Brief Europese Commissie; Reactie op het subsidiariteitsbezwaar van de Tweede Kamer - EU-voorstel: Richtlijn procedurele waarborgen verdachte of beklaagde kinderen COM (2013) 822

Deze brief is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 33831 - EU-voorstel: Richtlijn procedurele waarborgen verdachte of beklaagde kinderen COM (2013) 822.

1.

Kerngegevens

Officiële titel EU-voorstel: Richtlijn procedurele waarborgen verdachte of beklaagde kinderen COM (2013) 822 ; Brief Europese Commissie; Reactie op het gemotiveerd advies van de Tweede Kamer over het EU-voorstel: Richtlijn procedurele waarborgen verdachte of beklaagde kinderen COM (2013) 822
Document­datum 28-05-2014
Publicatie­datum 28-05-2014
Nummer KST338313
Kenmerk 33831, nr. 3
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2013–2014

33 831

EU-voorstel: Richtlijn procedurele waarborgen verdachte of beklaagde kinderen COM (2013) 822 i

Nr. 3

BRIEF VAN DE EUROPESE COMMISSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Brussel, 15 mei 2014

De Commissie dankt de Tweede Kamer voor haar gemotiveerd advies over het voorstel van de Commissie voor een richtlijn betreffende procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure (COM (2013) 822 definitief i)1.

Het verheugt de Commissie dat de Tweede Kamer verklaart groot belang te hechten aan de zorgvuldige behandeling van kinderen die betrokken zijn bij een strafprocedure. Zij erkent dat het Nederlandse rechtsstelsel voorziet in een breed pakket regels met betrekking tot kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure.

De Commissie wil echter benadrukken dat de belangrijkste doelstelling van de voorgestelde richtlijn het waarborgen is van een doeltreffend minimumniveau van bescherming van kinderen die verdachte of beklaagde zijn in strafzaken in de EU. Het ontbreken van gemeenschappelijke normen beperkt het vertrouwen in de rechtsstelsels van de lidstaten. Dat belemmert weer de doeltreffende justitiële samenwerking tussen de lidstaten, hetgeen ten koste gaat van de versterking van de Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. Gezien de huidige diversiteit van de bestaande nationale wetgeving in de lidstaten met betrekking tot procedurele waarborgen voor kinderen, is het onwaarschijnlijk dat de lidstaten afzonderlijk gemeenschappelijke normen op EU-schaal kunnen opstellen voor de rechten met betrekking tot kinderen.

De Commissie wil benadrukken dat kinderen steeds vaker betrokken kunnen raken bij strafprocedures buiten hun eigen lidstaat. Dit geldt zowel voor kinderen die in Nederland wonen als voor kinderen die in een andere lidstaat wonen. Een groeiend aantal kinderen reist, sport of onderneemt sociale activiteiten in andere lidstaten of gaat naar het buitenland voor

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer onderwijs- en opleidingsprogramma’s. Voorts zijn er meer en meer EU-burgers, ook Nederlanders, die permanent buiten hun land van herkomst wonen, een tweede woning in een andere EU-lidstaat hebben of gedurende een bepaalde periode in het buitenland werken en hun gezin en kinderen meebrengen. Daardoor kunnen deze kinderen tijdens hun reis of verblijf in het buitenland betrokken raken bij strafprocedures. Het kan gebeuren dat zij tijdens een verblijf of reis in het buitenland of na terugkeer in hun eigen land worden vervolgd en in voorlopige hechtenis moeten worden genomen na de afgifte van een Europees aanhoudingsbevel. Nog afgezien van de complexiteit van strafrechtelijke procedures en de verschillen met betrekking tot de juridische cultuur, taal en andere aspecten, zijn kinderen extra kwetsbaar wanneer ze worden gescheiden van hun natuurlijke omgeving. Deze grensoverschrijdende dimensie is een reden te meer om te streven naar procedurele waarborgen voor deze verdachten of beklaagden op EU- niveau. De Europese Unie moet waarborgen dat de procedurele rechten bij strafprocedures vergelijkbaar zijn.

Hoewel er terzake een aantal internationale normen bestaat (zoals het VN-verdrag inzake de rechten van het kind), wil de Commissie benadrukken dat de bepalingen daarvan zeer algemeen zijn en slechts in beperkte mate betrekking hebben op strafprocedures. Bovendien zijn de meeste internationale normen niet bindend voor de lidstaten, maar voorzien zij in aanbevelingen of richtsnoeren2.

In het Europese rechtskader voorzien het Handvest en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in specifieke waarborgen3 en in het recht op een eerlijk proces in strafzaken4 voor alle verdachten en beklaagden. In de rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens zijn deze artikelen ook geïnterpreteerd in relatie tot kinderen. In veel gevallen is de toepassing van het Verdrag en de daarmee samenhangende jurisprudentie echter ad hoc ontwikkeld en leidt zij tot uiteenlopende interpretaties in de lidstaten. Daardoor is er nog steeds rechtsonzekerheid over de normen en rechten van kinderen bij strafprocedures en blijven deze rechten moeilijk toegankelijk.

Voorts voorzien de maatregelen op het gebied van de procedurele rechten die al zijn aangenomen in de EU niet in een algemene bescherming van kinderen. Hoewel Richtlijn 2010/64 i/EU betreffende het recht op vertolking en vertaling, Richtlijn 2012/13 i/EU betreffende het recht op informatie en Richtlijn 2013/48 i/EU betreffende het recht op toegang tot een advocaat en op communicatie bij aanhouding een aantal bepalingen bevatten betreffende kwetsbare personen en kinderen, voorzien zij niet in een algemene bescherming van kinderen gedurende de gehele strafprocedure.

Tot slot is voor wederzijdse erkenning en justitiële samenwerking in strafzaken wederzijds vertrouwen in de rechtsstelsels van andere lidstaten vereist. Als rechterlijke autoriteiten twijfelen aan de naleving van de rechten inzake een eerlijk proces door een andere jurisdictie en menen dat een verdachte of beklaagde wellicht niet voldoende bescherming kan krijgen of heeft gekregen, kunnen verzoeken om justitiële samenwerking

2 Richtsnoeren van de Raad van Europa over kindvriendelijke justitie, UN Beijing Rules.

3 Artikel 3 voorziet in het verbod van onmenselijke of vernederende behandelingen. Dit komt overeen met artikel 4 van het Handvest (het Handvest is van toepassing wanneer er een verband met het EU- recht kan worden gelegd).

4 Artikel 6 betreft het recht op een eerlijk proces en komt overeen met artikel 47 van het Handvest.

van die jurisdictie worden afgewezen of systematisch betwist, hetgeen in het laatste geval tot vertragingen leidt bij de justitiële samenwerking. Dit betekent bijvoorbeeld dat een kind niet wordt uitgeleverd op grond van een Europees aanhoudingsbevel, dat een rechter kan weigeren bewijzen te verzamelen waarom de gerechtelijke instanties in een andere lidstaat verzoeken en dat strafoverdracht wordt geweigerd, omdat de ontvangende lidstaat betwijfelt of de veroordeling op een eerlijk proces berust. Bevordering van het wederzijds vertrouwen door de vaststelling van gemeenschappelijke minimumnormen zal de werking van het systeem versoepelen en zowel afwijzingen als vertragingen helpen voorkomen.

De Commissie hoopt dat deze brief een antwoord biedt op de vragen en opmerkingen van de Tweede Kamer en ziet ernaar uit de politieke dialoog in de toekomst voort te zetten.

Met bijzondere hoogachting,

Johannes Hahn

Lid van de Commissie


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.