Ontwerpjaarverslag van de EU over mensenrechten en democratie in de wereld in 2014 - Hoofdinhoud
Documentdatum | 05-06-2015 |
---|---|
Publicatiedatum | 08-06-2015 |
Kenmerk | 9593/15 |
Van | General Secretariat of the Council |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Raad van de Europese Unie Brussel, 5 juni 2015
PUBLIC
(OR. en)
9593/15
LIMITE
COHOM 55 CFSP/PESC 211 CSDP/PSDC 319 FREMP 134 INF 108 JAI 425 RELEX 450
NOTA van: het secretariaat-generaal van de Raad aan: het Politiek en Veiligheidscomité Betreft: Ontwerpjaarverslag van de EU over mensenrechten en democratie in de
wereld in 2014
Voor de delegaties gaat hierbij het ontwerpjaarverslag van de EU over mensenrechten en democratie in de wereld in 2014, waaraan door de Groep rechten van de mens (Cohom) op 30 april 2015 de laatste hand is gelegd.
BIJLAGE
Inhoud
Voorwoord…………………………………………………………………………………........ 11 Overzicht .................................................................................................................................... 11 Uitvoering van EU-prioriteiten op mensenrechtengebied ......................................................... 14 Mensenrechten in alle onderdelen van het externe beleid ......................................................... 20 Democratie en de rechtsstaat ...................................................................................................... 22 Universaliteit bevorderen door actief te zijn op multilateraal en regionaal niveau ................... 23
I Mensenrechten en democratie in het hele EU beleid…………………………………….25 Mensenrechten opnemen in elke effectbeoordeling ................................................................... 25 Partnerschap met de civiele samenleving (met inbegrip van vrijheid van vereniging en
vergadering) ............................................................................................................................... 26
Regelmatige beoordeling van de uitvoering .............................................................................. 31
II Het bevorderen van het universele karakter van de mensenrechten…………………...31 Universele naleving.................................................................................................................... 31 Een cultuur van mensenrechten en democratie in het externe optreden van de EU .................. 32
III Op intern en internationaal niveau samenhangende beleidsdoelstellingen nastreven 34 Daadwerkelijke ondersteuning van de democratie .................................................................... 34 Een permanente instantie voor mensenrechten en democratie binnen de Raad van de EU ....... 36 Het beleid samenhangender maken ............................................................................................ 38 Respect voor economische, sociale en culturele rechten ........................................................... 39
IV De rechten van de mens in alle sectoren en instrumenten van het buitenlands beleid van de EU…………………………………………………………………………………..40
Naar een op rechten gebaseerde benadering van ontwikkelingssamenwerking ........................ 40 Handel gebruiken als instrument voor verbetering van mensenrechten .................................... 42 Mensenrechten een plaats geven bij conflictpreventie en crisisbeheersing ............................... 44 Mensenrechten integreren in terrorismebestrijding ................................................................... 47 Ervoor zorgen dat mensenrechten ten grondslag liggen aan de externe dimensie van het werk op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (VVR) .............................................................. 50 Mensenrechten bevorderen in de externe dimensie van werkgelegenheid en sociaal beleid .... 54
V Uitvoering van EU-prioriteiten inzake mensenrechten………………………………….57 Afschaffing van de doodstraf ..................................................................................................... 57 Het uitbannen van foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of
bestraffing .................................................................................................................................. 60 Doeltreffende steun voor mensenrechtenverdedigers ................................................................ 62 Bevordering en bescherming van kinderrechten ........................................................................ 64 Bescherming van de rechten van vrouwen en bescherming tegen gendergerelateerd geweld .. 67 Naleving van het internationaal humanitair recht (IHR) ........................................................... 72 Mensenrechten van LGBTI ........................................................................................................ 76 Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging ........................................................................... 77 Vrijheid van meningsuiting online en offline ............................................................................ 80 Uitvoering van de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten ..... 83 Rechtsbedeling ........................................................................................................................... 87 Reageren op schendingen: zorgen voor verantwoordingsplicht ................................................ 88
Betere eerbiediging van de rechten van personen die tot minderheden behoren (met inbegrip van de preventie van racisme en vreemdelingenhaat) ............................................................... 90 Een verbeterd beleid inzake inheemse volken ........................................................................... 92 Mensenrechten voor personen met een handicap ...................................................................... 94
VI Samenwerking met bilaterale partners…………………………………………………..96 Met maatwerk ter plaatse resultaat boeken ................................................................................ 96 Resultaat boeken door dialoog ................................................................................................... 97 Doeltreffend gebruik en interactie van EU-instrumenten voor extern beleid ............................ 99
VII Werken via multilaterale instellingen…………………………………………………...100 Bevorderen van doeltreffend multilateralisme ......................................................................... 100 Doeltreffende lastenverdeling in het kader van de VN ............................................................ 100 Verbeterde regionale mechanismen voor de mensenrechten ................................................... 105
VIII Bijdrage van het Europees Parlement aan het jaarverslag van de EU over mensenrechten en democratie in de wereld 2014………………………………………112
Doorlichting van het mensenrechtenbeleid van de EU door het Parlement ............................ 112 Mainstreamen van mensenrechten in de parlementaire commissies ....................................... 117 Ondersteuning van de democratie ............................................................................................ 126
De rol van delegatiebezoeken in de ondersteuning van mensenrechten en van de democratie .................................................................................................................................................. 129 Sacharov-prijs voor de vrijheid van denken en Sacharov-netwerk .......................................... 135
Landen- en regionale kwesties ............................................................................ 139
I Kandidaat- en potentiële kandidaat lidstaten……………………………………...…...139 Albanië ..................................................................................................................................... 140 Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië ................................................................. 142 IJsland ...................................................................................................................................... 142 Kosovo* ................................................................................................................................... 143 Montenegro .............................................................................................................................. 144 Servië ....................................................................................................................................... 144 Turkije ...................................................................................................................................... 145 Meerbegunstigdensteun ........................................................................................................... 146
II EER-EVA-landen………………………………………………………………………...147 Noorwegen ............................................................................................................................... 147 Zwitserland............................................................................................................................... 147 Andorra, Liechtenstein, Monaco en San Marino ..................................................................... 148
III Europees nabuurschapsbeleid…………………………………………………………..149 Armenië .................................................................................................................................... 149 Azerbeidzjan ............................................................................................................................ 151 Belarus ..................................................................................................................................... 153 Georgië ..................................................................................................................................... 157 Moldavië .................................................................................................................................. 159 Oekraïne ................................................................................................................................... 161 Egypte ...................................................................................................................................... 166 Israël ......................................................................................................................................... 170 Palestine* ................................................................................................................................. 172 Jordanië .................................................................................................................................... 174 Libanon .................................................................................................................................... 176 Syrië ......................................................................................................................................... 178 Tunesië ..................................................................................................................................... 179 Algerije..................................................................................................................................... 181 Marokko ................................................................................................................................... 184 Westelijke Sahara ..................................................................................................................... 186 Libië ......................................................................................................................................... 187
IV Rusland en Centraal-Azië…………………………………………………………………189 Rusland .................................................................................................................................... 189 Kazachstan ............................................................................................................................... 192 De Kirgizische Republiek ........................................................................................................ 194 Tadzjikistan .............................................................................................................................. 196 Turkmenistan ........................................................................................................................... 198 Oezbekistan .............................................................................................................................. 199
V Afrika……………………………………………………………………………………..202 Afrikaanse Unie (AU) - Gemeenschappelijke strategie Afrika-EU ......................................... 202 Angola ...................................................................................................................................... 203 Benin ........................................................................................................................................ 204 Botswana .................................................................................................................................. 205 Burkina Faso ............................................................................................................................ 207 Burundi .................................................................................................................................... 207 Kameroen ................................................................................................................................. 210 Kaapverdië ............................................................................................................................... 211 Centraal-Afrikaanse Republiek ................................................................................................ 212 Tsjaad ....................................................................................................................................... 214 Unie der Comoren .................................................................................................................... 215 Republiek Congo (Congo-Brazzaville) .................................................................................... 217 Ivoorkust .................................................................................................................................. 220 Democratische Republiek Congo............................................................................................. 221 Djibouti .................................................................................................................................... 223 Equatoriaal-Guinea .................................................................................................................. 224 Eritrea ....................................................................................................................................... 225 Ethiopië .................................................................................................................................... 227 Gabon ....................................................................................................................................... 229 Gambia ..................................................................................................................................... 230 Ghana ....................................................................................................................................... 232 Guinee ...................................................................................................................................... 234 Guinee-Bissau .......................................................................................................................... 235 Kenia ........................................................................................................................................ 236 Lesotho ..................................................................................................................................... 237 Liberia ...................................................................................................................................... 239 Madagaskar .............................................................................................................................. 241 Malawi ..................................................................................................................................... 243 Mali .......................................................................................................................................... 244 Mauritanië ................................................................................................................................ 245 Republiek Mauritius ................................................................................................................. 247 Mozambique............................................................................................................................. 248 Namibië .................................................................................................................................... 251 Niger......................................................................................................................................... 253 Nigeria ...................................................................................................................................... 255 Rwanda..................................................................................................................................... 256 Sao Tomé en Principe .............................................................................................................. 258 Senegal ..................................................................................................................................... 259 Seychellen ................................................................................................................................ 262 Sierra Leone ............................................................................................................................. 263 Somalië..................................................................................................................................... 264 Zuid-Afrika .............................................................................................................................. 266 Zuid-Sudan ............................................................................................................................... 268 Sudan ........................................................................................................................................ 269 Swaziland ................................................................................................................................. 271 Tanzania ................................................................................................................................... 272 Togo ......................................................................................................................................... 274 Uganda ..................................................................................................................................... 275 Zambia ..................................................................................................................................... 276 Zimbabwe................................................................................................................................. 277
VI Het Midden-Oosten en het Arabisch schiereiland……………………………………..280 Bahrein ..................................................................................................................................... 280 Iran ........................................................................................................................................... 282 Irak ........................................................................................................................................... 284 Koeweit .................................................................................................................................... 286 Oman ........................................................................................................................................ 287 Qatar ......................................................................................................................................... 287 Saudi-Arabië ............................................................................................................................ 288 Verenigde Arabische Emiraten ................................................................................................ 289 Jemen ....................................................................................................................................... 290
VII Azië…………………………………………………..……………………………………293 Afghanistan .............................................................................................................................. 293 Bangladesh ............................................................................................................................... 296 Bhutan ...................................................................................................................................... 298 Brunei ....................................................................................................................................... 299 Myanmar/Birma ....................................................................................................................... 300 Cambodja ................................................................................................................................. 303 De Volksrepubliek China ......................................................................................................... 305 Hongkong ................................................................................................................................. 307 Taiwan ...................................................................................................................................... 307 Mongolië .................................................................................................................................. 308 India ......................................................................................................................................... 309 Indonesië .................................................................................................................................. 310 Japan......................................................................................................................................... 311 Republiek Korea ...................................................................................................................... 312 Democratische Volksrepubliek Korea (DVK) ......................................................................... 314 Laos .......................................................................................................................................... 314 Maleisië .................................................................................................................................... 316 Maldiven .................................................................................................................................. 317 Nepal ........................................................................................................................................ 318 Pakistan .................................................................................................................................... 320 Filipijnen .................................................................................................................................. 323 Singapore ................................................................................................................................. 324 Sri Lanka .................................................................................................................................. 325 Thailand ................................................................................................................................... 326 Oost-Timor ............................................................................................................................... 328 Vietnam .................................................................................................................................... 329
VIII Oceanië ......……………………………………………………………………………….332 Australië ................................................................................................................................... 332 Fiji ............................................................................................................................................ 332 Nieuw-Zeeland ......................................................................................................................... 333 Papoea-Nieuw-Guinea ............................................................................................................. 334 Samoa ....................................................................................................................................... 335 Kleine eilandstaten in de Stille Zuidzee - Kiribati, Marshalleilanden, .................................... 336 Micronesia, Nauru, Palau, Tonga, Tuvalu, Cookeilanden, Niue ............................................. 336 Salomonseilanden .................................................................................................................... 338 Vanuatu .................................................................................................................................... 339
IX Noord-, Zuid- en Midden-Amerika……………………………………………………...340 Canada ...................................................................................................................................... 340 Verenigde Staten van Amerika (VS) ....................................................................................... 341
X Latijns-Amerika en het Caribisch gebied………………………………………………345 Antigua en Barbuda ................................................................................................................. 345 Argentinië................................................................................................................................. 345 Bahama's .................................................................................................................................. 346 Barbados................................................................................................................................... 347 Belize ....................................................................................................................................... 348 Bolivia ...................................................................................................................................... 349 Brazilië ..................................................................................................................................... 351 Chili .......................................................................................................................................... 352 Colombia .................................................................................................................................. 353 Costa Rica ................................................................................................................................ 355 Cuba ......................................................................................................................................... 356 Dominica .................................................................................................................................. 357 Dominicaanse Republiek ......................................................................................................... 358 Ecuador .................................................................................................................................... 360 El Salvador ............................................................................................................................... 361 Grenada .................................................................................................................................... 363 Guatemala ................................................................................................................................ 364 Guyana ..................................................................................................................................... 365 Haïti .......................................................................................................................................... 366 Honduras .................................................................................................................................. 368 Jamaica ..................................................................................................................................... 369 Mexico ..................................................................................................................................... 370 Nicaragua ................................................................................................................................. 373 Panama ..................................................................................................................................... 374 Paraguay ................................................................................................................................... 375 Peru .......................................................................................................................................... 375 Saint Kitts en Nevis ................................................................................................................. 377 Saint Lucia ............................................................................................................................... 377 Saint Vincent en de Grenadines ............................................................................................... 378 Suriname .................................................................................................................................. 379 Trinidad en Tobago .................................................................................................................. 380 Uruguay .................................................................................................................................... 381 Venezuela ................................................................................................................................. 383
Ontwerpjaarverslag van de EU over
mensenrechten en democratie in de wereld
in 2014
T HEMATISCH VERSLAG
Voorwoord
Overzicht
In 2014 bleef de EU vastberaden werken aan het bevorderen van eerbiediging van de mensenrechten in de wereld en het bepleiten van naleving van het internationaal humanitair
recht. Het strategisch kader en actieplan van de EU inzake mensenrechten en democratie 1 , die
in juni 2012 werden aangenomen, bleven de referentiedocumenten voor het externe beleid van de EU op dit gebied, en bevatten de leidende beginselen en voornaamste prioriteiten voor EU- optreden. Met deze documenten wordt beoogd de doeltreffendheid en de consistentie van het mensenrechtenbeleid van de EU te verbeteren, en mensenrechten en democratie centraal te stellen bij het externe optreden van de Unie. Het huidige actieplan liep eind 2014 af.
Tijdens de verslagperiode startte de Dienst voor extern optreden (EDEO) een breed overlegproces met andere EU-instellingen (Commissie, Raad en het Europees Parlement), lidstaten en relevante belanghebbenden (waaronder met name organisaties van het maatschappelijk middenveld en academische instellingen), om de voornaamste resultaten van het actieplan 2013/2014 te evalueren en een nieuw plan op te stellen. Een interne evaluatie door de EDEO en de Commissiediensten bevestigde dat het actieplan 2012/2014 een belangrijke hefboomfunctie voor de betrokkenheid van alle EU-actoren heeft gehad, en mensenrechtenoverwegingen in het volledige scala van externe beleidsmaatregelen van de EU heeft helpen integreren. Tevens moedigde het de instellingen en belanghebbenden als groep aan mensenrechtenvraagstukken op meer systematische wijze aan te pakken, en droeg het bij tot de zichtbaarheid en de verantwoordingsplicht van de EU. In het kader van het actieplan stroomlijnde de EU haar procedures (bijvoorbeeld via de oprichting van contactpunten voor de mensenrechten bij de EU-delegaties), stelde zij goede praktijken vast en ontwikkelde zij innovatieve instrumenten, zoals landenstrategieën op het gebied van de mensenrechten.
1 Zie Raad van de Europese Unie: Strategische kader en actieplan voor mensenrechten en democratie van de
Europese Unie, doc. 11855/12, van 25 juni 2012.
Mensenrechten in het EU-beleid
In 2014 voltooide de speciale vertegenwoordiger voor de mensenrechten van de EU (SVEU),
Stavros Lambrinidis, het tweede jaar van zijn ambtsperiode. De SVEU werkt onder het gezag van de hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter (HV/VV) en met de sturing van de ambassadeurs van het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) van de Raad, en in coördinatie met de EDEO, de Europese Commissie en het Europees Parlement.
Zijn kerntaak, zoals gedefinieerd in zijn mandaat, is de samenhang, doeltreffendheid en zichtbaarheid van de mensenrechten in het buitenlands beleid van de EU te vergroten. Hiertoe legde hij zich erop toe de EU op het vlak van de mensenrechten intensiever te doen samenwerken met haar strategische partnerlanden, onder meer door middel van bezoeken aan de Verenigde Staten, Brazilië en Mexico; op het opbouwen van betrekkingen met transitielanden en regionale partners, waaronder Myanmar/Birma, Pakistan en Egypte; op het vergroten van de zichtbaarheid van de EU en haar samenwerking met multilaterale en regionale mensenrechtenmechanismen, en op de samenwerking met en het slagvaardiger maken van het maatschappelijk middenveld. Tevens legde hij nadruk op het bevorderen van de kernprioriteiten van de EU, met name die welke tot uitdrukking zijn gebracht in de EU-richtsnoeren voor de mensenrechten, en op andere vraagstukken, zoals de vrijheid van meningsuiting offline en online, mensenrechten van vrouwen, een op mensenrechten gebaseerde aanpak van ontwikkeling, bestrijding van foltering, afschaffing van de doodstraf en bedrijfsleven en mensenrechten.
Via deze werkzaamheden, waaronder meer dan een dozijn bijeenkomsten op ministerieel niveau op het gebied van mensenrechten, onder meer met China, Bahrein, de DVRK en Zuid-Afrika, zette de SVEU zich in om de belangrijke werkzaamheden van de bestaande mensenrechtenstructuren van de EU en de lidstaten te ondersteunen en de voorwaarden te scheppen voor verdere diepgaande dialogen en resultaatgericht overleg met buitenlandse regeringen, internationale organisaties en het maatschappelijk middenveld over de hele wereld.
De EDEO werkte ook aan het stroomlijnen van de interne mechanismen en procedures, teneinde zijn optreden op mensenrechtengebied doeltreffender te maken. Dankzij de gecoördineerde werkzaamheden van de EU-delegaties, de missiehoofden, de EU-instellingen en de lidstaten zijn er door het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) 132 landenspecifieke mensenrechtenstrategieën goedgekeurd. De uitvoering van de landenstrategieën op mensenrechtengebied heeft geresulteerd in een intensievere samenwerking tussen de EU-delegaties en de ambassades van de lidstaten wat betreft mensenrechten en in beter gestructureerde, samenhangender mensenrechtendialogen.
In 2014 voerde de EU formele mensenrechtendialogen en overleg met 37 partnerlanden en regionale groepen, waaronder - voor het eerst - een mensenrechtendialoog met Myanmar/Birma. Voorts voerden vele van de 79 Afrikaanse, Caribische en Stille Zuidzeelanden die partij zijn bij de Overeenkomst van Cotonou een dialoog met de EU. Een minpunt is dat de mensenrechtendialoog met Rusland werd opgeschort en die met Azerbeidzjan werd uitgesteld. De EU bleef zich inspannen om het effect van de dialogen te vergroten en deze doeltreffender te maken, onder meer door het aanbrengen van koppelingen tussen de dialogen en andere beleidsinstrumenten, waarbij vervolgregelingen werden opgezet en alle individuele gevallen in de besprekingen aan bod kwamen. De meeste mensenrechtendialogen werden voorafgegaan door overlegvergaderingen met maatschappelijke organisaties in Brussel en in de betrokken landen, en werden gevolgd door nabesprekingen. De EU bleef openbaar een standpunt over mensenvraagstukken innemen via de verklaringen van de HV/VV of haar woordvoerder. Voor gevoeliger liggende gevallen is gedurende het jaar ook gebruik gemaakt van vertrouwelijke demarches.
De EDEO organiseerde regelmatige opleidingssessies over mensenrechten en democratie.
Tevens werd er een exercitie opgestart voor het in kaart brengen van de opleidingsprogramma's op het gebied van mensenrechten die door de lidstaten worden uitgevoerd, met als doel een overzicht van beste praktijken te verschaffen en mogelijke synergieën op te sporen. In september 2014 werd overeengekomen dat er een informeel netwerk van contactpunten voor opleiding betreffende mensenrechten en democratie in de EU-lidstaten zou worden opgericht. Om ervoor te zorgen dat mensenrechtenkwesties een integrerend deel van het werk van de EU-delegaties vormen, hadden alle delegaties en GVDB-missies en -operaties tegen eind 2014 contactpunten voor de mensenrechten en/of genderkwesties aangewezen. De Groep rechten van de mens van de Raad van de EU (COHOM), die zich bezighoudt met de mensenrechtenaspecten van de externe betrekkingen van de Europese Unie, stelde de strategische prioriteiten van de EU in mensenrechtenfora van de VN voor dit jaar vast, hetgeen bijdroeg tot het positieve resultaat van de EU-inspanningen in het kader van de VN.
In 2014 werd intensiever gewerkt aan het oplossen van problemen in verband met samenhang en consistentie tussen het interne en het externe mensenrechtenbeleid van de EU. In juni werden door de Raad specifieke conclusies aangenomen waarin erkend wordt dat consistentie van belang is voor de geloofwaardigheid van de EU in haar externe betrekkingen, en teneinde op het gebied van mensenrechten het goede voorbeeld te geven. De Europese Commissie bleef zich in 2014 inzetten voor het opnemen van de mensenrechten in haar effectbeoordelingen voor voorstellen op het gebied van het externe optreden van de EU. Hiertoe werden in 2014 specifieke richtsnoeren inzake de analyse van mensenrechteneffectbeoordelingen in handelsovereenkomsten uitgewerkt.
Uitvoering van EU-prioriteiten op mensenrechtengebied
Gedurende 2014 legde de EU zich toe op specifieke thematische mensenrechtenkwesties wat betreft zowel civiele en politieke rechten als economische, sociale en culturele rechten.
De EU was actief bij het bevorderen van het recht op vrijheid van vereniging en vreedzame vergadering, door middel van openbare verklaringen, in het kader van haar bilaterale betrekkingen met derde landen en via mensenrechtendialogen en overleg met gelijkgezinde partners. In september 2014 organiseerde de EU in de marge van de OVSE-bijeenkomst betreffende de uitvoering van de menselijke dimensie een evenement om - samen met het maatschappelijk middenveld - de recente tendensen in de uitoefening van de vrijheid van vreedzame vergadering in het OVSE-gebied te bespreken.
In de zittingen van de Mensenrechtenraad van de VN en tijdens de bijeenkomst van de Derde
Commissie van de Algemene Vergadering van de VN in oktober benadrukte de EU het belang van het werk van organisaties van het maatschappelijk middenveld en mensenrechtenverdedigers. Zij uitte haar bezorgdheid over de steeds kleinere ruimte voor het maatschappelijk middenveld in veel landen, de toenemende beperkingen die worden opgelegd aan niet-gouvernementele organisaties en de intimidatie en ernstige mensenrechtenrechtenschendingen waaronder activisten te lijden hebben.
Het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR) 2 is een belangrijk financieel
instrument gebleven ter ondersteuning van organisaties van het maatschappelijk middenveld die zich met mensenrechten bezighouden, en ook van mensenrechtenverdedigers, waaronder journalisten en bloggers.
In mei 2014 nam de Raad, overeenkomstig de vaste wil van de EU om de vrijheid van mening en meningsuiting online en offline te bevorderen, mensenrechtenrichtsnoeren betreffende dit punt aan. Deze richtsnoeren bouwen voort op de bestaande instrumenten en documenten, verwijzen naar kernbeginselen en bevatten duidelijk gedefinieerde prioriteiten en instrumenten voor gebruik door de EU-delegaties en de ambassades van de lidstaten, alsmede het EU-hoofdkwartier, teneinde dit recht beter te bevorderen en te verdedigen. De EU veroordeelde de aanvallen tegen journalisten en bloggers herhaaldelijk via openbare verklaringen en in het kader van haar bilaterale betrekkingen. In september 2014 organiseerde de EU in de marge van de bijeenkomst betreffende de uitvoering van de menselijke dimensie, die was georganiseerd door het Bureau voor Democratische Instellingen en Mensenrechten van de OVSE in Warschau, een nevenevenement. Aan het jaarlijks EU-ngo-mensenrechtenforum dat in december 2014 werd gehouden en gewijd was aan de bescherming en bevordering van de vrijheid van meningsuiting, werd deelgenomen door meer dan 260 vertegenwoordigers van ngo's uit de hele wereld en het resulteerde in de aanneming van een aantal aanbevelingen die een leidraad zullen vormen voor het EU-optreden op dit cruciale gebied.
2 Verordening (EU) nr. 235/2014 i van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een financieringsinstrument voor democratie en mensenrechten in de
wereld (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 85).
http://eur-lex.europa.eu/legalcontent/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:32014R0235&qid=1434445785680&from=NL
De EU gaf opnieuw uiting aan haar verzet tegen de doodstraf en wendde alle diplomatieke middelen waarover zij beschikt aan om het streven naar wereldwijde afschaffing te ondersteunen, overeenkomstig de desbetreffende EU-richtsnoeren. Door middel van intensief lobbywerk en contacten nam de EU actief deel aan het verbond van regio's dat zich inzette voor de resolutie van de Algemene Vergadering van de VN die uiteindelijk in december is aangenomen, en waarin opnieuw de eis werd gesteld voor een moratorium op de voltrekking van de doodstraf. Dankzij de EU-inspanningen bij haar contacten kreeg de resolutie, die door 95 staten werd mede-ingediend, een ongekend aantal van 177 stemmen voor, 37 tegen en 34 onthoudingen, een aanzienlijke verbetering in vergelijking met soortgelijke resoluties in eerdere jaren.
In december 2014 vierde de EU tijdens een evenement in Brussel dat 30 jaar geleden het
Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing werd gesloten. De EU spoorde alle landen aan het Verdrag en het Facultatief Protocol daarbij te ratificeren en uitvoering eraan te geven en verleende actief steun aan de instelling van onafhankelijke toezichtsmechanismen. Daarnaast werden foltering en mishandeling, alsmede individuele gevallen, systematisch aan de orde gesteld in mensenrechtendialogen met derde landen en tijdens bezoeken. Parallel daaraan bleef de EU de richtsnoeren inzake foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing toepassen.
De EU blijft vastbesloten steun te verlenen aan mensenrechtenverdedigers, die een essentiële rol spelen bij de bevordering en bescherming van de mensenrechten. De ministers van Buitenlandse Zaken van de EU verklaarden dit opnieuw in de conclusies van de Raad die in juni zijn aangenomen ter gelegenheid van de 10e herdenking van de aanneming van de EU- richtsnoeren over mensenrechtenverdedigers. De Raad benadrukte de bijzonder belangrijke rol van vrouwelijke mensenrechtenverdedigers en uit kwetsbare en gemarginaliseerde groepen afkomstige mensenrechtenverdedigers. In mei ontvingen de EU-delegaties een gedetailleerde leidraad voor de toepassing van de richtsnoeren over mensenrechtenverdedigers, waarin de beste praktijken voor de behandeling van zaken worden uiteengezet. Gedurende dit jaar waren de EU- delegaties actief betrokken bij het beschermen van mensenrechtenverdedigers, die in veel landen blootstaan aan toenemende druk van de autoriteiten en van niet-overheidsactoren. EU-diplomaten hielden toezicht op rechtszaken, bezochten gedetineerde activisten en legden verklaringen over individuele gevallen af.
Dit jaar herdacht de EU dat 25 jaar geleden het Verdrag inzake de rechten van het kind werd gesloten. Ter gelegenheid van deze herdenking en om nadruk te leggen op de inzet van de EU voor kinderen in haar intern en extern beleid, nam de Raad in december conclusies over de bevordering en de bescherming van de rechten van kinderen aan. De EU verleende actief steun aan de campagne "Kinderen, geen soldaten", die door de speciale vertegenwoordiger van de VN voor kinderen in gewapende conflicten en UNICEF gezamenlijk op gang is gebracht, en die tot doel heeft rekrutering te voorkomen en uiteindelijk het gebruik van kinderen door regeringstroepen in conflicten uiterlijk in 2016 te beëindigen. Overeenkomstig IAO-Verdrag 182 betreffende de ergste vormen van kinderarbeid pleitte de EU voor de opstelling van lijsten van gevaarlijk werk in 33 landen teneinde kinderen in Afrika ten zuiden van de Sahara en Europa/Centraal-Azië te beschermen tegen gevaarlijk werk. Tijdens de mensenrechtendialogen met bepaalde landen werd bijzondere nadruk gelegd op kinderarbeid.
De bescherming van de rechten van vrouwen en de bestrijding van gendergerelateerd geweld bleven hoog op de EU-agenda staan. Deze vraagstukken werden consequent geïntegreerd in EU- programma's en aangekaart in publieke boodschappen en dialogen met regeringen, regionale organisaties en het maatschappelijk middenveld. Steun voor vrouwelijke mensenrechtenverdedigers en vrouwenorganisaties was eveneens een prioriteit. De VN bleef het platform waar de EU ijvert voor haar strategische prioriteiten op gendergebied. De EU speelde bijvoorbeeld een belangrijke rol bij de onderhandelingen over de overeengekomen conclusies van de Commissie inzake de Positie van de Vrouw van de VN. De EU en UN Women bleven uitvoering geven aan hun gezamenlijk memorandum van overeenstemming uit 2012. Er werden belangrijke resultaten geboekt op het gebied van communicatie, beleidsdialoog en gemeenschappelijke pleitbezorging, en de opleiding en planning van gemeenschappelijke vrouwenprogramma's van de EU en de VN. In dit verband vond in november 2014 in Brussel de conferentie "Spring Forward for Women" plaats, waar vrouwelijke parlementariërs uit de regio van de Arabische staten en leden van het Europees Parlement bijeenkwamen. Wat betreft seksueel geweld in conflictsituaties nam de EU actief deel aan de wereldtop in juni 2014 in Londen, en zegde zij toe daaraan een vervolg te geven in de vorm van praktisch optreden op de gebieden mensenrechten, conflictpreventie, crisisbeheersing, bemiddeling en humanitaire bijstand. Tijdens de topconferentie over meisjes ("Girl Summit") in juli zegde de EU meer dan 100 miljoen euro voor de komende zeven jaar toe voor gendergelijkheid en het welzijn van kinderen, met inbegrip van concrete projecten om een eind te maken aan vrouwelijke genitale verminking en het kindhuwelijk, het huwelijk op jonge leeftijd en het gedwongen huwelijk.
Wat betreft de uitoefening van de mensenrechten door lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen, transgenders en interseksuelen (LGBTI) ging de EU een dialoog aan met verscheidene landen en ondernam zij zo nodig de noodzakelijke diplomatieke demarches, met name in Afrika en Centraal Azië, om landen te vragen wetgeving die discriminerend is jegens LGBTI of een inbreuk inhoudt op internationaal overeengekomen non-discriminatiebepalingen te heroverwegen of in te trekken. Daarnaast pleitte de EU voor de rechten van LGBTI in de relevante mensenrechtendialogen en verleende zij, via het financieringsinstrument EIDHR, steun aan verdedigers van de mensenrechten van LGBTI en aan ngo's die projecten ter bestrijding van discriminatie jegens LGBTI uitvoeren. De EU was, met name binnen de VN, actief betrokken bij multilaterale inspanningen tegen discriminatie, waaronder discriminatie op grond van seksuele gerichtheid of genderidentiteit. In de Mensenrechtenraad in Genève droeg de EU actief en met succes bij tot de aanneming in september van de resolutie over mensenrechten, seksuele gerichtheid en genderidentiteit.
Een jaar na de aanneming van de EU-richtsnoeren over de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging bleef de EU specifiek aandacht besteden aan deze fundamentele vrijheid, die in de hele wereld steeds meer onder druk komt te staan. Tegen de achtergrond van de wreedheden en schendingen van elementaire mensenrechten die gericht zijn tegen personen die tot religieuze minderheden en kwetsbare groepen behoren, vooral in Irak en Syrië, ondernam de EU actie, onder meer op multilateraal niveau, om nadruk te leggen op de noodzaak het multi-etnische en multireligieuze karakter van deze landen te bewaren. De EU legde zich toe op het consolideren van de resoluties over de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, zowel in de Mensenrechtenraad van de VN als in de Algemene Vergadering. In de zitting van de Mensenrechtenraad in maart 2014 is de door de EU ingediende resolutie over de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging opnieuw bij consensus aangenomen.
De EU droeg aan het bevorderen en beschermen van de rechten van personen die tot minderheden behoren bij door de krachten te bundelen met de Verenigde Naties en andere internationale en multilaterale organisaties zoals de OVSE en de Raad van Europa. In september 2014 is in New York de allereerste wereldconferentie van de VN betreffende inheemse volkeren gehouden als een plenaire zitting op hoog niveau van de Algemene Vergadering. De EU droeg actief aan de voorbereidingen voor de conferentie bij door de deelname van inheemse volkeren te steunen en door gecoördineerde bijdragen aan de aanneming bij consensus van een einddocument te leveren. Tevens organiseerde de EU een nevenevenement over het toezicht op de rechten van inheemse volkeren. Voortbouwend op de resultaten van de conferentie begon de EU te werken aan een versterkt EU- beleid betreffende inheemse volkeren, zoals in het actieplan voor mensenrechten en democratie is voorzien.
De EU is partij bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap. Overeenkomstig het verdrag is de EU gecommitteerd aan de bevordering van de rechten van personen met een handicap in haar interne en haar externe beleid. In 2014 stelde de Europese Commissie het eerste EU-verslag aan de VN op, zoals uit hoofde van het verdrag wordt verlangd. In het verslag wordt beschreven hoe de EU uitvoering aan het verdrag heeft gegeven via wetgeving, beleidsmaatregelen en financieringsinstrumenten.
Als pleitbezorger van het universele, ondeelbare, onderling afhankelijke en onderling met elkaar samenhangende karakter van alle mensenrechten is de EU van oordeel dat economische, sociale en culturele rechten integrerende onderdelen van haar externe mensenrechtenbeleid zijn. Gedurende het jaar besteedde de EU tijdens de mensenrechtendialogen met belangrijke partnerlanden meer aandacht aan dit gebied. Op multilateraal niveau verleende de EU actief steun aan en werkte zij samen met verscheidene speciale rapporteurs van de VN die zich met economische, sociale en culturele rechten bezighouden.
In 2014 bleef de EU de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten uit 2011 uitvoeren en bevorderen. In de EU is in september de richtlijn met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie en informatie inzake diversiteit door bepaalde grote ondernemingen en groepen aangenomen, een belangrijke stap om maatregelen waarmee wordt ingespeeld op verantwoord ondernemerschap te vergemakkelijken. De betrokken ondernemingen zullen informatie verstrekken over beleidsmaatregelen, risico's en resultaten wat betreft onder meer de eerbiediging van de mensenrechten. Als onderdeel van haar externe optreden besprak de EU dit punt met een toenemend aantal partnerlanden. In de junizitting van de Mensenrechtenraad verleende de EU steun aan de resolutie houdende verlenging van het mandaat van de werkgroep mensenrechten en transnationale en andere ondernemingen. In september 2014 zegden de Afrikaanse Unie en de EU tijdens een gezamenlijk seminar in Addis Abeba toe de leidende beginselen van de VN in de twee regio's gezamenlijk te bevorderen en uit te voeren en terreinen van mogelijke samenwerking te verkennen.
Mensenrechten in alle onderdelen van het externe beleid
De EU bleef zich in 2014 via al haar externe acties inzetten voor de bevordering van mensenrechten en democratie. Er zijn verdere stappen gezet om een doeltreffender op mensenrechten gebaseerde aanpak op ontwikkelingssamenwerking toe te passen.
De EU bleef in 2014 haar standpunt en strategie voor de follow-up van Rio + 20 en de ontwikkelingsagenda voor de periode na 2015 vorm geven. In een aantal door de Raad bekrachtigde beleidsverklaringen was de EU een pleitbezorger voor de integratie van mensenrechten, rechtsstaat en vraagstukken betreffende goed bestuur in de mondiale ontwikkelingsagenda. De Raad benadrukte in zijn meeste recente decemberconclusies het belang van een agenda voor de periode na 2015 die alle mensenrechten omvat.
De EU werkte tevens aan de totstandkoming van een handelsbeleid dat volledig verenigbaar is met de mensenrechten. In dit verband werden uit hoofde van de nieuwe SAP-
verordening (algemene preferenties) 3 , die in januari 2014 van kracht werd, aan 14 landen de SAP+-
preferenties verleend. Daarnaast pleitte de EU voor optreden op multilateraal niveau om te zorgen voor controles op de uitvoer van bewakingstechnologie die voor mensenrechtenschendingen zou kunnen worden gebruikt. Begin 2014 diende de Commissie bij de Raad en het Europees Parlement een voorstel in tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1236/2005 i met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf en foltering.
In 2014 ondernam de EU bijkomende stappen om mensenrechten- en genderbeleid in GVDB-
missies en -operaties te integreren. Overeenkomstig de crisisbeheersingsprocedures 4 uit 2013 zijn
in de planningscyclus voor nieuwe missies en operaties mensenrechten- en genderoverwegingen meegenomen. In planningsdocumenten, onder meer voor de adviesmissie van de EU voor de
hervorming van de civiele veiligheidssector in Oekraïne 5 en voor EUFOR in de Centraal
Afrikaanse Republiek 6 , is een analyse van de mensenrechten- en gendersituatie geïntegreerd. In alle
GVDB-missies en operaties zijn in 2014 adviseurs of contactpunten voor mensenrechten en gender aangewezen. Tot hun taken behoren het integreren van mensenrechten- en genderoverwegingen in het werk van de missie of operatie en het uitvoeren van specifieke activiteiten. Het systeem voor vroegtijdige waarschuwingen bij conflicten, dat veel met mensenrechten verband houdende indicatoren omvat, is gedurende dit jaar geleidelijk mondiaal uitgerold. De EU bleef haar inzet voor de uitvoering van resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid uitbreiden, zowel intern via de informele taskforce van de EU-lidstaten als extern door het bevorderen van het opstellen van nationale actieplannen met derde landen. Het tweede verslag over de indicatoren van de EU voor een alomvattende benadering van de uitvoering door de EU van de resoluties is in januari 2014 gepubliceerd.
3 http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2012/october/tradoc_146796.pdf.
4 http://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-6122-2015-INIT/nl/pdf
5 http://www.eeas.europa.eu/csdp/missions-and-operations/euam-ukraine/index_en.htm
6 http://www.eeas.europa.eu/csdp/missions-and-operations/euam-ukraine/index_en.htm
In zijn streven om mensenrechtenkwesties in zijn terrorismebestrijdingsactiviteiten te integreren stelde de EDEO, in samenwerking met de andere EU-instellingen, een leidraad betreffende de bestrijding van terrorisme op die moet worden toegepast bij het programmeren en uitvoeren van bijstandsprojecten op het gebied van terrorismebestrijding met derde landen. In deze leidraad, die door de lidstaten in november is bekrachtigd, wordt rekening gehouden met het internationaal humanitair recht en het internationaal vluchtelingenrecht.
Democratie en de rechtsstaat
De EU ging in 2014 door met haar inspanningen ter ondersteuning van democratische hervormingen en waarden door steun te verlenen aan verkiezingsprocessen in de hele wereld. Hiertoe zond de Commissie verkiezingswaarnemingsmissies en missies van verkiezingsexperts uit. Ook werd aan verkiezingsinstanties en aan nationale waarnemers technische en financiële bijstand verleend. In totaal werden acht verkiezingswaarnemingsmissies voor het waarnemen van negen verkiezingen uitgezonden. Hoewel de EU geen verkiezingen in het OVSE-gebied waarneemt, ondersteunde zij de OVSE/het ODIHR in de context van de presidents- en parlementsverkiezingen in Oekraïne van nabij.
In het algemeen voerde de EU haar werk ter ondersteuning van de democratie op, teneinde de samenhang tussen EU-instrumenten en de activiteiten van de EU-lidstaten te vergroten en tot een gemeenschappelijk inzicht in de plaatselijke context te komen, door middel van versterkt partnerschap met alle belanghebbenden, met inbegrip van de overheid en het maatschappelijk middenveld. In dit verband wees de EU in maart 2014 12 EU-delegaties aan voor een proefproject op het gebied van democratische ondersteuning van de tweede generatie, en het werk ging in juni van start. Met ingang van 2014 krijgt de proefexercitie bij wijze van ondersteuning enige financiering van het EIDHR.
Universaliteit bevorderen door actief te zijn op multilateraal en regionaal niveau
De EU bleef bijzondere aandacht besteden aan het promoten van het universele karakter van de mensenrechten, zowel in haar verklaringen en stemtoelichtingen alsook bij openbare evenementen en conferenties en in haar publicaties. De EU moedigde derde landen in haar bilaterale contacten, onder meer tijdens mensenrechtendialogen, regelmatig aan om de mensenrechteninstrumenten van de VN te ratificeren en uit te voeren, en om hun voorbehouden te heroverwegen of in te trekken.
