders. Maar waarom gelijke behandeling van mannen of vrouwen bij de ene of andere categorie hoort, is niet bij voorbaat duidelijk. Dit vereist argumentatie. Zeker nu dit standpunt uit een geloofsovertuiging voortvloeit. De vermelding dat gelijke behandeling van mannen en vrouwen een belangrijke beleidsdoelstelling is in de landen van de Raad van Europa en de Raad van Europa zelf is niet toereikend. Evengoed kan men zeggen dat de SGP met haar specifieke overtuiging een eigen bijdrage levert aan de discussie over kwesties van rolverdelingen tussen man en vrouw. En zijn mensenrechten niet bedoeld om ook tegenwicht te kunnen bieden tegen de heersende meerderheid?

Net zo goed als achter het begrip democratie een enorme rijkdom en complexiteit schuil gaat, is de uitleg en toepassing van mensenrechten lang niet altijd zo eenduidig als zij op het eerste gezicht lijkt te zijn. Het feit dat in Nederland twee hoogste rechtscolleges, namelijk de Hoge Raad en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, in deze zaak uiteenlopende oordelen hebben geveld, is veelzeggend. Juist het Europees Hof had zich in de SGP-zaak daarvan rekenschap moeten geven en dit had het ertoe moeten leiden de zaak inhoudelijk ter hand te nemen en niet met een kennelijke ongegrondheid af te doen.

Het is uiteraard niet makkelijk om Europa-wijd te oordelen in zaken en situaties die sterk uiteenlopen. Juist voor het Hof is het zaak voor de nuances en verschillen gevoel te hebben. Fundamentele vraagstukken van de democratie en de verhouding van democratie en mensenrechten zoals in deze zaak aan de orde zijn en majeure consequenties hebben voor het functioneren van het democratisch bestel, kunnen niet met een paar pennestreken worden afgedaan. Dat doet het Europees Hof. Daarmee en in zijn abstractie is het een uiterst teleurstellende uitspraak. Als Europese burgers verdienen wij van een Europees Hof voor de rechten van de mens in belangrijke kwesties als deze meer dan een paar abstracte one-liners.

Een verkorte versie van deze tekst is verschenen in Trouw (dinsdag 24 juli 2012): ‘Uitspraak Europees Hof over SGP is te abstract’: Opinie in Trouw.