Opinie Sjoerd in NRC: 'Wie bijstand krijgt, heeft plicht iets terug te doen'

Met dank overgenomen van S.C.C.M. (Sjoerd) Potters i, gepubliceerd op maandag 6 januari 2014, 2:17.

Ga ochtendje koffieschenken in verzorginghuis, vindt Sjoerd Potters

Gemeenten kunnen van mensen die een bijstandsuitkering ontvangen een tegenprestatie eisen. Per 1 juli 2014, zo staat in de nieuwe Wet Werk en Bijstand, zijn gemeenten dat zelfs verplicht. Zo kunnen bijstandsgerechtigden

alsnog meedraaien in de maatschappij.

Een uiterst sociale regeling dus, maar tot mijn verbazing ziet de Groningse hoogleraar sociale zekerheid Gijsbert Vonk dat anders. "Het onderscheid tussen criminelen met een taakstraf en bijstandsgerechtigden dreigt te vervagen. Er klinken duistere ondertonen door in het beleid, alsof we mensen in de bijstand willen laten paraderen als de zondebokken van een verzorgingsstaat in crisis", zei hij 24 december in de Volkskrant.

Het gaat niet om stigmatiseren, maar juist om het doorbreken van de vanzelfsprekendheid dat je in de bijstand niet deelneemt aan de samenleving. Juist dan is het belangrijk dat je er alles aan doet om eruit te komen, want langdurige bijstand verkleint je kansen op werk enorm. Velen zullen zelf een tegenprestatie willen leveren. Anderen die niet willen, moeten stevig aangespoord worden en eventueel gekort worden. Het leveren van tegenprestaties houdt de solidariteit tussen werkenden en niet-werkenden in stand. En het houdt de sociale zekerheid betaalbaar. Dat heeft dus allemaal niets met ‘het paraderen als zondebokken’ te maken.

Het kabinet, onder leiding van premier Rutte, is hard bezig om de arbeidsmarkt te moderniseren. Zo wordt, conform de wens van de VVD, het ontslagrecht eenvoudiger, sneller en goedkoper. Dit bevordert de broodnodige mobiliteit op de arbeidsmarkt. Voor een arbeidsmarkt die klaar is voor de toekomst, hebben wij iedereen hard nodig. We hebben de komende jaren immers te maken met een afname van de beroepsbevolking. Dat betekent dat iedereen die kan werken wat de VVD betreft ook aan de slag moet.

Bijstand is een tijdelijk laatste vangnet, opgebracht door de belastingbetaler, door mensen die zelf hard aan het werk zijn. Zit je in de bijstand, dan moet je werken aan een dagritme, je sociale netwerk onderhouden of liever uitbouwen. Aan potentiële werknemers moet je laten zien dat je niet te beroerd bent om de handen uit de mouwen te steken. Denk aan een ochtendje koffieschenken in een verzorgingstehuis, boodschappen doen voor mensen met een beperking, sportactiviteiten organiseren voor jongeren of - als dat nodig is - sneeuwschuiven.

Volgens de wet moet het gaan om kortstondige activiteiten, beperkt in omvang en in tijdsduur. Dat betekent dus niet dat iemand veertig uur in de week in touw is, maar in de regel eerder zestien uur. De tegenprestatie moet immers de inspanningen om een baan te vinden, zoals actief zoeken naar werk en solliciteren, niet in de weg staan.

Voor de VVD geldt nog een ander belangrijk punt. Het leveren van een tegenprestatie in de vorm van onbetaald werk mag niet tot gevolg hebben dat bedrijven onbetaalde krachten aannemen in plaats van te zorgen voor betaalde banen. Het mag dus niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt van betaald werk door onbetaald werk.

Australië kent het ‘Work for the Dole’- programma, waarin uitkeringsgerechtigden zelf aan het roer staan: ze organiseren hun eigen tegenprestatie, en dat motiveert. Nederland zou daar een voorbeeld aan kunnen nemen. Gemeenten als Lingewaard, Spijkenisse, Rotterdam, Deventer en Vlagtwedde lopen overigens voorop in het uitvoering geven aan tegenprestaties. Met de aanscherping van de Wet Werk en Bijstand is het de bedoeling dat andere gemeenten volgen. Het leveren van een tegenprestatie doe je vooral voor jezelf, maar dat je ondertussen iets terugdoet voor de samenleving, is winst voor iedereen.

Dit artikel is verschenen in het NRC Handelsblad van maandag 6 januari 2014 op pagina 16 & 17