In de loop van 2014 bleef de EU actief op het gebied van overgangsjustitie, en leverde zij in de transitielanden een bijdrage door middel van bemiddelingsactiviteiten, politieke dialogen en GVDB-missies. Een ontwerp van EU-beleid betreffende overgangsjustitie wordt thans uitgewerkt, zal naar verwacht begin 2015 worden aangenomen en zal publiekelijk blijk geven van het engagement van de EU voor overgangsjustitie, de samenhang en de zichtbaarheid van de inzet van de EU voor overgangsjustitie versterken en het personeel van de EU en van de EU-lidstaten dat zich bezighoudt met vraagstukken op het gebied van overgangsjustitie een leidraad bieden.
Gedurende 2014 bleef de EU de richtsnoeren inzake het internationaal humanitair recht (IHR) implementeren en de verspreiding van het IHR onder alle partijen bij conflicten, met inbegrip van gewapende niet-gouvernementele actoren, steunen. De EU pleitte opnieuw met meer kracht voor eerbiediging van het internationaal humanitair recht in het kader van de humanitaire hulpverlening. De EU en haar lidstaten verleenden steun aan het initiatief van het Zwitsers/Internationaal Comité van het Rode Kruis (ICRC) betreffende versterking van de naleving van het IHR en bevestigden opnieuw zich te beijveren voor de naleving van het IHR door alle bij conflictsituaties betrokken staten en niet-gouvernementele actoren door aanwezig te zijn bij de conferentie van hoge verdragsluitende partijen bij het Vierde Verdrag van Genève, die op 17 december in Genève werd bijeengeroepen. De Commissie bleef financiële steun verstrekken aan een project ter vergroting van de capaciteit van het ICRC om opleiding op het gebied van internationaal humanitair recht te verstrekken en het concept te verspreiden onder strijdkrachten/beveiligingstroepen en gewapende niet-gouvernementele actoren in belangrijke door conflicten getroffen landen, meer bepaald Irak, Colombia en de Democratische Republiek Congo.
Voor het eerst werd, op grond van de Overeenkomst tussen het Internationaal Strafhof (ICC) en de EU betreffende samenwerking en bijstand uit 2006, een gezamenlijke ronde tafel EU-ICC opgericht om overleg te plegen en te zorgen voor regelmatige gedachtewisselingen betreffende aangelegenheden van wederzijds belang, waaronder samenwerking, complementariteit, diplomatieke steun en mainstreaming, alsmede voorlichting aan het publiek en externe contacten.
De EU ging ook door met de inspanningen en contacten om bijkomende landen aan te moedigen het Statuut van Rome te ratificeren. De EU handhaafde haar stelselmatige demarchecampagnes ter ondersteuning van het ICC en haar beleid van het opnemen van ICC-clausules in overeenkomsten met derde landen. Evenzo zijn de samenwerking met de VN-mechanismen en -instanties (universele periodieke doorlichting, speciale rapporteurs en verdragsorganen) en de uitvoering van hun aanbevelingen thans standaardelementen geworden van de bilaterale contacten van de EU betreffende mensenrechten met derde landen. In haar bilaterale betrekkingen spoorde de EU ook regelmatig derde landen aan vaste uitnodigingen aan speciale rapporteurs van de VN te verstrekken.
De EU bleef haar volle steun verlenen aan het multilateraal mensenrechtensysteem. Gedurende dit jaar coördineerde de EU-delegatie de standpunten van de EU en haar lidstaten in de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, in de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties en in gespecialiseerde organen van de VN. De Mensenrechtenraad heeft in 2014 weer een druk jaar gehad met een actieve en centrale rol voor de EU, met name in het kader van landenresoluties en thematische kwesties, zoals de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging en de rechten van het kind. Zij nam ook ten volle deel aan de dialogen en onderhandelingen over andere onderwerpen, en inzake de meeste resoluties was er sprake van een aaneengesloten front.
De EU zette in 2014 de nauwe samenwerking met de Raad van Europa (RvE) voort. Conform het Memorandum van Overeenstemming van 2007 onderhielden beide organisaties regelmatige contacten op politiek én operationeel niveau. Samenwerking inzake de mensenrechten, de rechtsstaat en democratisering stonden daarbij centraal in hun betrekkingen. De EU verleende ook in 2014 veel steun en leverde een belangrijke bijdrage aan de werkzaamheden van de OVSE. De EU ging door met het actief steunen van de inspanningen van de OVSE bij het aanpakken van de veiligheidsvraagstukken in alle drie de dimensies van haar werkzaamheden: de politiek-militaire, de economische en ecologische, en de menselijke dimensie.
I Mensenrechten en democratie in het hele EU-beleid
Mensenrechten opnemen in elke effectbeoordeling
De Europese Commissie verbond er zich bij de goedkeuring van het EU-actieplan voor mensenrechten en democratie in 2012 toe mensenrechten op te nemen in haar effectbeoordelingen voor wetgevings- en niet-wetgevingsvoorstellen, uitvoeringsmaatregelen en handelsovereenkomsten die wezenlijke economische, sociale en milieueffecten hebben of toekomstig beleid bepalen. De gebruikte methodologie bouwt voort op het richtsnoer dat door de Commissiediensten voor de analyse van de gevolgen voor de grondrechten in
effectbeoordelingen is ontwikkeld 7 .
Er wordt voor handels- en investeringsovereenkomsten een effectbeoordeling uitgevoerd voordat de Commissie voorstelt de onderhandelingen te openen. Voor alle belangrijke onderhandelingen over handel wordt tijdens het onderhandelingsproces ook een meer gedetailleerde duurzaamheidseffectbeoordeling uitgevoerd. Sinds 2011 wordt in alle effectbeoordelingen en duurzaamheidseffectbeoordelingen inzake handel systematisch een analyse van de eventuele gevolgen voor de mensenrechten opgenomen. De in 2014 bekendgemaakte eindverslagen van de duurzaamheidseffectbeoordelingen inzake de diepe en brede vrijhandelsovereenkomsten met Egypte en Jordanië bevatten een analyse van de eventuele gevolgen voor mensenrechten. Daarnaast is een ex-postevaluatie van de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Mexico aan de gang. In die evaluatie zal een analyse van de gevolgen voor de mensenrechten zijn opgenomen, en dat wordt de norm voor toekomstige ex-postevaluaties.
Om de beoordeling van de gevolgen voor de mensenrechten van handels- of investeringsinitiatieven te standaardiseren heeft de Europese Commissie in 2014 specifieke richtsnoeren over dit onderwerp ontwikkeld.
7 "Operational Guidance on taking account of Fundamental Rights in Commission Impact Assessments" of 2011
(SEC(2011)567 final) (operationele richtsnoeren voor het in aanmerking nemen van grondrechten in effectbeoordelingen door de Commissie (SEC(2011)0567). http://ec.europa.eu/smartregulation/impact/key_docs/docs/sec_2011_0567_en.pdf
Volgens de verklaring van de Europese Investeringsbank (EIB) over sociale en milieunormen beperkt de EIB 'haar financiering tot projecten die de mensenrechten eerbiedigen'. Het herziene handboek milieu- en sociale praktijken van de EIB, dat in januari 2014 is verschenen, strekt ertoe robuuste, voor mensenrechten gevoelige "due diligence"-processen te bevorderen. Het schetst de EIB-benadering van due diligence (zorgvuldigheid) voor alle operaties in alle regio's in de hele projectcyclus, waarbij mensenrechten daadwerkelijk worden geïntegreerd. 2014 was het eerste toepassingsjaar van de herziene normen. De EIB is van plan in 2015 te evalueren hoe doeltreffend de normen beantwoorden aan mensenrechtenoverwegingen op investeringsniveau.
Partnerschap met de civiele samenleving (met inbegrip van vrijheid van vereniging en vergadering)
De EU bleef in 2014 haar interactie met het maatschappelijk middenveld versterken, als belangrijke met betrekking tot de ontwikkelingen in het EU-mensenrechtenbeleid te raadplegen partner en als begunstigde van politieke en financiële steun. Het is voor de EU een vaste werkwijze geworden om met maatschappelijke organisaties in Brussel en in partnerlanden voorafgaand aan
mensenrechtendialogen overleg te plegen 8 en daarna debriefings te houden (zie punt 32). Evenzo is,
in de landen zelf en/of op centraal EU-niveau, het maatschappelijk middenveld geraadpleegd over verscheidene beleidsontwikkelingen, onder meer over het uitwerken of herzien van richtsnoeren, en bij de voorbereiding van de landenstrategieën voor de mensenrechten. Vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties hebben regelmatig contact met de Raadsgroep rechten van de mens (COHOM) en worden systematisch geïnformeerd over haar conclusies. In oktober 2014 ten slotte organiseerde de Commissie in Brussel het tweede mondiale Beleidsforum over ontwikkelingsvraagstukken, een bijeenkomst van meer dan 140 vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, lokale autoriteiten, lidstaten en de EU-instellingen. Op de agenda stond het kader ter versterking van de rol van het maatschappelijk middenveld en de deelnemers waren het eens over de noodzaak de kennis te verdiepen en op de vooruitgang toe te zien. Beleidsfora en dialogen werden gedurende heel het jaar aangevuld met vele technische vergaderingen met maatschappelijke organisaties, waarin de EU informatie deelde over haar activiteiten en beleidsmaatregelen, en de toegang tot financiering en ondersteuning bevorderde.
8 Daarnaast werden ad hoc-seminars van maatschappelijke organisaties georganiseerd in het kader van de
mensenrechtendialogen met Colombia, Chili, de Kirgizische Republiek, Brazilië, Mexico, de Republiek Moldavië, Myanmar/Birma, Zuid-Afrika en Tadzjikistan.
De EU-totaalaanpak van migratie en mobiliteit (TAMM), het overkoepelende kader van de
EU voor haar externe migratie- en mobiliteitsbeleid, onderstreept de rol van het maatschappelijk middenveld bij de uitvoering ervan. Maatschappelijke organisaties worden systematisch betrokken bij migratiedialogen en bij de specifieke samenwerkingskaders en mobiliteitspartnerschappen, en zullen worden betrokken bij de toekomstige gemeenschappelijke agenda's inzake migratie en
mobiliteit. Evenzo wordt in de EU-strategie voor de uitroeiing van mensenhandel 2012-2016 [1]
gewezen op de rol van maatschappelijke organisaties, en hun deelname aan nationale en grensoverschrijdende verwijzingsmechanismen. Meer specifiek voorziet de EU-strategie in de oprichting van een EU-platform van maatschappelijke organisaties en dienstverleners die in de lidstaten en bepaalde derde landen slachtoffers van mensenhandel beschermen en bijstaan.
Op het 16e jaarlijkse EU-ngo-mensenrechtenforum, gehouden te Brussel op 4 en 5 december 2014, werd de aandacht toegespitst op de vrijheid van meningsuiting, online en offline. Het forum werd geopend door de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten en bijgewoond door meer dan 200 deelnemers uit het maatschappelijk middenveld uit de hele wereld, naast vertegenwoordigers van internationale en regionale mensenrechtenmechanismen, en functionarissen van de EU-instellingen en van de lidstaten. Het was een belangrijke gelegenheid voor het maatschappelijk middenveld om een bespreking te houden van, en een inbreng te leveren aan, het EU- beleid op dit gebied, zoals dat onder meer tot uiting komt in de inspanningen van de EU om de richtsnoeren doeltreffend te implementeren, de steun van de EU aan de rol van mensenrechtenverdedigers en het antwoord van de EU op de verslechterende omstandigheden voor mensenrechtenverdedigers en op de tendens in een toenemend aantal landen naar ngo-beperkende wetgeving en praktijken.
[1] http://ec.europa.eu/home-affairs/doc_centre/crime/docs/trafficking_in_human_beings_eradication
De SVEU voor de mensenrechten beklemtoonde bij vele gelegenheden in de loop van het jaar, zoals tijdens landenbezoeken en mensenrechtendialogen, steeds de steun van de EU voor een dynamisch en robuust maatschappelijk middenveld. Het jaar 2014 was het tienjarig jubileum van de EU- richtsnoeren inzake mensenrechtenverdedigers, en daarom spande de SVEU zich in om al degenen die de mensenrechten verdedigen in de wereld, alsmede het belangrijke werk van de EU-delegaties en de ambassades van de lidstaten ter plaatse, tijdens een aantal evenementen onder de aandacht te brengen. De SVEU ontmoette ook honderden mensenrechtenverdedigers en vertegenwoordigers van internationale en lokale ngo's, zowel in Brussel als tijdens zijn officiële bezoeken. Hij sprak ook steeds zijn bezorgdheid uit over de harde aanpak van mensenrechtenverdedigers en over de ontwerpwetgeving inzake ngo's door uitgebreid in contact te treden met overheidsfunctionarissen, het maatschappelijk middenveld, parlementsleden en mensenrechteninstellingen in de landen die hij in de loop van het jaar heeft bezocht.
De vrijheid van vereniging en vreedzame vergadering bleef gedurende het jaar 2014 een van de uitvoeringsprioriteiten inzake mensenrechten voor de EU, overeenkomstig het in het strategisch EU-kader voor mensenrechten en democratie neergelegde beleidsvoornemen. De EU veroordeelde in verscheidene publieke verklaringen onterechte beperkingen op die vrijheden (vóór de vergadering van de OVSE in Wenen bijvoorbeeld, verzocht de EU Rusland zich ten volle te houden aan zijn internationale verplichtingen om de vrijheid van vereniging en vreedzame vergadering te eerbiedigen). De EU bracht deze kwestie ook in een aantal bilaterale mensenrechtendialogen met partnerlanden te berde.
In de Raadsconclusies van februari 2014 en in de EU-verklaringen in de zitting van september 2014 van de Mensenrechtenraad en in de Algemene Vergadering van de VN werden de bedenkingen van de EU bij de vrijheid van vereniging in Egypte ook herhaaldelijk vermeld. In de zittingen van de Mensenrechtenraad van de VN en tijdens de bijeenkomst van de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de VN in oktober benadrukte de EU in de loop van het jaar steeds het belang van het werk van organisaties van het maatschappelijk middenveld en mensenrechtenverdedigers. Zij uitte haar bezorgdheid over de steeds kleinere ruimte voor het maatschappelijk middenveld in veel landen, de toenemende beperkingen die worden opgelegd aan niet-gouvernementele organisaties en de intimidatie en ernstige mensenrechtenrechtenschendingen waaronder activisten te lijden hebben. De EU verdedigde ook het spreekrecht van ngo's en andere belanghebbenden bij de Mensenrechtenraad van de VN zelf en verzette zich tegen belemmeringen van de deelname van ngo's aan conferenties en andere VN-vergaderingen.
De EU bleef suggesties verzamelen en werken aan interne samenhang en multilaterale samenwerking om te komen tot de beste aanpak. De EDEO voerde in februari 2014 diepgaande gesprekken met de contactpunten voor de mensenrechten bij de EU-delegaties in landen waar het maatschappelijk middenveld wordt bedreigd, in het bijzonder wat betreft het recht op vrijheid van vereniging en vergadering. Met de hoofden van de EU-delegaties werd in de jaarlijkse delegatiehoofdenvergadering in september over dit vraagstuk overleg gepleegd.
Maatschappelijke organisaties bleven in 2014 de voornaamste begunstigden van de steun van het
Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR). Dankzij de op 21 oktober 2014 9
door de Commissie goedgekeurde nieuwe meerjarenstrategie voor 2014-2017 werd het vermogen van dit instrument om zonder de toestemming van de regering van het gastland op te treden versterkt. De EIDHR kan zich op gevoelige kwesties en innovatieve benaderingen richten, en rechtstreeks met geïsoleerde of gemarginaliseerde maatschappelijke organisaties samenwerken. Het is een aanvulling op alle andere EU-instrumenten die mensenrechten en democratie in hun activiteiten mainstreamen.
9 [Uitvoeringsbesluit van de Commissie C (2014) 7529 final]
De Commissie startte in 2014 met meer dan 500 nieuwe belangrijke initiatieven met EIDHR-steun, met een budget van meer dan 150 miljoen euro, verspreid over meer dan 135 landen. Dat betekent dat er op het terrein nu meer dan 1449 EIDHR-projecten aan de gang zijn. Daarnaast leidde de wereldwijde oproep "De strijd tegen discriminatie" tot 28 nieuwe initiatieven die vanuit Brussel worden beheerd, en in 101 landen werden door EU-delegaties plaatselijke aanbestedingen uitgeschreven, die goed waren voor in totaal meer dan 100 miljoen euro. Dankzij die initiatieven speelt de basis van het maatschappelijk middenveld thans een sterkere rol bij het propageren van mensenrechten en democratische hervormingen, het ondersteunen van een vreedzame verzoening tussen groepsbelangen en het consolideren van politieke participatie en vertegenwoordiging, overal ter wereld.
De Commissie keurde in 2014 in het kader van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking ook haar thematische programma voor maatschappelijke organisaties en lokale autoriteiten goed. Optreden op landniveau zal de kern van het programma vormen. Het programma voorziet ook in steun voor de versterking van regionale en wereldwijde netwerken van maatschappelijke organisaties met het oog op het verhogen van hun bijdragen aan ontwikkeling, in het bijzonder in de post 2015-agenda voor ontwikkeling. Ten slotte startte de Commissie de procedure op voor het uittekenen van landenspecifieke routekaarten van de EU voor samenwerking met het maatschappelijk middenveld in 2014. Zoals vermeld in de mededeling van de Europese Commissie van september 2012 "Aan de basis van democratie en duurzame ontwikkeling: het
maatschappelijke engagement van Europa in de externe betrekkingen" 10 , is het doel in coördinatie
met lokaal aanwezige lidstaten een gemeenschappelijk strategisch kader voor de samenwerking van de EU-delegaties met het maatschappelijk middenveld op nationaal niveau te ontwikkelen. In de routekaarten wordt op een alomvattende analyse van gunstige randvoorwaarden voor het maatschappelijk middenveld voortgebouwd en worden de daarbij aansluitende prioriteiten voor de EU uiteengezet. In de loop van 2014 werden meer dan 65 routekaarten ontwikkeld en vele delegaties wendden de routekaarten aan om contact te leggen met een breed scala aan maatschappelijke organisaties met het oog op een meer strategische betrokkenheid.
Regelmatige beoordeling van de uitvoering
Het onderhavige jaarlijkse verslag is gericht op de vooruitgang en de belangrijkste verwezenlijkingen van de EU met betrekking tot de uitvoering van de bepalingen van het actieplan inzake mensenrechten en democratie. In de thematische afdeling worden de bepalingen van het actieplan behandeld, terwijl een aparte afdeling per land de genomen maatregelen en de vorderingen van de EU bij het propageren en verdedigen van de mensenrechten en de democratie in de hele wereld bestrijkt.
II Het bevorderen van het universele karakter van de mensenrechten
Universele naleving
Overeenkomstig artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en op basis van het strategisch kader en actieplan voor de mensenrechten werden de universele mensenrechtennormen in 2014 verder bevorderd als basis voor de contacten van de EU met derde landen en regionale organisaties. In het jaar van het tienjarig jubileum van de verklaring en het actieprogramma van Wenen, schonk de EU in haar verklaringen, stemverklaringen en openbare evenementen, conferenties en publicaties bijzondere aandacht aan het propageren van het universele karakter van de mensenrechten. In haar bilaterale contacten, met name in de mensenrechtendialogen, drong de EU geregeld aan op de ratificatie en de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de mensenrechteninstrumenten van de VN, en op het heroverwegen of intrekken van voorbehouden.
Overeenkomstig Besluit 2011/168 i/GBVB betreffende het Internationaal Strafhof (ICC), en het
EU-actieplan inzake mensenrechten en democratie zette de EU haar inspanningen en initiatieven om nog meer landen ertoe aan te zetten het Statuut van Rome te ratificeren voort. De EU ging door met haar systematische diplomatieke campagnes ter ondersteuning van het ICC en met haar beleid van het opnemen van ICC-clausules in overeenkomsten met derde landen (zoals de overeenkomst inzake een strategisch partnerschap tussen de EU en Canada, geparafeerd in oktober 2014).
Evenzo zijn samenwerking met de VN-mechanismen en -instanties (de universele periodieke doorlichting, de speciale rapporteurs en de verdragsorganen) en de uitvoering van hun aanbevelingen thans standaardelementen geworden van de bilaterale contacten van de EU met derde landen betreffende mensenrechten. In haar bilaterale betrekkingen pleit de EU bij derde landen ook regelmatig voor vaste uitnodigingen aan speciale rapporteurs van de VN.
Sedert 2003, toen het Statuut van Rome in werking trad, heeft de EU in EIDHR-verband ook voor meer dan 30 miljoen euro aan financiering verstrekt voor de wereldwijde ratificatiecampagnes van maatschappelijke organisaties en voor ICC-projecten (zie punt 27).
Een cultuur van mensenrechten en democratie in het externe optreden van de EU
De EDEO verstrekte heel het jaar 2014 lang opleiding betreffende mensenrechten en democratie, met name via de reeks "mensenrechtensessies", met elk de duur van een week, waarvan er in 2014 drie werden georganiseerd volle week plaatsvonden (februari, juni en november 2014). Die drie algemene sessies over het beleid en de operaties inzake mensenrechten en democratie in de externe betrekkingen van de EU werden gevolgd door gespecialiseerde modules over non-discriminatie (vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst of overtuiging, rechten van personen met een handicap en LGBTI-rechten), economische, sociale en culturele rechten, bedrijfsleven en mensenrechten, gendergelijkheid, kinderrechten, ondersteuning van de democratie en verkiezingswaarneming, mensenrechten in VN-verband, en mensenrechten in de Raad van Europa. Voor enkele van deze cursussen deed de EDEO een beroep op de deskundigheid van universitaire docenten, vertegenwoordigers van ngo's van het netwerk Mensenrechten en Democratie, en ambtenaren van de VN-organen en de Raad van Europa. Deze opleidingsmodules werden bijgewoond door personeel van de EU-instellingen, van GVDB (gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid)-missies en -operaties en diplomaten van de lidstaten.
Om beste praktijken te verzamelen en eventuele synergieën te onderzoeken (zoals het delen van materiaal en hulpmiddelen) werd een project opgestart om de opleidingsprogramma's inzake mensenrechten die de lidstaten aanbieden in kaart te brengen. Daartoe werd in september 2014 overeengekomen dat er een informeel netwerk van contactpunten voor opleiding inzake mensenrechten en democratie in de EU-lidstaten zou worden opgericht.
Een aantal andere opleidingscursussen betreffende mensenrechten en democratie vond plaats als onderdeel van informatiesessies die voorafgaan aan de stationering van delegatiepersoneel, seminars voor diplomaten van de lidstaten, de introductieserie van de EDEO en regionale seminars in het kader van de Internationale Samenwerking en Ontwikkeling (DEVCO), en de jaarlijkse conferentie met het UNDP over democratie en hulp bij verkiezingen. Een presentatie betreffende mensenrechten en democratie is thans een vast onderdeel van alle opleidingscursussen vóór stationering.
Naast de geregelde nabesprekingen met het Politiek en Veiligheidscomité, de Groep rechten van de mens (COHOM) en andere geografische werkgroepen, en met het Europees Parlement, sprak de speciale vertegenwoordiger voor de mensenrechten van de EU met alle delegatiehoofden van de EU en alle mensenrechten- en genderadviseurs in GVDB-missies over beste praktijken voor de integratie van mensenrechten in alle onderdelen van het externe optreden van de EU. Hij belegde ook verscheidene vergaderingen met afzonderlijke delegatiehoofden om de mensenrechtensituatie in hun gastlanden en de gecoördineerde reactie van de EU daarop te bespreken.
In 2014 bleef de EU ook de mensenrechteneducatie in de wereld steunen via een veelheid aan verschillende financiële instrumenten, waaronder het EIDHR. De door universitaire instellingen en ngo's in verschillende regio's gesteunde projecten waren gericht op een breed scala van doelgroepen, van schoolkinderen tot gemeenschapsleiders en politieautoriteiten, alsook de meest kwetsbare groepen. Het Europees Interuniversitair Centrum voor mensenrechten en democratisering (EIUC) en zijn Global Campus of Regional Masters in Afrika, het gebied Azië-Stille Oceaan, de Balkan, de Kaukasus en Latijns-Amerika zijn voorbeelden van geslaagde projecten op dit gebied. Het netwerk, dat wereldwijd meer dan 80 universiteiten omvat, beschikt over een interdisciplinair kenniscentrum dat een postdoctorale opleiding over de mensenrechten aanbiedt. In 2014 zette het EIUC de onderhandelingen voort over een aanvullend regionaal "Masterprogramma inzake democratisch bestuur in het MENA-gebied".
III Op intern en internationaal niveau samenhangende beleidsdoelstellingen nastreven
Daadwerkelijke ondersteuning van de democratie
Ook in 2014 verleende de Commissie steun aan verkiezingsprocessen in de gehele wereld, door verkiezingswaarnemingsmissies en verkiezingsdeskundigenmissies in te zetten en door technische en financiële steun aan verkiezingsinstanties en lokale waarnemers te verstrekken. De Commissie vaardigde in totaal acht verkiezingswaarnemingsmissies af om in totaal op negen verkiezingen toe te zien. Er werden verkiezingswaarnemingsmissies afgevaardigd naar de Maldiven (parlementsverkiezingen), Guinee-Bissau (presidents- en parlementsverkiezingen), Malawi (presidents-, parlements- en lokale verkiezingen), Egypte (presidentsverkiezingen), Kosovo (parlementsverkiezingen), Mozambique (parlementsverkiezingen) en Tunesië (presidents- en parlementsverkiezingen). Voor de presidentsverkiezingen in Afghanistan vaardigde de Commissie een verkiezingsevaluatieteam af dat ook toezag op de controle van de stemmen die werd uitgevoerd nadat daarover dankzij bemiddeling van Amerikaans minister van Buitenlandse Zaken Kerry een akkoord was bereikt.
Daarnaast zijn in de loop van 2014 acht missies van verkiezingsdeskundigen afgevaardigd: naar Egypte (referendum over de grondwet), Libië (grondwetgevende vergadering), Thailand (parlementsverkiezingen), Irak (parlementsverkiezingen), Algerije (presidentsverkiezingen), Mauritanië (presidentsverkiezingen), Bolivia (presidents- en parlementsverkiezingen) en Fiji (parlementsverkiezingen).
De EU is weliswaar geen waarnemer van verkiezingen in het OVSE-gebied, maar steunde toch de OVSE/ODIHR met betrekking tot de presidents- en parlementsverkiezingen in Oekraïne. Dankzij de EU werden vanuit de EU-lidstaten en -kandidaat-lidstaten 100 bijkomende kortetermijnwaarnemers afgevaardigd. In veel gevallen hielpen de verkiezingswaarnemingsmissies de partnerlanden om crisissituaties te boven te komen en faciliteerden zij de overgang naar een democratie en/of na een conflict. Er werden veel vorderingen gemaakt met betrekking tot de followup van de aanbevelingen van de verkiezingswaarnemingsmissies, wat essentieel is om het effect van de verkiezingswaarnemingsmissies te vergroten.
De EU intensiveerde haar werkzaamheden omtrent de steun voor de democratie. Op basis van de Raadsconclusies van november 2009, die als afspraken in het actieplan inzake mensenrechten en democratie zijn opgenomen, wees de EU in maart 2014 twaalf delegaties die alle regio's vertegenwoordigen aan voor een tweede generatie van proefprojecten op het gebied van democratische ondersteuning. De werkzaamheden begonnen in juni. De aandacht gaat vooral uit naar de werkmethoden en wordt verdeeld over de zes gekozen werkgebieden: samenhang en coördinatie, lokaal kader en partnerschap, integratie en zichtbaarheid. De bedoeling is financiële en niet-financiële instrumenten beter te integreren in het werk van de EU-lidstaten en het inzicht in de lokale context te verdiepen, teneinde door versterkte partnerschappen meer effect te sorteren. De oefening zal analytische resultaten opleveren, en in actieplannen te gelegener tijd verder worden verfijnd.
Wat betreft het bepalen van wederzijds ondersteunende activiteiten tussen politieke
(en/of mensenrechten-) dialogen en een verscheidenheid van steunmaatregelen met behulp van financiële instrumenten, bijvoorbeeld voor de ontwikkeling van de juridische sector, capaciteitsopbouw van essentiële instellingen, waaronder verkiezingsinstanties en maatschappelijke organisaties, is de respons voorlopig positief. Ze wijst op een betere coördinatie en samenhang met de lidstaten en op het bestaan van een breed scala aan initiatieven om contact te leggen met nationale belanghebbenden. Er is nog meer werk nodig om te helpen bij het versterken van de representatieve functies van democratische systemen: partijen, parlementen, gedecentraliseerde organen, enz. Sleutelbegrippen met betrekking tot de domeinen van vertegenwoordiging, deelname, transparantie, verantwoording en gendergelijkheid moeten nog verder worden ontwikkeld, ook op lokaal niveau.
Vanaf 2014 zal het proefproject met enige financiering van de EIDHR worden gesteund met het oog op deskundig advies bij de uitvoering van activiteiten. Er wordt ook belangrijk werk verricht ter ondersteuning van het maatschappelijk middenveld door het ontwikkelen van routekaarten in bijna alle delegaties.
2014 was het eerste volledige jaar voor het Europees Fonds voor Democratie (EFD). De begroting voor de periode 2013 tot 2015 bedraagt ongeveer 27 miljoen euro, bestaande uit de EU-subsidie voor administratieve kosten en de vrijwillige bijdragen van 14 lidstaten en ook van Zwitserland en Canada voor de financiering van EFD-projecten. Aan het einde van 2014 had de EFD meer dan 1200 steunaanvragen ontvangen, en meer dan 130 aanvragen om financiering goedgekeurd voor een totale waarde van circa €8 miljoen, gelijk verdeeld onder de oostelijke en zuidelijke nabuurschappen. Gedurende 2014 werd het EFD, dat onafhankelijk van de EU is, in het Europese nabuurschap als een aanvulling op de EU-instrumenten gebruikt, in het bijzonder het EIDHR. Het EFD heeft rechtstreekse steun verleend, vooral aan nieuwe pro-democratieactivisten en aan organisaties aan de basis en is actief gebleven in alle landen van het nabuurschap, waaronder Syrië, Libië en Egypte en Azerbeidzjan, waar andere donoren moeite hebben hun acties voort te zetten. De Raad van gouverneurs besliste in december 2014 dat het EFD een beperkt aantal activiteiten buiten het EU-nabuurschap mag uitvoeren en financieren.
Een permanente instantie voor mensenrechten en democratie binnen de Raad van de EU
De Groep rechten van de mens (COHOM) behandelt alle mensenrechtenaspecten van de externe betrekkingen van de Europese Unie en ondersteunt het besluitvormingsproces van de Raad op dit gebied door middel van zijn voorbereidende werkzaamheden voor de besprekingen over mensenrechten en democratie in het Politiek en Veiligheidscomité (PVC), het Comité van permanente vertegenwoordigers (Coreper) en de Raad. In de loop van 2014 vergaderde COHOM 44 keer, zowel in de formatie hoofdsteden als in de formatie Brussel, om de doeltreffende ontwikkeling te bevorderen, en toe te zien op de wereldwijde implementatie, van het EU-beleid op het vlak van mensenrechten en democratie, waaronder mensenrechtenrichtsnoeren, mensenrechtendialogen en - overleg met derde landen.
COHOM bleef samenwerken met de geografische Raadsgroepen die de mensenrechtensituaties van de landen binnen hun bevoegdheid behandelen, alsook met de
relevante thematische Raadsgroepen 11 , met het doel mensenrechten te integreren in alle aspecten
van de externe betrekkingen van de EU. COHOM trad ook in contact met de Groep grondrechten, burgerrechten en vrij verkeer van personen (FREMP) (zie punt 8).
Begin 2014 besprak COHOM de strategische prioriteiten voor de jaarlijkse mensenrechtenfora van de VN, wat een bijdrage leverde aan de positieve resultaten van de zitting van de Mensenrechtenraad en de 69e bijeenkomst van de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de VN. Het hele jaar door overlegden de EDEO en de Commissiediensten in COHOM met de lidstaten over het standpunt van de EU ten aanzien van specifieke thematische of geografische kwesties die zich op multilaterale fora aandienden.
COHOM zette zijn periodieke gedachtewisselingen met de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten voort. COHOM organiseerde ook regelmatig besprekingen met vertegenwoordigers van internationale organisaties, regionale organisaties en het maatschappelijk middenveld. Bij de gastsprekers op hoog niveau waren onder andere de voorzitter van de subcommissie mensenrechten van het Europees Parlement, de regionale vertegenwoordiger voor Europa van de hoge commissaris voor mensenrechten van de VN, speciale VN-rapporteurs en de directeur van het Bureau voor de grondrechten.
De taskforces van COHOM, die de werkzaamheden van COHOM op specifieke prioritaire gebieden ondersteunen, met name de implementatie van EU-richtsnoeren inzake mensenrechten, zetten in 2014 hun werkzaamheden voort. Er waren in 2014 negen taskforces actief, waarin de bevoegde deskundigen van de EDEO, de Commissiediensten en de lidstaten bijeenkwamen.
11 CODEV, COSCE, COTER, PMG, CIVCOM, CONUN
Het beleid samenhangender maken
Binnen de EU zijn de EU-instellingen en haar lidstaten bij de uitvoering van EU-wetgeving gebonden aan de voorschriften van het handvest van de grondrechten van de Europese Unie. In haar extern optreden is de EU vastbesloten mensenrechten en democratie via al haar externe activiteiten te bevorderen overeenkomstig artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
In 2014 werden de inspanningen versterkt om problemen in verband met samenhang en consistentie tussen het interne en het externe mensenrechtenbeleid van de EU te blijven
aanpakken. De Raad Justitie en Binnenlandse Zaken nam in de zitting van juni 2014 conclusies 12
aan waarin werd onderkend dat samenhang tussen het interne en externe optreden belangrijk is om de geloofwaardigheid van de Europese Unie in haar externe betrekkingen te vergroten en om het goede voorbeeld te geven op het gebied van mensenrechten. Daartoe vond de Raad het belangrijk om de samenwerking tussen verschillende Raadsgroepen te versterken, voornamelijk tussen de Raadsgroep grondrechten, burgerrechten en vrij verkeer van personen (binnen de EU) en de Groep rechten van de mens in het extern optreden, met name door de regelmatige uitwisseling van informatie en gezamenlijke thematische vergaderingen, waar passend, over specifieke vraagstukken. In die geest werd de samenwerking tussen FREMP en COHOM in 2014 door periodieke uitwisselingen geïntensiveerd. De inspanningen om de samenhang en consistentie tussen het interne en het externe mensenrechtenbeleid van de EU verder te versterken moeten worden voortgezet.
Respect voor economische, sociale en culturele rechten
De Europese Unie hecht groot belang aan de onderlinge afhankelijkheid van alle mensenrechten en aan de ondeelbaarheid van burgerrechten en politieke rechten en economische, sociale en culturele rechten (ESCR), als fundamenten van het internationaal recht inzake mensenrechten.
Op multilateraal niveau gaf de EU actieve steun aan verscheidene speciale rapporteurs van de
VN die zich met ESCR bezighielden, werkte met hen samen en nodigde er een aantal uit voor een vergadering (COHOM). Tot de speciale rapporteurs van de VN over ESCR behoren onder andere de speciale rapporteurs over het recht op water en sanitaire voorzieningen, het recht op onderwijs, het recht op voedsel, extreme armoede en het recht op huisvesting.
Daarnaast had de EU meer aandacht voor ESCR tijdens de mensenrechtendialogen met diverse partners uit derde landen.
De bevordering van economische, sociale en culturele rechten, waaronder het recht op een passende levensstandaard en fundamentele arbeidsnormen, is in het indicatief meerjarenprogramma 2014- 2017 van het EIDHR versterkt. Er wordt steun geboden aan een breed scala van EIDHR-projecten om wereldwijd de situatie inzake economische, sociale en culturele rechten te verbeteren. Deze projecten droegen in 2014 bij tot het versterken van vakbonden in Azië, waardoor loonkwesties onder de aandacht werden gebracht, en tot het beschermen van landschappen en gemeenschappen in de landelijke gebieden van Angola, het door economische emancipatie bevorderen en sociaal integreren van de Menjasgemeenschap in Ethiopië, alsmede het verminderen van economische discriminatie en geweld op de werkplek in Indiase kledingfabrieken die gericht zijn op de export.
IV De rechten van de mens in alle sectoren en instrumenten van het buitenlands beleid van de EU
Naar een op rechten gebaseerde benadering van ontwikkelingssamenwerking
In 2014 legden de Raad en het Europees Parlement de nieuwe externe financieringsinstrumenten
(2014-2020) vast, waarin de mensenrechten en de democratie als fundamentele beginselen worden
genoemd en/of vallen onder specifieke programma's, waaronder 13 het EIDHR, het thematische
programma voor organisaties van het maatschappelijk middenveld en plaatselijke overheden
(CSO/LA) in het kader van het DCI en het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede
(IcSP) 14 . Deze worden alle direct of indirect gebruikt om de mensenrechten en de democratie te
bevorderen in overeenstemming met het strategisch kader van de EU voor mensenrechten en
democratie en de agenda voor verandering 15 .
In 2014 legden de EDEO en de diensten van de Commissie met de partnerlanden de laatste hand aan de bilaterale programmering en stelde de Commissie strategische programmeringsdocumenten en indicatieve meerjarenprogramma’s voor 2014-2020 vast. Mensenrechten, democratie en andere kernaspecten van goed bestuur werden als belangrijke kernsectoren behandeld, of kwamen middels de implementatie van de op rechten gebaseerde aanpak op andere samenwerkingsterreinen aan bod.
13 Dit geldt met name voor het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI), het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), het Europees nabuurschapsinstrument (ENI) en het instrument voor
pretoetredingssteun (IPA II).
14 Verordening (EU) nr. 230/2014 i
15 De EU heeft in 2011 twee hervormingen vastgesteld om het ontwikkelingsbeleid meer strategisch en doelgericht te maken: de 12 punten tellende agenda voor verandering en nieuw beleid en regelgeving inzake begrotingssteun. http://eur-lex.europa.eu/legal
href="http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52011DC0637&qid=1412922281378&from=NL">content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52011DC0637&qid=1412922281378&from=NL
De Commissie formaliseerde in 2014 het streven van de EU naar de op rechten gebaseerde aanpak in het werkdocument van de diensten betreffende "a right based approach, encompassing
all human rights for EU development cooperation" 16 . In mei 2014 verwelkomde de Raad in zijn
conclusies deze beduidende stap en benadrukte hij de belangrijke beginselen die het document bevat. De instrumenten zoals beschreven in het werkdocument van de diensten van de Commissie vormen een concrete leidraad voor de manier waarop de op rechten gebaseerde aanpak toegepast moet worden op ieder ontwikkelingsprogramma of -project, op basis van vijf werkingsbeginselen: het toepassen van alle rechten, deelname aan en toegang tot het besluitvormingsproces, nondiscriminatie en gelijke toegang, transparantie en toegang tot informatie.
Gelijktijdig met de programmeringsexercitie bleef de Commissie toezicht houden op de eerbiediging van de fundamentele waarden in haar programma’s voor begrotingssteun. De methode die hiertoe in de richtsnoeren voor begrotingssteun is vastgelegd, wordt sinds 1 januari 2013 bij alle nieuwe programma’s volledig toegepast.
De EU ging in 2014 door met het uitwerken van haar standpunt en strategie voor de follow-up van Rio + 20 en de ontwikkelingsagenda voor de periode na 2015. De EU toonde zich een uitgesproken pleitbezorger van de integratie van de mensenrechten, de rechtsstaat en goed bestuur in de mondiale ontwikkelingsagenda. De EU stelde een aantal beleidsverklaringen op, die zijn bekrachtigd op het
niveau van de Raad, laatstelijk in december 2014 17 . De EU droeg actief bij aan vele internationale
besprekingen, met inbegrip van bijeenkomsten van de open werkgroep van de VN, de
Mensenrechtenraad en de informele discussies van de Algemene Vergadering.
16 SWD (2014) 152 final, Brussel, 30 april 2014
17 http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_Data/docs/pressdata/EN/foraff/146311.pdf
Handel gebruiken als instrument voor verbetering van mensenrechten
De vrijhandelsovereenkomsten van de EU zijn door middel van schakelbepalingen verbonden met de overeenkomstige politieke kaderovereenkomsten, die ook mensenrechtenclausules bevatten. Indien er geen associatie- of kaderovereenkomst van kracht is, wordt een afzonderlijke mensenrechtenclausule in de vrijhandelsovereenkomsten opgenomen. De grootste waarde van een mensenrechtenclausule schuilt in het tonen van de gezamenlijke inzet van de partijen voor de mensenrechten, terwijl ze bij zware mensenrechtenschendingen ook de rechtsgrond vormt voor passende maatregelen, zoals schorsing van de overeenkomst (zie punt 33).
Openheid voor handel, in combinatie met goed bestuur en degelijk binnenlands beleid, is een belangrijke factor voor inclusieve groei en duurzame ontwikkeling, en dus voor een betere mensenrechtensituatie. Conform de mededeling "Handel, groei en ontwikkeling: Afstemming
van het handels- en investeringsbeleid op de meest behoeftige landen" 18 , hielp de EU ook in 2014
ontwikkelingslanden, met name de minst ontwikkelde landen en andere meest behoeftige landen, om toe te treden tot het wereldhandelssysteem teneinde zoveel mogelijk van handel te kunnen profiteren. Dit is met name gebaseerd op het "hulp voor handel"-beleid van de EU, haar unilaterale handelspreferenties en haar bilaterale en regionale handelsovereenkomsten.
18 [COM(2012) 22 i] http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2012/january/tradoc_148992.EN.pdf
De nieuwe SAP-verordening (stelsel van algemene preferenties) wordt sinds 1 januari 2014 toegepast. In het kader van de nieuwe regeling zijn aan veertien landen SAP+-preferenties toegekend. De nieuwe SAP-verordening versterkt de mechanismen voor toezicht op de naleving van internationale verdragen (met inbegrip van fundamentele mensenrechtenverdragen) door SAP+ begunstigden, en de Commissie zal om de twee jaar aan de Raad en het Europees Parlement verslag uitbrengen over de stand van uitvoering bij de SAP+-begunstigden.. De dialoog tussen de EU en de SAP+-begunstigden over de naleving van de verdragen nam in 2014 in intensiteit toe, en de EU begon innovatieve manieren in stelling te brengen om de naleving, handhaving en controle van de relevante mensenrechtenverdragen en IAO-verdragen te steunen. De Commissie voerde, vooral naar aanleiding van verzoeken uit het Europees Parlement, een algemene herziening uit van Verordening (EG) nr. 1236/2005 i met betrekking tot de handel in goederen die gebruikt zouden
kunnen worden voor het voltrekken van de doodstraf of voor foltering 19 . Een voorstel om de lijst
met goederen die aan uitvoercontrole onderworpen zijn, in de verordening te actualiseren, is begin 2014 voorgelegd aan de Raad en het Europees Parlement. In 2013 werden door middel van het Wassenaar Arrangement controles op de uitvoer van bepaalde bewakingstechnologie ingevoerd. Als gevolg hiervan heeft de EU deze controles op nieuwe inbraakprogrammatuur en internetmonitoringapparatuur via een Gedelegeerde Verordening van de Commissie van 22 oktober 2014 uitgevoerd.
De Commissie onderzoekt ook langetermijnoplossingen voor dit probleem, en keurde een mededeling goed over een herziening van het exportcontrolebeleid, waaronder één optie betreffende de mogelijkheid om bepaalde bepalingen van de bestaande exportcontroleverordening (EG) nr. 428/2009 i zodanig aan te passen, dat zij ook van toepassing zijn op de uitvoer van gevoelige technologieën die gebruikt kunnen worden op een wijze die in strijd is met de mensenrechten, bijvoorbeeld in conflictzones of door autoritaire regimes. Naar aanleiding van de voortdurende verslechtering van de situatie in Syrië besloot de Raad in mei 2014 het bij Verordening nr. 36/2012 i opgelegde verbod op de uitvoer van apparatuur of programmatuur die in de eerste plaats bedoeld is om te worden gebruikt voor toezicht op, of interceptie van, internetcommunicatie en telefoongesprekken door de Syrische regering, te verlengen.
De EU ging in 2014 als trouwe aanhanger van het Wapenhandelsverdrag (WHV), dat een mijlpaal vormt op de weg naar een meer verantwoordelijke en transparante wapenhandel, door met het aanmoedigen van de ratificatie ervan door alle lidstaten van de VN. Eind 2014 leidde de nederlegging van de 50e akte van bekrachtiging — met een aanzienlijke bijdrage van de EU- lidstaten — tot de inwerkingtreding van het Wapenhandelsverdrag. Het Verdrag bepaalt in artikel 7 dat eerst het risico dat de wapens gebruikt zullen worden voor het begaan of vergemakkelijken van ernstige schendingen van de mensenrechten of het internationaal humanitair recht, onder meer daden van seksegerelateerd geweld, moet worden ingeschat voordat beslissingen over wapenuitvoer worden genomen. Die risicobeoordeling komt bovenop het verbod op wapenuitvoer op grond van artikel 6, indien deze wapens gebruikt kunnen worden bij het plegen van volkerenmoord, misdaden tegen de menselijkheid, ernstige schendingen van het Verdrag van Genève, aanvallen op burgers of andere oorlogsmisdaden als omschreven in de toepasselijke internationale verdragen.
Mensenrechten een plaats geven bij conflictpreventie en crisisbeheersing
De EU nam in 2014 extra maatregelen om haar mensenrechten- en genderbeleid in de planning, implementatie, uitvoering en evaluatie van missies en operaties in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) te integreren.
In overeenstemming met de crisisbeheersingsprocedures van 2013 20 kwamen mensenrechten- en
genderoverwegingen aan bod tijdens de planning van nieuwe missies en operaties, en een analyse van de situatie inzake mensenrechten en gender werd geïntegreerd in de planningsdocumenten, zoals voor de adviesmissie van de EU voor de hervorming van de civiele veiligheidssector in Oekraïne en EUFOR in de Centraal-Afrikaanse Republiek.
20 http://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-7660-2013-REV-2/en/pdf
Bij alle GVDB-missies en -operaties in 2014 werden adviseurs of contactpersonen voor mensenrechten en genderaspecten betrokken, die onder meer als taak hadden deze thema´s in het werk van de missie te integreren en specifieke activiteiten uit te voeren. Voorbeelden van deze activiteiten zijn de voortdurende steun van EUPOL Afghanistan voor vrouwelijke politieambtenaren in de Afghaanse nationale politie, de versterking van de adviserende capaciteit op het gebied van gender binnen de missie EUPOL Afghanistan zelf, en het verzorgen van opleidingen voor plaatselijke strijdkrachten over het internationale humanitaire recht en de mensenrechten door EUTM Somalia en EUTM Mali.
De adviseurs voor mensenrechten en gender van GVDB-missies ontmoetten elkaar in juni 2014 in Brussel voor hun jaarlijkse seminar, dat een goede gelegenheid biedt om beste praktijken uit te wisselen en gemeenschappelijke uitdagingen te benoemen. Om het delen van informatie systematischer te maken, wordt een op email gebaseerde praktijkgemeenschap opgericht zodat uitwisselingen tussen missies en operaties, en met thematische deskundigen op het hoofdkantoor vaker kunnen plaatsvinden.
Veel GVDB-cursussen die de Europese veiligheids- en defensieacademie en de lidstaten aanboden, bevatten mensenrechten- en genderelementen, en er werden ook gespecialiseerde thematische opleidingssessies georganiseerd over de mensenrechten, gender, kinderen in gewapende conflicten en de bescherming van de burgers.
De EU zette haar werkzaamheden betreffende de alomvattende aanpak voor de uitvoering van Resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad (VNVR) inzake vrouwen, vrede en veiligheid, en zijn follow-upresoluties, voort. In het tweede verslag over de indicatoren van de EU voor de alomvattende aanpak voor de uitvoering van de resoluties, dat werd gepubliceerd in januari 2014, wordt voor de volgende verslagperiode prioriteit gegeven aan overgangsjustitie, politieke participatie en economische empowerment van vrouwen, de participatie van vrouwen in vredesprocessen en de preventie van seksueel geweld in conflictgebieden. De jaarlijkse studiebijeenkomst van de EU-lidstaten over de uitvoering van Resolutie 1325 van de VNVR, die in juli 2014 plaatsvond, ging vooral over de aanstaande 15e verjaardag van de resolutie en over de wijze waarop rekening kan worden gehouden met kwesties op het gebied van vrede en veiligheid in de komende onderhandelingen over de ontwikkelingsagenda voor de periode na 2015. De informele taskforce van de EU voor Resolutie 1325 van de VNVR ging door met zijn reguliere vergaderingen met deelname van de lidstaten, VN-vrouwen, de NAVO, de OVSE en maatschappelijke organisaties. Ook werd een speciale website met alle belangrijke documenten over de aanpak van de EU van
Resolutie 1325 van de VNVR gemaakt 21 . Een externe evaluatie van het onderdeel "crisisparaatheid"
van het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede werd medio 2014 afgerond. Bij de evaluatie werd opgemerkt dat het onderdeel "crisisparaatheid" bijdraagt aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de EU inzake vrouwen, vrede en veiligheid. Deze specifieke steun voor vrouwen, vrede en veiligheid wordt momenteel gegeven in 17 landen en in drie regio’s: Afghanistan, Bolivia, Bosnië en Herzegovina, Brazilië, Tsjaad, de Democratische Republiek Congo, El Salvador, Guinee Bissau, India, Kirgizië, Liberia, Nepal, Nicaragua, Peru, Senegal, de Salomonseilanden, Jemen, Centraal-Amerika, Zuid-Azië, en de zuidelijke regio van Centraal-Afrika. In opdracht van de dienst buitenlandse beleidsinstrumenten van de Europese Commissie werd in 2014 een literatuuronderzoek naar gender in kwetsbare en conflictueuze situaties gedaan, met als doel beleidsmakers te oriënteren en informeren over de belangrijkste debatten en opkomende vraagstukken op dit terrein.
Het systeem voor vroegtijdige waarschuwing bij conflicten werd in 2014 geleidelijk op mondiaal niveau uitgezet. De instrumenten en methodes die gebruikt worden voor het systeem voor vroegtijdige waarschuwing omvatten vele aan mensenrechten gelieerde indicatoren zoals de eerbiediging van het internationale mensenrechtenkader, de gendergelijkheid, de persvrijheid en civiele en politieke vrijheden. De delegaties in landen die op de middellange tot lange termijn slachtoffer dreigen te worden van gewelddadige conflicten werden gevraagd inschattingen te maken en mogelijkheden voor preventieve actie voor te stellen. Ook zijn er in een aantal landen workshops over conflictanalyse gehouden. Daarbij hield de gebruikte methodologie eveneens rekening met mensenrechten- en genderaspecten.
Mensenrechten integreren in terrorismebestrijding
Overeenkomstig het EU-actieplan voor mensenrechten en democratie stelden de EDEO en de
Commissiediensten een leidraad voor terrorismebestrijdingsbeleid op, die door de lidstaten in november 2014 is goedgekeurd. De leidraad heeft tot doel ervoor te zorgen dat overwegingen inzake de mensenrechten en, indien van toepassing, het internationaal humanitair recht in aanmerking worden genomen bij het plannen en uitvoeren van projecten ter ondersteuning van terrorismebestrijding in samenwerking met derde landen.
De wijze waarop terrorisme wordt bestreden kan aanzienlijke invloed hebben op de mate waarin een staat over het algemeen de mensenrechten eerbiedigt. In sommige landen wordt de term terrorisme bijvoorbeeld vaag gedefinieerd en te breed toegepast; als terrorismebestrijdingsoperaties worden uitgevoerd, kunnen bepaalde mensenrechten (zoals het recht op leven of het verbod op foltering) in het gedrang komen en operaties kunnen soms worden gebruikt om politieke tegenstanders te onderdrukken.
De EU financiert een aantal projecten voor capaciteitsopbouw op het gebied van terrorismebestrijding, vaak in landen met zwakke resultaten op het gebied van de mensenrechten. Om betere naleving van de mensenrechten te stimuleren is het derhalve van groot belang dat met die landen een Europese aanpak die de mensenrechten eerbiedigt wordt gedeeld.
De leidraad is bedoeld voor toekomstige EU-projecten voor capaciteitsopbouw op het gebied van terrorismebestrijding in derde landen, en voor veiligheids- en justitieprojecten met een terrorismebestrijdingscomponent. Hij geeft een overzicht en biedt een reeks instrumenten ter beoordeling van verplichtingen op het gebied van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht. Om over de hele linie meer samenhang te brengen in het optreden van de EU, geldt de leidraad voor alle EU-instellingen en projectuitvoerende partners en voor alle fasen van het project (planning, uitvoering en toezicht/evaluatie). De lidstaten kunnen, indien zij dat wensen, de leidraad ook gebruiken voor hun eigen projecten.
De EU onderhoudt middels politieke dialogen over terrorismebestrijding doorlopend contact met vele belangrijke partners en internationale organisaties. De politieke dialogen bestaan uit een uitwisseling van opvattingen over belangrijke ontwikkelingen op het gebied van terrorismebestrijding, en vormen een belangrijk platform om essentiële kwesties aan de orde te stellen. Deze dialogen dragen bij tot de verdieping van de bilaterale en internationale consensus, en tot de intensivering van de internationale inspanningen om terrorisme te voorkomen en te bestrijden. Zij maken deel uit van de algemene aanpak van de EU om bij belangrijke partners vertrouwen te scheppen. In het kader van de politieke dialoog over terrorismebestrijding werden in 2014 vergaderingen gehouden met: de VN, de VS, Canada, Australië, Saudi-Arabië en Turkije. Met Indonesië en de Verenigde Arabische Emiraten werd ook overleg gericht op terrorismebestrijding georganiseerd. In overeenstemming met het actieplan besprak en bevorderde de EU bij al deze gelegenheden de zo cruciale eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat in de inspanningen op het vlak van terrorismebestrijding.
Wat multilaterale samenwerking betreft is de EU ervan overtuigd dat de VN een centrale rol heeft bij de aanpak van de wereldwijde dreiging van het terrorisme. Resolutie 1373/2001 van de VNVR en de mondiale strategie voor terrorismebestrijding van 2006 zijn mijlpalen in de multilaterale samenwerking op het gebied van terrorismebestrijding. De mondiale terrorismebestrijdingsstrategie van de VN is volledig verenigbaar met de EU-aanpak van terrorismebestrijding. Het beleid van de EU en de VN inzake terrorismebestrijding is gebaseerd op hetzelfde beginsel, namelijk het bevorderen van de strafrechtelijke aanpak terwijl de mensenrechten worden beschermd en de rechtsstaat wordt gehandhaafd. Specifieke samenwerking tussen de EU en de VN bij terrorismebestrijding inzake buitenlandse terroristische strijders en de bestrijding van gewelddadig extremisme werd met de betrokken VN-agentschappen besproken. De EU en haar lidstaten toonden zich verheugd over de aanneming van VNVR-resolutie 2170/2014, waarin ernstige en wijdverbreide schendingen van de mensenrechten door extremistische groeperingen in Irak en Syrië worden veroordeeld, en VNVR-resolutie 2178/2014 , waarin gewelddadig extremisme wordt verworpen en de noodzaak buitenlandse terroristische strijders steun en bewegingsvrijheid te ontzeggen, wordt onderstreept. Deze resoluties zijn in overeenstemming met de conclusies van
de Raad van de EU van 30 augustus 2014 22 . De EU en haar lidstaten zijn ook grote voorstanders
van handelen uit hoofde van VNVR-resolutie 2178/2014, met inbegrip van inspanningen ter bevordering van internationaal optreden om gewelddadig extremisme tegen te gaan, hetgeen een aandachtspunt van de EU zal blijven aangezien internationaal optreden een eerste vereiste is om op bestendige wijze de plaag van het terrorisme te kunnen bestrijden.
De EU ging in de loop van het jaar in de VN en in andere internationale fora door met het afgeven van verklaringen waarin zij terroristische aanslagen veroordeelde en pleitte voor een aanpak van terrorismebestrijding die is gebaseerd op de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat en geheel in overeenstemming is met het internationaal recht.
22 http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/en/ec/144538.pdf
Ervoor zorgen dat mensenrechten ten grondslag liggen aan de externe dimensie van het werk op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (VVR)
De eerbiediging en bescherming van de mensenrechten staan bij het EU-beleid inzake justitie en binnenlandse zaken centraal. De mensenrechten zijn dan ook een horizontaal element van het migratiebeleid van de EU, en zullen derhalve worden weerspiegeld in de toekomstige EU-agenda voor migratie, die deel uitmaakt van de totaalaanpak van migratie en mobiliteit (TAMM), het overkoepelende kader van het externe migratiebeleid van de EU en een cruciaal onderdeel van het terugkeer- en overnamebeleid. Daarom is de bescherming van de mensenrechten stelselmatig opgenomen in alle TAMM-kaders, in het bijzonder in de dialogen over migratie en mobiliteit met derde landen en regio’s, alsmede in de mobiliteitspartnerschappen en de gemeenschappelijke agenda’s inzake migratie en mobiliteit zoals overeengekomen met derde landen, de visumdialogen en in de toepassing van de EU-overnameovereenkomsten. Voorts pleitte de EU in de mondiale fora voor een betere bescherming van de mensenrechten van migranten.. Dit was ook het geval tijdens de topontmoeting van het wereldforum voor migratie en ontwikkeling, die plaatsvond in Stockholm van 14 tot 16 mei 2014.
De bescherming van de rechten van migranten is ook een horizontaal element van de werkzaamheden van de Taskforce Middellandse Zeegebied. In het kader van de TAMM gaf de Taskforce een nieuwe impuls aan de inspanningen van de EU om de dialoog en de samenwerking met landen van herkomst en doorreis in het zuidelijke Middellandse Zeegebied te versterken. De Commissie maakte in mei 2014 een werkdocument van de diensten van de Commissie over de tenuitvoerlegging van de mededeling over de Taskforce Middellandse Zeegebied openbaar, waarin zij melding maakte van een reeks acties die door de Europese Unie en haar lidstaten waren ondernomen voor de bescherming van de rechten van migranten en vluchtelingen in de landen van herkomst en doorreis.
Kwesties in verband met migratie, zoals willekeurige detentie en mensenhandel, kwamen ook aan bod in de mensenrechtendialogen met de betrokken derde landen.
Mensenhandel is een grove schending van de mensenrechten; daarom stelt de EU de bescherming van de mensenrechten centraal in haar beleid. De EU ging in 2014 door met de uitvoering van de
strategie voor de uitroeiing van mensenhandel 2012-2016 en van het actiegericht document 23 over
het versterken van de externe dimensie van de EU met betrekking tot de bestrijding van de mensenhandel van 2009. In het tweede uitvoeringsverslag van het actiegerichte document heeft de Raad in december 2012 overeenstemming bereikt over een lijst van prioritaire derde landen en regio’s waarmee de EU de samenwerking en partnerschappen voor de bestrijding van mensenhandel moet versterken. De EDEO en de Commissie deden in juni 2014 een gezamenlijke nota uitgaan met informatie over de activiteiten van de EU ter bestrijding van mensenhandel in een aantal prioritaire landen en regio’s, met inbegrip van een opgave van relevante instrumenten en werktuigen die de EU ter beschikking staan. Deze nota fungeert voor de lidstaten en de EU-delegaties als referentiemiddel om de samenwerking en de samenhang van de maatregelen tegen mensenhandel te verbeteren.
De EU-delegaties in deze prioritaire landen werden gevraagd om partnerschappen op te zetten en te zorgen voor coördinatie en samenhang door een contactpersoon voor mensenhandelzaken aan te stellen, coördinatievergaderingen te organiseren, nauw toezicht op door de EU gefinancierde projecten inzake mensenhandel te houden en door voor een regelmatige uitwisseling van informatie met de autoriteiten van het gastland te zorgen. Om dit werk te vergemakkelijken, organiseerden de diensten van de Commissie in juni 2014 voor personeel van EU-delegaties een driedaagse opleiding over externe samenwerking op het gebied van mensenhandel, met bijzondere aandacht voor de prioritaire landen en regio’s.
23 Vastgesteld door de Raad op 30 november 2009 (6865/10 CRIMORG 38 JAIEX 22 RELEX 163 JAI 168).
Uitroeiing van mensenhandel is een prioritair gebied binnen de totaalaanpak van migratie en mobiliteit (TAMM). Het voorkomen en bestrijden van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers worden systematisch aan de orde gesteld in alle overeenkomsten en partnerschappen met derde landen en in alle EU-dialogen over migratie en mobiliteit zoals de mobiliteitspartnerschappen, de gemeenschappelijke agenda’s inzake migratie en mobiliteit en de dialogen over visumliberalisering. Als een belangrijk onderdeel van het actieplan voor mensenrechten en democratie stelt de EU mensenhandel ook in het kader van de mensenrechtendialogen wereldwijd met meer dan 40 landen ter sprake. Zij steunt ook internationale inspanningen op dat gebied door in verscheidene VN-fora voor preventie, slachtofferhulp en bijstand te pleiten evenals voor de totstandbrenging van een alomvattend wetgevingskader, het uitstippelen van beleid en wetshandhaving, internationale samenwerking en coördinatie van de strijd tegen mensenhandel.
Wat betreft de steunverlening aan de ontwikkelingslanden onder de partnerlanden zette de EU de uitvoering van diverse projecten op alle met migratie verband houdende terreinen voort, in het kader van zowel thematische als geografische instrumenten. In overeenstemming met de TAMM plaatsten alle projecten de migrant centraal en legden zij over de hele linie een sterke nadruk op de mensenrechten. Ter ondersteuning van ontheemde vluchtelingen en gastgemeenschappen in de buurlanden van Syrië werden nieuwe projecten opgestart, evenals voor bijzonder kwetsbare groepen migranten, zoals slachtoffers van mensenhandel en arbeidsmigranten die als huispersoneel werken.
Migratie en asiel zijn belangrijke prioriteiten in het thematische programma voor mondiale collectieve goederen en uitdagingen in het kader van het DCI, dat in 2014 is goedgekeurd voor een periode van 7 jaar. De migratie- en asielcomponenten van dit programma hebben tot doel het beheer van migratie in ontwikkelingslanden te versterken, met bijzondere aandacht voor het optimaliseren van het positieve effect van migratie en mobiliteit op ontwikkeling. Het programma plaatst de migrant stelselmatig centraal en legt expliciet de nadruk op de noodzaak bekendheid te geven aan voordelen van migratie voor de migranten en voor hun gemeenschap van herkomst en tegelijkertijd de integratie in de gastlanden te steunen. De bescherming van de mensenrechten van migranten, en met name van kwetsbare groepen migranten, is een horizontale doelstelling. De Commissie keurde het thematische programma goed; dit bevat een bestedingspakket van 46,3 miljoen euro voor de migratie- en asielcomponent, hetgeen werd toegewezen aan acht projecten. Deze omvatten onder meer een mondiaal project inzake steun voor migranten die gestrand zijn in landen in crisis, een wereldwijde actie ter voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de smokkel van migranten, en een specifieke actie om gemengde migratiestromen in Oostelijk Afrika aan te pakken, met bijzondere aandacht voor gedwongen verplaatsing, de mensenhandel en het smokkelen van migranten, en voor gestrande migranten in kwetsbare situaties.
De eerbiediging van de grondrechten, de menselijke waardigheid en de mensenrechten is ook een van de leidende beginselen van de EU-drugsstrategie en het EU-actieplan inzake drugs. Dit is een integraal onderdeel van het drugsbeleid en een fundamenteel aspect van het zogeheten EU-model op het gebied van drugs.
Mensenrechten bevorderen in de externe dimensie van werkgelegenheid en sociaal beleid
De fundamentele arbeidsnormen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) zijn neergelegd in de acht basisverdragen van de organisatie. De EU streeft de ratificatie en daadwerkelijke naleving van deze verdragen na door middel van samenwerking met de IAO, die onder meer de deelname omvat aan de lopende besprekingen over arbeidsnormen en aan de werkzaamheden van de toezichthoudende instanties van de IAO. Daarnaast ijvert de EU, binnen de externe dimensie van haar werkgelegenheids- en sociaal beleid, in de betrekkingen met partnerlanden via bilaterale en regionale beleidsdialogen en de uitvoering van ontwikkelingshulpprojecten voor de beginselen van fatsoenlijk werk, zoals die bijvoorbeeld gestalte krijgen in naleving van de basisverdragen van de IAO.
De 103e zitting van de Internationale Arbeidsconferentie nam in 2014 een protocol en een aanbeveling aan voor het verdrag betreffende de gedwongen arbeid van 1930 (nr. 29), een van de acht basisverdragen van de IAO. De nieuwe norm bestrijdt moderne vormen van gedwongen arbeid, bijvoorbeeld in het kader van de mensenhandel, door verbeteringen aan te brengen in het voorkomen van gedwongen arbeid, de bescherming van slachtoffers, de toegang tot de rechter en compensatiemaatregelen, maar ook in de handhaving, onder meer via internationale samenwerking en/of bijstand. De EU en haar lidstaten werkten actief mee aan de opstelling van de nieuwe norm. De gecoördineerde bijdrage van de EU aan de Internationale Arbeidsconferentie in juni 2014 was zeer belangrijk en droeg bij tot het succesvolle resultaat. De lidstaten moeten de nodige stappen ondernemen om het protocol tegen eind 2016 te ratificeren.
Tijdens de Internationale Arbeidsconferentie droeg de EU in het kader van de goedkeuring van amendementen voor het Maritiem Arbeidsverdrag bij tot het bevorderen van fatsoenlijk werk voor zeevarenden. De aangenomen amendementen, die vóór de conferentie al konden rekenen op de volledige steun van de EU24, beschermen zeevarenden in geval van verwaarlozing of achterlating en geven hun financiële zekerheid bij arbeidssituaties die resulteren in overlijden of invaliditeit. Het streven van de EU naar fatsoenlijk werk kreeg verder vorm toen de Raad van ministers van de EU in januari 2014 een besluit vaststelde waarbij de lidstaten gemachtigd werden het IAO-verdrag betreffende eerlijk en fatsoenlijk werk voor huispersoneel (Verdrag nr. 189) te ratificeren. Het besluit werd door de Commissie voorgesteld in maart 2013 en het werd gesteund door het Europees Parlement. De Commissie herhaalde haar oproep aan de lidstaten om het Verdrag te ratificeren als onderdeel van de EU-strategie ter bestrijding van mensenhandel..
In het kader van het uitbreidingsbeleid sprak de EU in 2014 met kandidaat-lidstaat Turkije over de verenigbaarheid van de Turkse wetgeving inzake vakbonden met de EU-normen en de toepasselijke IAO-verdragen, met name nr. 87 (vrijheid van vereniging) en nr. 98 (het recht zich te organiseren en collectief te onderhandelen)
In het kader van het Europees nabuurschapsbeleid (ENB) werd erop gewezen dat verdere inspanningen nodig zijn voor het ratificeren en daadwerkelijk naleven van de basisverdragen van de IAO. Een aantal buurlanden sluit zich tijdens besprekingen in de IAO vaak bij de standpunten van de EU en haar lidstaten aan. Wat de betrekkingen met Georgië en de Republiek Moldavië betreft, werden in juni 2014 associatieovereenkomsten met bepalingen over een diepe en brede vrijhandelsruimte ondertekend, die op 1 september 2014 voorlopig in werking traden. Die bevatten toezeggingen om de geratificeerde basisverdragen van de IAO daadwerkelijk om te zetten. De associatieovereenkomst met Oekraïne werd ook in 2014 ondertekend. De voorlopige toepassing begon in november 2014, maar werd voor het deel betreffende de diepe en brede vrijhandelsruimte met een jaar uitgesteld. Als gevolg van het conflict in het oosten van de Oekraïne en de indirecte negatieve gevolgen voor de hele sociaaleconomische situatie verslechterde de naleving van arbeidsnormen en arbeidsrechten in ernstige mate.
24 Besluit 2014/346 i/EU van de Raad van 26 mei 2014: http://eur-lex.europa.eu/legal
href="http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=OJ:JOL_2014_172_R_0003&from=NL">content/NL/TXT/HTML/?uri=OJ:JOL_2014_172_R_0003&from=NL
Voorts nam de EU actief deel aan de ontwikkelingsagenda voor de periode na 2015 en aan de follow-up van Rio+20, waarmee zij blijk gaf van haar steun aan productieve werkgelegenheid en fatsoenlijk werk voor iedereen, daaronder begrepen het scheppen van banen, het waarborgen van rechten op de werkplek, sociale bescherming en sociale dialoog, en het aanpakken van ongelijkheden.
De EU bevorderde economische en sociale rechten in de besprekingen in internationale fora zoals de G20. De leiders van de G20 gaven in 2014 een krachtig signaal af door te stellen dat verhoging van de mondiale groei om voor mensen in de hele wereld een betere levensstandaard en hoogwaardige werkgelegenheid te verschaffen, de hoogste prioriteit geniet. Zij herhaalden dat ze zich zullen beijveren voor het terugdringen van de onacceptabel hoge jeugdwerkloosheid door ervoor te zorgen dat jongeren onderwijs of een opleiding volgen of een baan hebben. Zij erkenden ook de noodzaak om de informele economie en structurele en langdurige werkloosheid aan te pakken door versterking van de arbeidsmarkt en de aanwezigheid van passende sociale beschermingsstelsels. Verbetering van de veiligheid en gezondheid op het werk werd genoemd als een van de prioriteiten.
De daadwerkelijke naleving van de basisverdragen van de IAO werd ook bevorderd via ontwikkelingshulp.
De sociale zorgvuldigheid van de Europese Investeringsbank is gebaseerd op de fundamentele arbeidsnormen van de IAO. De normen van de bank sluiten praktijken zoals kinderarbeid, schulden gedwongen arbeid nadrukkelijk uit. Indien het gastland het recht van vereniging van werknemers en collectieve onderhandelingen niet beschermt, wordt van kredietnemers toch verwacht dat zij streven naar het toelaten van alternatieve aanvaardbare mechanismen om grieven te uiten en de rechten van werknemers op het gebied van de werkomgeving en de arbeidsvoorwaarden te beschermen. In elk geval of bij ontstentenis van wetgeving wordt van kredietnemers verlangd dat zij werknemers die zich willen verenigen of aan collectieve onderhandelingen wensen deel te nemen, geen beperkingen opleggen en niet discrimineren, noch tegen hen represailles nemen. Van kredietnemers wordt verlangd dat zij in hun toeleveringsketen de fundamentele arbeidsnormen eerbiedigen en erop toezien dat hun belangrijkste contractpartijen en rechtstreekse leveranciers die toepassen, alsmede dat die normen naar behoren tot uiting komen in hun aanbestedingsdocumenten, contracten en toezichtregelingen.
Uit het EIDHR werd steun verleend aan organisaties uit het maatschappelijk middenveld die de toepassing van arbeidsnormen en fatsoenlijk werk bevorderen.
De 52e zitting van de commissie van de Verenigde Naties voor sociale ontwikkeling besprak in februari 2014 het prioritaire thema "Bevordering van de zelfredzaamheid van mensen bij de uitbanning van armoede, sociale integratie en volledige werkgelegenheid en fatsoenlijk werk voor iedereen". In de resolutie verzocht de commissie van de Verenigde Naties voor sociale ontwikkeling de VN-lidstaten in de ontwikkelingsagenda voor de periode na 2015 de nodige aandacht te schenken aan sociale integratie, volledige werkgelegenheid, fatsoenlijk werk voor iedereen en de uitroeiing van armoede. Het forum van het maatschappelijk middenveld riep de regeringen op om uitvoering te geven aan de IAO-aanbeveling nr. 202 betreffende de oprichting van nationale socialebeschermingsniveaus en de agenda voor fatsoenlijk werk als effectieve middelen om volledige en productieve werkgelegenheid en inkomen te kunnen waarborgen.
V Uitvoering van EU-prioriteiten inzake mensenrechten
Afschaffing van de doodstraf
Ook in 2014 gaf de EU uiting aan haar verzet tegen de doodstraf en wendde zij alle diplomatieke middelen waarover zij beschikt aan om het streven naar een wereldwijde afschaffing te ondersteunen. Het krachtig beleid van de EU tegen de doodstraf komt tot uiting in de EU-richtsnoeren die in 2013 zijn geactualiseerd en herzien, terwijl het streven naar afschaffing van de doodstraf één van de topprioriteiten van het strategisch kader en actieplan inzake mensenrechten en democratie is.
Ter gelegenheid van de Europese dag tegen de doodstraf en de Werelddag tegen de doodstraf (10 oktober) herhaalden de EU en de Raad van Europa in een gezamenlijke verklaring dat zij, ongeacht de omstandigheden, tegen het gebruik van de doodstraf zijn en naar wereldwijde afschaffing ervan streven. In die verklaring onderstreepten de hoge vertegenwoordiger Catherine Ashton en de secretaris-generaal van de Raad van Europa, Thorbjørn Jagland, hun diepe bezorgdheid over de achteruitgang in sommige landen, zoals de recente massaprocessen waarbij een zeer groot aantal doodvonnissen werd uitgesproken, de uitbreiding van het toepassingsgebied van de doodstraf in de wetgeving van sommige landen,
en de hervatting van executies na moratoria van meerdere jaren 25 . EU-delegaties over de hele
wereld organiseerden op 10 oktober in met name landen waar de doodstraf nog bestaat, uiteenlopende evenementen voor afschaffing van de doodstraf en gaven daar maximale publiciteit aan, ook in hun contacten met ambtenaren en het maatschappelijk middenveld.
De EU steunde het recente initiatief van de Afrikaanse Unie voor een aanvullend Protocol inzake afschaffing van de doodstraf bij het Afrikaans Handvest van de rechten van de mens en de volkeren. Zij toonde zich tevens verheugd dat het aantal staten dat partij is bij het tweede facultatief protocol bij het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1989, dat de afschaffing van de doodstraf ten doel heeft, door een aantal recente ratificaties (El Salvador en Gabon) is gestegen tot 81. In haar contacten met derde landen bleef de EU alle staten die dit protocol nog niet hebben geratificeerd, aanmoedigen om dit naar aanleiding van de 25e verjaardag ervan in 2014 alsnog te doen.
De EU betreurde het bovendien dat elders in de wereld de doodstraf nog altijd op grote schaal wordt voltrokken. Vooral Iran, Irak, Saudi-Arabië, Afghanistan, Belarus, Egypte, Japan, Singapore, China, Taiwan en de VS stonden in het brandpunt van de aandacht, terwijl er ten aanzien van vele andere landen verklaringen werden afgelegd en demarches ondernomen, conform de minimumnormen voor de doodstraf in het internationale recht en de EU-richtsnoeren.
25 http://eeas.europa.eu/statements/docs/2014/141009_03_en.pdf
Ook in 2014 uitte de EU in alle relevante multilaterale fora haar verzet tegen de doodstraf, met name in de VN, de OVSE en de Raad van Europa. De EU nam deel aan de ministeriële bijeenkomst op hoog niveau van de AVVN, gezamenlijk georganiseerd door het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten van de VN, Italië, Chili, Mongolië, Tunesië en Benin, over „Leadership and moving away from the death penalty” (New York, 25 september 2014).
Door middel van intensief lobbywerk en contacten nam de EU actief deel aan het verbond van regio's dat zich inzette voor resolutie 69/186 (18 december 2014) van de Algemene Vergadering van de VN, waarin opnieuw wordt opgeroepen tot een moratorium op de voltrekking van de doodstraf. De door 95 lidstaten mede ingediende resolutie werd aangenomen met het ongekende aantal van 117 stemmen voor, 37 tegen en 34 onthoudingen. Dat is een aanzienlijke verbetering in vergelijking met soortgelijke resoluties in 2007, 2008, 2010 en 2012.
De EU legde in 2014 ten overstaan van de Permanente Raad van de OVSE zes verklaringen over de doodstraf af, waarin doodvonnissen in OVSE-landen (Belarus en de VS) worden bekritiseerd. Op 10 oktober, de Europese dag en Werelddag tegen de doodstraf, legde de EU nog een andere verklaring af in de Permanente Raad, gebaseerd op de gezamenlijke verklaring van de hoge vertegenwoordiger van de EU voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de secretarisgeneraal van de Raad van Europa. Verder sprak de EU in 2014 bij gelegenheid van uiteenlopende OVSE-evenementen haar bezorgdheid over de aanhoudende voltrekking van de doodstraf uit, onder meer tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van de OVSE betreffende de uitvoering van de menselijke dimensie in september en tijdens een aanvullende bijeenkomst betreffende de menselijke dimensie van de OVSE over de voorkoming van foltering in april.
Het EIDHR is een essentieel onderdeel van de inspanningen van de EU tegen de doodstraf.
Met dit instrument is de EU de belangrijkste donor van maatschappelijke organisaties die ijveren voor afschaffing van de doodstraf. Momenteel ondersteunt het EIDHR acht lopende projecten met betrekking tot de doodstraf; deze werden in 2008 en 2011 geselecteerd via twee wereldwijde oproepen tot het indienen van voorstellen. De projecten richten zich op drie belangrijke aandachtsgebieden waarop vooruitgang moet worden geboekt, te weten hervorming van de strafwetgeving, naleving van de desbetreffende internationale en regionale wet- en regelgeving, alsook ontwikkeling van een gunstig klimaat voor verdere afschaffingen.
Met landen in Azië (China, India, Taiwan, enz.), het Amerikaanse continent (landen in het Caribisch gebied en de VS), Afrika (Liberia, Mali, Uganda, enz.), Oost-Europa (Belarus en Rusland) en het Midden-Oosten (Jordanië, Marokko en Tunesië) bieden de lopende doodstrafgerelateerde EIDHR-projecten geografisch een brede spreiding over landen waar de doodstraf nog niet is afgeschaft. De ondersteuning wordt geboden met behulp van landenspecifieke steunregelingen van het EIDHR en via wereldwijde oproepen.
Het uitbannen van foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing
De EU is in 2014 voortgegaan met het uitvoeren van de EU-richtsnoeren inzake foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. Zij spoorde alle landen aan het Verdrag tegen foltering en het bijbehorende facultatief protocol te ratificeren en uit te voeren en stelde, in het kader van mensenrechtendialogen met derde landen en tijdens bezoeken aan die landen, individuele gevallen van foltering en mishandeling aan de orde. Ook legde zij verklaringen af om derde landen te gelukwensen met de ratificatie van het verdrag en/of het bijbehorende facultatieve protocol.
De EU bleef werken aan versterking van haar samenwerking met multilaterale fora als de Raad van Europa, de VN en de OVSE, alsmede met maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor de uitbanning van foltering. De EU nam in april 2014 actief deel aan de aanvullende bijeenkomst betreffende de menselijke dimensie van de OVSE over de voorkoming van foltering te Wenen. Op
evenement over de bestrijding van foltering en afschaffing van de doodstraf in het OVSE-gebied.
Op de internationale dag van de Verenigde Naties voor slachtoffers van foltering (26 juni) deed de EU een verklaring uitgaan. De EU sprak haar steun uit voor het in maart 2014 gestarte initiatief van Denemarken, Chili, Indonesië, Ghana en Marokko met betrekking tot het Verdrag tegen foltering en deed dat opnieuw tijdens een op 23 september gehouden nevenevenement van de AVVN-week in New York. Op 3 december werd in Brussel een evenement gehouden om het 30-jarig bestaan van het Verdrag tegen foltering beter onder de aandacht te brengen en om te bespreken hoe kan worden gezorgd voor een zo breed mogelijke uitvoering van dat Verdrag. Het evenement werd georganiseerd in samenwerking met het maatschappelijk middenveld en trok prominente sprekers en deelnemers van internationale en regionale organisaties, het maatschappelijk middenveld en lidstaten van de EU. Conclusie van de discussies aldaar was dat het debat over foltering dringend een nieuwe impuls moet worden gegeven om tot universele ratificatie en uitvoering van het Verdrag te kunnen komen en om elke gedachte dat foltering om "buitengewone" redenen getolereerd zou kunnen worden, te bestrijden. De EU heeft een belangrijke rol te vervullen in dit debat. Het 30-jarige bestaan van het Verdrag werd ook benadrukt in de verklaring van de HV/VV ter gelegenheid van de dag van de mensenrechten (10 december).
Daarnaast werkten de EDEO en de diensten van de Commissie het hele jaar door nauw samen met de Subcommissie mensenrechten van het Europees Parlement, dit zowel tijdens de voorbereiding als bij de follow-up van de resolutie van het Europees Parlement van 11 maart over het wereldwijd uitbannen van foltering.
De activiteiten van de Unie ter uitbanning van foltering omvatten maatregelen ter voorkoming van de handel in bepaalde goederen die voor voltrekking van de doodstraf of foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing zouden kunnen worden gebruikt.
Verordening EG nr. 1236\/2005 van de Raad heeft betrekking op de handel in dergelijke goederen. De huidige lijsten van verboden en aan controle onderworpen goederen staan in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 775/2014 i van de Commissie. Het Commissievoorstel uit 2014 betreffende wijzigingen in Verordening (EG) nr. 1236/2005 i wordt thans besproken in het Europees Parlement en de Raad van de EU.
De EU bleef aanzienlijke financiële steun verlenen aan maatschappelijke organisaties en mensenrechtenverdedigers over de hele wereld die ervoor strijden dat het absolute verbod op foltering en mishandeling voor iedereen werkelijkheid wordt, die helpen slachtoffers van foltering en hun families te rehabiliteren, en die bijvoorbeeld met het inrichten van onafhankelijke nationale preventiemechanismen landen helpen hun verplichtingen na te komen. De afgelopen jaren is jaarlijks gemiddeld 12 miljoen euro uit het Europees instrument voor democratie en mensenrechten besteed aan acties tegen foltering .
Doeltreffende steun voor mensenrechtenverdedigers
De EU blijft vastbesloten om steun te verlenen aan mensenrechtenverdedigers, essentieel als zij zijn voor de bevordering en bescherming van de mensenrechten. De EU-ministers van Buitenlandse Zaken bevestigden dit nog eens in hun conclusies van de zitting van de Raad van 23 juni 2014, ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van de EU-richtsnoeren over mensenrechtenverdedigers. Daarbij wezen zij op de bij uitstek belangrijke rol van vrouwelijke mensenrechtenverdedigers en van mensenrechtenverdedigers uit kwetsbare en gemarginaliseerde groepen.
In mei ontvingen de EU-delegaties een gedetailleerde leidraad voor de toepassing van de richtsnoeren over mensenrechtenverdedigers, met daarin een beschrijving van de beste praktijken voor de behandeling van zaken. De delegaties waren gedurende het jaar actief betrokken bij het beschermen van mensenrechtenverdedigers die in veel landen blijven blootstaan aan toenemende druk van de autoriteiten en van niet-statelijke actoren. EU-diplomaten hielden toezicht op rechtszaken, bezochten gedetineerde activisten en legden verklaringen af over individuele gevallen. Tijdens bilaterale vergaderingen, met inbegrip van politieke dialogen op hoog niveau, stelde de EU regelmatig individuele gevallen aan de orde en drong zij bij de regering van partnerlanden aan op vrijlating van gedetineerde mensenrechtenverdedigers. De delegaties van de EU en de ambassades van de lidstaten raadplegen tegenwoordig automatisch vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, bijvoorbeeld tijdens formele jaarlijkse bijeenkomsten met mensenrechtenactivisten.
In het kader van het EIDHR werden er aanzienlijke middelen uitgetrokken ter ondersteuning van mensenrechtenverdedigers. Er werden aldus vijftien nieuwe projecten voor mensenrechtenverdedigers gestart ter waarde van, in totaal, meer dan 15 miljoen euro. Deze nieuwe acties komen bovenop de 150 reeds lopende projecten op dit gebied met een totale waarde van meer dan 120 miljoen euro. Voorts werd op 3 december 2014 een nieuwe oproep tot het indienen van voorstellen gedaan ter waarde van 15 miljoen euro. Zoals bepaald in de nieuwe EIDHR-verordening voor 2014-2020 heeft deze oproep tot doel een breed mensenrechtenverdedigersmechanisme in het leven te roepen, voorzien van drie kerndoelen: i) toespitsing op de moeilijkste situaties en de meest kwetsbare mensenrechtenverdedigers; ii) verlening van urgente, middellange- en langetermijngerichte ondersteuning van mensenrechtenverdedigers; iii) coördinatie en actieve benadering. Deze drie centrale prioriteiten zullen worden verwezenlijkt met vier soorten activiteiten: i) ondersteuning van mensenrechtenverdedigers ter plaatse, met inbegrip van noodhulp aan mensenrechtenverdedigers, ondersteuning van mensenrechtenorganisaties en verschaffing van tijdelijk onderkomen; ii) scholing, monitoring en pleitbezorging; iii) coördinatie en synergieën, waaronder beheer van het platform voor tijdelijk onderkomen (ondersteund door de Commissie als onderdeel van een ander lopend EIDHR-project); iv) actieve benadering en zichtbaarheid.
Voorts bleef de Europese Commissie ad-hoctoelagen tot maximaal 10.000 euro verstrekken aan mensenrechtenverdedigers die dat dringend nodig hadden. Eind 2014 waren er meer dan 220 toelagen voor in totaal 1,6 miljoen euro verstrekt. Deze ondersteuning van mensenrechtenverdedigers (personen en/of organisaties) betrof uiteenlopende zaken als medische hulp, juridische kosten, de aankoop van beveiligingsvoorzieningen voor kantoren en huizen, het met spoed elders onderbrengen van bedreigde activisten, steun aan familieleden van in hechtenis verkerende of overleden mensenrechtenverdedigers, en andere. Het verslag "Delivering on Human Rights Defenders" ("Resultaten boeken voor mensenrechtenverdedigers"), dat kan worden geraadpleegd op www.eidhr.eu/library , biedt een uitvoerig overzicht van de door het EIDHR gefinancierde activiteiten ter ondersteuning van mensenrechtenverdedigers wereldwijd.
Het Europees Parlement maakte zich ook in 2014 sterk voor mensenrechtenverdedigers, met name via het werk van de Subcommissie mensenrechten. De Sacharovprijs van het Europees Parlement, een eerbetoon aan personen van uitzonderlijk kaliber die onder bijzonder moeilijke omstandigheden tegen intolerantie, fanatisme en onderdrukking strijden, werd in 2014 uitgereikt aan dr. Denis Mukwege, arts in de Democratische Republiek Congo, die zijn leven gewijd heeft aan hulp aan slachtoffers van seksueel en gendergerelateerd geweld.
Bevordering en bescherming van kinderrechten
De EU vierde in het verslagjaar het 25-jarig bestaan van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind en de uitreiking van de Nobelprijs voor de vrede aan Malala Yousafzai en de Indiase kinderrechtenactivist Kailash Satyarthi. Ter gelegenheid van deze herdenking en om de inzet van de EU voor kinderen in haar intern en extern beleid te onderstrepen, nam de Raad begin december conclusies aan over de bevordering en de bescherming van de rechten van het kind. EU-delegaties en Unicef-kantoren over de hele wereld grepen deze gelegenheid ook aan om samen activiteiten te organiseren ter gelegenheid van de lancering van de "Toolkit voor de rechten van het kind:
kinderrechten integreren in ontwikkelingssamenwerking" 26 van de EU en Unicef, die in 2014
officieel werd uitgebracht. DG DEVCO en Unicef vierden het 25-jarig bestaan van het VN-
Verdrag tevens met een openbare conferentie op 20 november over reeds geboekte resultaten en over de uitdagingen voor de post-2015-agenda. Verder sprak de HV/VV Federica Mogherini de openingsverklaring uit in het plenaire debat van het Europees Parlement over het 25-jarig bestaan
van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind 27 .
De EU verleende in het kader van haar nauwe samenwerking met Unicef en de VN actief steun aan de campagne "Kinderen, geen soldaten", een gezamenlijk initiatief van Unicef en de speciale VN-vertegenwoordiger van de secretaris-generaal voor kinderen in gewapende conflicten, met als doel om uiterlijk in 2016 een einde te maken aan de rekrutering en het gebruik van kinderen door regeringstroepen in conflicten. De EU sprak nog eens haar krachtige steun voor de campagne uit tijdens het bezoek van de speciale VN-vertegenwoordiger aan Brussel in december.
26 http://www.unicef.org/eu/crtoolkit/toolkit.html
27 https://www.youtube.com/watch?v=_m-cpAnZ8Wk&list=UUw6E9hgCbubPf_IsofVkiqg
Meer dan 108.000 kinderen in gewapende conflicten hadden baat bij de beslissing om het geld van de in 2012 aan de EU toegekende Nobelprijs te gebruiken voor hulp aan kinderen in conflictsituaties. Het EU-initiatief "Vredeskinderen" werd omgevormd tot een meerjarig hulpprogramma voor onderwijs in noodsituaties met vastleggingen van 6.712.500 euro in 2014 (met inbegrip van nationale bijdragen van Luxemburg en Oostenrijk). In 2014 werden er 12 nieuwe Vredeskinderen-projecten geselecteerd in 10 landen, waarmee nog eens 155.000 kinderen werden geholpen.
De EU blijft zich inzetten voor uitbanning van kinderarbeid, vooral de zwaarste vormen daarvan. Volgens schattingen van de IAO is tussen 2000 en 2012 het aantal kinderen dat betrokken
is bij kinderarbeid wereldwijd gedaald van 246 miljoen naar 168 miljoen 28 . Maar nog altijd
moeten 85 miljoen kinderen in de leeftijd van 5 tot 17 jaar gevaarlijk werk verrichten, een van de ergste vormen van kinderarbeid. Deze kinderen zijn werkzaam in een omgeving die een rechtstreeks gevaar vormt voor hun gezondheid, veiligheid en/of morele ontwikkeling. Overeenkomstig IAO-Verdrag 182 betreffende de ergste vormen van kinderarbeid, pleitte de EU in 2014 voor de opstelling van lijsten van gevaarlijk werk in 33 landen in twee delen van de wereld: Afrika ten zuiden van de Sahara en Europa/Centraal-Azië. Aan het einde van het jaar kende de Commissie in het kader van het instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) subsidies ter waarde van 5,4 miljoen euro toe voor de verstrekking van sociale basisvoorzieningen aan migrerende kinderen en jonge werknemers in de grensgebieden van Burkina Faso, Ivoorkust en Mali, en voor de ondersteuning van alleenstaande moeders en hun kinderen in Marokko om hen te leren opkomen voor de eerbiediging van hun rechten en waardigheid.
28 (IAO-verslag "Marking progress against Child labour. Global estimates and trends 2000-2012 ", van 23
september 2013).
Kinderrechten waren het onderwerp van discussie tijdens de EU-Afrika-top in april 2014, waar de Afrikaanse Unie en de Europese Unie opnieuw te kennen gaven vrouwen en kinderen die worden getroffen door gewapende conflicten te willen beschermen en seksueel geweld tegen met name vrouwen en kinderen te willen voorkomen. Daarnaast werd er vooruitgang geboekt bij de voltooiing van een opleidingsmodule betreffende de bescherming van kinderen, bestemd voor missiepersoneel en uitvoerend personeel van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) voorafgaand aan uitzending.
De EU bleef in overeenstemming met artikel 7 van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind werken aan de bewustwording over het belang van de toegang van kinderen tot een identiteit middels het gebruik van efficiënte geboorteregistratiesystemen. Registratie is namelijk een sine qua non voor de uitoefening van tal van andere rechten (stemrecht, arbeidsbetrekkingen, toegang tot gezondheidszorg en onderwijs enz.) en biedt bescherming tegen diverse vormen van geweld. De bescherming van kinderen tegen alle vormen van geweld blijft een hoge prioriteit. De EU blijft steun verlenen aan acties ter bestrijding van schadelijke traditionele praktijken en sociale normen die ten koste gaan van kinderen, zoals genitale verminking/besnijdenis bij vrouwen, kindhuwelijken, huwelijken op jonge leeftijd en gedwongen huwelijken, alsook het doden van meisjesbaby’s. Meer informatie is te vinden in punt 20 van dit verslag.
De EU bleef haar strategie voor integratie van de rechten van het kind in alle ontwikkelingssectoren en daarmee verbandhoudende beleidsmaatregelen uitvoeren en zet zich doorlopend in om te zorgen voor de rechten van kinderen op kwalitatief hoogwaardige basisdiensten zoals gezondheidszorg, onderwijs, water en sanitaire voorzieningen, dit overeenkomstig haar toezeggingen ter verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. De doelstellingen van universeel basisonderwijs en "onderwijs voor iedereen" zijn gericht op verhoging van de participatie van gemarginaliseerde kinderen, zoals kinderen met een handicap en kinderen die het slachtoffer zijn van stigmatisering en sociaaleconomische factoren.
Bescherming van de rechten van vrouwen en bescherming tegen gendergerelateerd geweld
Onder meer politieke participatie en economische emancipatie van vrouwen, initiatieven tegen gendergerelateerd geweld en schadelijke traditionele praktijken, gendervraagstukken in ontwikkelingssamenwerking, en uitvoering van Resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid (zie punt 12), waren in de verslagperiode voor de EU prioritaire aandachtsgebieden in de betrekkingen met derde landen.
Gendervraagstukken werden geïntegreerd in alle EU-programma's en aangekaart in publieke boodschappen, in politieke en mensenrechtendialogen met regeringen en in dialogen met het maatschappelijk middenveld. Ondersteuning van vrouwelijke mensenrechtenverdedigers en vrouwenorganisaties was eveneens een prioriteit. Versterking van de positie van vrouwen stond ook in 2014 hoog op de agenda van de vorige HV/VV, Catherine Ashton, onder meer tijdens haar ontmoetingen met vrouwen uit Syrië, Iran en Oekraïne. Haar opvolger als HV/VV, Federica Mogherini. gaf bij verscheidene gelegenheden, onder andere tijdens de Raad Buitenlandse Zaken in december, aan zich er persoonlijk voor te zullen inzetten dat gendergelijkheid en versterking van de positie van vrouwen een prioriteit van de externe betrekkingen van de EU in de breedste zin van het woord blijven. De SVEU voor de mensenrechten onderstreepte ook in 2014 bij tal van gelegenheden het belang van bescherming en bevordering van de rechten van de vrouw. Ook gebruikte hij zijn landenbezoeken en mensenrechtendialogen om dit onderwerp aan de orde te stellen en praktische adviezen en expertise van de EU aan te bieden. De SVEU kende eveneens hoge prioriteit toe aan herhaalde samenwerking met vrouwenrechtenleiders uit strategische landen en regionale organisaties.
De EDEO-genderadviseur bleef een belangrijke rol spelen met de verlening van beleidsadviezen aan diplomaten in het hoofdkwartier en in de delegaties van de EU, waarbij hij overlegde met andere EU-instellingen en internationale organisaties en streefde naar samenhang en consistentie in het optreden.
De EU bleef diplomaten gespecialiseerde opleidingen verstrekken over de manier waarop zij tijdens detachering in derde landen gendergelijkheidsvraagstukken een plaats behoren te geven in hun dagelijkse werkzaamheden. De EU ging voort met het mainstreamen van haar mensenrechtenen gendergelijkheidsbeleid in het kader van het GVDB. De VN bleef het platform waar de EU ijvert voor haar strategische prioriteiten op het gebied van met name gendervraagstukken. Tijdens de 26e zitting van de Mensenrechtenraad was de EU mede-indiener van de resolutie "Elimination of discrimination against women" ("Uitbanning van vrouwendiscriminatie") en schaarde zij zich achter de resolutie "Accelerating efforts to eliminate all forms of violence against women" ("Vaart achter de uitbanning van alle vormen van geweld tegen vrouwen"). De EU ondersteunde de werkzaamheden van UN Women, van de speciale VN-rapporteur inzake geweld tegen vrouwen en de oorzaken en gevolgen daarvan, alsmede van de speciale VN-rapporteur voor seksueel geweld in conflicten. De EU en de VN gaven in 2014 middels een onderling afgestemd werkprogramma verdere uitvoering aan het in april 2012 ondertekende memorandum van overeenstemming. Er werden belangrijke resultaten geboekt op het gebied van communicatie, van beleidsdialoog en gemeenschappelijke pleitbezorging, van opleidingen en van de planning van gemeenschappelijke vrouwenprogramma's van de EU en de VN.
De inspanningen tot het mainstreamen van vrouwenrechten in verkiezingswaarnemingsmissies van de Europese Unie werden opgevoerd middels een volledige herziening van de verkiezingswaarnemingsrichtsnoeren van het kernteam betreffende de deelname van vrouwen aan het verkiezingsproces. Op de studiebijeenkomst van hoge verkiezingsdeskundigen in Brussel in april 2014 waren gendervraagstukken een van de voornaamste onderwerpen en werd er een aantal concrete voorstellen gedaan die nu getest worden tijdens missies in landen als Guinee Bissau en Mozambique.
In november 2014 vond in Brussel de conferentie "Spring Forward for Women" ("Lente voorwaarts voor vrouwen") plaats als onderdeel van het gezamenlijke project met UN Women dat tot doel heeft vrouwelijke parlementsleden uit de Arabische wereld en leden van het Europees Parlement samen te brengen om de expertise te vergroten, ervaringen uit te wisselen, alsmede te netwerken over belangrijke kwesties op het gebied van gendergelijkheid en versterking van de positie van vrouwen in zowel de Europese Unie als de Arabische wereld. De EU bleef een actieve partner in het initiatief "Equal Futures Partnership", dat tot doel heeft hindernissen voor de politieke participatie en economische emancipatie van vrouwen uit de weg te ruimen.
Een andere prioriteit in de verslagperiode was beëindiging van seksueel geweld in gewapende conflicten. De EU nam actief deel aan de wereldtop voor de beëindiging van seksueel geweld in gewapende conflicten van juni 2014 in Londen en zegde toe daar een praktisch vervolg aan te zullen geven via maatregelen op het gebied van mensenrechten, conflictpreventie, crisisbeheersing, bemiddeling, en humanitaire hulp. Daarnaast steunt de Commissie momenteel verschillende projecten die primair gericht zijn op uitbanning van seksueel en gendergerelateerd geweld, met het accent op gendervraagstukken in noodsituaties in verschillende landen als de Democratische Republiek Congo en Syrië. Tijdens de Meisjestop in Londen in juli gaf de EU aan een einde te willen maken aan genitale verminking bij vrouwen, aan kindhuwelijken, aan huwelijken op jonge leeftijd en aan gedwongen huwelijken. De EU richtte haar inspanningen op de
uitvoering van de mededeling over het uitbannen van genitale verminking bij vrouwen van 2013 29 ,
die voorziet in concrete maatregelen ter bestrijding van vrouwelijke genitale verminking, met sterke nadruk op preventie en slachtofferhulp. In juni 2014 nam de Raad conclusies aan over de voorkoming en bestrijding van alle vormen van geweld tegen vrouwen en meisjes, vrouwelijke genitale verminking inbegrepen.
In het vierde verslag over de uitvoering van het genderactieplan in ontwikkelingssamenwerking
(GAP) wordt een uitgebreid overzicht gegeven van de belangrijkste manieren waarop de Commissie het afgelopen jaar ontwikkelingslanden hielp de situatie van vrouwen met betrekking tot gelijke rechten en versterking van hun positie te verbeteren. Uit het verslag blijkt dat dankzij de opname van gendergevoelige indicatoren gendervraagstukken nu op 20 verschillende beleidsterreinen beter zijn gemainstreamd. Daarnaast wordt in het verslag de aandacht gevestigd op het belang van bevordering van de gendergelijkheid met behulp van politieke dialoog. De Raad verzocht in zijn conclusies van mei 2014 om een opvolger van het GAP. De Raad verklaarde dat het nieuwe GAP voor 2016-2020 voort moet bouwen op de geboekte vooruitgang en opgedane ervaringen, en de huidige tekortkomingen en uitdagingen moet aanpakken. EU-delegaties speelden een actieve rol op dit beleidsterrein; een meerderheid van de delegaties (66 van de 78) gaf aan de gelijkheid van mannen en vrouwen ten minste één keer aan de orde te hebben gesteld in het kader van politieke dialogen met derde landen, tegen 57 in 2013. Gender is al met al een belangrijk en frequent onderwerp in de dialogen van de EU met maatschappelijke organisaties op nationaal niveau. Negen EU-delegaties noemden gender als vast agendapunt van hun regelmatig terugkerende fora en 28 andere gaven aan regelmatig maatschappelijke organisaties te ontmoeten om over gender te spreken.
In maart 2014 vond in New York de 58e zitting van de Commissie voor de positie van de vrouw
(CSW) plaats, het voornaamste mondiale beleidsorgaan van de VN inzake gendergelijkheid en de verbetering van de positie van de vrouw. De onderhandelingen voor deze CSW spitsten zich toe op het hoofdthema "Uitdagingen en verwezenlijkingen bij de uitvoering van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling voor vrouwen en meisjes", en leidden tot de aanneming van gezamenlijke conclusies. De meerwaarde van de 58 gezamenlijke conclusies van de CSW ligt in het signaleren van hiaten in de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, alsmede in de oproep tot een op zichzelf staande doelstelling en tot integratie van genderkwesties in het kader voor de periode na 2015. Het eendrachtige EU-standpunt heeft bijgedragen tot de totstandkoming van deze 58 conclusies. Wat betreft de agenda voor de periode na 2015, worden in de Commissiemededeling "Een waardig leven voor iedereen: van wensbeeld naar collectieve maatregelen" (COM(2014)335 i) de elementen "gendergelijkheid en versterking van de positie van vrouwen" aangemerkt als een van de prioritaire aandachtsgebieden en tevens als essentiële voorwaarden voor duurzame ontwikkeling, uitroeiing van de armoede en het aanpakken van de nog onopgeloste vraagstukken in verband met de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling.
Gendervraagstukken hebben aan belang gewonnen in de betrekkingen tussen de EU en andere internationale partners: met de NAVO, de OVSE en de Raad van Europa, als onderdeel van de EU- Latijns-Amerika/Caraïben-dialoog over gendervraagstukken en het werkprogramma tussen de EU en het secretariaat van de Liga van Arabische Staten, dankzij de uitvoering van het actieplan van Bandar Seri Begawan ter intensivering van het versterkte partnerschap tussen de EU en de ASEAN (2013-2017), met onder andere de bevordering van gendergelijkheid en het welzijn van vrouwen, alsook via de routekaart die is overeengekomen met de Afrikaanse Unie (AU), waarin de AU en de EU zich verbinden tot het bewerkstelligen van volledige en doeltreffende deelname en vertegenwoordiging van vrouwen in vredes- en veiligheidsprocessen. Tijdens de vierde Afrika-EU- top van 2 en 3 april 2014 in Brussel herhaalden de staatshoofden en regeringsleiders van de EU en Afrika dat hen veel gelegen is aan gendergelijkheid en versterking van de positie van vrouwen. Met betrekking tot het Oostelijk Partnerschap en de zuidelijke buurlanden is de Commissie begonnen te werken aan een gemeenschappelijke interpretatie van wat de EU beoogt qua gendermainstreaming, en wel middels discussies over landenspecifieke uitdagingen voor gendergelijkheid en versterking van de positie van vrouwen, alsmede middels uitwisseling van ideeën en beste praktijken binnen alle sectoren en delegaties.
De genderproblematiek is systematisch geïntegreerd in de hoofdonderdelen van humanitaire hulp (bijv. bescherming, onderdak, voedselhulp, gezondheidszorg, water, sanitaire voorzieningen en hygiëne) en daarnaast is op 1 januari 2014 een gender- en leeftijdsmarker ingevoerd om gender- en leeftijdsgevoelige programmering te bevorderen en te monitoren door bij elke humanitaire actie te onderzoeken in hoeverre daarin rekening wordt gehouden met geslacht en leeftijd. De gender- en leeftijdsmarker zorgt daarnaast mede voor samenhang met het in 2013 aangenomen werkdocument van de diensten van de Commissie "Gender in Humanitarian Assistance: Different Needs, Adapted Assistance" (SWD (2013) 290 final) ("Gender in humanitaire bijstand: verschillende behoeften, aangepaste bijstand"), alsmede voor de tenuitvoerlegging daarvan.
Het nieuwe Europees instrument voor democratie en mensenrechten, het thematische programma voor mondiale collectieve goederen en uitdagingen in het kader van het instrument voor ontwikkelingssamenwerking, alsmede het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede werden alle aangenomen in maart 2014. In al deze instrumenten zijn niet-statelijke actoren potentiële begunstigden van de projecten en acties en wordt prioriteit gegeven aan projecten voor gendergelijkheid en versterking van de positie van vrouwen.
De EU bleef ervoor blijven pleiten om naast vrouwen ook genderdeskundigen bij bemiddelingsinspanningen te betrekken. De EU ondernam reeds een aantal acties ter bevordering van de volwaardige en gelijkwaardige deelname van vrouwen aan preventie en oplossing van conflicten, vredesonderhandelingen, vredesopbouw, vredeshandhaving, humanitaire respons en wederopbouw na een conflict. In Ivoorkust droeg de Commissie 1 miljoen euro bij voor informele werkzaamheden rond de vredesonderhandelingen, waaronder door vrouwenorganisaties opgezette bewustmakingscampagnes ter ondersteuning van de rol van vrouwen in het proces voor vrede en verzoening. De vrouwen van het West-Afrikaanse Vredes- en Veiligheidsnetwerk kregen hulp van de EU om de dialoog en uitwisselingen te bevorderen. In Guatemala steunde de Commissie een project in het kader waarvan 386 inheemse vrouwen werden opgeleid in bemiddelings- en onderhandelingsvaardigheden, wat ertoe leidde dat 100 conflicten over grondbezit werden opgelost. Aan dit proces namen 4181 vrouwen deel. De EU-delegatie in Guinee-Bissau is onlangs begonnen vrouwelijke bemiddelaars in lokale conflicten steun te verlenen via een programma voor vredesopbouw. Op de Maldiven steunt de Commissie een project voor lokale conflictbemiddeling via de VN, waarin 23 van de 37 cursisten (62%) vrouwen zijn.
Naleving van het internationaal humanitair recht (IHR)
Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen internationale mensenrechtenwetgeving en
IHR. Ofschoon beide vooral gericht zijn op de bescherming van personen, zijn er belangrijke onderlinge verschillen tussen de beide vormen van rechtspraak. Zo is IHR van toepassing in tijden van gewapend conflict en bezetting. Anderzijds is de mensenrechtenwetgeving van toepassing op eenieder die zich in vredestijd dan wel in tijden van gewapend conflict binnen het rechtsgebied van de betrokken staat bevindt.
De EU is een sterk pleitbezorger van het internationaal humanitair recht. In het kader van het extern optreden verleende de EU ook in 2014 steun aan de verspreiding van het internationaal humanitair recht onder alle strijdende partijen, waaronder gewapende niet-statelijke actoren. De EU bleef de richtsnoeren inzake het internationaal humanitair recht, als aangenomen in 2005 en bijgewerkt in 2009, toepassen om de naleving van het internationaal humanitair recht door derde landen en nietstatelijke actoren te bevorderen.
In 2014 bleef de EU, als internationale organisatie, ernaar streven de beste praktijken uit het document van Montreux toe te passen bij het aangaan van contracten met particuliere beveiligingsondernemingen ter bescherming van EU-delegaties en GVDB-operaties. Zo streeft zij ernaar uitsluitend met ondernemingen te werken die zich hebben aangesloten bij de internationale gedragscode voor particuliere militaire en beveiligingsondernemingen (ICoC). Op het documentvan-Montreux-forum van 16 december 2014 werd de EU, samen met de VS en China, gekozen tot lid van de Groep vrienden van het voorzitterschap (Zwitserland en het Internationale Comité van het Rode Kruis). In 2014 bleef de EU andere landen en internationale organisaties aanmoedigen om het document van Montreux te ondertekenen (tot dusver gedaan door 51 landen, waaronder 23 EU- lidstaten, en drie internationale organisaties).
De EU pleitte in 2014 opnieuw met meer kracht voor eerbiediging van het internationaal humanitair recht in het kader van de humanitaire hulpverlening. Na de aanneming van Resolutie 2139 door de VN-Veiligheidsraad op 22 februari, waarin de nadruk wordt gelegd op humanitaire toegang binnen Syrië, bracht commissaris Georgieva een verklaring uit waarin zij haar ingenomenheid met de resolutie uitsprak en opriep deze om te zetten in concrete acties ter plaatse. De commissaris nam voorts de gelegenheid te baat om nogmaals te benadrukken dat alle partijen in het conflict het internationaal humanitair recht moeten eerbiedigen. De Commissie pleitte ook gedurende 2014 in alle fora voor volledige uitvoering van de resoluties over humanitaire toegang en het internationale humanitaire recht in Syrië, onder meer in de ministeriële conferentie op hoog niveau van 23 september - tijdens de week van de algemene vergadering van de VN - over de humanitaire en ontwikkelingssituatie in Syrië, onder voorzitterschap van Europees commissaris Georgieva.
De EU en haar lidstaten steunden het initiatief van Zwitserland/het ICRK (Internationaal Comité van het Rode Kruis) inzake versterking van de naleving van het internationaal humanitair recht. Uit de door Zwitserland en het Internationale Comité van het Rode Kruis gefaciliteerde besprekingen kwam de breed gedeelde consensus naar voren dat de bestaande handhavingsmechanismen ontoereikend en onvoldoende zijn. Gezien de aard van het internationaal humanitair recht is een eigen handhavingsmechanisme gerechtvaardigd.
De Europese Unie en haar lidstaten namen op 17 december in Genève deel aan de Conferentie van Hoge Verdragsluitende partijen van het vierde Verdrag van Genève. Gastheer Zwitserland, de depositaris van de Verdragen van Genève, ontving tijdens deze conferentie vertegenwoordigers van 126 Hoge Verdragsluitende partijen bij het vierde Verdrag van Genève. Zij namen bij consensus een tien punten tellende verklaring aan, onder verwijzing naar het geldende internationaal humanitair recht (IHR) in de bezette Palestijnse gebieden, met inbegrip van Oost Jeruzalem. De EU en haar lidstaten legden een verklaring af waarin zij nog eens uitdrukkelijk verklaarden groot belang te hechten aan het bevorderen van de naleving van het internationale humanitaire recht door alle staten en niet-statelijke actoren. In de verklaring herhaalde de EU haar standpunt dat de vierde Conventie van Genève ook geldt voor de door Israël sinds de oorlog van 1967 bezette gebieden, waaronder de Westelijke Jordaanoever, Oost-Jerusalem en de Gazastrook. Tevens verklaarde zij daarin dat eerbiediging van het internationale humanitaire recht en de mensenrechten een hoeksteen is voor vrede en veiligheid in de regio.
In overeenstemming met de door EU gedane toezegging tijdens het 31e Internationale Congres van het Rode Kruis en de Rode Halve Maan in 2011 om zich te blijven inspannen om opleidingen te verstrekken op het gebied van internationaal humanitair recht en om dit concept te verspreiden in derde landen, is de EU in 2014 financiële steun blijven verlenen aan een project ter vergroting van het IHR-opleidingspotentieel van het ICRC en ter verspreiding van het IHR-concept onder strijdkrachten/veiligheidstroepen en gewapende niet-gouvernementele actoren in belangrijke conflictgebieden, meer bepaald Irak, Colombia en de Democratische Republiek Congo. De EU is ook de Zwitserse Stichting Ontmijning en Geneva Call blijven steunen, dit jaar met financiering voor een project voor opleidingen op het gebied van internationaal humanitair recht aan gewapende niet-statelijke actoren in Sudan, alsmede met een bijeenkomst van de ondertekenaars van de akten van verbintenis ("Deeds of Commitment") ter evaluatie en bevordering van de uitvoering van de akten.
Bij de twee militaire GVDB-opleidingsmissies (EUTM Mali en EUTM Somalia) is het internationaal humanitair recht onderdeel van de militaire-opleidingscurricula. Het internationaal humanitair recht en de bescherming van burgers in bredere zin behoorden tot de voornaamste punten van zorg bij de uitvoering van de overige militaire missies van de EU, meer bepaald EUFOR RCA.
De EU blijft een vastberaden pleitbezorger van het Internationaal Strafhof. De EU steunt het
Hof, onder meer bijvoorbeeld wat betreft de stelselmatige opneming van een clausule betreffende het Internationaal Strafhof in overeenkomsten met derde landen en demarches met de bedoeling het Statuut van Rome daadwerkelijk universeel te maken en, zodra derde staten het hebben geratificeerd, er - zo nodig - bij hen op aan te dringen hun wettelijke verplichtingen uit hoofde van het verdrag na te komen.
De lidstaten van de EU maakten vorderingen met het nakomen van de tijdens het 31e
Internationale Congres van het Rode Kruis en de Rode Halve Maan in 2011 gedane toezeggingen. Portugal ratificeerde op 27 januari 2014 het Internationaal Verdrag van 2006 inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning, en op 22 april dat jaar het Aanvullend Protocol III bij de Verdragen van Genève. Zweden bekrachtigde op 21 augustus 2014 het Aanvullend Protocol III bij de Verdragen van Genève. Slowakije bekrachtigde op 15 december 2014 het Internationaal Verdrag van 2006 inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning. Op 12 februari 2014 bekrachtigde Estland het Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake de rechten van het kind inzake de betrokkenheid van kinderen bij gewapende conflicten. Bulgarije, Kroatië, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk, Duitsland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Malta, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje en het Verenigd Koninkrijk dienden hun akten van bekrachtiging van het Wapenhandelsverdrag in op 2 april 2014, Oostenrijk, België en Luxemburg op 3 juni 2014, Zweden op 16 juni 2014 en Tsjechië en Portugal op 25 september 2014. Op 21 oktober 2014 bekrachtigde Griekenland Protocol V inzake ontplofbare oorlogsresten bij het Verdrag inzake het verbod of de beperking van het gebruik van bepaalde conventionele wapens die geacht kunnen worden buitensporig leed te veroorzaken of een niet-onderscheidende werking te hebben.
De jaarlijkse bijeenkomst van mensenrechten- en genderadviseurs en -contactpunten van de GVDB- missies en -operaties van 2014 was speciaal gewijd aan de bescherming van burgers en het belang van het internationaal humanitair recht.
Mensenrechten van LGBTI
De uitvoering van de "richtsnoeren voor de bevordering en de bescherming van het genot van alle mensenrechten door lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen, transgenders en
interseksuelen (LGBTI)" 30 uit 2013 vormde de basis van het optreden van de EU in de loop
van 2014.
HV/VV Ashton legde op 17 mei 2014, de internationale dag tegen homofobie en transfobie,
namens de EU een verklaring af. 31 De delegaties van de EU in de hele wereld publiceerden
deze verklaring, en sommige onder hen schonken bijzondere aandacht aan de gelegenheid door activiteiten te organiseren in samenwerking met het plaatselijke maatschappelijk middenveld.
In de loop van het jaar trad de EU met verschillende landen in dialoog over de invoering van wetgeving die LGBTI discrimineert, met name in Afrika en Centraal-Azië, en legde zij verklaringen af waarin landen als Nigeria, Oeganda en Gambia werden opgeroepen om wetgeving die internationaal overeengekomen non-discriminatiebepalingen schendt, in te trekken.
Voorts bleef de EU pleiten voor de bevordering en de bescherming van mensenrechten voor
LGBTI-personen door middel van mensenrechtendialogen, stille diplomatie, steun van het EIDHR aan verdedigers van mensenrechten voor LGBTI en aan ngo's die projecten uitvoeren ter bestrijding van de discriminatie van LGBTI, en gesprekken met gelijkgezinde partners en organisaties uit het maatschappelijk middenveld over manieren om de situatie van LGBTI te verbeteren. In de loop van het jaar werden LGBTI-activisten uit verschillende landen van de wereld in Brussel ontvangen.
De EU bleef, met name binnen de VN, actief betrokken bij multilaterale inspanningen tegen discriminatie, waaronder discriminatie wegens seksuele gerichtheid of genderidentiteit. In de Mensenrechtenraad in Genève werd op 26 september 2014 door de EU met succes gelobbyd en steun gezocht voor de aanneming van de resolutie over mensenrechten, seksuele gerichtheid en genderidentiteit.
30 http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_Data/docs/pressdata/EN/foraff/137584.pdf
31 http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_Data/docs/pressdata/EN/foraff/142615.pdf
Op verschillende VN-fora tracht de EU te waarborgen dat eenieder, ook LGBTI, zonder aanziens
des persoons alle mensenrechten kan genieten. In september, tijdens de 69 e AVVN in New York,
organiseerde de interregionale LGBTI-kerngroep, waarvan de EU en een aantal van haar lidstaten deel uitmaken, een ministerieel nevenevenement waarin de nadruk op mensenrechten voor LGBTI- personen lag. De EU droeg, samen met de VN, actief bij tot een met mensenrechten verband houdend evenement voor LGBTI-personen, in het kader van de "vrij & gelijk"- campagne (Free & Equal campaign) van de VN. In mei, tijdens het EIDHR-forum, organiseerde de EU een panelgesprek met het maatschappelijk middenveld, met specifieke aandacht voor Afrika. Samen met het Noors ministerie van Buitenlandse Zaken, het Brits ministerie van Buitenlandse Zaken en Gemenebestzaken, en de ngo's HIVOS en de Baringstichting, steunde de EU ook een conferentie over het bevorderen van de mensenrechten van LGBTI, te Wilton Park (Verenigd Koninkrijk) in september 2014.
In het kader van het EIDHR steunt de EU verschillende projecten ter bescherming van
LGBTI, bijvoorbeeld door organisaties in de mogelijkheid te stellen homofobe wetten en discriminatie tegen LGBTI in twijfel te trekken, bij het brede publiek aan bewustmaking te doen over discriminatie en geweld tegen seksuele minderheden, geweld tegen de meest kwetsbare LGBTI te bestrijden en deze personen noodhulp te bieden (van psychosociale en medische bijstand tot bemiddeling en herintegratie). De laatste wereldwijde oproep van het EIDHR, "discriminatie bestrijden", bevatte een specifiek onderdeel inzake LGBTI-kwesties (5 miljoen euro). De projecten werden in 2014 geselecteerd en de start ervan is voorzien voor begin 2015.
Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging
In het jaar na de aanneming van de EU-richtsnoeren inzake vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, in juni 2013, bleef de EU de nadruk leggen op deze wereldwijd bedreigde fundamentele vrijheid. De EU toonde zich opnieuw vastbesloten de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging te verdedigen als een recht dat overal en door eenieder kan worden uitgeoefend en stoelt op de beginselen van gelijkheid, non-discriminatie en universaliteit.
Aangezien het thema geweld een van de prioritaire actiegebieden in bovengenoemde richtsnoeren was, besteedde de EU daaraan in de loop van het jaar bijzondere aandacht. Gewelddadige incidenten en terreuraanslagen tegen personen, leden van religieuze gemeenschappen of religieuze plaatsen op grond van godsdienst of levensovertuiging werden veroordeeld via diplomatiek optreden, verklaringen en conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken. De EU bracht ook manifeste schendingen van de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging onder de aandacht. In het bijzonder werd op verschillende niveaus aandacht besteed aan specifieke situaties in Syrië, Irak, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Nigeria, Iran, Birma/Myanmar, Sudan, Pakistan en Brunei.
Wat betreft Irak en Syrië, was de EU met name geschokt door wreedheden en schendingen van elementaire mensenrechten, vooral wanneer zij werden begaan tegen leden van specifieke religieuze minderheden en de meest kwetsbare bevolkingsgroepen, en zij onderstreepte de noodzaak om het multi-etnisch en multireligieus karakter van die landen te vrijwaren. In de Centraal Afrikaanse republiek verklaarde de EU, naast haar diplomatieke en militaire inspanningen om de vijandelijkheden een halt toe te roepen en in heel het land de veiligheid te herstellen, opnieuw zich te zullen inzetten voor het vreedzaam samenleven van de verschillende gemeenschappen en religies in het land. De EU doet dit in de CAR met name door religieuze leiders en het maatschappelijk middenveld op te leiden inzake conflictpreventie en dialoog tussen gemeenschappen.
Zoals in voorgaande jaren werd de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging systematisch ter sprake gebracht bij vele partners en op verschillende niveaus van de politieke dialoog, ook in mensenrechtendialogen en -raadplegingen. De EU was in het bijzonder actief in de zaak van Meriam Yahya Ibrahim, een christen die in Sudan ter dood was veroordeeld voor overspel en afvalligheid van het geloof. De voorzitters van de Commissie, van het Europees Parlement en
van de Raad legden samen met 20 religieuze leiders, ook moslims, een gezamenlijke verklaring 32
af. De EU nam het voortouw in de internationale inspanningen die uiteindelijk bijdroegen tot haar vrijspraak en vrijlating.
32 http://europa.eu/rapid/press-release_CSTATEMENT-14-186_en.htm
Op multilaterale fora richtte de EU zich voornamelijk op het consolideren van het inhoudelijk aspect van resoluties over de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging in de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties en in de Algemene Vergadering van de Verenigde
Naties. Op de 25 e zitting van de Raad voor de mensenrechten, in maart 2014, is de door de EU
gepresenteerde resolutie over de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging bij consensus aangenomen. In de resolutie stond ook een verwijzing naar het verslag van de speciale rapporteur over de noodzaak uitingen van collectieve religieuze haat aan te pakken. De expliciete formulering wat betreft het recht "geen religie te hebben", die voor de eerste keer was ingevoerd in de resolutie
van 2013, werd bevestigd. In de marge van de 25 e zitting van de Mensenrechtenraad organiseerde
de EU in Genève een nevenevenement met de speciale rapporteur inzake vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, de heer Heiner Bielefeldt, om na te gaan hoe religieuze haat binnen het bestaande internationale mensenrechtenkader kan worden aangepakt.
Op de 69 e zitting van de AVVN werd ook de door de EU gepresenteerde resolutie over
vrijheid van godsdienst en levensovertuiging bij consensus aangenomen. De EU verwezenlijkte haar voornaamste doelstelling, namelijk het beschermen van leden van religieuze gemeenschappen en minderheden wereldwijd, door ervoor te zorgen dat er een expliciete verwijzing kwam naar religieus extremisme dat de rechten van personen aantast, alsmede een oproep aan staten om voldoende bescherming te bieden aan personen en gemeenschappen die vanwege hun godsdienst of levensovertuiging het slachtoffer dreigen te worden van geweld.
De EU bleef samenwerken met de Organisatie van Islamitische Samenwerking (OIS) over de
uitvoering van resolutie 16/18 33 , en nam deel aan de 4 e bijeenkomst van het proces van Istanbul,
te Doha in maart 2014. De bijeenkomst, georganiseerd door de regering van Qatar en het internationaal centrum voor interreligieuze samenwerking van Doha, richtte zich voornamelijk op het "versterken van godsdienstvrijheid via interreligieuze samenwerking". Het evenement - het eerste dat in een moslimland werd georganiseerd en het eerste waarop ook ngo's en nietstatelijke actoren waren uitgenodigd - trok veel belangstelling van onderzoekers en organisaties van het maatschappelijk middenveld, maar er waren slechts weinig vertegenwoordigers van staten aanwezig om verslag uit te brengen over de uitvoering van de resolutie.
33 "Bestrijding van intolerantie, negatieve beeldvorming en stigmatisering, discriminatie, aanzetting tot geweld en
gewelddaden gericht tegen personen op grond van godsdienst of levensovertuiging".
Wat betreft de financiële instrumenten van de EU bleven de bevordering van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging als fundamentele vrijheid, de bescherming van leden van minderheden, en de bestrijding van discriminatie, financieringsprioriteiten in het kader van het EIDHR. Overeenkomstig artikel 2, 1b, onder v) van dat instrument moet de bijstand van de EU zich richten op "de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst of overtuiging, onder meer via maatregelen voor het uitbannen van alle vormen van haat, onverdraagzaamheid en discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging en via het aanmoedigen van verdraagzaamheid en de eerbiediging van religieuze en culturele diversiteit binnen en tussen samenlevingen".
De in 2013 gedane wereldwijde oproep tot het indienen van voorstellen inzake de bestrijding van discriminatie werd afgerond. Op een totale toewijzing van 20 miljoen euro is 5 miljoen euro specifiek gebruikt voor de steun aan projecten ter bevordering van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en ter bestrijding van discriminatie op grond van godsdienst en levensovertuiging. De meeste van de gefinancierde projecten zullen in de loop van 2015 van start gaan.
In de afgelopen jaren is de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging ook bevorderd via andere kanalen van het EIDHR, zoals lokale door de EU-delegaties beheerde oproepen in het kader van de landenspecifieke steunregeling, wereldwijde oproepen tot versterking van de eerbied voor mensenrechten en de verdedigers ervan, daar waar zij het meest bedreigd zijn, en kleine subsidies ter ondersteuning van mensenrechtenverdedigers. In 2014 werden in Armenië, Indonesië, Kazachstan en Sri Lanka oproepen in het kader van de landenspecifieke steunregeling gedaan, waarin de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging een van de prioritaire gebieden was. In andere landen, zoals Egypte, bestreek de oproep "de rechten van kwetsbare/gemarginaliseerde groepen", waaronder de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging had kunnen vallen, zelfs al werd zij niet uitdrukkelijk vermeld.
Vrijheid van meningsuiting online en offline
Op 12 mei 2014 stelde de Raad Buitenlandse Zaken de EU-mensenrechtenrichtsnoeren inzake vrijheid van meningsuiting online en offline vast. Deze richtsnoeren bouwen voort op de bestaande instrumenten en documenten, herinneren aan kernbeginselen en bevatten duidelijk gedefinieerde prioriteiten en instrumenten voor de EU-delegaties en de ambassades van de lidstaten, alsmede het EU-hoofdkwartier, zodat zij dit recht beter kunnen bevorderen en verdedigen.
De diensten van de Commissie en de EDEO organiseerden een aantal evenementen om ruchtbaarheid te geven aan de richtsnoeren. Op 22 september 2014 organiseerde de EU een evenement in de marge van de bijeenkomst betreffende de uitvoering van de menselijke dimensie 2014, die was georganiseerd door het Bureau voor Democratische Instellingen en Mensenrechten van de OVSE in Warschau. Het jaarlijks EU-ngo-mensenrechtenforum, gehouden op 4 en 5 december 2014, was volledig gewijd aan de bescherming en bevordering van de vrijheid van meningsuiting. De diensten van de Commissie en de EDEO propageerden de richtsnoeren in alle delegaties van de EU, teneinde aan bewustmaking te doen, maar ook als basis voor alle toekomstige planning van financiële steun.
De EU veroordeelde in openbare verklaringen en in het kader van haar bilaterale betrekkingen met derde landen herhaaldelijk de aanvallen tegen journalisten en bloggers. Via haar bilaterale mensenrechtendialogen stelde de EU derde landen in kennis van de aanneming van de richtsnoeren en moedigde zij hen aan stappen te ondernemen ter voorkoming van geweld en intimidatie en ter bevordering van een veilige omgeving voor journalisten en andere mediaprofessionals, zodat zij hun werk op onafhankelijke wijze kunnen uitvoeren, zonder ongepaste inmenging en zonder angst voor geweld of vervolging.
De EU wil de internationale inspanningen ter bevordering van de vrijheid van meningsuiting opvoeren en volgde van nabij de werkzaamheden van de Freedom Online Coalition, de resolutie van de Mensenrechtenraad van de VN over de veiligheid van journalisten, de resolutie van de AVVN over het recht op privacy in het digitale tijdperk, en de resolutie over de mensenrechten en het internet, die in de zomer van 2014 voor de tweede keer door de VN-Mensenrechtenraad werd aangenomen.
De EU is ook actief betrokken bij debatten over het internet en de mensenrechten, bijvoorbeeld tijdens het Forum voor internetbeheer (FIB) en in het kader van de toetsing van de Wereldtop over de informatiemaatschappij (WSIS+10). De EU heeft de laatste tijd vooruitgang geboekt op het gebied van internationaal cyberbeleid, bijvoorbeeld met de recente mededeling van de Europese Commissie „Internetbeleid en -governance — de rol van Europa bij het vormgeven van de toekomst van internetgovernance” (COM/2014/072), de op 27 november aangenomen conclusies van de Raad
over internetgovernance 34 (16200/14), de resolutie van het Europees Parlement over de verlenging
van het IGF-mandaat (2015/2526 (RSP)) en de op 10 februari 2015 aangenomen conclusies van de
Raad over cyberdiplomatie 35 ; in al deze documenten komt de noodzaak van bescherming van de
mensenrechten online ter sprake.
De Commissie werkt momenteel aan de uitvoering van de projecten voor het belangrijkste technische platform van het mondiaal waarnemingscentrum voor internetbeleid ("Global Internet Policy Observatory", Gipo). De belangrijkste doelstelling is het opzetten van een online platform voor het monitoren van internetgerelateerde beleids-, regelgevings- en technologische ontwikkelingen in de hele wereld, om zo bij te dragen tot meer kennis en begrip bij alle actoren, in het bijzonder achtergestelde belanghebbenden — met inbegrip van landen, ngo’s en belangengroepen die in debatten en besluiten over internetbeheer gemarginaliseerd zijn. Het contract voor de ontwikkeling van het platform werd eind 2014 ondertekend.
Ook wordt verder gewerkt aan een ander project van de Europese Commissie, namelijk het platform "European Capability for Situational Awareness" (ECSA). Doel van het ECSA- platform is de besluitvormingscapaciteit van de EU versterken door middel van betrouwbare en realtime- of bijna realtime-informatie over schendingen van de mensenrechten en/of beperkingen van de fundamentele vrijheden in verband met de digitale omgeving.
34 http://italia2014.eu/media/3769/council-conclusions-on-internet-governance.pdf
35 http://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-6122-2015-INIT/nl/pdf
Om de uitvoering van de richtsnoeren verder aan te moedigen stelde de Commissie een nieuw programma in (4,55 miljoen euro, gefinancierd door het EIDHR) ter ondersteuning van de media en de vrijheid van meningsuiting in de modellanden voor democratiebevordering; dit programma moet zowel de delegaties als de media in derde landen helpen bij het toepassen van de richtsnoeren in hun beleidsmaatregelen en werkzaamheden. De nadruk werd gelegd op de samenhang tussen de steun van de EU voor democratie en haar steun voor de vrijheid van meningsuiting. De richtsnoeren dienden mee als basis voor alle kwaliteitsondersteunende beoordelingen van nieuwe projecten voor ontwikkelingssamenwerking op het gebied van de vrijheid van meningsuiting. De Commissie nam nieuwe projecten en programma's aan, onder andere in Tunesië (Appui aux secteurs des médias tunisiens" ("Steun voor Tunesische mediasectoren"), 10 miljoen euro) en Algerije ("Programme d'appui aux médias" ("Steunprogramma voor de media"), 7,3 miljoen euro), in het kader van het Europees nabuurschap- en partnerschapsinstrument.
Uitvoering van de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten
De EU bleef in 2014 toegewijd aan het uitvoeren van de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten, die door de VN-Mensenrechtenraad in juni 2011 werden goedgekeurd. Deze beginselen behelzen de plicht van overheden om de mensenrechten te beschermen, de verantwoordelijkheid van bedrijven die te eerbiedigen, en de toegang tot rechtsmiddelen. De EU bleef zich verder inzetten voor het verzekeren van de naleving van de leidende beginselen, zowel binnen de EU als via haar externe optreden.
De Europese Commissie heeft ook richtsnoeren gepubliceerd over de tenuitvoerlegging van de beginselen in drie bedrijfssectoren (ict, wervingsbureaus, olie en gas) in 2013.
De Europese Commissie ging door met het opstellen van een werkdocument over het bedrijfsleven en de mensenrechten, teneinde een analyse te bieden van de bereikte resultaten — zowel binnen de EU als in het externe optreden — sinds de aanneming van de mededeling over maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) in 2011 in COM(2011)681 i. In het kader van de evaluatie van het MVO-beleid hield de Commissie een publieke raadpleging over MVO, en organiseerde zij tevens een multistakeholderforum waar meer dan 500 deelnemers uit verschillende sectoren op afkwamen. Een door de Europese Commissie voorgezeten MVO-coördinatiecomité kwam in 2014 meermaals bijeen. De leden van dat comité komen onder meer uit het bedrijfsleven en de industrie, het maatschappelijk middenveld, en internationale organisaties; doelstelling van het comité is standpunten uit te wisselen, het beleid te versterken en de multistakeholderdialoog over verantwoord ondernemerschap te intensiveren. In december 2014 vond een gezamenlijke vergadering met het MVO-coördinatiecomité en de MVO-groep op hoog niveau (EU-lidstaten) plaats. Dergelijke initiatieven bevorderden zowel de ontwikkeling van het EU-beleid inzake MVO als de uitvoering van de VN-beginselen.
De lidstaten van de EU boekten vooruitgang bij de invoering van nationale actieplannen inzake bedrijfsleven en mensenrechten (en maatschappelijk verantwoord ondernemen), die zij overeenkwamen op te stellen als uitvloeisel van de afspraken in het actieplan inzake mensenrechten en democratie. Tegen het einde van 2014 hadden zes lidstaten van de EU dergelijke plannen aangenomen, en hadden verschillende andere lidstaten van de EU aanzienlijke vorderingen gemaakt bij het opstellen van nationale actieplannen inzake het bedrijfsleven en de mensenrechten en/of maatschappelijk verantwoord ondernemen. De Commissie ging door met de toetsing door vakgenoten van de MVO-activiteiten van de lidstaten, met inbegrip van die welke betrekking hebben op het bedrijfsleven en de mensenrechten. Een compendium van de MVO-activiteiten van de lidstaten werd opgesteld en gepubliceerd in het najaar van 2014.
In oktober stelde de EU een richtlijn vast betreffende de openbaarmaking van niet-financiële informatie en informatie inzake diversiteit door ondernemingen en groepen van ondernemingen met meer dan 500 werknemers (Richtlijn 2014/95 i/EU), met het oog op de verbetering van de transparantie. De betrokken bedrijven zullen onder andere informatie bekendmaken over beleidsmaatregelen, risico’s en resultaten met betrekking tot eerbied voor de mensenrechten, over kwesties inzake de bestrijding van corruptie en omkoping, en over diversiteit in hun raden van bestuur. Het doel van het voorstel bestaat in een versterking van de bestaande EU-wetgeving, op grond waarvan het momenteel al verplicht is informatie over milieukwesties en personeelsaangelegenheden in de jaarverslagen van bedrijven op te nemen.
In het kader van het extern optreden bespraken de Europese Commissie en de EDEO deze kwestie en wisselden zij beste praktijken uit met een toenemend aantal derde landen, met name in Azië en Latijns-Amerika, en met inbegrip van Mexico, Ecuador, Peru en Indonesië. In 2014 richtte de SVEU voor de mensenrechten zich voornamelijk op het bedrijfsleven en de mensenrechten bij de uitvoering van zijn taken en in zijn gesprekken met strategische partners, zoals Zuid-Afrika en Brazilië. In Brazilië trad hij ook op als voorzitter van een studiedag voor bedrijven over bedrijfsleven en mensenrechten.
Als vervolg op de dialoog over de mensenrechten tussen de EU en de Afrikaanse Unie (AU) in 2013, hielden de twee instellingen in september een gezamenlijke studiebijeenkomst in Addis Abeba. De EDEO, de diensten van de Commissie en verschillende lidstaten van de EU wisselden van gedachten en deelden hun deskundigheid en hun ervaring wat betreft het uitvoeren van maatregelen die verantwoord ondernemerschap bevorderen. Alle partijen beloofden de VN-richtsnoeren ter zake te bevorderen en ten uitvoer te leggen in hun respectieve regio’s en te zoeken naar gebieden waarop samenwerking mogelijk is. De Commissie verklaarde zich bereid technische en financiële steun te bieden voor de ontwikkeling van een AU-kader inzake de bevordering van verantwoord ondernemerschap in Afrika.
De samenwerking EU-Celac (Gemeenschap van Latijns-Amerikaanse en Caribische landen) ging in 2014 door. Na het eerste seminar EU-Celac over MVO in oktober 2013, vond in november te San José een vergadering van hoge ambtenaren over MVO plaats, georganiseerd door het voorzitterschap van Celac (Costa Rica). Het doel was meer te leren uit de ervaringen van de Europese Unie en haar lidstaten, teneinde sneller tot de ontwikkeling van MVO-actieplannen in de Celac-landen te komen. De top EU-Celac zal plaatsvinden in juni 2015 (Brussel), teneinde de dialoog over maatschappelijk verantwoord ondernemen voort te zetten.
Binnen het multilaterale kader volgde de EU van nabij de besprekingen en ontwikkelingen op dit gebied in de Mensenrechtenraad, en verleende zij actief steun aan de resolutie tot verlenging van het mandaat van de werkgroep over mensenrechten en transnationale ondernemingen en andere bedrijven, die tijdens de zitting van juni met eenparigheid van stemmen werd goedgekeurd. In het algemeen bleef de EU voorstander van een op consensus gerichte aanpak. Zij was daarom gekant tegen de door Ecuador en Zuid-Afrika gesteunde resolutie tot oprichting van een intergouvernementele werkgroep ter voorbereiding van een juridisch bindend internationaal instrument. De EU betreurde tevens dat deze resolutie in feite vooral gericht is op transnationale ondernemingen, terwijl veel mensenrechtenschendingen worden begaan door ondernemingen op nationaal niveau.
Het derde VN-forum inzake bedrijfsleven en mensenrechten vond plaats te Genève in december 2014, onder de auspiciën van de desbetreffende werkgroep. Het forum trok meer dan 2000 vertegenwoordigers van overheidsorganisaties, ngo’s, vakbonden en ondernemersorganisaties, en de deelname van het bedrijfsleven was groter dan vorig jaar. De EU was vertegenwoordigd door de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten en de Europese Commissie. De EU schetste haar sterke inzet voor en actieve uitvoering van de beginselen.
In haar vrijhandelsovereenkomsten bleef de EU maatschappelijk verantwoord ondernemen promoten in het kader van de hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling.
Rechtsbedeling
De EU ijverde het hele jaar door voor een alomvattende aanpak van de werkzaamheden betreffende rechtsstatelijke aangelegenheden in de Verenigde Naties en deed in de Algemene Vergadering van de VN voorstellen over de wijze waarop de banden tussen de rechtsstatelijkheid en de drie hoofdpijlers van de Verenigde Naties (vrede en veiligheid, ontwikkeling en mensenrechten) kunnen worden versterkt. In het kader van de besprekingen over de ontwikkelingsagenda voor de periode na 2015, met name in een informeel interactief debat in de Algemene Vergadering, onderstreepte de EU dat de mensenrechten en de rechtsstaat van cruciaal belang zijn voor de uitroeiing van armoede en het realiseren van duurzame ontwikkeling, en dat zij in het nieuwe kader een centrale plaats dienen te krijgen, samen met de beginselen van non-discriminatie, gelijkheid, participatie en verantwoordingsplicht.
De EU diende bij het VN-secretariaat ook een verslag in over de uitvoering van de beloften inzake rechtsstatelijkheid die werden gedaan tijdens de AVVN-vergadering op hoog niveau over de rechtsstaat op nationaal en internationaal niveau, gehouden op 24 september 2012.
In haar bilaterale betrekkingen met derde landen bleef de EU zich inzetten voor de rechtsstaat en stelde zij vraagstukken aan de orde in verband met de rechtsbedeling, met inbegrip van het functioneren en het equiperen van het rechtsbestel, de organisatie en onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, het recht op een eerlijk proces en de rechten van de verdediging. In voorkomend geval bleef de EU wetgevende en institutionele hervormingen, bijvoorbeeld van het wetboek van strafrecht en het gevangenisstelsel aanmoedigen en ondersteunen, alsmede capaciteitsopbouw en activiteiten ter verbetering van de toegang tot justitie, ook voor vrouwen.
Ondersteuning van justitie en rechtsstaat in ruimere zin is een belangrijk samenwerkingsgebied in vele landen die EU-bijstand krijgen. Zij hangt nauw samen met het bevorderen van democratisch bestuur, mensenrechten, gendergelijkheid, burgerveiligheid en sociaaleconomische ontwikkeling.
Proceswaarneming bleef een essentieel onderdeel van de werkzaamheden van de EU ter ondersteuning van mensenrechtenverdedigers, en gedurende het gehele jaar traden diplomaten van EU-delegaties en missies van EU-lidstaten op als waarnemers voor een groot aantal gerechtelijke procedures in een ruime reeks landen. De zichtbare aanwezigheid van de vertegenwoordigers van de EU in de rechtszaal was voor de overheid, het maatschappelijk middenveld en het grote publiek een duidelijk bewijs van de belangstelling van de EU voor de betrokken zaken, en meer in het algemeen voor de rechtsbedeling. Gelet op de duur van de procedure en het feit dat de betrokken rechtbanken vaak buiten de hoofdsteden waren gelegen, was het van bijzonder belang de lasten tussen de EU-delegaties en de ambassades van de lidstaten van de EU te verdelen. De EU legde ook een aantal verklaringen af om voor het gerecht gedaagde mensenrechtenverdedigers te ondersteunen, en om kwesties in verband met hun proces aan te kaarten.
Reageren op schendingen: zorgen voor verantwoordingsplicht
De EU en haar lidstaten bleven het Internationaal Strafhof (ICC) steunen, onder meer met betrekking tot de bescherming van de onafhankelijkheid ervan, alsmede wat betreft de universaliteit en integriteit van het Statuut van Rome, overeenkomstig Besluit 2011/168 i/GBVB van de Raad van 21 maart 2011. Doordat het ICC belast is met het bestraffen van de daders van de meest onmenselijke misdrijven die men zich kan voorstellen, in gevallen waarin de betrokken staat niet bereid of werkelijk niet in staat is tot onderzoek of vervolging over te gaan, levert het een wezenlijke bijdrage aan de internationale vrede en veiligheid. In 2014 hebben nog eens vijf lidstaten van de EU besloten tot ratificatie of aanvaarding van de wijzigingen van Kampala inzake het misdrijf agressie en in artikel 8 van het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof.
De EU en haar lidstaten bleven zich inzetten voor de onafhankelijkheid en het doeltreffend en efficiënt functioneren van het ICC, ook tijdens de bijeenkomst van de staten die partij zijn bij het ICC, gehouden te New York van 8 tot en met 17 december 2013. De EU steunde met name het behoud van de onafhankelijkheid van het Strafhof en de aanklagers. Het Internationaal Strafhof moet een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie blijven die geen politiek doel nastreeft.
De EU ging door met haar systematische diplomatieke demarches ter ondersteuning van het ICC, waarbij zij een zo breed mogelijke deelname aan het Statuut van Rome aanmoedigde (zie afdeling 4).
De EU en haar lidstaten bleven zich inzetten voor het handhaven van de integriteit van het Statuut van Rome. De afschaffing van elke onschendbaarheid, zelfs voor staatshoofden, in processen voor het ICC was wat dat betreft een essentiële verwezenlijking in het internationale strafrecht. De EU en haar lidstaten bleven steun verlenen voor het doeltreffend en efficiënt functioneren van het Hof en de EU-lidstaten bleven tot de belangrijkste donoren ervan behoren. De EU verstrekte aanvullende, directe (projecten met het Hof) en indirecte (projecten met het maatschappelijk middenveld) financiële steun aan het Hof door het stimuleren van de justitiële samenwerking en de uitwisseling van beste praktijken tussen de landen die partij zijn bij het Statuut en de landen die geen partij zijn, en de rechtsgemeenschap.
De EU reageerde op gevallen waarin niet met het Strafhof werd meegewerkt, en herhaalde hoe belangrijk het is dat alle lidstaten van de Verenigde Naties zich houden en uitvoering geven aan de resoluties die de VN-Veiligheidsraad heeft aangenomen uit hoofde van hoofdstuk VII van het VN- Handvest, op grond waarvan zaken naar het Strafhof worden verwezen. De EU onderstreepte dat niet-medewerking een van de belangrijkste obstakels is voor het doeltreffend functioneren van het ICC.
De EU en haar lidstaten bleven streven naar een holistische, geïntegreerde aanpak, via meer initiatieven voor capaciteitsopbouw op nationaal niveau en ook door zich sterk te maken voor het bestrijden van straffeloosheid bij ontwikkelingssamenwerking en programma's voor technische bijstand. De diensten van de EDEO en de Europese Commissie gingen daartoe door met de uitvoering van het gezamenlijk intern werkdocument over het bevorderen van het complementariteitsbeginsel teneinde de kloof tussen de internationale en de nationale rechtsbedeling te dichten.
Op grond van de Overeenkomst tussen het ICC en de EU betreffende samenwerking en bijstand uit 2006, werd een eerste gezamenlijke ronde tafel EU-ICC opgericht om overleg te plegen en te zorgen voor regelmatige gedachtewisselingen betreffende aangelegenheden van wederzijds belang, waaronder samenwerking, complementariteit, diplomatieke steun en mainstreaming, alsmede voorlichting aan het publiek en externe contacten.
In de loop van 2014 bleef de EU actief op het gebied van overgangsjustitie, en trad zij in gesprek met transitielanden via bemiddelingsactiviteiten, politieke dialogen en GVDB-missies. Een ontwerp van EU-beleid betreffende overgangsjustitie wordt thans uitgewerkt, zal naar verwacht begin 2015 worden aangenomen en zal publiekelijk het engagement van de EU voor overgangsjustitie aantonen, de samenhang en de zichtbaarheid van de inzet van de EU voor overgangsjustitie versterken en het personeel van de EU en van de EU-lidstaten dat zich bezighoudt met vraagstukken op het gebied van overgangsjustitie een leidraad bieden.
De EU bleef de nationale justitiële reactie op internationale misdaden in de
Democratische Republiek Congo en Ivoorkust versterken. De EU werkte voor het ondersteunen van de overgangsjustitie nauw samen met de VN (in het bijzonder met de speciale rapporteur over de bevordering van de waarheid, gerechtigheid, schadeloosstelling en de waarborgen ter voorkoming van herhaling), regionale organisaties en het maatschappelijk middenveld.
Betere eerbiediging van de rechten van personen die tot minderheden behoren (met inbegrip van de preventie van racisme en vreemdelingenhaat)
Minderhedenkwesties stonden in 2014 nog steeds op de agenda van de EU op het gebied van externe betrekkingen. De EU droeg bij tot het bevorderen en beschermen van de rechten van personen die tot minderheden behoren door de krachten te bundelen met de Verenigde Naties en andere internationale en multilaterale organisaties zoals de OVSE en de Raad van Europa. In haar bilaterale betrekkingen stelde de EU de rechten van tot minderheden behorende personen voortdurend aan de orde tijdens de mensenrechtendialogen met partnerlanden. In de VN volgde en ondersteunde de EU het Forum over minderhedenvraagstukken, waar het verslag van de speciaal rapporteur voor minderhedenvraagstukken, "Preventing and addressing violence and atrocity crimes against minorities", op de agenda stond.
De EU was actief op multilateraal niveau in specifieke gevallen die welbepaalde etnische of
religieuze groeperingen troffen. Tijdens de 69 e zitting van de algemene vergadering van de VN
verleende de EU actief steun aan een resolutie over Myanmar/Birma waarin ernstige bezorgdheid werd geuit over de Rohinga, en drong zij er bij de regering van Myanmar op aan meer vaart zetten achter het aanpakken van schendingen van de mensenrechten.
In 2014 verleende de EU politieke steun aan de OVSE-commissaris voor nationale minderheden, die zeer actief is geweest in conflictgevoelige gebieden waar minderhedenkwesties centraal staan. Het standpunt van de commissaris over de situatie in Oekraïne, met name wat betreft de Tataarse minderheid in de Krim, ligt volledig in de lijn van dat van de EU. De EU sprak ook haar steun uit voor het werk van de commissaris ter bevordering van de toepassing van de richtsnoeren van Ljubljana inzake de integratie van diverse samenlevingen. De richtsnoeren van Ljubljana zijn een reeks leidende beginselen ter ondersteuning van lidstaten bij het uitstippelen en uitvoeren van beleid ter bevordering van de integratie van diverse samenlevingen.
Financiële bijstand voor minderhedenkwesties wordt verstrekt via de geografische instrumenten en via het EIDHR. Naar aanleiding van de in 2013 gedane oproep tot het indienen van voorstellen van het EIDHR, werden in 2014 contracten gesloten voor projecten ter bestrijding van discriminatie, voor een totaalbedrag van 20 miljoen euro.
De preventie van racisme, rassendiscriminatie, vreemdelingenhaat en aanverwante vormen van onverdraagzaamheid, is een belangrijke prioriteit van de EU. Op 21 maart 2014, de Internationale dag tegen racisme en discriminatie, legde voormalig hoge vertegenwoordiger Ashton namens de EU een verklaring af waarin zij aandrong op verdere maatregelen ter bestrijding van alle vormen van intolerantie, racisme, vreemdelingenhaat en aanverwante vormen van discriminatie. In het bijzonder deed zij een oproep aan staten om doortastende en doeltreffende maatregelen te nemen op nationaal, regionaal en internationaal niveau, en - voor lidstaten die dat nog niet hadden gedaan - om het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie (ICERD) te ratificeren en volledig ten uitvoer te leggen.
De EU bleef racisme en vreemdelingenhaat aan de orde stellen in haar politieke dialogen met derde landen. Dit was bijvoorbeeld het geval in Zuid-Afrika, waarmee verdere samenwerking op dit gebied werd overeengekomen.
Op multilateraal niveau werkte de EU ook actief samen met de VN in de strijd tegen racisme en discriminatie. In 2014 bracht de speciale rapporteur van de VN voor hedendaagse vormen van racisme, rassendiscriminatie, vreemdelingenhaat en daarmee samenhangende onverdraagzaamheid een verslag uit over discriminatie en onverdraagzaamheid in de wereld van de sport. Het verslag geeft aan dat, hoewel in de afgelopen jaren vooruitgang is geboekt, racisme in de sport een hardnekkig fenomeen is gebleken. De EU heeft haar volledige steun uitgesproken voor de aanbevelingen van het verslag: alle belanghebbenden moeten instaan voor de bewustmaking over bestaande discriminatiepatronen, en tegelijkertijd steun blijven verlenen aan initiatieven ter bestrijding van onverdraagzaamheid in de wereld van de sport. De EU bleef ook samenwerken met regionale organen zoals de Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie (ECRI) van de Raad van Europa, en de OVSE.
Via het EIDHR verleende de Commissie tevens financiële steun om deze kwestie aan te pakken in partnerlanden.
Dertien jaar na dato blijft de Unie pal achter het hoofddoel van de Wereldconferentie van 2001 in Durban staan, te weten de algehele uitbanning van racisme, rassendiscriminatie, vreemdelingenhaat en aanverwante vormen van onverdraagzaamheid.
Een verbeterd beleid inzake inheemse volken
Op 22 en 23 september 2014 vond in New York de allereerste wereldconferentie van de
Verenigde Naties betreffende inheemse volkeren plaats als een plenaire zitting op hoog niveau van de Algemene Vergadering. Het doel van de conferentie was het uitwisselen van opvattingen over de verwezenlijking van de rechten van inheemse volkeren, als afgekondigd in de VN-Verklaring van 2007 over de rechten van inheemse volkeren.
De EU droeg zichtbaar en actief bij tot de wereldconferentie door bijzondere aandacht te besteden aan de volledige en daadwerkelijke participatie van inheemse volkeren aan de conferentie; zij deed dit door in samenwerking met de lidstaten te streven naar het aannemen, bij consensus, van een actiegericht slotdocument van de conferentie, en door een succesvol evenement in de marge te organiseren betreffende het monitoren van de rechten van inheemse volkeren.
De speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten nam deel aan de plenaire openingszitting van de wereldconferentie en sprak de verklaring van de EU uit. Hij toonde zich ingenomen met meer gerichte maatregelen inzake de rechten van inheemse volkeren en verklaarde dat de EU zich zou committeren aan de uitvoering van de besluiten en aanbevelingen in het slotdocument. Hij verwees ook naar de VN-ontwikkelingsagenda voor na 2015, waarbij hij benadrukte dat respect voor de rechten en het welzijn van inheemse volkeren nauw verweven is met de doelstellingen van een wereldwijde duurzame ontwikkeling.
Voortbouwend op de resultaten van de conferentie begon de EDEO, in samenwerking met de diensten van de Commissie, met een evaluatie teneinde een versterkt EU-beleid inzake inheemse volkeren te ontwikkelen, zoals voorzien in het actieplan voor de mensenrechten van 2012. Het doel van de toetsing is het in hun context plaatsen van de beleidsmaatregelen van de EU in het licht van de ontwikkelingen in de afgelopen decennia, met inbegrip van de aanneming van de VN-verklaring over de rechten van inheemse volkeren, en de realiteit van vandaag, zoals weergegeven in het slotdocument van de wereldconferentie over inheemse volkeren.
In de bilaterale betrekkingen van de EU met partnerlanden werden de rechten van inheemse volkeren in voorkomend geval aan de orde gesteld in de mensenrechtendialogen. In die dialogen werd ook rekening gehouden met het feit dat inheemse volkeren en personen vaak te maken krijgen met verschillende vormen van discriminatie. Vele inheemse personen worden niet enkel gediscrimineerd omdat zij inheems zijn, maar ook om andere redenen, zoals armoede, gender, seksuele gerichtheid of handicap.
Inheemse volkeren, en in het bijzonder hun leiders, blijven blootstaan aan ernstige schendingen van de mensenrechten bij het verdedigen van hun gronden en rijkdommen tegen landroof ("land grabbing"). Ook de EU boog zich over dit verschijnsel in de context van de agenda voor het bedrijfsleven en de mensenrechten.
Inheemse volkeren zijn reeds vanaf het begin van de EU-steun voor de mensenrechten erkend als in aanmerking komende begunstigden van het EIDHR. Pas in de nieuwe EIDHR-verordening in 2014 werd echter uitdrukkelijk verwezen naar de verklaring van de Verenigde Naties over de rechten van inheemse volkeren als het normatieve kader voor de bevordering en bescherming van de mensenrechten van inheemse volkeren.
Gevolg gevend aan het nieuwe EIDHR, heeft de Commissie opnieuw een contract toegekend aan een project dat zich bezighoudt met de toegang van inheemse volkeren tot justitie en ontwikkeling door middel van strategische monitoring van de uitvoering van de VN-verklaring, samen met een project ter ondersteuning van de werkzaamheden van de IAO in Nepal, Kameroen en Peru voor capaciteitsopbouw onder recht- en belanghebbenden met het oog op de uitvoering van IAO-verdrag nr. 169 betreffende inheemse en in stamverband levende volken.
Mensenrechten voor personen met een handicap
De EU is sinds januari 2011 partij bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap. Zowel in haar interne als haar externe optreden is de EU gecommitteerd aan de bevordering van de rechten van personen met een handicap, in overeenstemming met bovengenoemd verdrag.
In 2014 was een belangrijke stap in de tenuitvoerlegging van het Gehandicaptenverdrag het opstellen, door de Europese Commissie, van het EU-verslag aan de VN, zoals bepaald in
artikel 35 van het verdrag. Het verslag werd in juni 36 bij de VN ingediend, zodat het VN-Comité
voor de rechten van personen met een handicap zich er in 2015 zal kunnen over buigen. Er wordt in beschreven hoe de EU het verdrag uitvoert via wetgeving, beleidsmaatregelen en financieringsinstrumenten. Het bestrijkt alle in het Gehandicaptenverdrag verankerde rechten en verplichtingen op een breed scala van beleidsterreinen, waaronder internationale samenwerking,
ontwikkelingsprogramma’s en humanitaire hulp. Het verslag zal worden behandeld tijdens de 14 e
zitting van het VN-Comité voor de rechten van personen met een handicap, in augustus en september 2015.
Het externe gehandicaptenbeleid van de EU is gebaseerd op de EU-strategie ten behoeve van personen met een handicap voor 2010-2020, die de Europese Commissie in 2010 aannam, en is een van de actieterreinen die aan bod komen in het strategisch kader en het actieplan van de EU inzake mensenrechten en democratie. In 2014 bleef de EU de rechten van personen met een handicap opnemen in het geheel van haar extern beleid, zoals de dialoog met partnerlanden, multilaterale fora, ontwikkelingssamenwerking, uitbreidingsonderhandelingen, nabuurschapsbeleid, alsmede noodhulp en humanitaire hulp.
Kwesties in verband met de rechten van personen met een handicap werden aan de orde gesteld in de mensenrechtendialogen met onder andere de Afrikaanse Unie, Mexico en Indonesië. Voorts riep de EU op tot de ratificatie en integrale uitvoering van het Gehandicaptenverdrag door alle staten, terwijl zij de staten prees die dat verdrag in 2014 ondertekenden en ratificeerden.
De naleving van de mensenrechten van personen met een handicap genoot blijvende steun en aanmoediging van de EU in de bevoegde regionale en internationale fora.
De EU werd tijdens de zevende bijeenkomst van de Conferentie van staten die partij zijn bij het Gehandicaptenverdrag, van 10 tot en met 12 juni 2014 in New York, in het bijzonder vertegenwoordigd door de Commissie, die een spilfunctie vervult in de uitvoering van het verdrag door de EU; de Commissie legde tijdens het algemeen debat een verklaring af en nam tweemaal het woord tijdens de rondetafelgesprekken over ontwikkelingssamenwerking en over uitvoering en monitoring. Samen met het Europees Gehandicaptenforum organiseerde de EU op 12 juni ook een evenement in de marge over de bevordering van de mensenrechten van personen met een handicap in de wereld door middel van ontwikkelingssamenwerking.
In het externe optreden van de Unie bleef de Commissie de rechten van personen met een handicap beschermen en promoten via de Europese ontwikkelingssamenwerking, zowel aan de hand van specifieke projecten (meer dan 103 projecten in 51 landen werden gefinancierd met een budget van meer dan 34 miljoen euro) als door het integreren van de belangen van personen met een handicap in andere projecten en programma’s. Het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking, het Europees instrument voor democratie en mensenrechten en het instrument voor pretoetredingssteun bevatten uitdrukkelijke bepalingen ter bevordering van de sociale inclusie en de rechten van personen met een handicap.
De EU heeft gepleit voor het opnemen van de rechten van personen met een handicap in het ontwikkelingskader voor de periode na 2015, zowel middels haar standpunt in de onderhandelingen over de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling als via de organisatie van evenementen zoals het in februari 2014 bij de VN georganiseerde nevenevenement "personen met een handicap in duurzame-ontwikkelingsprocessen", of het nevenevenement over ontwikkelingssamenwerking, georganiseerd in de marge van de vergadering van de Conferentie van de partijen bij het Gehandicaptenverdrag in juni 2014.
VI Samenwerking met bilaterale partners
Met maatwerk ter plaatse resultaat boeken
Landenstrategieën voor mensenrechten zijn beleidsdocumenten die op lokaal niveau worden opgesteld door de EU-delegatie in overleg met de lidstaten, teneinde de toepassing van richtsnoeren, instrumenten of actieplannen van de EU inzake de mensenrechten in één coherente tekst te rationaliseren en te integreren. De doelstelling is een beter inzicht te verwerven in essentiële mensenrechtenproblemen en het EU-optreden toe te spitsen op centrale prioriteiten in de partnerlanden, zowel op beleidsniveau als wat financiële bijstand betreft, waardoor de EU in staat is haar benadering beter af te stemmen op de situatie in elk land.
Dankzij de gecoördineerde inspanningen van de EU-delegaties, de EU-instellingen, de missiehoofden en de lidstaten zijn 132 landenstrategieën goedgekeurd door het Politiek en Veiligheidscomité (PVC).
De tenuitvoerlegging van de landenstrategieën voor mensenrechten heeft geleid tot een intensievere samenwerking inzake mensenrechten tussen de delegaties van de EU en de ambassades van de lidstaten. In een aantal landen heeft dit geresulteerd in het opzetten van specifieke mensenrechtenwerkgroepen op nationaal niveau, vaak samengesteld uit zowel politieke adviseurs als ambtenaren uit de afdeling ontwikkelingssamenwerking van de EU- delegatie. Deze werkgroepen hebben rechtstreeks geleid tot meer uitwisseling van informatie en een meer doeltreffende taakverdeling tussen de lokale EU-partners. De landenstrategieën voor mensenrechten vormen ook een belangrijke bron van informatie ter ondersteuning van de EU bij de voorbereiding van de universele periodieke doorlichting voor een bepaald land, en de mensenrechtendialogen van de EU.
Tijdens de tenuitvoerlegging werd de dialoog met het maatschappelijk middenveld aangemoedigd, en diverse delegaties zagen een intensivering van hun contacten op het gebied van de mensenrechten. De landenstrategieën zijn nog steeds geen openbare documenten, maar COHOM heeft een gemeenschappelijke visie ontwikkeld op een publieksdiplomatieke aanpak voor de landenstrategieën, en gaf over deze kwestie sturing aan de EU-delegaties en de missiehoofden van de EU-lidstaten.
De EU-delegaties is in 2012, 2013 en 2014 om uitvoeringsverslagen gevraagd. Deze verslagen toonden ook hoe de lidstaten en de EU-delegaties meer samenwerken inzake de uitvoering van de landenstrategieën, en hoe de landenstrategieën bij tal van gelegenheden in samenwerkingsprojecten van de EU zijn geïntegreerd.
Resultaat boeken door dialoog
De EU ziet de mensenrechtendialogen met derde landen als efficiënte instrumenten voor bilateraal contact en samenwerking ter bevordering en bescherming van de mensenrechten.
In de loop der jaren is met een toenemend aantal landen een mensenrechtendialoog aangegaan.
In 2014 werden met 35 partners een formele mensenrechtendialoog, subcomitévergaderingen of
raadplegingen gehouden. 37 Daarnaast bleef de EU met veel van de 79 landen in Afrika, het
Caribische gebied en de Stille Oceaan die partij zijn bij de Overeenkomst van Cotonou, op basis van artikel 8 van die overeenkomst of op andere wijze een dialoog onderhouden over eerbiediging van de mensenrechten, de democratische beginselen, de rechtsstaat en goed bestuur.
37 Er werden mensenrechtendialogen of subcomitévergaderingen georganiseerd met Armenië, Azerbeidzjan,
Brazilië, Cambodja, Chili, China, Colombia, Georgië, Indonesië, Israël, Kazachstan, Kirgizië, Laos, Libanon, Mexico, de republiek Moldavië, Marokko, Myanmar/Birma, de Palestijnse Autoriteit, Pakistan, Peru (op technisch niveau), Zuid-Afrika, Tadzjikistan, Turkmenistan, Oekraïne en Oezbekistan. Overleg inzake de mensenrechtenproblematiek vond plaats met Canada, Japan, Nieuw-Zeeland, de VS, en kandidaat-lidstaten (FYROM, IJsland, Montenegro, Servië en Turkije). Er konden in 2014 geen bijeenkomsten worden gehouden van de bestaande mensenrechtendialoog met Argentinië, Egypte, Irak, Rusland of Sri Lanka. De bijeenkomsten met Azerbeidzjan, Bangladesh, India, Jordanië, Tunesië en Vietnam werden uitgesteld tot 2015. De mensenrechtendialoog met Iran is sinds 2006 opgeschort.
De eerste mensenrechtendialoog met Myanmar/Birma vond plaats in 2014. Thans bestaat, in het kader van de tussen de EU en Mongolië, Singapore en de Filipijnen gesloten partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten, de mogelijkheid om officiële mensenrechtendialogen met die landen in te stellen.
In 2014 bleef de EU trachten de effectiviteit van de dialogen te verhogen door met name: ontwikkeling van nauwe banden tussen mensenrechtendialogen en andere beleidsinstrumenten, met name landenspecifieke mensenrechtenstrategieën; aanbevelingen naar aanleiding van de universele periodieke doorlichting (UPR) in de VN-Mensenrechtenraad, de speciale procedures en de organen voor toezicht op de verdragen; intensievere samenwerking inzake mensenrechten met "gelijkgestemde" partners van de EU; dialogen beter in te passen in de algemene betrekkingen met het betreffende derde land, met aandacht voor de follow-up ervan met specifieke actieplannen, nieuwe wetgeving en projecten die de Unie dankzij haar instrumenten - met name steun voor samenwerking - kan steunen. Voorts werden er individuele gevallen aan de orde gesteld, waarbij de EU openstond voor wensen van partnerlanden die mensenrechtenkwesties in de Unie zelf willen bespreken, in samenwerking met de lidstaten van de EU. Er waren EU- en lokale maatschappelijke organisaties betrokken bij de voorbereidingen en follow-up van mensenrechtendialogen: in 2014 werden negen specifieke maatschappelijke seminars gehouden als input voor de officiële
mensenrechtendialogen 38 . Het Europees Parlement droeg ook bij aan de dialogen en werd
regelmatig geïnformeerd over de resultaten daarvan.
38 In de mensenrechtendialogen met Brazilië, Chili, Colombia, Mexico, de Kirgizische Republiek, de republiek
Moldavië, Myanmar/Birma, Zuid-Afrika en Tadzjikistan.
Doeltreffend gebruik en interactie van EU-instrumenten voor extern beleid
Met het opnemen van een specifieke bepaling over mensenrechten, democratie en rechtsstaat
(essentiële-onderdelenclausule) in EU-overeenkomsten met derde landen wordt beoogd de waarden en politieke beginselen van de EU, die de grondslag voor haar externe betrekkingen vormen, uit te dragen. Die bepaling vertegenwoordigt de kern van de EU-waarden en wordt omschreven als een essentieel onderdeel van de overeenkomsten. Indien er inbreuk op een essentieel onderdeel wordt gemaakt, kan een partij onmiddellijk maatregelen treffen, waaronder, in laatste instantie, schorsing van een overeenkomst of delen daarvan.
In 2014 bleef de EU in dialoog met veel van de 79 landen van Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan die partij zijn bij de Overeenkomst van Cotonou (zie punt 32). Op grond van artikel 96 kunnen er ten aanzien van het land in kwestie passende maatregelen worden getroffen, (in laatste instantie) ook opschorting van de samenwerking. Eind 2014 waren dergelijke passende maatregelen nog steeds van toepassing op Fiji en Guinee-Bissau (in dit laatste geval is de toepassing van de passende maatregelen opgeschort).
In 2014 werd tegen geen enkel derde land de mensenrechtenclausule als grondslag voor nieuwe beperkende maatregelen gebruikt.
VII Werken via multilaterale instellingen
Bevorderen van doeltreffend multilateralisme
De EU bleef een krachtig pleitbezorger van de mensenrechten en verleende haar volle steun aan het multilateraal mensenrechtensysteem, dat een essentiële rol speelt bij het bevorderen en beschermen van de universele mensenrechtennormen en -regels en bij het toezien op de naleving ervan. De EU maakte van haar prioriteiten op het gebied van de mensenrechten werk in de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, in de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties en in gespecialiseerde organen van de VN, zoals de IAO. Daarnaast betrok de EU landen uit alle regio’s actief bij initiatieven die werkelijk bijdroegen aan de bescherming en de propagering van de mensenrechten, en verbond zij zich ertoe in de VN te werken aan het propageren en beschermen van het universele karakter van de mensenrechten. De EU bleef zich bedienen van een jaarlijks strategisch werkplan en van periodieke besprekingen in de COHOM-vergaderingen in de hoofdsteden, teneinde haar deelname aan die gremia nog effectiever te maken. Voorts consolideerde de EU regelingen voor lastenverdeling, evenals de EU-coördinatie in Genève en New York, in aanvulling op de regelmatige bilaterale dialogen en een versterkte campagne betreffende de EU- prioriteiten. De EU toonde zich ook ingenomen met de benoeming van de heer Zeid Ra 'ad Al Hussein tot nieuwe Hoge Commissaris van de VN voor de rechten van de mens. De heer Al Hussein heeft een bewezen staat van dienst bij de VN, op het gebied van de mensenrechten en als een sterk voorstander van internationale justitie.
Doeltreffende lastenverdeling in het kader van de VN
69ste zitting van de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de VN
De Derde Commissie (sociale, humanitaire en culturele aangelegenheden) van de 69e zitting van de Algemene Vergadering kwam van 7 oktober tot en met 26 november bijeen, en de resultaten daarvan werden in december 2014 door de plenaire vergadering van de VN bevestigd.
In totaal hield de Commissie zich bezig met ongeveer 60 resoluties, en de EU was zeer actief, legde negen formele verklaringen af en voerde het woord in meer dan 45 interactieve dialogen met VN- functionarissen, mandaathouders voor mensenrechten en de nieuwe Hoge Commissaris voor de rechten van de mens. Ook kwam de EU met vijf initiatieven, die alle werden aangenomen met significante steun.
De regio-overschrijdende resolutie over een moratorium op het gebruik van de doodstraf werd aangenomen met 117 stemmen voor, een beter resultaat dan in 2012 (toen kreeg de resolutie 111 stemmen) en 95 delegaties waren mede-indieners van de resolutie. Een "vijandig" amendement op soevereiniteit werd afgewezen. Dat was ook een verbetering ten opzichte van 2012. De stemming tijdens de plenaire vergadering gaf een nog beter resultaat te zien. Het gaf aan dat de wereldwijde tendens naar afschaffing van de doodstraf doorzet.
De initiatieven van de EU inzake vrijheid van godsdienst en geloof en het gezamenlijk initiatief met de groep van Latijns-Amerikaanse en Caribische landen (Grulac) over de rechten van het kind werden bij consensus aangenomen. Ook steunde de EU thematische initiatieven van partners, met name de resoluties over het opvoeren van de inspanningen om alle vormen van geweld tegen vrouwen en meisjes uit te bannen, evenals de door Afrika ingediende resoluties tegen genitale verminking van vrouwen en kindhuwelijken, huwelijken op jonge leeftijd en gedwongen huwelijken. Veel VN-mandaathouders voor mensenrechten vestigden tijdens hun presentatie aan de Commissie de aandacht op de toenemende intimidatie, pesterijen en represailles, gericht tegen mensenrechtenverdedigers die met de VN hebben samengewerkt op het gebied van mensenrechten. Ook werd gewezen op het beknotten van de activiteiten van maatschappelijke organisaties, hetgeen de EU krachtig veroordeelt en in de bilaterale betrekkingen bespreekt met haar partners.
Op het vlak van situaties in landen werd de door de EU en Japan ingediende resolutie over de mensenrechtensituatie in de Democratische Volksrepubliek Korea (DVK) met brede transregionale steun aangenomen. De resolutie was in beduidend straffere taal opgesteld dan de vorige versies, maar de uitslag was vergelijkbaar met die van de vorige stemming in 2011: een echt succes. Vóór de aanneming werd een "vijandig amendement" van Cuba, waarin werd gesteld dat de voorgestelde verwijzing naar het ICC moest worden geschrapt, verworpen, en het aantal mede-indieners van de resolutie steeg tot 62, vanuit alle regio’s, ook Afrika, Azië en Latijns-Amerika.
Voor het derde achtereenvolgende jaar werd de door de EU gepresenteerde resolutie over
Birma/Myanmar bij consensus aangenomen na een samenwerkingsproces met het betrokken land en andere belanghebbende partijen. De EU steunde ook een aantal initiatieven van partners, met inbegrip van landenresoluties over Iran (ingediend door Canada) en Syrië (een Arabisch initiatief). In weerwil van de aanhoudende bezorgdheid over de mensenrechten in Iran, werd deze tekst aangenomen met een iets minder positief resultaat dan vorig jaar, terwijl de resolutie over Syrië werd aangenomen met een overweldigende meerderheid, net als bij vorige stemmingen.
Actief lobbywerk in meer dan 130 hoofdsteden en contacten vanuit New York droegen bij aan het positieve resultaat van de zitting en waren tevens een startpunt voor de betrokkenheid van derde landen op de mensenrechtenagenda in ruimere zin.
Raad voor de rechten van de mens van de VN (UNHRC)
De Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties had in 2014 weer een druk jaar met een actieve en cruciale rol voor de EU, met name in het kader van landenresoluties en thematische kwesties, zoals de vrijheid van godsdienst of geloof en de rechten van het kind. De raad nam ook ten volle deel aan de dialogen en onderhandelingen, en inzake de meeste resoluties was er sprake van een aaneengesloten front.
De EU diende tijdens de Raadszitting van maart resoluties in over Myanmar/Birma en, samen met Japan, over de Democratische Volksrepubliek Korea (DVK). In de resolutie over de DVK is een lijst opgenomen van alle misdaden tegen de menselijkheid die door de onderzoekscommissie zijn gesignaleerd en wordt aanbevolen het verslag van de onderzoekscommissie via de algemene vergadering in te dienen bij de Veiligheidsraad, die het moet bespreken en passende maatregelen moet nemen, en zich moet uitspreken over de vraag of de situatie van de mensenrechten moet worden voorgelegd aan het daarvoor aangewezen internationale strafrechtmechanisme. In de resolutie over Myanmar/Birma worden de verwezenlijkte hervormingen en vooruitgang vermeld, terwijl ook wordt gewezen op de resterende uitdagingen. In beide resoluties werd het mandaat van de respectieve speciale rapporteurs verlengd. De EU steunde tevens resoluties over Syrië en Mali, in de eerste wordt de mensenrechtensituatie in het land veroordeeld en de opdracht van de onderzoekscommissie verlengd, en in de tweede wordt het mandaat van de onafhankelijke deskundige voor de mensenrechtensituatie in Mali verlengd. Voorts zette de EU zich in voor initiatieven inzake vrijheid van godsdienst en geloof en, samen met de GRULAC, inzake de rechten van het kind. De EU steunde net als in de voorgaande jaren een resolutie tot verlenging van het mandaat van de speciale rapporteur voor Iran.
De EU diende in juni nog een resolutie in over de situatie in Belarus, waarin de bevindingen zijn verwerkt uit het verslag van 2014 van de speciale rapporteur over de mensenrechtensituatie in het land, en waarin wordt verwezen naar het feit dat het land de doodstraf kent. Net als in maart nam de Raad een resolutie over de toestand in Syrië aan waarin de verslechtering van de mensenrechtensituatie in het land wordt veroordeeld en wordt opgeroepen tot onmiddellijke en onbelemmerde toegang tot Syrië voor de onderzoekscommissie. De EU steunde tevens een resolutie over Oekraïne waarin nogmaals de soevereiniteit en de onafhankelijkheid van het land worden bevestigd en waarin wordt aangedrongen op bescherming van de mensenrechten in het land.
De EU was zeer actief bij het ondersteunen van het belangrijke thematische werk van de
Mensenrechtenraad, als mede-indiener van resoluties over extreme armoede en mensenrechten, de uitbanning van discriminatie van vrouwen, en de propagering, bescherming en uitoefening van de mensenrechten op het internet. De EU was tevens mede-indiener van resoluties tot verlenging van de mandaten van vier speciale rapporteurs die verantwoordelijk zijn voor het rapporteren over de volgende kwesties: de onafhankelijkheid van rechters en advocaten; mensenhandel, met name inzake vrouwen en kinderen; buitengerechtelijke, standrechtelijke en willekeurige executies en het recht op onderwijs.
In september maakte de Raad gebruikt van de gelegenheid om de nieuwe Hoge Commissaris,
Zeid Ra 'ad Al Hussein, te verwelkomen, die veel prioriteiten van zijn voorganger bevestigde, specifieke aandacht wijdde aan verantwoordingsplicht en zich krachtig uitsprak tegen geweld. De EU verleende steun aan een aantal initiatieven, met inbegrip van landenresoluties over Syrië, Jemen en de Centraal-Afrikaanse Republiek. Ook schaarde de EU zich volledig achter een aantal thematische kwesties, in het bijzonder de rechten van LGBTI, maar ook resoluties met betrekking tot de veiligheid van journalisten, kindersterfte, de bewegingsruimte van het maatschappelijk middenveld, en het gebruik van nationale instellingen voor de propagering en bescherming van de rechten van de mens.
EU-steun aan het OHCHR
De EU stelt jaarlijks een niet-geoormerkte vrijwillige bijdrage ter beschikking van het OHCHR ten behoeve van de gerichte acties van het Bureau; in 2014 betrof het een bedrag van 4 miljoen euro, als extra steun voor de onderzoekscommissie voor Syrië.
De Internationale Arbeidsorganisatie (IAO)
De Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), een in 1919 opgerichte tripartiete VN-organisatie, speelt een essentiële rol in het toezicht op economische en sociale rechten. De fundamentele arbeidsnormen zijn vastgelegd in haar acht fundamentele verdragen. De EU streeft de ratificatie en daadwerkelijke naleving van deze verdragen na door middel van samenwerking met de IAO, die onder meer de deelname omvat aan de lopende besprekingen over arbeidsnormen en aan de werkzaamheden van de toezichthoudende instanties van de IAO. Daarnaast bevordert de EU, als onderdeel van de externe aspecten van haar werkgelegenheids- en sociaal beleid, de beginselen van fatsoenlijk werk - inclusief de naleving van de basisverdragen van de IAO - in de betrekkingen met partnerlanden, via bilaterale en regionale beleidsdialogen en de uitvoering van ontwikkelingshulpprojecten (zie voor nadere gegevens punt 15, "Mensenrechten bevorderen in de externe dimensie van het werkgelegenheids- en sociaal beleid").
Verbeterde regionale mechanismen voor de mensenrechten
Democratisch bestuur en mensenrechten vormen de kern van het partnerschap van de EU met
Afrika in het kader van de gezamenlijke strategie Afrika-EU. Op de 4e Afrika-EU-top, die in april 2014 plaatsvond in Brussel, uitten de staatshoofden en regeringsleiders van beide werelddelen en de voorzitter van de Afrikaanse Unie (AU) en die van de Europese Commissie nogmaals hun gehechtheid aan de beginselen van goed bestuur, democratie en de rechtsstaat. Tevens kwamen zij overeen samen te werken om te zorgen voor de volledige eerbiediging van de mensenrechten, het internationale recht en de gelijkheid van mannen en vrouwen, en om straffeloosheid en alle vormen van discriminatie, racisme en vreemdelingenhaat te bestrijden. De 11e Mensenrechtendialoog tussen de AU en de EU was gepland voor februari 2015 in Addis Abeba.
Er werd van start gegaan met samenwerking, op het gebied van de mensenrechten, met de Liga van Arabische Staten (LAS) op basis van de EU/LAS-verklaring van Caïro van 13 november 2012. Het op dezelfde datum aangenomen gezamenlijke werkprogramma behelst met name dialoog, uitwisseling van praktische kennis over de toepassing van internationale mensenrechtennormen, ontwikkeling van mensenrechtenmechanismen voor de LAS, en opneming van de mensenrechten in LAS-activiteiten. Tijdens de bijeenkomst van hoge ambtenaren in november 2013 werd een formeel akkoord bereikt over een memorandum van overeenstemming inzake concrete samenwerkingsactiviteiten op het gebied van de mensenrechten gedurende de periode 2013-2015, en aan een aantal elementen daarvan wordt thans reeds uitvoering gegeven. In april 2014 organiseerden de EU en de LAS een workshop met het maatschappelijk middenveld over coëxistentie en non-discriminatie in multireligieuze en multi-etnische samenlevingen, en over bestrijding en strafbaarstelling van haatzaaien, in overeenstemming met internationale normen. Ook waren er samenwerkingsactiviteiten op het vlak van de mensenrechten in het kader van het gezamenlijke programma van de EU en de RvE ter versterking van politieke en democratische hervormingsprocessen in partnerlanden van het Zuidelijk Nabuurschap van de EU.
In dialogen met Latijns-Amerikaanse landen heeft de EU opnieuw haar steun uitgesproken voor het Inter-Amerikaanse mensenrechtenstelsel en het onafhankelijke en integraal karakter ervan.
De EU werkte met mensenrechtenorganisaties/-commissies van de Associatie van
Zuidoost-Aziatische staten (ASEAN) samen aan het bevorderen van de uitwisseling van expertise, beste praktijken in verband met welbepaalde mensenrechtenverdragen en het UPR- proces, de implementatie van internationale mensenrechtenverdragen, specifieke prioriteiten op themagebieden, de rol van regionale mensenrechtenmechanismen en het bewerkstelligen van institutionele en capaciteitsopbouw door middel van technische bijstand, mede via het ASEAN- EU-mensenrechtenprogramma (dat onder meer betrekking heeft op samenwerkingsactiviteiten op mensenrechtengebied in het kader van de faciliteit van het Regional UE-ASEAN Dialogue Instrument (READI) voor het jaar 2014-2015). De speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten werd uitgenodigd voor een tegenbezoek aan Indonesië, waar hij tijdens de regionale conferentie van de intergouvernementele commissie voor de mensenrechten van de ASEAN (AICHR/ASEAN) inging op het recht op leven en het moratorium op de doodstraf, om uiting te geven aan het krachtig en principieel EU-verzet tegen de doodstraf, voordat dit onderwerp werd besproken tijdens de 69e zitting van de AVVN, en om landen in de regio krachtig aan te moedigen op dit gebied vooruitgang boeken. Tijdens zijn bezoek onderstreepte de SVEU het belang van samenwerking ten behoeve van een striktere universele toepassing van de mensenrechten en van nauwere samenwerking met het maatschappelijk middenveld.
In Brussel trad de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten op als gastheer voor de eerste delegatie van de onafhankelijke permanente commissie voor de mensenrechten van de Organisatie van Islamitische Samenwerking. Op initiatief van de EDEO bracht de delegatie een oriënterend bezoek aan de instellingen van de EU en aan de monitoringsmechanismen van de Raad van Europa.
Via een door het EIDHR gefinancierd project werd concrete samenwerking met het secretariaat van het Pacific Islands Forum inzake de ratificatie van internationale mensenrechteninstrumenten voortgezet.
Ten slotte werd tijdens het 16e jaarlijkse EU-NGO-Forum in Brussel in december (zie punt 2) een krachtige aanmoediging gegeven en vond er een nuttige uitwisseling van ervaringen plaats inzake de toepassing van universele mensenrechtennormen door regionale mechanismen. De rol van regionale mechanismen bij het bepleiten en beschermen van de vrijheid van mening en van meningsuiting online en offline kwam ter sprake gekomen en er werd bijzondere aandacht besteed aan de koppeling en versterking van de instrumenten en mechanismen om een tegenwicht te bieden aan het verslechterende klimaat voor mensenrechtenactivisten en de tendens tot restrictieve NGO- wetgeving en -praktijken in een toenemend aantal landen. Aan het forum werd deelgenomen door vertegenwoordigers van tal van regionale mensenrechtenmechanismen, waaronder de VN, het OHCHR, de OVSE en de Raad van Europa.
De Raad van Europa
De EU zette in 2014 de nauwe samenwerking met de Raad van Europa (RvE) voort.
Conform het Memorandum van Overeenstemming van 2007 onderhielden beide organisaties regelmatige contacten op politiek én operationeel niveau. Samenwerking inzake de mensenrechten, de rechtsstaat en democratisering stonden daarbij centraal in hun betrekkingen. De samenwerking werd gestuurd door de prioriteiten van de EU voor samenwerking met de Raad van Europa in de periode 2014-2015, op 19 september 2013 aangenomen door de Raad van de Europese Unie.
De voorzitter van de Commissie, de HV/VV en verscheidene Commissieleden vergaderden met hoge ambtenaren van de Raad van Europa, onder meer de secretaris-generaal en de voorzitter van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa (PACE). De samenwerking werd niet in de laatste plaats versterkt door de regelmatige rechtstreekse contacten tussen de SVEU voor de mensenrechten en de Commissaris voor de Mensenrechten van de RvE.
De EU volgde het werk van deskundige organen van de RvE op het gebied van toezicht op en het adviseren van de lidstaten van de RvE over mensenrechtennormen op de voet. De EU gebruikt de RvE-verslagen ook als inbreng voor de mensenrechtendialogen. De EU hield met de Raad van Europa het jaarlijkse overleg over haar uitbreidingspakket. In november 2014 pleegde de EU met de RvE en diens toezichthoudende instanties overleg tijdens de voorbereiding van de jaarlijkse voortgangsverslagen over het Europese nabuurschapsbeleid, met een constructieve uitwisseling van standpunten en ervaringen.
Met het oog op een betere bescherming van de grondrechten in de EU heeft het Verdrag van
Lissabon de EU gemachtigd om toe te treden tot het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM). Op 18 december 2014 bracht het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU) advies uit over het ontwerpakkoord betreffende de toetreding van de EU tot het EVRM (advies 2/13). Het Hof wees op problemen in verband met de verenigbaarheid ervan met het EU-recht en verklaarde het ontwerpakkoord niet-verenigbaar met artikel 6, lid 2 van het VEU en Protocol nr. 8 inzake artikel 6, lid 2 VEU. De Commissie verricht momenteel een diepgaande beoordeling van het advies, dat nieuwe onderhandelingen over een aantal punten van het ontwerp-toetredingsakkoord nodig maakt.
De Commissie bleef gezamenlijke programma's en activiteiten met de Raad van Europa op het gebied van de rechtsstaat, democratie en mensenrechten financieren, in totaal voor meer dan 100 miljoen euro per jaar.
In oktober 2014 organiseerde de Raad van Europa in Turijn een conferentie op hoog niveau over het Europees Sociaal Handvest en de Commissie werd daar gevraagd te debatteren over synergieën tussen het EU-recht en het Sociaal Handvest. Overeengekomen werd dat de dialoog zal worden voortgezet voor het aanpakken van specifieke verschillen. Er moet worden voorkomen dat zich in de toekomst verschillen manifesteren.
In december 2014 organiseerde de Raad van Europa een workshop als vervolg op de conferentie van Turijn. Het panel benadrukte dat de economische crisis mogelijke grote verschillen heeft aangetoond tussen de EU-wetgeving en het EU-beleid en het Europees Sociaal Handvest. Er is behoefte aan sterke synergieën en een mogelijke benadering zou zijn dat de EU zich aansluit bij het Europees Sociaal Handvest. Uiteenlopende interpretaties van het Europees Hof van Justitie en het Europees Comité voor Sociale Rechten ten gevolge van een ongelijke afweging van economische en sociale rechten werden als problematisch beschouwd. Als oplossing werden een permanent raadgevend comité en de invoering van een vroegtijdig waarschuwingssysteem door de EU geopperd, met als doel op voorhand mogelijke conflicten met het Europees Sociaal Handvest te signaleren.
De Commissie bleef een zeer grote bijdrage aan de activiteiten van de RvE leveren door gezamenlijke programma's en activiteiten te financieren. De Commissie en de RvE gingen voort met de uitvoering van een groot aantal gezamenlijke programma's over rechtsstaat, democratie en mensenrechten, met een financiering ten bedrage van meer dan 100 miljoen euro per jaar. De Faciliteit van het Oostelijk Partnerschap van de Raad van Europa, die in 2011 ingesteld werd, boekte positieve resultaten inzake justitiële hervormingen, verkiezingen, cybercriminaliteit en corruptiebestrijding. Het programma is verlengd. De Commissie gaf in 2012 het startsein voor het "Programme for Strengthening Democratic Reform in the South Mediterranean" van de EU en de RvE (4,8 miljoen euro gespreid over 30 maanden), dat vorderingen inzake mensenrechten, rechtsstaat en democratisering in de zuidelijke mediterrane landen moet stimuleren, geheel conform het vernieuwde Europees nabuurschapsbeleid van de EU. Hoewel in dit programma het accent nog altijd op Tunesië en Marokko ligt, werd in 2013 en vervolgens in 2014 vastgesteld dat de contacten en de samenwerking met andere partners in de regio, met name Jordanië, Egypte en Algerije, zijn toegenomen.
De OVSE
De EU leverde ook in 2014 veel steun en een belangrijke bijdrage aan de werkzaamheden van de OVSE. De EU ging door met het actief steunen van de inspanningen van de OVSE bij het aanpakken van de veiligheidsvraagstukken in alle drie de dimensies: de politiek-militaire, de economische en ecologische, en de menselijke dimensie.
Reageren op de crisis in en rond Oekraïne was in 2014 een dominant punt op de agenda van de
OVSE. De EU verleende krachtige steun aan de stappen die de OVSE nam om de crisis aan te pakken, met name de oprichting van een bijzondere waarnemingsmissie en de inzet van een mensenrechtenbeoordelingsmissie en verkiezingswaarnemingsmissies voor de presidentsverkiezingen en de parlementsverkiezingen.
De EU bleef pleiten voor een krachtiger reactie van de OVSE op bredere uitdagingen op mensenrechtengebied in het OVSE-gebied. In 2014 legde de Zwitserse OVSE-voorzitter zich toe op het versterken van de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij de OVSE, de bescherming van mensenrechtenverdedigers, het voorkómen van foltering en het propageren van de gelijkheid van mannen en vrouwen. De EU droeg bij aan diverse OVSE-conferenties over deze kwesties, bijvoorbeeld met de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten als belangrijkste spreker tijdens de OVSE-conferentie over mensenrechtenverdedigers in Bern in juni. De EU was mede-organisator van nevenevenementen in de marge van OVSE-bijeenkomsten in 2014 over gedwongen verdwijningen en het verband tussen foltering en de doodstraf.
Ondanks krachtige steun van de EU kon tijdens de ministeriële Raad van Bazel geen consensus worden gevonden over preventie van foltering en versterking van de rol van het maatschappelijk middenveld in het kader van de OVSE, met name doordat enkele deelnemende OVSE-staten weigerden gedane toezeggingen te bevestigen of het werk van de OVSE op dit gebied te intensiveren. De ministerraad stelde een bescheiden besluit over het voorkómen en bestrijden van geweld tegen vrouwen vast. De deelnemende OVSE-staten spraken af meer te gaan doen aan het bevorderen van gelijkheid van mannen en vrouwen, en wel door de ontwikkeling van een addendum bij het actieplan van de OVSE voor het bevorderen van de gelijkheid van mannen en vrouwen in 2015. De EU was actief betrokken bij inspanningen om de gelijkheid van mannen en vrouwen in alle aspecten van het werk van de OVSE te integreren. Het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten presenteerde zijn onderzoek naar geweld tegen vrouwen in de EU in april aan het OVSE-comité voor de menselijke dimensie, en er werd verder gewerkt aan een OVSE- project dat inhoudt dat hetzelfde onderzoek ook in andere delen van het OVSE-gebied wordt gedaan.
De EU greep als voorheen de wekelijkse zitting van de Permanente Raad van de OVSE en de maandelijkse vergaderingen van het OVSE-comité voor de menselijke dimensie aan om de toezeggingen op mensenrechtengebied van de 57 deelnemende staten van de OVSE te evalueren, en debatten over de nakoming ervan op gang te brengen. In deze fora gaf de EU uiting aan haar bezorgdheid met betrekking tot de mensenrechten en de fundamentele vrijheden - zoals de vrijheid van meningsuiting, die ook de veiligheid van journalisten omvat, de vrijheid van vergadering en vereniging, en de doodstraf - evenals met betrekking tot verdraagzaamheid en non-discriminatie, onder meer de rechten van LGBTI’s.
De jaarlijkse bijeenkomst betreffende de uitvoering van de menselijke dimensie vond plaats in Warschau tussen 22 september en 3 oktober. De EU nam actief deel aan deze bijeenkomst, onder meer door het organiseren van nevenevenementen over de vrijheid van vreedzame vergadering en de vrijheid van meningsuiting. Tijdens het nevenevenement over vrijheid van meningsuiting, presenteerde de EU de recentelijk vastgestelde EU-richtsnoeren inzake vrijheid van meningsuiting online en offline. Naar aanleiding hiervan werden er over de uitvoering van de richtsnoeren met de civiele samenleving besprekingen gevoerd in de marge van de bijeenkomst. Beide nevenevenementen droegen bij aan het opstellen van twee OVSE-besluiten inzake de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vreedzame vergadering en vereniging die de EU tijdens de OVSE-ministerraad indiende, met de steun van 15 staten.
In het algemeen hield de EU nauw contact met de OVSE-instellingen en ander uitvoerende instanties, met name over electorale kwesties met het ODIHR, met de vertegenwoordiger voor mediavrijheid en met de Hoge Commissaris voor nationale minderheden en met het OVSE- secretariaat.
VIII Bijdrage van het Europees Parlement aan het jaarverslag van de EU over mensenrechten en democratie in de wereld 2014
Het Europees Parlement zet zich onverminderd in voor de bevordering van de rechten van de mens en de democratische beginselen. In 2014 werden de rechtsstaat, democratische beginselen en schendingen van de mensenrechten regelmatig besproken in de plenaire vergaderingen van het Parlement, waren zij het onderwerp van verscheidene resoluties van het Parlement, en werden zij aan de orde gesteld in de vergaderingen van de commissies en de interparlementaire delegaties. De mensenrechten zijn voorts een volwaardig onderdeel van de werkzaamheden van de voorzitter van het Europees Parlement, die in openbare verklaringen en in zijn ontmoetingen met hooggeplaatsten, specifieke gevallen van schendingen van mensenrechten aan de orde stelt. Ontmoetingen met mensenrechtenverdedigers en niet-gouvernementele organisaties van het maatschappelijk middenveld staan ook regelmatig op het programma van zijn officiële bezoeken aan het buitenland.
Doorlichting van het mensenrechtenbeleid van de EU door het Parlement
Van de EP-commissies is het de Subcommissie mensenrechten (DROI) van de Commissie buitenlandse zaken die zich specifiek met de mensenrechten in de wereld bezighoudt. Na de verkiezingen voor het Europees Parlement werd mei 2014 de subcommissie samengesteld op basis van het herziene Reglement van het Parlement, waarbij het een extra taak kreeg betreffende "de samenhang tussen alle externe beleidsmaatregelen van de Unie en haar beleid inzake de mensenrechten". De Subcommissie houdt hoorzittingen en heeft duidelijke verantwoordelijkheden met betrekking tot parlementaire verslagen over mensenrechten. Zij draagt aldus bij aan de verslagen en resoluties van het Parlement, waardoor zij haar verantwoordelijkheid om parlementair toezicht op het mensenrechtenbeleid van de EU te houden, vervult, en bijdraagt tot het internationale debat over aanverwante onderwerpen.
DROI onderhoudt in haar werk nauwe contacten met de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO), met de overige instellingen van de Unie alsook met ngo's op het gebied van de mensenrechten, en met multilaterale mensenrechteninstellingen. Door middel van vooren nabesprekingen achter gesloten deuren volgt de subcommissie ook nog altijd de mensenrechtendialogen en het mensenrechtenoverleg tussen de EDEO en derde landen. De praktijk van regelmatige contactgroep-vergaderingen tussen DROI en hooggeplaatste ambtenaren van de EDEO werd in 2014 voortgezet en omvatte besprekingen over de herziening en de hervatting van het actieplan van de EU inzake mensenrechten en democratie. Omdat 2014 een verkiezingsjaar was, werd er slechts één parlementair verslag, opgesteld in DROI, aangenomen in een plenaire vergadering, te weten het verslag over het wereldwijd uitbannen van foltering. In 2014 werd ook begonnen aan het jaarverslag van het Parlement over mensenrechten en democratie in de wereld. Tijdens de hoorzittingen die DROI in de loop van het jaar belegde, veelal in samenwerking of tezamen met andere betrokken commissies van het EP of met interparlementaire delegaties, mocht zij verscheidene speciale VN-rapporteurs over de mensenrechten en andere vertegenwoordigers van VN-mensenrechtenorganen evenals prominente mensenrechtenactivisten verwelkomen. Ook bracht DROI een solide werkrelatie tot stand met de eerste SVEU voor de mensenrechten, onder meer via het houden van regelmatige openbare gedachtewisselingen over het mensenrechtenbeleid van de EU.
EU-beleid betreffende de uitbanning van foltering
In zijn resolutie over het wereldwijd uitbannen van foltering stelde het Europees Parlement vast dat de tenuitvoerlegging van de EU-richtsnoeren inzake foltering nog steeds ontoereikend is en in strijd met verklaringen en toezeggingen van de EU om foltering prioritair aan te pakken. Het drong er bij de EDEO en de lidstaten op aan een nieuwe impuls te geven aan de uitvoering van deze richtsnoeren, met name door ambitieuzer en concreter acties voor de uitbanning van foltering, zoals efficiënter informatie-uitwisseling en lastenverdeling, opleidingen gezamenlijke initiatieven met plaatselijke VN-kantoren, de relevante speciale VN-rapporteurs en andere internationale actoren zoals de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en de Raad van Europa. In de resolutie werden een aantal voorstellen gedaan voor het Europees Parlement zelf waarin wordt gevraagd om de aanneming van een praktische handleiding voor het bezoeken van detentiecentra door parlementsleden in het kader van regelmatige bezoeken door parlementaire delegaties aan derde landen, en aanbevolen wordt dergelijke bezoeken te laten plaatsvinden in overleg met de EU-delegatie en de relevante maatschappelijke organisaties in het betrokken land.
Europees instrument voor democratie en mensenrechten in de wereld
De verordening betreffende het nieuwe EIDHR, voor de periode 2014-2020, die door het
Parlement en de Raad als medewetgevers is vastgesteld, is in het voorjaar van 2014 van kracht geworden. De politieke sturende rol van het Parlement met betrekking tot het eerste EIDHR- strategiedocument werd, samen met alle overige financieringsinstrumenten voor het externe optreden (EFI's) onder de bevoegdheid van de Commissie buitenlandse zaken (AFET), ter hand genomen tijdens een strategische dialoog op hoog niveau tussen AFET en de bevoegde Commissieleden (Ontwikkeling en Uitbreiding). Twee van die bijeenkomsten vonden plaats in het voorjaar van 2014 en bestreken alle EFI's.
In maart 2014 vond de strategische dialoog met Commissielid Piebalgs plaats die input opleverde voor het EIDHR-strategiedocument. Ter voorbereiding hiervan, alsook in de follow-up, legde het Parlement een aantal vragen, opmerkingen en aanbevelingen voor aan de Commissie en de EDEO. Aan het eind van dit proces werd het EIDHR-strategiedocument goedgekeurd in oktober 2014.
De in het kader van het EIDHR gefinancierde jaarlijkse activiteiten worden nader beschreven in de jaarlijkse actieprogramma's - een daarvan behelst verkiezingswaarnemingsactiviteiten en werd opgemaakt door de Dienst Instrumenten buitenlands beleid van de Europese Commissie; de andere behelst de overige EIDHR-activiteiten en werd opgemaakt door DG DEVCO. Elk jaar bereiken de ontwerpuitvoeringsmaatregelen voor die jaarlijkse actieprogramma's het Parlement doorgaans twee weken vóór de vergadering van het Comité mensenrechten en democratie van de Raad en krijgt het Parlement de gelegenheid om zijn opmerkingen en aanbevelingen over de specifieke EIDHR- activiteiten voor te leggen.
In het najaar van 2014 richtte de Commissie buitenlandse zaken een nieuwe Werkgroep financieringsinstrumenten voor het externe optreden op die moet toezien op de programmering en uitvoering van de vijf financieringsinstrumenten voor het externe optreden die onder de bevoegdheid van AFET vallen, waaronder het EIDHR. Gezien haar gespecialiseerde rol zal DROI het forum blijven waar de meer specifieke technische besprekingen aangaande het EIDHR plaatsvinden met gesloten deuren. Net als in de voorgaande zittingsperiode wordt de uitvoering van het EIDHR wat betreft de verkiezingswaarnemingsactiviteiten verder behandeld door de coördinatiegroep democratieondersteuning en verkiezingen (DEG) van het Parlement.
Kinderen en gewapende conflicten
Het EU-beleid betreffende kwetsbare kinderen in gewapend conflicten was een ander aandachtspunt voor DROI in 2014. In december namen de speciale vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal van de VN voor kinderen in gewapende conflicten en de adjunct-directeur van UNICEF deel aan de hoorzitting "Kinderen, geen soldaten - Hoe kinderen in gewapende conflicten beter beschermen". De voornaamste doelstelling van die hoorzitting was het verder verbreden van het draagvlak in het Europees Parlement voor de campagne "Kinderen, geen soldaten" die in maart 2014 door UNICEF werd opgestart in Afghanistan, de DRC, Tsjaad, Myanmar, Zuid-Sudan, Somalië, Sudan en Jemen om de rekrutering en inzet van kinderen door nationale veiligheidstroepen bij conflicten te beëindigen en te voorkomen uiterlijk eind 2016. DROI organiseerde tevens een hoorzitting over de toestand van kinderen in het gewapende conflict in Gaza, waaraan professor Nurit Peled-Elhanan, de laureaat van de Sacharov-prijs 2001, deelnam. Daarnaast liet DROI een externe studie uitvoeren naar kindsoldaten en het beleidsantwoord van de EU.
In zijn resolutie over het 25-jarig bestaan van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind veroordeelde het Europees Parlement de inzet van kinderen voor militaire en terroristische activiteiten of doeleinden en herinnerde het aan het belang van het bieden van psychologische steun en bijstand aan alle kinderen die blootgesteld zijn geweest aan gewelddadige gebeurtenissen of oorlogsslachtoffers zijn. Daarenboven verzocht het Parlement de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid/vicevoorzitter van de Commissie/(HV/VV) de rechten van het kind prioritair te behandelen en te mainstreamen in alle extern optreden van de EU, ook in de context van mensenrechtendialogen, handelsovereenkomsten, het toetredingsproces en het Europees nabuurschapsbeleid, alsook in de betrekkingen met de staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS), met name conflictlanden.
Bedrijfsleven en mensenrechten
De EU-benadering van kwesties die verband houden met het bedrijfsleven en mensenrechten bleef in 2014 een terugkerend onderwerp voor DROI. In maart hield DROI een gedachtewisseling met de permanente vertegenwoordiger van Ecuador bij de Verenigde Naties in Genève over het Ecuadoraans-Zuid-Afrikaans initiatief voor een internationaal bindend verdrag op dat gebied. Die contacten werden ook gehandhaafd na de parlementsverkiezingen van mei, toen DROI besliste dat bedrijfsleven en mensenrechten een van haar aandachtsgebieden zou zijn tijdens het eerste deel van de nieuwe zittingsperiode. In september 2014 werd een hoorzitting georganiseerd die specifiek inging op de rechten van werknemers buiten de EU. Vervolgens werd in november een informele bijeenkomst georganiseerd met John Ruggie, voormalig speciaal vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN over mensenrechten en transnationale ondernemingen en andere ondernemingen. Individuele leden van het Europees Parlement waren tevens aanwezig op het jaarlijks VN-forum inzake bedrijfsleven en mensenrechten in december 2014.
Met betrekking tot een aanverwant onderwerp hield DROI een gedachtewisseling over de door haar bestelde studie inzake de impact van landroof op mensenrechten. De studie en de gedachtewisseling gingen vooral over de nadelige gevolgen voor mensenrechten van grootschalige landtransacties, voornamelijk in de plantagelandbouw, in laag- en middeninkomenslanden.
Bezorgdheid over de inzet van drones in het licht van de internationale mensenrechten en het internationaal humanitair recht
In navolging van eerdere DROI-werkzaamheden aangaande het gebruik van drones in de context van mensenrechten en internationaal humanitair recht, nam het Europees Parlement in maart 2014 een resolutie aan over de inzet van gewapende drones. In die resolutie werd uiting gegeven aan de ernstige bezorgdheid van het Parlement over de inzet van gewapende drones buiten het internationale rechtskader en werd er bij de EU op aangedrongen als antwoord hierop een passend beleid uit te werken op zowel Europees als mondiaal niveau dat de mensenrechten en het internationaal humanitair eerbiedigt. Voorts verzocht het Parlement de HV/VV, de lidstaten en de Raad zich te verzetten tegen en een verbod uit te vaardigen op de praktijk van buitengerechtelijk doelgericht doden. In de resolutie werd tevens gevraagd om gevolg te geven aan de aanbevelingen van de speciale VN-rapporteur inzake buitengerechtelijke, standrechtelijke en willekeurige executies en de speciale VN-rapporteur inzake de bevordering en bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden bij de bestrijding van terrorisme.
Mainstreamen van mensenrechten in de parlementaire commissies
Naast de werkzaamheden in de Subcommissie mensenrechten, streeft het Europees Parlement er ook naar om mensenrechten te integreren in al zijn algemene werkzaamheden, overeenkomstig de desbetreffende artikelen in de basisverdragen van de EU, waarin de universele rechten van de mens en de democratie fundamentele waarden van de Unie en basisbeginselen en -doelstellingen van haar externe optreden worden genoemd. Conform de resolutie van het Parlement over de mensenrechten, behelst mainstreaming onder meer de moeilijke taak de interne en externe coherentie van het mensenrechtenbeleid te bewerkstelligen, en ervoor te zorgen dat mensenrechten worden meegenomen in bijvoorbeeld prioritaire beleidsgebieden als handel, migratie en interactie met strategische partners.
Mensenrechtenvraagstukken komen ter sprake in de Commissie buitenlandse zaken (AFET) en in haar parlementaire verslagen over het externe beleid van de Unie en over uiteenlopende internationale overeenkomsten waarin mensenrechtenclausules zijn opgenomen. Commerciële en handelsovereenkomsten die mensenrechtenclausules bevatten, worden behandeld door de Commissie internationale handel (INTA). Ook de Commissie ontwikkelingssamenwerking (DEVE) en de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (FEMM) houden zich, elk binnen hun bevoegdheidsdomein, geregeld bezig met mensenrechtenaspecten van de externe betrekkingen van de Unie, en hebben regelmatig formele adviezen o geformuleerd ter ondersteuning van het opstellen van parlementaire rapporten in verband met mensenrechten in de subcommissie mensenrechten. Voorts rondde FEMM de werkzaamheden af als leidende commissie over twee belangrijke rapporten, nl. over vrouwen met een beperking en over seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. De voorzitters van de Commissie buitenlandse zaken en de Commissie ontwikkeling zitten samen de coördinatiegroep democratieondersteuning en verkiezingen (DEG) voor, waarvan het mandaat, naast verkiezingswaarneming, inmiddels ook de follow-up van verkiezingen en de democratie ondersteunende activiteiten in algemene zin omvat.
De Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (LIBE) speelt de hoofdrol wat betreft grondrechten binnen de Unie, met belangrijke verantwoordelijkheden ten aanzien van de externe aspecten van het interne beleid van de Unie, bijvoorbeeld inzake migratie en asiel. Constitutionele en juridische vraagstukken worden behandeld door de Commissie constitutionele zaken (AFCO) en de Commissie juridische zaken (JURI), die zich onder meer buigen over de toetreding van de Unie tot het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, hetgeen ook gevolgen zal hebben voor haar externe betrekkingen en deze zal beïnvloeden.
Mainstreamen van mensenrechten in de Commissie buitenlandse zaken
AFET zet het bevorderen van de mensenrechten en de democratie als horizontale kwesties hoog op haar agenda in al haar activiteiten, ook in haar verslagen, gedachtewisselingen met genodigden in de Commissie of in bilaterale vergaderingen. Bij bezoeken aan derde landen maakt AFET er altijd een punt van maatschappelijke en internationale organisaties in het veld te ontmoeten en mensenrechtenkwesties aan de orde te stellen, en in sommige gevallen beslissen leden zich tijdens een bezoek specifiek toe te spitsen op mensenrechtenkwesties. De conclusies van de Interparlementaire Conferentie van Rome (november 2014) over het GBVB, die samen met de nationale parlementen van de EU werd gehouden, bevatten een specifiek deel over mensenrechten. In de slotopmerkingen wordt de toezegging van de nieuwe HV/VV onderstreept om nauw samen te werken met het Europees Parlement en de nationale parlementen om te verzekeren dat het buitenlandbeleid van de EU gericht is op het bieden van veiligheid, democratie, mensenrechten, stabiliteit en hoop op een welvarende toekomst voor de burgers van Europa.
Mensenrechten worden geïntegreerd in de verslagen en resoluties van AFET. Het jaarlijkse verslag over het GBVB benadrukt het belang van bescherming van mensenrechten en fundamentele vrijheden en eerbiediging van gemeenschappelijke waarden. In de jaarlijkse resoluties over de uitbreidingslanden (in 2014 werden deze aangenomen tussen januari en maart) besteedden de leden onder meer aandacht aan de bevordering van de democratie (politieke cultuur, onafhankelijkheid van democratische instellingen, zoals parlementen, de rechterlijke macht, enz.) en de bescherming/versterking van mensenrechten (vrijheid van meningsuiting, antidiscriminatie, de rechten van kwetsbare groepen, zoals vrouwen, kinderen, Roma, LGBTI, minderheidsrechten). Het Parlement sneed in deze uitbreidingsresoluties onder meer het geval aan van de gevangen genomen Macedonische journalist Tomislav Kezarovski, sprak zich uit tegen de wrede aanval op LGBTI die deelnamen aan het filmfestival Merlinka in Sarajevo, en nam de verdediging op van de Pride Parades in Budva en Podgorica.
Bovendien kaarten leden vaak specifieke aangelegenheden aan die voor de EU als geheel aangaan, zoals de ratificatie van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (in het geval van het in januari 2014 aangenomen initiatiefverslag over de toekomst van de betrekkingen tussen de EU en de ASEAN of het in april 2014 aangenomen initiatiefverslag over het moratorium en de mogelijke toekomstige afschaffing van de doodstraf, zoals vervat in de aanbeveling van het Parlement betreffende de onderhandelingen voor een strategische partnerschapsovereenkomst tussen de EU en Japan). AFET droeg tevens bij tot de parlementaire werkzaamheden over het onderzoek naar grootschalig elektronisch toezicht op EU-burgers door de aanwijzing van twee rapporteurs voor het volgen van de activiteiten die verband houden met het door LIBE uitgevoerde onderzoek.
In het kader van haar grotere rol in het toezicht op de onderhandelingen en de tenuitvoerlegging van EU-overeenkomsten met derde landen, heeft AFET steeds de mensenrechtendimensie benadrukt, bijvoorbeeld in het geval van de versterkte partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst met Kazachstan, waarbij AFET vroeg om een solide mechanisme voor toezicht op de mensenrechten; in het geval van de kaderovereenkomst met de Republiek Korea van 2014 stemden AFET en de plenaire vergadering in met de sluiting van de kaderovereenkomst, waarin belangrijke bepalingen betrekking hebben op de bevordering van mensenrechten en gedeelde waarden.
De verschillende werkgroepen van de Commissie richtten hun aandacht vaak op kwesties inzake mensenrechten en democratie. De werkgroep voor het Midden-Oosten, wiens mandaat in 2014 afliep en die werd vervangen door de onlangs opgerichte werkgroep voor het Zuidelijk Nabuurschap, hield maandelijks vergaderingen en spitste zich toe op mensenrechten in het kader van het vredesproces en op manieren om de economische en sociale inclusie van alle componenten van de Palestijnse samenleving in de bezette Palestijnse gebieden te bevorderen. De werkgroep voor de Westelijke Balkan, die opnieuw werd bevestigd in de nieuwe zittingsperiode, hield regelmatige gedachtewisselingen over de toestand van de democratie en mensenrechten in de regio, bijvoorbeeld in besprekingen met jonge academici uit een aantal van de betrokken landen over onderwerpen als de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, gendervraagstukken, het parlementair toezicht en de rol van het maatschappelijk middenveld. De onlangs opgerichte werkgroep voor financieringsinstrumenten voor het externe optreden werd gecreëerd om onder meer te kijken naar de integratie van mensenrechten in de vijf instrumenten die onder het toezicht staan van AFET: het instrument voor pretoetredingssteun (IPA), het Europees nabuurschapsinstrument (ENI), het instrument voor stabiliteit en vrede (ISP), het partnerschapsinstrument (PI) en, als voornaamste wat betreft mensenrechten en democratie, het EIDHR).
De voorzitter van de Commissie buitenlandse zaken bracht mensenrechtenkwesties ter sprake tijdens zijn bilaterale ontmoetingen en haalde vaak ook specifieke gevallen aan. Bovendien waren individuele leden betrokken bij het faciliteren van de politieke dialoog tussen regering en oppositie — met inbegrip van de bemiddeling eind 2014 in de besprekingen tussen de Albanese regeringspartijen en de oppositie, die leidde tot een consensuele (Albanese) parlementaire resolutie waarmee een einde kwam aan de zes maanden durende boycot door de oppositie van de parlementaire werkzaamheden.
Integratie van mensenrechten in de handelspolitiek van de EU
Mensenrechten vormden ook een belangrijk onderdeel van vele debatten over handelsvraagstukken in de Commissie internationale handel, zowel wat autonome handelsinstrumenten als verscheidene internationale handelsovereenkomsten betreft. Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon beslist het Europees Parlement tevens mee over handelswetgeving en heeft het daarmee een belangrijke hefboom in handen voor het aanpakken van mensenrechtenvraagstukken.
In 2014 bereikten het Parlement en de Raad een compromis over de verordening inzake tweeërlei gebruik. De EU controleert de uitvoer en doorvoer van en de tussenhandel in producten voor tweeërlei gebruik – goederen, programmatuur en technologie die gebruikt worden voor civiele doeleinden maar tevens een militaire bestemming kunnen hebben. In dit compromis zorgde het Parlement ervoor dat er een verklaring werd opgenomen dat werk moet worden gemaakt van bewakingstechnologieën die kunnen worden gebruikt voor mensenrechtenschendingen.
Eind 2014 startte het Parlement het wetgevingsproces met betrekking tot het Commissievoorstel van maart 2014 voor de oprichting van een EU-stelsel van zorgvuldigheidseisen voor verantwoordelijke importeurs van tin, tantaal, wolfraam en goud uit conflict- en hoogrisicogebieden, bekend als het voorstel inzake conflictmineralen. Deze wetgeving beoogt het doorbreken van de link tussen conflicten en mensenrechtenschendingen enerzijds en de illegale winning van mineralen anderzijds, alsook het bevorderen van de legale handel en de menselijke ontwikkeling. Ze kan bijgevolg dienstdoen als een krachtig instrument om de invoer in de EU van mineralen uit conflictzones te voorkomen.
Sinds de vaststelling van de nieuwe verordening betreffende het stelsel van algemene preferenties (SAP) volgt het Parlement actief de toepassing van de verordening. Via het stelsel van algemene preferenties betalen ontwikkelingslanden lagere heffingen op sommige of alle producten die zij aan de EU verkopen, als bijdrage aan de groei van hun economieën. Voorts biedt het SAP+ extra voordelen aan landen die zich er op geloofwaardige wijze toe verbinden 27 belangrijke overeenkomsten op het gebied van rechten en voorschriften inzake arbeid, mensenrechten, milieu en goed bestuur toe te passen. Begin 2014 kregen tien landen de status van SAP+-begunstigde na een doorlichting door het Parlement en na de toezegging de 27 voornoemde overeenkomsten beter te zullen naleven. Sindsdien hebben ook Guatemala, Panama, El Salvador (februari 2014) en de Filipijnen de SAP+- status verkregen, na een strikte en intensieve doorlichting door het Parlement. INTA is actief betrokken bij het toezicht op de naleving van deze overeenkomsten en bij de dialoog tussen de SAP+-begunstigden en de Commissie.
INTA ziet toe op lopende handelsbesprekingen via haar monitoringgroepen die zijn opgericht voor alle belangrijke lopende onderhandelingen. Het hoofdstuk inzake duurzame ontwikkeling maakt deel uit van dat toezichtproces. In 2014 organiseerden INTA en het Comité voor de werkgelegenheid een hoorzitting over de arbeidsdimensie van de onderhandelingen voor het trans-Atlantisch partnerschap voor handel en investeringen (TTIP), en brachten INTA-leden de idee van een hoofdstuk inzake duurzame ontwikkeling meermaals ter sprake bij de TTIP- onderhandelaars van de EU. INTA houdt tevens actief toezicht op de lopende onderhandelingen voor de economische partnerschapsovereenkomsten. Mensenrechten vormen een essentieel onderdeel van deze overeenkomsten en het Europees Parlement volgt de onderhandelingen nauwlettend om te garanderen dat elke afzonderlijke overeenkomst clausules bevat die voorzien in enige vorm van koppeling met mensenrechten.
Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is de EU eveneens als enige bevoegd voor investeringsovereenkomsten. De EU onderhandelt daarover met Aziatische staten zoals Singapore, China en Myanmar. INTA houdt deze overeenkomsten nauwlettend in het oog, ook wat betreft de mensenrechtendimensie. INTA organiseerde een hoorzitting over de onderhandelingen voor een investeringsovereenkomst tussen de EU en Myanmar om te vernemen wat de verschillende belanghebbenden te zeggen hadden, en INTA zal van nabij de ontwikkelingen volgen met betrekking tot het naleven door Europese ondernemingen van hun toezeggingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen, alvorens goedkeuring van een eventuele investeringsovereenkomst aan te bevelen.
INTA en DROI hielden tevens een debat met de auteur van de extern uitgevoerde studie "Human Rights Clauses in Trade and Investment Agreement after the Lisbon Treaty: Implications for the European Parliament" ("Mensenrechtenbepalingen in handels- en investeringsovereenkomsten post-Lissabon: consequenties voor het Europees Parlement"), die in zijn aanbevelingen de aandacht onder meer vestigde op de reikwijdte van de voornaamste bepalingen, op het toezicht op mensenrechtenschendingen, en op de nalevings- en uitvoeringsmechanismen ervan.
De uitroeiing van kinder- en dwangarbeid bleef een belangrijk punt voor het Parlement.
Reeds in 2011 had het Parlement beslist zijn goedkeuring te onthouden aan het aan de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Oezbekistan gehechte textielprotocol, en aangedrongen op een IAO-waarnemersmissie naar dat land naar aanleiding van meldingen van dwang- en kinderarbeid tijdens de katoenoogst. In 2013 werd de druk door het Parlement gehandhaafd en stemde de Oezbeekse regering er uiteindelijk mee in een dergelijke missie te ontvangen tijdens de oogst in het najaar. In verschillende resoluties, waaronder één over duurzaamheid in de mondiale waardeketen voor katoen, bleef het Parlement ook aandringen op een wetgevingsvoorstel over een doeltreffend traceermechanisme voor goederen die door middel van kinder- of dwangarbeid zijn geproduceerd. Als antwoord daarop nam de Commissie het werkdocument van haar diensten over handel en de ernstigste vormen van kinderarbeid aan.
INTA voerde tevens haar inspanningen op inzake het toezicht op de uitvoering van handelsovereenkomsten en de hoofdstukken daarin over duurzame ontwikkeling. In maart 2014 bezocht een INTA-delegatie Peru en Colombia om te beoordelen in hoeverre de multilaterale handelsovereenkomst tussen de EU, Peru en Colombia, waaraan het Europees Parlement in december 2012 zijn goedkeuring had gehecht, waren uitgevoerd. Voordien hadden Peru en Colombia aan het Parlement toegezegd het hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling te zullen implementeren en hadden de regeringen van beide landen een routekaart voorgelegd waarin stond hoe dat zou gebeuren. Tijdens hun bezoek stelden de INTA-leden vast dat, hoewel de louter handelsgerelateerde bepalingen correct uitgevoerd leken te zijn, er nog vooruitgang nodig is wat betreft de beloften van de Peruaanse en de Colombiaanse regering op het stuk van arbeidsrechten en sociaal overleg. Het was duidelijk dat de Commissie nog geen deugdelijk mechanisme heeft uitgewerkt om toe te zien op de uitvoering van het hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling in de overeenkomst.
Mensenrechten en ontwikkeling
Wat betreft mensenrechten en ontwikkeling werd 2014 gekenmerkt door belangrijke beleidsdiscussies over het mondiaal ontwikkelingskader voor de periode na 2015. In zijn resolutie van november 2014 over de EU en het mondiaal ontwikkelingskader voor de periode na 2015, bepaalde het Europees Parlement zijn standpunt over de integratie van mensenrechten in ontwikkelingssamenwerking. In de resolutie werd waardering uitgesproken voor het feit dat de bevordering van een op mensenrechten gebaseerde en op mensen gerichte benadering werd opgenomen in de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling zoals voorgesteld door de open werkgroep van de VN, maar werd benadrukt dat een ambitieuzer aanpak in dit opzicht van essentieel belang was om armoede, sociale uitsluiting en ongelijkheid bij de wortel aan te pakken.
In de resolutie werd de EU dan ook gevraagd haar inspanningen te verdubbelen opdat, in de komende intergouvernementele onderhandelingen, de op mensenrechten gebaseerde benadering en het recht op ontwikkeling de grondslag gaan vormen van het mondiaal ontwikkelingskader voor de periode na 2015, en dat de hoofdpijlers van die benadering - universaliteit en ondeelbaarheid, non-discriminatie en gelijkheid, verantwoordingsplicht en rechtsstatelijkheid, participatie en inclusie - worden opgenomen in het ontwerp, de uitvoering en de monitoring van dit kader voor na 2015.
Bovendien benadrukte het Europees Parlement dat het nationale en lokale beleid de strijd tegen corruptie en straffeloosheid moet behelzen, en voor iedereen de toegang moet waarborgen tot onpartijdige en onafhankelijke gerechtelijke instanties die voorzien in doeltreffende rechtsmiddelen tegen mensenrechtenschendingen.
De Commissie ontwikkelingssamenwerking (DEVE) stelde mensenrechten ook aan de orde in diverse beleidscontexten, zo ook in haar strategische dialoog met de Europese Commissie over de programmering van de in het kader van het nieuwe financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking gefinancierde ontwikkelingsmaatregelen, en in haar thematische en geografische ontwerpprogramma’s die betrekking hebben op een groot aantal relevante aspecten van mensenrechten, democratieondersteuning en goed bestuur. Daarnaast organiseerde DEVE een openbare hoorzitting over de vraagstukken die verband houden met de politieke dialoog over mensenrechten, die moet plaatsvinden op grond van artikel 8 van de Overeenkomst van Cotonou, en stelde ze kinderhuwelijken aan de orde tijdens een specifieke gedachtewisseling in het voorjaar van 2014. De rechten van het kind kwamen eveneens ter sprake in een in november 2014 aangenomen resolutie over ondervoeding van kinderen in ontwikkelingslanden.
Ondersteuning van de democratie
Een nieuwe strategische benadering van democratieondersteuning en verkiezingswaarneming
2014 was voor het Europees Parlement een jaar van verandering. Voor de komende vijf jaar (2014-2019) werd een nieuw Parlement verkozen dat de activiteiten inzake democratieondersteuning voortzet die tijdens de vorige zittingsperiode zijn ondernomen. Aan het einde van de 7e zittingsperiode bracht de coördinatiegroep democratieondersteuning en verkiezingen, het politiek orgaan dat toeziet op de verschillende activiteiten inzake democratieondersteuning en verkiezingswaarneming en die onderschrijft, een "end-oflegislature report" uit met aanbevelingen voor de volgende zittingsperiode.
In dit verslag werd een meer strategische aanpak door het Europees Parlement voorgesteld wat betreft de democratieondersteuning en werden de activiteiten (waaronder verkiezingswaarneming, parlementaire ondersteuning, mensenrechtenacties en in sommige gevallen bemiddeling) rondde verkiezingscyclus van een bepaald land aan elkaar gelinkt, hetgeen zal leiden tot grotere samenhang tussen de afzonderlijke acties binnen een gemeenschappelijke strategie. Deze nieuwe aanpak werd de alomvattende democratieondersteunende aanpak genoemd. Derhalve werden administratieve wijzigingen doorgevoerd in het secretariaat van het Europees Parlement, wat resulteerde in een fusie van het Bureau voor de bevordering van de parlementaire democratie en de afdeling verkiezingswaarneming tot de afdeling democratie en verkiezingen, met een grotere samenhang van de werkzaamheden als gevolg.
Het Europees Parlement was in 2014 actief betrokken bij verkiezingswaarnemingsactiviteiten.
Het stuurde waarnemersdelegaties naar de verkiezingen in Egypte (presidentsverkiezingen),
Oekraïne (parlements- en presidentsverkiezingen), Tunesië (parlements- en presidentsverkiezingen) en de Republiek Moldavië (parlementsverkiezingen). De delegaties werkten succesvol naast de andere internationale organisaties die de verkiezingen waarnamen, en waren volledig geïntegreerd in het kader van de internationale langetermijnverkiezingswaarnemingsmissies van de EU of de gezamenlijke internationale verkiezingswaarnemingsmissies (IEOMs) in het OVSE-gebied. In overeenstemming met de nieuwe alomvattende democratieondersteunende aanpak worden verkiezingen niet beschouwd als eenmalige gebeurtenissen en zal het EP nauwlettend blijven toezien op de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen door de internationale missies in een ruimere democratieopbouwende benadering.
Opbouw van parlementaire capaciteit
Activiteiten op het gebied van bijstandsverlening en capaciteitsopbouw voor leden en medewerkers van parlementen van derde landen werden het hele jaar 2014 voortgezet. Het ging daarbij om een verscheidenheid aan activiteiten, in het bijzonder het organiseren van conferenties en studiebezoeken, alsook van opleidingen voor parlementsleden en - medewerkers.
In 2014 organiseerde het directoraat Democratieondersteuning verschillende studiebezoeken.
Het betrof onder meer programma’s voor het Jordaanse Huis van Afgevaardigden (gericht op het versterken van de rol van de parlementaire blokken in het politieke stelsel van Jordanië, overeenkomstig de specifieke aanbevelingen van de EU-verkiezingswaarnemingsmissie naar Jordanië van 2013), het Armeense parlement, de communicatieafdelingen in de parlementen van de Samenwerkingsraad van de Golf, parlementsleden uit Kenia en Uganda (gericht op regionale integratie), leden van de oppositiepartijen in het parlement van de Republiek Moldavië, leden van de Vaste Commissie financiën en monetaire zaken van het Pan-Afrikaanse parlement, parlementsmedewerkers die zich bezighouden met de organisatie van commissie- en plenaire werkzaamheden in de Nationale Vergadering van Senegal, en functionarissen die verantwoordelijk zijn voor informatie- en communicatietechnologieën in het Parlement van Myanmar (in het kader van het programma van het Europees Parlement ter ondersteuning van de ontwikkeling van het parlement van Myanmar). Andere bezoeken van kortere duur werden georganiseerd voor negen zogenoemde "Democracy Fellows" en waren in ruime zin toegespitst op de ondersteuning door het EP van opkomende democratieën en -meer algemeen - op de rol van parlementen in het onderbouwen van het democratische staatsbestel.
Het steunprogramma van het Europees Parlement voor de parlementen van de pretoetredingslanden is gericht op democratieondersteuning in uitbreidingslanden door de parlementaire capaciteit te versterken en de parlementaire dialoog te bevorderen, overeenkomstig de politieke doelstellingen van het Europees Parlement en de besluiten van zijn politieke autoriteiten. Al deze landen hebben een "Europees perspectief" en een Europese agenda. Niettemin zijn de parlementen van de Westelijke Balkanlanden allemaal vrij nieuw en beschikken ze over zeer beperkte operationele budgetten en een klein aantal medewerkers. In 2014 kwamen leden van het Europees Parlement en parlementsleden uit de regio samen tijdens twee conferenties, waarvan een belangrijke conferentie in Tirana over grondrechten, non-discriminatie en de bescherming van minderheden, waaronder LGBTI. Het steunprogramma voorzag ook in een studiebezoek aan het Europees Parlement door leden van de nationale assemblee van de Republiek Servië, op een hoog politiek niveau.
De rol van delegatiebezoeken in de ondersteuning van mensenrechten en van de democratie
De commissies van het Europees Parlement alsook diens vaste interparlementaire delegaties leggen officiële delegatiebezoeken af aan derde landen. In 2011 nam de Conferentie van delegatievoorzitters van het Parlement specifieke richtsnoeren aan over de integratie van mensenrechten in delegatiebezoeken.
In 2013 organiseerde de Subcommissie mensenrechten (DROI) delegaties naar de VN-
Mensenrechtenraad in Genève en naar Kazachstan. DROI-leden maakten tevens een belangrijk deel uit van de ad hoc-delegatie die Qatar bezocht naar aanleiding van een spoedresolutie over de situatie van migrerende werknemers in het land.
DROI-delegatie naar de VN-Mensenrechtenraad
Net als in voorgaande jaren woonde een DROI-delegatie de VN-Mensenrechtenraad (HRC) van maart 2014 bij, na de aanneming van een resolutie van het Europees Parlement over de
prioriteiten van de EU voor de 25 e zitting van de Mensenrechtenraad. In de resolutie werd de
Hoge VN-Commissaris geprezen voor haar werk ter versterking van de organen van het VN-
Mensenrechtenverdrag, maar werd opnieuw uiting gegeven aan de bezorgdheid van het
Parlement dat er geen concurrentie was in de verkiezingen voor de Mensenrechtenraad en aan zijn verzet tegen het arrangeren door regionale groepen van verkiezingen zonder tegenkandidaten. Daarnaast benadrukte het Parlement dat er voor het HRC-lidmaatschap normen moeten gelden inzake toezeggingen en prestaties op het gebied van mensenrechten, en drong het er bij de lidstaten op aan aan die normen de hand te houden wanneer bepaald wordt voor welke kandidaten wordt gestemd. In de resolutie werd tevens betreurd dat de ruimte voor interactie tussen het maatschappelijk middenveld en de Mensenrechtenraad is gekrompen en dat ngo's tijdens de zittingen minder de gelegenheid krijgen om het woord te voeren.
De DROI-delegatie kon deze pijnpunten aankaarten en van gedachten wisselen over andere aanverwante aangelegenheden tijdens vergaderingen met belangrijke gesprekspartners, zoals Hoge Commissaris Pillay, wier mandaat bijna was afgelopen, een aantal speciale VN-rapporteurs en het hoofd van de EU-delegatie. Volgens de gangbare praktijk sprak de DROI-voorzitter een vergadering van de EU-missiehoofden toe en nam hij deel aan een gedachtewisseling met hen. De delegatie had ook een ontmoeting met vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en woonde deels de dialoog op hoog niveau over seksueel geweld in de Democratische Republiek Congo bij.
Ad hoc-delegatie onder leiding van AFET naar Israël en de bezette Palestijnse gebieden
Naar aanleiding van een resolutie over dit onderwerp besloot het Europees Parlement een ad hocdelegatie naar Israël en de bezette Palestijnse gebieden te sturen in het voorjaar van 2014 om de kwestie van Palestijnse gevangenen in Israëlische detentiecentra te bespreken. De leden bogen zich over voorlopige hechtenis, administratieve detentie en toegang tot gevangenen, alsook de toen in behandeling zijnde en later verworpen ontwerpwetgeving inzake hongerstakingen en de toediening van dwangvoeding. Er werden vergaderingen gehouden met institutionele partners en mensenrechtenorganisaties als B'tselem en Physicians for human rights.
Ad hoc-delegatie voor waarneming bij processen tegen journalisten in Turkije
Het laatste jaar van de zittingsperiode was tevens het laatste jaar van het mandaat van de ad hocdelegatie van het Parlement die toezicht houdt van de processen tegen journalisten in Turkije en die zich vooral richtte op fundamentele vrijheden, zoals vrijheid van meningsuiting en mediavrijheid, en toereikende juridische waarborgen voor de verweerder overeenkomstig de normen van de Raad van Europa. De ad hoc-delegatie werd opgericht op 1 juni 2011 op verzoek van de voorzitter van de Commissie buitenlandse zaken en de voorzitter van de delegatie van het Europees Parlement in de Gemengde Parlementaire Commissie EU-Turkije, met als doel het waarnemen van de belangrijke processen tegen journalisten in Turkije, waaronder die van Nedim Şener en Ahmet Şık. Ze telde vijf leden, trad in de loop van de periode van het activiteitenverslag als waarnemer op bij vierrechtszaken en hield tal van vergaderingen met magistraten voor vervolging en verdediging, advocaten, orden van advocaten, journalisten, persgroepen, het maatschappelijk middenveld en mensenrechtenorganisaties, alsook met vertegenwoordigers van de Turkse regering en van de Europese Commissie. De delegatie volgde tevens relevante juridische ontwikkelingen via de -EU- delegatie in Turkije, het ministerie van Justitie, advocaten en andere waarnemers en alle openbaar beschikbare gegevens, verslagen en nieuwsberichten. Het verslag van de delegatie bevatte de feitelijke vaststellingen van de delegatie en conclusies. en werd ingediend als bijdrage aan besprekingen in de relevante organen van het Europees Parlement en als basis voor de voortzetting van een constructieve dialoog met de Turkse autoriteiten.
Sport, migrerende werknemers en het delegatiebezoek aan Qatar
In februari 2014 organiseerde de Subcommissie mensenrechten een belangrijke hoorzitting over sport en mensenrechten, met bijzondere aandacht voor de situatie van migrerende werknemers in Qatar. Die hoorzitting hield verband met een spoedresolutie die werd aangenomen tijdens de plenaire zitting van november 2013 over de situatie van migrerende werknemers en met een voorstel van de Conferentie van voorzitters van het Europees Parlement om een ad hocdelegatie van AFET- en DROI-leden naar Qatar te sturen. Ze vond plaats in maart 2014, als een gemeenschappelijke onderneming met de vaste Delegatie voor de betrekkingen met het Arabisch schiereiland (DARP) van het Europees Parlement. Hooggeplaatste vertegenwoordigers van de voetbalfederatie FIFA, de Internationale Arbeidsorganisatie, het Internationaal Verbond van Vakverenigingen en andere belanghebbenden namen deel aan de hoorzitting, die het Europees Parlement in staat stelde om op een kritische en constructieve wijze in dialoog te gaan met de belangrijkste gesprekspartners en om de EU-instellingen ter verantwoording te roepen voor de manier waarop de EU de situatie in Qatar en van andere grote sportevenementen benadert.
Dankzij het delegatiebezoek aan Qatar kon het Parlement een vervolg bieden aan deze aandachtspunten. De delegatie voelde zich tevens gesterkt door de aankondiging door de Qatarese autoriteiten van een spoedige ingrijpende hervorming, maar benadrukte tegelijk dat de bestaande wetgeving voor de bescherming van migrerende werknemers daadwerkelijk moest worden geïmplementeerd en dat er een geloofwaardig tijdschema voor de geplande hervormingen moest komen. De delegaties waren vooral bezorgd over de detentie van kinderen en van personen die uitsluitend vastzitten omdat zij hun werkgever zijn ontvlucht, en verzochten de Qatarese autoriteiten gevolg te geven aan de VN-aanbeveling om de praktijk van detentie te vervangen door het aanbieden van geschikte onderkomens voor de bescherming van de betrokkenen. De delegatie steunde de aanbeveling van de speciale VN-rapporteur voor Qatar ter ratificatie van IAO- verdragen 87 en 98 inzake vrijheid van vereniging, het recht zich te organiseren en collectief te onderhandelen, en van IAO-verdrag 189 inzake over huishoudelijk personeel.
Mensenrechten in de werkzaamheden van interparlementaire delegaties
Het Europees Parlement staat ook in contact met parlementen wereldwijd via zijn vaste delegaties voor interparlementaire samenwerking met derde landen en door deel te nemen aan gezamenlijke parlementaire vergaderingen. Mensenrechtenkwesties maken vaak integrerend deel uit van missies naar derde landen: de programma's houden meestal bijeenkomsten in met de respectieve nationale mensenrechtencommissies en met ngo's en maatschappelijke organisaties die actief zijn op het gebied van mensenrechten. Mensenrechten staan ook op de agenda van officiële bijeenkomsten van de vaste delegaties die in Brussel en Straatsburg plaatsvinden. De vaste delegaties hebben ook kwesties behandeld die verband houden met verkiezingen, hoewel hun werkzaamheden op dit gebied moeten worden onderscheiden van die van de officiële verkiezingswaarnemingsmissies die door het Parlement worden geleid.
De interparlementaire delegaties werken vaak samen met de Subcommissie mensenrechten aan onderwerpen in verband met mensenrechten en democratie. Dat was het geval voor de in december 2014 in samenwerking met DROI georganiseerde vergadering van de delegatie in Rusland die gewijd was aan de situatie van ngo’s en mensenrechtenorganisaties in Rusland.
Mensenrechten en democratie waren tevens prominent aanwezig in de programma’s van de delegaties van het Parlement in de uitbreidingslanden. De delegatie van het Europees Parlement in de Gemengde Parlementaire Commissie (GPC) EU-Turkije bleef nauwlettend toezien op de ontwikkelingen inzake het democratiseringsproces, mediavrijheid, vrijheid van meningsuiting en hervorming van de rechterlijke macht in Turkije, en besprak deze kwesties met hun tegenhangers
in de Turkse Grote Nationale Assemblee tijdens de 74 e en de 75 e GPC-vergaderingen. Zodoende
kon ze een follow-up geven aan de werkzaamheden van de ad hoc-delegatie voor waarneming bij de processen tegen journalisten in Turkije, die in april 2014 haar werkzaamheden afrondde. De EP- delegatie in de Gemengde Parlementaire Commissie EU-voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië stelde ook kwesties in verband met vrijheid van meningsuiting en mediavrijheid in dat
land aan de orde tijdens de 12 e GPC-vergadering, die in november 2014 in Straatsburg plaatsvond.
De interparlementaire vergaderingen kunnen tevens de gelegenheid bieden om bij te dragen tot of een vervolg te bieden aan resoluties en verslagen van het Parlement. Zo werd de verdwijning van 43 studenten in Iguala, Mexico van nabij gevolgd door de Europese component van de Gemengde Parlementaire Commissie EU-Mexico en was deze verdwijning tevens aan de orde in de spoedresolutie van het Europees Parlement in oktober 2014. Leden van het Europees Parlement hielden besprekingen als follow-up van de door de Mexicaanse regering geboekte vooruitgang in het onderzoek naar de gepleegde misdrijven en om de daders daarvan te berechten. Ze besteedden ook aandacht aan mensenrechtenkwesties die verband hielden met de herziening van de associatieovereenkomst tussen de EU en Mexico. De parlementaire delegatie voor Mercosur droeg bij aan de parlementaire bespreking over Venezuela alvorens in december 2014 een resolutie werd aangenomen over de vervolging van de democratische oppositie in het land in verband met de gewelddadige gebeurtenissen na de betogingen in San Cristobal en Caracas.
In navolging van verschillende resoluties over de verslechtering van de situatie in Syrië en Irak in 2014 vond in november 2014 een ontmoeting plaats tussen de Delegatie voor de betrekkingen met Irak en een delegatie van het regionaal parlement van Iraaks Koerdistan. Hoofddoel was een garantie te krijgen dat fundamentele mensenrechten en humanitaire bijstand zouden worden toegekend aan een toenemend aantal vluchtelingen in Iraaks Koerdistan. Een van de belangrijkste hoofdstukken van de vijfde interparlementaire vergadering EP-Iraakse Raad van vertegenwoordigers in december 2014 ging ook over mensenrechten, meer bepaald het waarborgen van de mensenrechten van vluchtelingen en intern ontheemden.
Tijdens gezamenlijke parlementaire vergaderingen komen leden van het Europees
Parlement en parlementsleden van derde landen samen om gemeenschappelijke uitdagingen te bespreken, onder meer betreffende mensenrechten en democratie. Tot die vergaderingen behoren de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU, de Parlementaire Vergadering van de Unie voor het Middellandse Zeegebied, de Euro-Latijns-Amerikaanse Parlementaire Vergadering en de Parlementaire Vergadering Euronest.
De politieke commissie van de Parlementaire Vergadering Euronest besprak mensenrechtenen democratiegerelateerde kwesties tijdens haar vergaderingen in februari en november 2014 en beoordeelde daarbij in het bijzonder de verkiezingen van 2014 in landen van het Oostelijk Partnerschap aan de hand van criteria van vrijheid, billijkheid, transparantie en concurrentie. De werkgroep Belarus van de Parlementaire Vergadering Euronest hield in april 2014 een bijeenkomst waarin de belangrijkste oppositieleden, waaronder de laureaat van de Sacharov-prijs 2006, Alexander Milinkevich, werden uitgenodigd om in dialoog te gaan met leden van het Europees Parlement.
Portugal maakte migratie tot een topprioriteit van zijn voorzitterschap 2014-2015 van de Parlementaire Vergadering van de Unie voor het Middellandse Zeegebied. Dat was in overeenstemming met de in september 2014 door het Europees Parlement aangenomen resolutie over Libië waarin werd gewezen op het recordaantal migranten van over zee in 2014, dat in september van dat jaar reeds groter was dan het vorige recordaantal over een volledig jaar. In de resolutie werd er eveneens aan herinnerd dat alle partijen in Libië zich moeten verbinden tot de bescherming van de burgerbevolking te allen tijde, en dat alle gedetineerden moeten worden behandeld overeenkomstig de internationale mensenrechten en het internationaal humanitair recht. In het kader van de Second Speakers' Summit van de parlementen van de Unie voor het Middellandse Zeegebied die in mei 2015 plaatsvindt in Lissabon, zou een tienpuntenplan moeten worden aangenomen met betrekking tot deze ongeziene toename van irreguliere migratie naar Europa.
Sacharov-prijs voor de vrijheid van denken en Sacharov-netwerk
De Sacharov-prijs voor de vrijheid van denken is een eerbetoon aan uitzonderlijke personen die ter verdediging van de mensenrechten en de vrijheid van meningsuiting de strijd hebben aangebonden met intolerantie, fanatisme en onderdrukking. De prijs draagt de naam van de Russische fysicus en politiek dissident Andrej Sacharov en wordt sinds 1988 ieder jaar door het Parlement uitgereikt aan personen of organisaties die een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de strijd voor mensenrechten of democratie.
In 2014 werd de prijs toegekend aan Denis Mukwege, een arts uit de oostelijke regio van de Democratische Republiek Congo die gespecialiseerd is in het behandelen van de gevolgen van seksueel geweld. Naast de medische zorgen die hij aanbiedt via het door hem opgerichte ziekenhuis van Panzi, wordt ook psychologische zorg verleend en worden vaardigheden aangeleerd, zodat de slachtoffers van geweld in de regio na hun herstel in hun onderhoud kunnen voorzien. De toekenning van de prijs aan dr. Mukwege kreeg veel aandacht in de politiek en de media. In samenhang met de prijsuitreiking werd een volledig 3-daags programma in het Europees Parlement georganiseerd met ontmoetingen met de voorzitter van het Europees Parlement, de commissies AFET, DEVE en DROI, de ACS-delegatie en de fracties. Een andere institutionele ontmoeting behelsde een gesprek met de nieuwe HV/VV van de EU. Met de toekenning van de prijs 2014 aan dr. Mukwege werd tevens de voortdurende inzet van het Parlement bevestigd voor kwesties die verband houden met geweld tegen vrouwen, en met name de situatie van vrouwen in gewapende conflicten, in navolging en ter uitvoering van de historische Resolutie 1325 van de VN- Veiligheidsraad, die in 2015 15 jaar bestaat.
De Conferentie van voorzitters van het Parlement, die verantwoordelijk is voor de selectie van de eindlaureaat van de Sacharov-prijs, besliste in 2014 ook om twee andere in aanmerking gekomen kandidaten, de Oekraïense ngo Euromaidan en een vertegenwoordiger van de gedetineerde Azerbeidzjaanse mensenrechtenverdediger Leyla Yunus, uit te nodigen op de prijsuitreiking in november. Een ad hoc-delegatie naar Azerbeidzjan met het oog op een ontmoeting met de gedetineerde finaliste Leyla Yunus, zoals voorgesteld door de Conferentie van voorzitters, kon in 2014 geen bezoek brengen aan betrokkene. Aan het eind van het jaar zat mevrouw Yunus nog steeds in de gevangenis. Het Parlement blijft haar zaak van nabij volgen.
Als aanvulling op de Sacharov-prijs werd in 2008 het Sacharov-netwerk van voormalige laureaten opgericht. Teneinde de zichtbaarheid van de Sacharov-prijs en de inzet van het Parlement voor mensenrechten te vergroten werd in 2014 een reeks evenementen georganiseerd. In 2014 werden Sacharov-lezingen georganiseerd in zes EU-lidstaten in samenwerking met de voorlichtingsbureaus van het EP, en in de VS in samenwerking met het verbindingsbureau van het EP in Washington. Laureaten van de Sacharov-prijs en leden van het Europees Parlement namen deel aan deze openbare debatten, die in een aantal gevallen mede georganiseerd werden door universiteiten en in samenwerking met internationale organisaties zoals UNICEF, met als doel het bewustzijn omtrent mensenrechtenkwesties wereldwijd te vergroten. Laureaten van de Sacharovprijs namen tevens deel aan het jaarlijkse EU-NGO-Forum dat voor het tweede opeenvolgende jaar door de EDEO werd georganiseerd. In 2014 organiseerde het Sacharov-netwerk een driedaags evenement in de vorm van het One World Film Festival, met openbare filmvertoningen en debatten in het Europees Parlement die konden rekenen op de deelname van leden van het Europees Parlement, laureaten van de Sacharov-prijs, andere belanghebbenden in de EU, filmregisseurs en journalisten, met een publieke belangstelling van wel 200 personen.
Dankzij het Sacharov-netwerk en het permanente toezicht door de diensten van het Parlement kon snel gereageerd worden op situaties zoals het verbod voor de Iraanse laureate Nasrin Sotoudeh om haar beroep als juriste uit te oefenen en de campagne voor de vrijheid van de ontvoerde Syrische laureate Razan Zaitouneh. De laureaten waren beschikbaar voor hoorzittingen van het Europees Parlement, vergaderingen met de EDEO en ontmoetingen met EP-delegaties naar hun landen en EU-delegaties ter plaatse. Zo lichtte de Nigeriaanse laureate Hauwa Ibrahim de EU-delegatie in Abuja in over de zoektocht naar de meisjes die door Boko Haram werden ontvoerd in Chibok.
Landen en regio's
Landen- en regionale kwesties
I Kandidaat- en potentiële kandidaat-lidstaten
De waarden waarop de EU is gegrondvest zijn vastgelegd in de criteria van Kopenhagen voor het lidmaatschap, met name: democratie, de rechtsstaat, eerbiediging van de grondrechten, en het belang van een functionerende markteconomie. De Commissie heeft zich de afgelopen vijf jaar ingezet voor verdere versterking van de geloofwaardigheid van het uitbreidingsbeleid en om ervoor te zorgen dat tastbare en duurzame resultaten worden bereikt, niet alleen op de gebieden van fundamentele hervorming, met inbegrip van de rechtsstaat en de grondrechten, maar ook op het vlak van de hervorming van de overheidsadministratie en goed economisch bestuur.
De uitbreidingsstrategie voor 2014-2015 39 legt de nadruk op de belangrijkste uitdagingen
voor de kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten. Er werd met name gewezen op de noodzaak tot verbetering van het functioneren en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en de bestrijding van corruptie en georganiseerde criminaliteit, onder meer door de opbouw van een geloofwaardige staat van dienst wat betreft de onderzoeken, vervolgingen en uiteindelijke veroordelingen in dergelijke zaken. Wat de grondrechten betreft, merkt de Commissie op dat deze grotendeels in de wet zijn vastgelegd, maar dat er nog meer moet worden gedaan om ervoor te zorgen dat zij in de praktijk ten volle worden geëerbiedigd. Er blijft bezorgdheid bestaan over de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van de media en er moeten meer inspanningen worden geleverd ter bescherming van de rechten van personen die tot minderheden behoren en ter bestrijding van discriminatie en vijandigheid ten aanzien van kwetsbare groepen, met inbegrip van discriminatie op grond van seksuele gerichtheid. Aanvullende werkzaamheden zijn ook vereist ter bevordering van de rechten van vrouwen en kinderen, ter bestrijding van huiselijk geweld en om personen met een handicap te ondersteunen.
Het is voor landen evenzeer van belang te zorgen voor een doeltreffende werking van het institutionele kader voor de bescherming van de grondrechten en een gunstig klimaat voor organisaties uit het maatschappelijk middenveld te bevorderen, aangezien dit zal leiden tot grotere politieke verantwoordingsplicht en een beter begrip van de voor toetreding vereiste hervormingen. De Commissie ziet ernaar uit dat de kandidaat-lidstaten snel als waarnemer kunnen deelnemen aan de werkzaamheden van het Bureau voor de grondrechten van de EU.
39 http://ec.europa.eu/enlargement/pdf/key_documents/2014/20141008-strategy-paper_nl.pdf
Albanië
Twee belangrijke projecten die werden gefinancierd in het kader van het jaarlijkse
IPA-hulpprogramma voor 2013 waren toegespitst op de algemene modernisering van het gerechtelijk apparaat en op de rechten van de mens. Enerzijds verstrekt de EU-missie voor bijstandsverlening aan de rechterlijke organisatie (Euralius IV — 4 miljoen euro) advies en expertise ter vergroting van de doeltreffendheid van de rechterlijke macht, met het oog op de concrete handhaving van nationale en internationale mensenrechtenwetgeving en het waarborgen van doeltreffende bescherming aan slachtoffers van misbruik. Anderzijds wordt in een jumelageproject (1 miljoen euro) voor het penitentiaire stelsel gewerkt aan de invoering van de beste internationale praktijken voor het beheer van hoge risico’s en kwetsbare daders, onder wie gedetineerden met psychische aandoeningen.
In het kader van de nabuurschapsfaciliteit voor het maatschappelijk middenveld lopen thans tien projecten voor een totaalbedrag van ongeveer 1,5 miljoen euro op diverse gebieden die verband houden met de bescherming van de rechten van de mens. Deze projecten, die voornamelijk worden uitgevoerd door plaatselijke maatschappelijke organisaties, zijn gericht op i) de verbetering van mediavrijheid en -pluralisme in onafhankelijke informatiebronnen; ii) de bevordering van de sociale inclusie van personen die behoren tot minderheden, met name Roma; iii) de eerbiediging van de fundamentele mensenrechten in detentiecentra; iv) het ondersteunen van toegang tot justitie voor kwetsbare groepen en v) de bevordering van herstelrecht en slachtoffer-daderbemiddeling voor jonge delinquenten.
http://ec.europa.eu/enlargement/pdf/key_documents/2014/20141008-strategy-paper_en.pdf
Bosnië en Herzegovina
In 2014 was de financiële bijstand in het kader van het IPA gericht op verbetering van de systemen voor sociale bescherming en integratie van kinderen (0,5 miljoen euro, uitgevoerd door UNICEF), aanpassing van de wetgeving aan het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap ( 1 miljoen euro in het kader van IPA 2011) en op ondersteuning van de sociaaleconomische weerbaarheid van ongeveer 260 slachtoffers van mijnen en hun gezinnen via het project voor steun aan mijnslachtoffers (1 miljoen euro). De sociaaleconomische integratie van Roma is het onderwerp van een project van 2,5 miljoen euro waar ook 152 wooneenheden deel van uitmaken. Soortgelijke activiteiten en bouw van nog eens 140 eenheden worden gefinancierd door middel van een nieuwe oproep tot het indienen van voorstellen, met een begroting van 2,5 miljoen euro. Het verschaffen van duurzame huisvesting en andere maatregelen voor kwetsbare vluchtelingen en binnenlandse ontheemden worden gefinancierd in het kader van het project ter uitvoering van de terugkeerstrategie van bijlage VII (7 miljoen euro), dat gezamenlijk wordt beheerd met het UNHCR.
26 projecten gefinancierd in het kader van het EIDHR, ter waarde van in totaal 5 miljoen euro, zijn thans lopende. Deze projecten richten zich met name op de bescherming van minderheden, waaronder de Roma, steun voor en bescherming van LGBTI, de rechten van kinderen, vrouwen en personen met een handicap, en de rehabilitatie en re-integratie van slachtoffers van foltering en geweld. Een nieuwe oproep tot het indienen van voorstellen, met een begroting van 1 miljoen euro, is in november 2014 van start gegaan.
http://ec.europa.eu/enlargement/pdf/key_documents/2014/20141008-bosnia-and-herzegovinaprogress-report_en.pdf Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië In 2014 steunden de meeste van de 14 contractuele projecten waaraan subsidie is verleend in het kader van de nationale IPA-enveloppe (1,5 miljoen euro) acties ter bescherming van de mensenrechten, met name van kwetsbare groepen, slachtoffers van geweld binnen het gezin en activiteiten in het kader van het Decennium voor de integratie van de Roma. Daartoe behoorden in het bijzonder activiteiten ter bestrijding van mensenhandel, de integratie van Roma-kinderen in het basisonderwijs, en voor de oprichting van een gendergelijkheidsraad in het land. Zes projecten die zijn gefinancierd in het kader van de IPA- faciliteit voor het maatschappelijk middenveld (1 miljoen euro), waren gericht op de versterking van de actieve betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij overheids- en met het acquis samenhangend beleid.
11 in het kader van het EIDHR gefinancierde projecten (1,2 miljoen euro) werden uitgevoerd met als doel ondersteuning van de onafhankelijke media, vergroting van het vertrouwen in democratie door facilitering van het democratisch debat, versterking van het stelsel voor kosteloze rechtshulp, ondersteuning van een geïntegreerd, inclusief en niet-discriminerend onderwijsmodel (Mozaik), verbetering van de sociale integratie en ontwikkeling van kinderen met speciale behoeften in 4 gemeenten, en steun voor personen met een handicap.
http://ec.europa.eu/enlargement/pdf/key_documents/2014/20141008-the-former-yugoslav-republicof-macedonia-progress-report_en.pdf
IJsland 40
IJsland is de fundamentele rechten en vrijheden blijven waarborgen. De EU heeft op dit gebied geen IPA-steun verleend.
40 Naar aanleiding van een besluit van de IJslandse regering zijn de toetredingsonderhandelingen met IJsland sinds mei 2013 opgeschort.
Kosovo* 41
Capaciteitsopbouw bij de ombudsman en het maatschappelijk middenveld werden verder gesteund via een project van 1 miljoen euro dat werd uitgevoerd door de Raad van Europa. In april 2014 werd het startschot gegeven voor een jumelageproject (gefinancierd uit het IPA 2011) ter bestrijding van homofobie en transfobie door middel van bewustmaking en opleiding voor een gevarieerde groep van belanghebbenden en de totstandbrenging van strategische partnerschappen met maatschappelijke organisaties voor het verlenen van juridische en psychologische begeleiding. De sociale dienstverlening aan personen en met name kinderen met een handicap en recht voor kinderen vormden het onderwerp van de lopende IPA-projecten (respectievelijk ter waarde van 1,5 miljoen euro en 0,6 miljoen euro). Vier bijkomende projecten (ter waarde van ongeveer 3 miljoen euro) waren gericht op de bescherming en bevordering van de rechten van personen die tot minderheden behoren. Een totaal van 15 projecten in het kader van de faciliteit voor het maatschappelijk middenveld waren lopende of zijn in 2014 van start gegaan met als doel de versterking van de dialoog, de samenwerking en de partnerschappen tussen de regering en de maatschappelijke organisaties.
In 2014 werden elf projecten, gefinancierd in het kader van het EIDHR-programma voor 2011 en 2012, nog steeds uitgevoerd door het maatschappelijk middenveld. Deze projecten waren gericht op de versterking van de pleitbezorgingscapaciteiten van kwetsbare groepen, op verbetering van de inter-communautaire en interetnische betrekkingen door middel van culturele activiteiten, en op kwesties in verband met de empowerment van vrouwen, de rechten van LGBTI en personen met een handicap. Aan het einde van 2014 sloot het EU-kantoor contracten af voor nog eens vijf projecten in het kader van het EIDHR-programma voor 2013 (ongeveer 1 miljoen euro) met het oog op, onder andere, de versterking van vrouwenorganisaties en het verbeteren van de politieke vertegenwoordiging en participatie van de Roma, Ashkali en Egyptenaren.
http://ec.europa.eu/enlargement/pdf/key_documents/2014/20141008-kosovo-progress-report_en.pdf
41 *Deze benaming laat de standpunten over de status onverlet en is in overeenstemming met resolutie 1244/1999 van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de
onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.
Montenegro
In 2014 waren er acht lopende IPA-projecten op het gebied van de rechten van de mens inzake, onder andere, sociale inclusie, duurzame oplossingen voor intern ontheemde Roma, genderproblematiek, rehabilitatie van drugsverslaafden alsmede steun aan de ombudsman en het constitutioneel hof betreffende de toepassing van normen op het gebied van de mensenrechten. De totale waarde van de IPA-projecten bedroeg 8,3 miljoen euro over een periode van vier jaar.
Daarnaast verleende de EU, in het kader van het EIDHR (landenspecifieke steunregeling), in
2014 financiële steun aan zeven projecten voor een totaal bedrag van 0,9 miljoen euro. Deze zeven projecten variëren van sociale integratie van de Roma, preventie van mishandeling in gevangenissen door hervorming van rehabilitatie en resocialisatie, tot de rechten van personen met een handicap, meer vertrouwen in het verkiezingsproces en andere mensenrechtenkwesties.
http://ec.europa.eu/enlargement/pdf/key_documents/2014/20141008-montenegro-progressreport_en.pdf
Servië
In 2014 bleef de EU in het kader van het IPA-programma vier projecten uitvoeren ter ondersteuning van antidiscriminatiebeleid en ter verbetering van de situatie van kwetsbare personen, onder wie Roma, vluchtelingen en intern ontheemden, voor een totaalbedrag van 16,5 miljoen euro. In het kader van de faciliteit voor het maatschappelijk middenveld voor 2013 werden 22 subsidies toegewezen aan de organisaties uit het maatschappelijk middenveld, met een totale waarde van 2,4 miljoen euro. De voor het eerst gefinancierde projecten zullen bijdragen aan de bestrijding van corruptie door zich te richten op meer transparantie in de publieke sector, op steunverlening aan personen en groepen die het meest blootgesteld zijn aan discriminatie en op het ondersteunen van samenwerking tussen Servië en Kosovo door middel van culturele, media- en jongereninitiatieven.
Uit de begroting van het EIDHR voor 2013 maakte de EU financiële steun vrij voor 18 projecten in Servië die worden uitgevoerd door maatschappelijke organisaties en goed zijn voor een totale waarde van 1,2 miljoen euro. De aandacht ging hoofdzakelijk uit naar bescherming van minderheden, gendergelijkheid, kinderrechten, rechten voor asielzoekers, empowerment van vrouwen en rechten voor personen met een handicap.
http://ec.europa.eu/enlargement/pdf/key_documents/2014/20140108-serbia-progress-report_en.pdf
Turkije
Hervorming en capaciteitsopbouwbehoeften in het kader van de rechtsstaat en de grondrechten zijn aangemerkt als belangrijke prioriteiten voor Turkije in het landenstrategiedocument voor 2014- 2020 (IPA II). In het kader van het IPA-programma voor 2014 zijn de maatregelen betreffende de rechterlijke macht gericht op de versterking van de onafhankelijkheid, onpartijdigheid, efficiëntie en administratie. Wat de grondrechten betreft, hebben de met het IPA 2014 verband houdende maatregelen betrekking op steun voor cruciale instellingen (parlement, de orde van advocaten en het Turks nationaal instituut voor de mensenrechten) en de versterking van het civiele toezicht op de veiligheidstroepen.
Naast de IPA-steun verleende het EIDHR-instrument in 2014 steun aan 55 projecten die gericht zijn op versterking van het maatschappelijk middenveld bij zijn werk op het gebied van mensenrechten, onder meer de bescherming van mensenrechtenverdedigers, de rechten van LGBTI, vrouwenrechten (waaronder de politieke participatie van vrouwen en preventie van geweld tegen vrouwen), vluchtelingen en asielzoekers, bescherming van minderheden, godsdienstvrijheid, en vrijheid van meningsuiting en culturele rechten.
http://ec.europa.eu/enlargement/pdf/key_documents/2014/20141008-turkey-progress-report_en.pdf Meerbegunstigdensteun In het kader van de meerlandenprogramma’s werden projecten uit hoofde van IPA 2011 en 2012 nog steeds uitgevoerd. Deze hebben betrekking op de bescherming van minderheden (3 miljoen euro) en verleenden gerichte steun aan Roma-gemeenschappen (3 miljoen euro). De uitvoering van een nieuw regionaal programma voor inclusief onderwijs begon in het begin van het jaar (4,6 miljoen euro). Maatschappelijke organisaties werden gefinancierd voor een totaalbedrag van 7,2 miljoen euro in het kader van een meerjarige enveloppe ter ondersteuning en bescherming van de rechten van vrouwen, de Roma, personen met een handicap en LGBTI en ter bevordering van gendermainstreaming en gendergelijkheid.
II EER-EVA-landen
Noorwegen
Aangezien de EU en Noorwegen min of meer dezelfde mensenrechtennormen aanhouden, is de mensenrechtenstrategie van de EU in de eerste plaats gericht op samenwerking en het onderhouden van een hechte dialoog met Noorwegen over mensenrechtenaangelegenheden in internationale organisaties (VN, Raad van Europa, OVSE, enz.) en in welbepaalde landen over de hele wereld. In Noorwegen zelf besteedt de EU in haar publieke activiteiten op het gebied van diplomatie en voorlichting aandacht aan het thema mensenrechten om haar leidende rol in de wereld te benadrukken.
In september 2014 nam de Raad voor de Mensenrechten de resultaten van de universele periodieke doorlichting van Noorwegen aan. Tijdens de bespreking namen de delegaties nota van de niet-aflatende inzet van Noorwegen bij de bevordering en bescherming van de mensenrechten op het internationale toneel en verklaarden zij dat het verslag een weergave vormde van de bereidheid van Noorwegen om na te gaan op welke wijze de mensenrechten op nationaal niveau verder kunnen worden bevorderd en beschermd, in het bijzonder met het oog op de bestrijding van discriminatie op alle gronden.
Zwitserland
De mensenrechtenstrategie van de EU ten aanzien van Zwitserland is gericht op samenwerking en op het onderhouden van een hechte dialoog met Zwitserland inzake mensenrechtenaangelegenheden in internationale organisaties (VN, Raad van Europa, OVSE, enz.) en in welbepaalde landen over de hele wereld.
In Zwitserland maken mensenrechten deel uit van de publieke activiteiten van de EU op het vlak van diplomatie en voorlichting om de toonaangevende rol die de EU op dit gebied in de wereld speelt te benadrukken.
Met betrekking tot het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de rol van het
Europees Hof voor de rechten van de mens wordt algemeen erkend dat de uitspraken van het Hof een positief effect hebben gehad op de rechtspraak van het Tribunal fédéral suisse wat de rechten van de mens en het Handvest van de grondrechten betreft. In zijn verslag over de 40 jaar van de Zwitserse deelname aan het Verdrag noemt de Zwitserse Bondsraad het verdrag een hoeksteen van de Europese gemeenschap van waarden, die niettemin door hervorming kan worden verbeterd. Anderzijds kwam de kritiek op recente individuele uitspraken van het Hof tot uiting in de pogingen van één belangrijke politieke partij om de voorrang van nationaal boven internationaal recht in de Zwitserse grondwet te codificeren.
Andorra, Liechtenstein, Monaco en San Marino
Aangezien de EU en Andorra, Liechtenstein, Monaco en San Marino soortgelijke mensenrechtennormen delen, coördineert de EU voornamelijk de standpunten over mensenrechtenaangelegenheden in internationale organisaties (VN, Raad van Europa, OVSE, enz.) met deze landen. De EU neemt eveneens deel aan de universele periodieke doorlichting (UPR) van de mensenrechtensituatie in deze landen, in het kader van de Mensenrechtenraad van de VN.
III Europees nabuurschapsbeleid
Armenië
De doelstellingen van de EU op het gebied van mensenrechten en democratie in de betrekkingen met Armenië zijn vastgelegd in de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst EU-Armenië (1999) en het ENB-actieplan EU-Armenië (2006). De samenwerking is gericht op het voortdurend verder verbeteren van de democratische instellingen en de rechterlijke macht, de bevordering van de mensenrechten en de rechtsstaat, behoorlijk bestuur, bestrijding van corruptie en versteviging van het maatschappelijk middenveld.
De EU onderhoudt een geregelde en actieve dialoog met Armenië over de mensenrechten in verschillende fora en formaten, in het kader waarvan alle punten van zorg openlijk worden besproken. Tijdens de laatste mensenrechtendialoog in december 2014 verheugde de EU zich in het bijzonder over het strategisch actieplan mensenrechten dat door de president van de Republiek Armenië in februari 2014 is aangenomen. Het plan dient als routekaart voor gecoördineerd optreden van de overheidsinstellingen bij het nakomen van de internationale verbintenissen en verplichtingen van Armenië op het gebied van de mensenrechten. De EU nam er evenwel nota van dat het plan bepaalde prioritaire terreinen beter moet aanpakken, zoals aanpassing aan het VN-Verdrag tegen foltering, het kiesrecht, en de bevordering van de rechten van de vrouw. In juni 2014 was de EU ook ingenomen met het actieplan voor de mensenrechten in een gezamenlijke verklaring samen met de VN, de OVSE en de Raad van Europa, en Armenië heeft ermee ingestemd de aanbevelingen over te nemen aangezien het actieplan voortdurend zal worden bijgewerkt.
Tijdens de mensenrechtendialoog is ook gesproken over de noodzaak van handhaving van de mechanismen die het maatschappelijk middenveld invloed laten uitoefenen op de beleidsvorming. Er zijn tekenen van vooruitgang, zoals de oprichting van een openbare raad voor het maatschappelijk middenveld, een adviesorgaan dat zijn eigen initiatieven kan nemen en vragen kan stellen. De EU verleende steun aan het democratisch bestuur in Armenië, uitgevoerd door de British Council, die gericht is op de totstandbrenging van een duurzaam juridisch en financieel kader voor het maatschappelijk middenveld, capaciteit voor het aangaan van juridische hervorming en pleitbezorging en pluralisme in de media.
Om ervoor te zorgen dat hervormingen tijdig voor de volgende verkiezingen worden doorgevoerd, bleef de EU Armenië aansporen tot uitvoering van de aanbevelingen van het Bureau voor Democratische Instellingen en Mensenrechten van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE/ODIHR) na de laatste ronde van de verkiezingen (2012-2013), met name over het wetgevingskader. Aan het eind van het jaar presenteerde de centrale kiescommissie een pakket wetgevingsvoorstellen. De EU wees op de noodzaak gelijke kansen te waarborgen en te zorgen voor de deelname van vrouwen, ook aan het politieke leven en op hogere niveaus van de overheid. De EU verleent steun voor een grotere participatie van vrouwen in de besluitvorming.
De gevangenisomstandigheden blijven een punt van zorg, evenals slechte behandeling tijdens voorlopige hechtenis. De EU bleef steun verlenen voor de aanpassing van omstandigheden in gevangenissen aan de normen van het Europees Comité inzake de voorkoming van folteringen en onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen (CPT). Er werd een zekere vooruitgang geconstateerd met betrekking tot de uitwerking van een actieplan voor de hervorming van het gevangeniswezen overeenkomstig de aanbevelingen van het CPT en de bouw van een nieuwe gevangenis volgens CPT-normen. Het ontwerp van wet tot invoering van een proeftijdregeling in Armenië werd besproken met de stakeholders en het maatschappelijk middenveld in openbare fora.
Andere in de EU-dialoog met Armenië aan de orde gestelde punten waren: de noodzaak van eerbiediging van het beginsel van non-discriminatie en aanneming van alomvattende antidiscriminatiewetgeving die de rechten beschermt van kwetsbare groepen, zoals personen met een handicap en LGBTI; het aanpakken van gendergerelateerd geweld en efficiënte uitvoering van de wet gelijke rechten; afronding van het wetsontwerp inzake gewetens- en godsdienstvrijheid; voortzetting van hervorming van de overheidsadministratie en met name intensivering van de preventie en de bestrijding van corruptie; intensivering van de hervorming van de rechterlijke macht en wetshandhaving en verbetering van het vertrouwen van het publiek in het gerechtelijk apparaat. Hoewel Armenië duidelijke inspanningen voor het aanpakken van mensenrechtenkwesties heeft geleverd, blijft het voornaamste zwakke punt de aanneming en deugdelijke tenuitvoerlegging van hervormingen en wetgeving.
De EU legde een plaatselijke verklaring af na de aanvallen op burgeractivisten en politici van de oppositie in december, en spoorde aan tot een doeltreffend en onpartijdig onderzoek naar de gebeurtenissen.
In 2014 bleef de EU voortgaan met het faciliteren van de structurele dialoog tussen het maatschappelijk middenveld en de autoriteiten. De EU bleef regelmatig overleg plegen met de civiele samenleving en startte in 2014 een nieuw project, dat gericht was op de hervorming van het rechtskader en het stimuleren van duurzaamheid via sociaal ondernemerschap. Het Europees Fonds voor Democratie geeft ondertussen steun aan lokale basisorganisaties. Samen met Unicef verleende de EU steun voor het deïnstitutionaliseren van kinderen. Kinderen behoren nog steeds tot de armste groepen van de samenleving (36,2 %), met een hoger risico van kinderen met een handicap die in armoede leven.
De EU bleef aanzienlijke steun bieden om de onafhankelijkheid en het professionalisme van het rechtsstelsel in Armenië te versterken. Dit omvatte begrotingssteun en een gezamenlijk project met de Raad van Europa. Het Europees nabuurschapsinstrument stelde een pakket van 12 miljoen euro voor begrotingssteun op het gebied van mensenrechten ter beschikking, ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de desbetreffende wetgeving. Armenië ontvangt financiering uit het Europees instrument voor de democratie en de mensenrechten (EIDHR). Het EIDHR blijft bijdragen aan de ontwikkeling van de democratie en de eerbiediging van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden door middel van steun voor de rechten van vrouwen en jongeren, de rechten van vluchtelingen (met name Syrische Armeniërs), de rechtsstaat en burgerjournalistiek.
Azerbeidzjan
De doelen van de EU inzake mensenrechten zijn vastgelegd in de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Azerbeidzjan (1999) en het actieplan EU- Azerbeidzjan in het kader van het ENB (2006). Deze omvatten het versterken van de vrijheid van meningsuiting en van vergadering, het waarborgen van een functionerend maatschappelijk middenveld, en het functioneren van de rechtsstaat.
Azerbeidzjan maakte de afgelopen jaren een neerwaartse trend op het gebied van de mensenrechten door. Deze verslechtering zette zich in 2014 versneld voort, met een toenemend aantal arrestaties en vervolgingen, onder meer van prominente mensenrechtenverdedigers, en in het algemeen een drastisch kleiner wordende ruimte waarbinnen het maatschappelijk middenveld actief kan zijn. Met inachtneming van de geopolitieke context reageerde de EU krachtig tegen deze ontwikkelingen en stelde zij zorgpunten op het gebied van mensenrechten en democratie aan de orde in haar besprekingen met Azerbeidzjan in diverse formaties, onder meer op hoog niveau en tijdens werkbezoeken en vergaderingen.
De EU legde verscheidene verklaringen af, met name met het oog op de ondersteuning van mensenrechtenverdedigers die aan vervolging blootstaan. In verklaringen en in rechtstreekse besprekingen met de regering stelde de EU verscheidene gevallen aan de orde, zoals die met betrekking tot dr. Leyla Yunus en haar echtgenoot Arif Yunus, de advocaat Rasul Jafarov, Hasan Hseynli en de journaliste Khadiya Ismayilova. Zij toonde zich ook bezorgd over de wijzigingen op de wetgeving betreffende ngo’s. De uitdagingen voor de mensenrechten en het maatschappelijk middenveld in Azerbeidzjan werden ook gesignaleerd in een verklaring van de EU in de Permanente Raad van de OVSE in februari.
Een iets positiever punt is dat de EU in oktober 2014 een verklaring deed uitgaan waarin de amnestie voor ongeveer 80 gevangenen, onder wie ten minste vier activisten uit het maatschappelijk middenveld, werd verwelkomd. Op 31 december toonde de EU zich ook ingenomen met het feit dat het eindejaarspardon 10 activisten uit het maatschappelijk middenveld omvatte.
Zij protesteerde echter tegen de overval op het kantoor in Bakoe van Radio Free
Europe/Radio Liberty en spoorde Azerbeidzjan aan maatregelen te nemen om het vertrouwen van de internationale gemeenschap in haar inzet voor de vrijheid van meningsuiting en van vrije en onafhankelijke media te herstellen.
De EU onderhoudt een regelmatige dialoog over de mensenrechten met Azerbeidzjan in het kader van het subcomité recht, vrijheid, veiligheid en mensenrechten en democratie. De meest recente bijeenkomst van deze aard vond plaats in februari 2014, toen een aantal zorgpunten werd besproken. Een nieuwe bijeenkomst had in november 2014 moeten plaatsvinden, maar werd uitgesteld op verzoek van Azerbeidzjan.
Het klimaat voor onafhankelijke maatschappelijke activiteiten is aanmerkelijk verslechterd na twee ronden van wijzigingen van de wetgeving op de ngo’s in februari en november waarbij verdere beperkingen werden ingevoerd met betrekking tot de registratie en financiering van ngo’s. In dit verband bleef de EU-delegatie in Bakoe de thematische dialoog met organisaties van het maatschappelijk middenveld voortzetten. Zij zorgde ook voor ad hoc briefings door het maatschappelijk middenveld voor bezoekende ambtenaren, onder meer tijdens het bezoek van voorzitter Barroso in juni. In haar regelmatige politieke dialoog met de Azerbeidzjaanse werkte de EU-delegatie actief aan de hervatting van een gestructureerde dialoog tussen de Azerbeidzjaanse regering en het maatschappelijk middenveld. De gezamenlijke werkgroep mensenrechten (die haar activiteiten in 2008 had beëindigd) werd in oktober 2014 met steun van de Raad van Europa heropgericht.
Het Europees Parlement nam in september 2014 een resolutie aan over de vervolging van mensenrechtenactivisten in Azerbeidzjan in het licht van het toegenomen aantal arrestaties van activisten uit het maatschappelijk middenveld.
Wat financiële samenwerking betreft, verleenden de faciliteit voor het maatschappelijk middenveld (Europees nabuurschapsinstrument) en het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR) steun voor de bescherming van de mensenrechten door het afsluiten van contracten voor 14 projecten voor een totaalbedrag van 2,9 miljoen euro. De activiteiten konden evenwel niet worden opgestart vanwege het ontbreken van geen uitvoeringsvoorschriften voor de gewijzigde ngo-wetgeving. Afgezien van de hierboven vermelde projecten in het kader van nieuwe contracten beheerde de EU-delegatie 21 projecten op het gebied van mensenrechten. Voorts ging de EU voort met de verlening van financiële steun aan Azerbeidzjan via een aantal programma’s op het gebied van bescherming van kinderen, empowerment van vrouwen, en het bevorderen van gelijkheid in Azerbeidzjan.
De EU financierde tevens projecten ter ondersteuning van intern ontheemden (IDP’s); een voorbeeld hiervan is de oprichting van "educatieve clubs" voor vrouwen. Bij deze clubs kunnen leden van de doelgroepen, waaronder ontheemden, vaardigheden en kennis opdoen of verbeteren, zoals Engels, computervaardigheden, moderne presentatie/gesprekstechnieken of zakelijke vaardigheden.
Belarus
In 2014 bleef de situatie inzake de eerbiediging van de mensenrechten, de rechtsstaat en de democratische beginselen in Belarus zorgwekkend. In oktober verlengde de Raad van de EU, na een jaarlijkse toetsing, de beperkende maatregelen van de EU tegen Belarus tot en met 31 oktober 2015, aangezien niet alle politieke gevangenen waren vrijgelaten, vrijgelaten gevangenen niet zijn gerehabiliteerd, en de eerbiediging van de mensenrechten, de rechtsstaat en de democratische beginselen in Belarus niet aanzienlijk was verbeterd.
Er was in 2014 nog altijd geen mensenrechtendialoog; de eerste en tot dusver enige zitting vond in 2009 plaats. De EU herhaalde consequent dat zij vasthoudt aan een beleid van kritische betrokkenheid ten opzichte van de Belarussische regering. De EU-delegatie en de EU-lidstaten bleven aandringen op de onmiddellijke vrijlating en rehabilitatie van alle politieke gevangenen, beëindiging van de intimidatie van vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, activisten van de oppositie en mensenrechtenverdedigers. De EU blijft bezorgd over de vrijheid van de media en nam nota van de beoordeling van de speciale vertegenwoordiger voor mediavrijheid van de OVSE die Belarus in 2014 bezocht. Er was sprake van onafgebroken intimidatie van leden van de onafhankelijke media, die tegen het eind van het jaar nog toenam.
De EU diende de resolutie in die door van de VN-Mensenrechtenraad op 27 juni werd aangenomen, met het oog op verlenging van het mandaat van de speciale rapporteur van de VN over de situatie van de mensenrechten in Belarus gedurende een periode van één jaar.
Een positieve eerste stap was de vrijlating van politieke gevangene Ales Bialiatski in juni. De EU betuigde haar erkentelijkheid voor deze belangrijke stap door de Belarussische autoriteiten in een verklaring van 21 juni. De speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, Stavros Lambrinidis, had een ontmoeting met de heer Bialiatski in Brussel op 1 juli en benadrukte dat de EU haar steun zal blijven verlenen voor de vrijlating van de resterende politieke gevangenen in Belarus en het herstel van hun volledige burger- en politieke rechten.
Een andere positieve stap was de organisatie door de Belarussische autoriteiten, in samenwerking met de VN en de Raad van Europa, van een conferentie van nationale instellingen voor de mensenrechten, waar de Belarussische autoriteiten de nodige steun werd toegezegd voor de oprichting van een instelling voor mensenrechten, zoals aanbevolen in de universele periodieke doorlichting in 2010. De EU steunde deze conferentie en nam eraan deel.
De EU-delegatie en de lidstaten van de EU hielden toezicht op de situatie met betrekking tot de lokale verkiezingen op 23 maart via onafhankelijke organisaties ter plaatse.
De EU legde op 16 mei een verklaring af om haar bezorgdheid uit te spreken over de intimidatie, willekeurige arrestatie en hechtenis van verscheidene tientallen vertegenwoordigers van organisaties uit het maatschappelijk middenveld en de oppositie in de aanloop naar het wereldkampioenschap ijshockey in Belarus in mei, en drong er bij de autoriteiten op aan onmiddellijk een einde te maken aan deze acties en alle ten onrechte vastgehouden personen vrij te laten en alle aanklachten tegen hen te laten vallen.
De EU veroordeelde de drie terechtstellingen die tijdens de verslagperiode hebben plaatsgevonden, namelijk in een verklaring van 22 april over de terechtstelling van Pavel Selyun, die in juni 2013 ter dood werd veroordeeld, in een verklaring van 14 mei over de terechtstelling van Hryhoriy Yuzepchuk, die in april 2013 ter dood werd veroordeeld, en in een verklaring van 5 november over de terechtstelling van Aliaksandr Hrunou, die in april 2014 ter dood werd veroordeeld. In al haar verklaringen benadrukte de EU opnieuw haar verzet tegen de doodstraf, die in geen geval te rechtvaardigen valt, en drong zij er bij Belarus, het enige Europese land dat nog steeds de doodstraf oplegt, op aan "zich aan te sluiten bij een mondiaal moratorium op de doodstraf als een eerste stap op weg naar de universele afschaffing ervan."
In de praktijk verleende de EU-delegatie verschillende manieren steun en hulp aan slachtoffers van schendingen van de mensenrechten. Het hoofd van de delegatie organiseerde een diner voor de families van politieke gevangenen en nam deel aan een tv-programma over de situatie en de rechten van vluchtelingen. Op 11 februari nam de EU-delegatie deel aan de start van een project ter bevordering van de integratie van ex-gevangenen in Belarus en organiseerde zij gedachtewisselingen met mensenrechtenverdedigers, de hoofden van de missies van de lidstaten van de EU en de Groep rechten van de mens van de EU-lidstaten. Voorts woonde de EU-delegatie rechtszaken van de oppositie, het maatschappelijk middenveld en mensenrechtenactivisten bij, bijvoorbeeld die van de heer Bandarenka en de heer Rubtsov.
Wat de financiële samenwerking betreft, stelde het Europees nabuurschapsinstrument
5,5 miljoen euro beschikbaar voor steun aan het maatschappelijk middenveld en onafhankelijke media (oproep tot het indienen van voorstellen in 2014). Nog eens 2 miljoen euro werd beschikbaar gesteld uit het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR) voor Belarus, voor gerichte activiteiten op het gebied van de mensenrechten. Organisaties van het maatschappelijk middenveld bleven financiering ontvangen uit het Europees instrument voor de democratie en de mensenrechten (EIDHR). In het kader van het EIDHR leidde een oproep tot het indienen van voorstellen met het doel "de bevordering van de mensenrechten en de democratie in Belarus" (begroting van 565,000 euro) tot de selectie van verscheidene projecten voor het bevorderen van gendergelijkheid en de rechtsstaat.
De EU financierde een 2-jarig project (2013-14) "Op weg naar afschaffing van de doodstraf in
Belarus", gericht op het beïnvloeden van de publieke opinie en percepties betreffende de toepassing van de doodstraf met het oog op versterking van de beweging voor afschaffing van de doodstraf in Belarus. De ambassades van de EU-lidstaten verleenden steun aan het project door het aanbrengen van posters met een boodschap tegen de doodstraf in hun gebouwen.
Georgië
De steeds nauwere betrekkingen met Georgië in het kader van het Oostelijk Partnerschap leidden tot de ondertekening van de associatieovereenkomst EU-Georgië op 27 juni 2014. Beide zijden begonnen met de voorlopige toepassing van de overeenkomst met ingang van 1 september 2014.
De EU en Georgië bespreken de vraagstukken in verband met mensenrechten en democratie in een aantal fora, zoals de regelmatige mensenrechtendialoog tussen de EU en Georgië die in juni 2014 in Tbilisi plaatsvond. De besprekingen hadden betrekking op essentiële gebieden, die vooral verband houden met verbetering van de rechtsstaat, hervorming van justitie en politie, verkiezingen, rechten van personen die tot minderheden behoren en bestrijding van discriminatie. De situatie van de mensenrechten in Abchazië en Zuid-Ossetië, waaronder de rechten van ontheemden in eigen land (IDP’s), werd eveneens besproken.
De gemeenteraadsverkiezingen van juni 2014 werden grotendeels geacht in overeenstemming te zijn met de internationale normen en een weergave te zijn van een concurrerend politiek landschap. Er blijft echter bezorgdheid bestaan over intimidatie en geweld tijdens de campagne. Het mediaklimaat is verbeterd, met meer pluralisme onder vooraanstaande omroeporganisaties. Afgezien van steun van de EU/UNDP ter voorbereiding van de verkiezingsfunctionarissen verleende de EU steun aan de ontwikkeling van monitoring van de media in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen, en ondersteunde zij toezicht door ngo's in door minderheden bewoonde gebieden.
De combinatie van permanente beleidsdialoog, advies en steun van de EU voor Georgische partners leidde tot tastbare resultaten. Hiertoe behoren: een daling van de overbevolkings- en sterftecijfers in gevangenissen, hoewel het ontbreken van verantwoordingsplicht voor misbruiken door wetshandhavingsautoriteiten bleef bestaan; er werd arbeidswetgeving in overeenstemming met minimale IAO-normen aangenomen, ofschoon hierin een doeltreffend mechanisme voor arbeidsinspecties ontbreekt; het maatschappelijk middenveld was meer betrokken bij de beleidsvorming; justitiële hervormingen verbeterden de vooruitzichten voor onafhankelijker rechtbanken; in 2014 werd een antidiscriminatiewet aangenomen en de capaciteiten van het bureau van de ombudsman werden gestaag vergroot - een belangrijke voorwaarde voor visumversoepeling.
De rol van het openbaar ministerie en de opsporingsdiensten die zijn blijven functioneren zonder voldoende transparantie en democratisch toezicht is een van de problemen die de EU bij Georgië aan de orde is blijven stellen. De institutionele hervorming van het openbaar ministerie ging ook in december 2014 van start. Een woordvoerder van HV/VV Ashton legde in juli twee verklaringen af met betrekking tot de vervolging van de voormalige burgemeester van Tbilisi Ugulava en voormalig president Saakashvili. Schendingen van het vermoeden van onschuld en frequente meldingen van intimidatie in de loop van onderzoeken waren ook een reden tot bezorgdheid. Illegaal toezicht en onvoldoende bescherming van persoonsgegevens bleven een uitdaging.
Tijdens de eerste zitting van de Associatieraad op 17 november werden veel van de hierboven vermelde punten besproken. De EU riep Georgië in het bijzonder op te zorgen voor een passende scheiding der machten, voortzetting van de hervormingen van de justitiële sector en het aanpakken van het probleem van politiek gemotiveerd recht door strikt de hand te houden aan het beginsel van behoorlijke rechtsgang en het vinden van doeltreffende en geloofwaardige antwoorden op gevallen van misbruik in het verleden.
Het Europees Parlement nam op 17 december een resolutie aan ter gelegenheid van de ratificatie door het parlement van de associatieovereenkomst tussen de EU en Georgië. In de resolutie wordt benadrukt dat Georgië aanzienlijke vooruitgang heeft geboekt op het gebied van hervormingen en bij het versterken van zijn betrekkingen met de EU. In de resolutie worden de inspanningen van de Georgische autoriteiten op het gebied van democratische hervormingen erkend, waaronder maatregelen om de hervorming van de rechterlijke macht aan te pakken, en de noodzaak alle beweerde schendingen van mensenrechten naar behoren en volledig te onderzoeken; benadrukt wordt evenwel dat alle strafrechtelijke vervolgingen transparant, evenredig en vrij van politieke beweegredenen moeten zijn, en dat daarbij strikt de hand wordt gehouden aan een behoorlijke rechtsgang.
De EU verleende krachtige financiële ondersteuning voor hervormingen - met inbegrip van begrotingssteun, subsidies (onder meer voor het bureau van de ombudsman, EIDHR-projecten) en gezamenlijke acties met internationale organisaties zoals de Raad van Europa, het Ontwikkelingsprogramma van de VN (UNDP) en Unicef. Een belangrijk project was "mensenrechten in gevangenissen" ten bedrage van 3 miljoen euro, dat voor een deel bijdroeg aan de dramatische daling van het sterftecijfer in gevangenissen (27 sterftegevallen in 2014, tegen 132 in 2011). In juni begon een nieuw project met 1,2 miljoen euro EU-financiering ter ondersteuning van het constitutioneel hof. De speciale maatregelen ter ondersteuning van Georgië en de Republiek Moldavië in 2014 omvatten de goedkeuring van een project van 10 miljoen euro "mensenrechten voor iedereen", gericht op de ondersteuning van de tenuitvoerlegging van het nationale actieplan voor de mensenrechten, met name met betrekking tot de bescherming van minderheden en antidiscriminatie, privacyrechten, rechten van werknemers, toezicht op rechtshandhaving en andere kwetsbare groepen. Dit is een aanvulling op de geplande 50 miljoen euro begrotingssteun voor justitie. De speciaal adviseur van de EU voor wettelijke en grondwettelijke hervormingen en mensenrechten, Thomas Hammarberg, bracht aan het eind van zijn ambtstermijn in juni 2014 follow-upaanbevelingen aan de Georgische regering uit.
Moldavië
De steeds nauwere betrekkingen met de Republiek Moldavië in het kader van het Oostelijk
Partnerschap leidden tot de ondertekening van de associatieovereenkomst tussen de EU en de
Republiek Moldavië in juni, de snelle ratificatie ervan door de Republiek Moldavië in juli en de voorlopige toepassing van sommige bepalingen ervan met ingang van 1 september 2014. De overeenkomst bevat een hervormingsagenda voor Moldavië op basis van belangrijke waarden zoals democratie, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten.
Het Europees Parlement stuurde een verkiezingswaarnemingsmissie, die werd geïntegreerd in de OVSE/ODIHR-missie om toe te zien op de parlementsverkiezingen van 30 november. In een verklaring toonde de EU zich verheugd over het verloop van de parlementsverkiezingen in de Republiek Moldavië en legde zij de nadruk op de voorlopige bevindingen en conclusies van de OVSE/ODIHR waaruit blijkt dat deze verkiezingen gekenmerkt werden door een breed scala van politieke alternatieven en in het algemeen goed werden beheerd. De EU stelde echter ook dat de uitschrijving van één kandidaat kort vóór de dag van de verkiezingen vragen deed rijzen over de timing en de omstandigheden.
In 2014 bleef de EU zich op diverse wijzen bezighouden met de besprekingen over de mensenrechten met Moldavië, met bijzondere aandacht voor kwesties als de hervorming van de rechterlijke macht en de strijd tegen discriminatie. De jaarlijkse mensenrechtendialoog vond in april in Brussel plaats, en maakte een open uitwisseling mogelijk over aangelegenheden zoals de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van de media, antidiscriminatie en de rechten van personen die tot minderheden behoren, en over de bestrijding van straffeloosheid en mishandeling, met inbegrip van herstelbetalingen aan slachtoffers. In november werden deze besprekingen voortgezet in het kader van de jaarlijkse besprekingen van mensenrechtendeskundigen EU- Moldavië, deskundigen op het gebied van mensenrechten met deelname van de VN, de OVSE en de Raad van Europa. Tijdens de vergadering spoorde de EU de vertegenwoordigers van de Republiek Moldavië tevens aan tot volledige tenuitvoerlegging van de huidige aanbevelingen van de universele periodieke doorlichting voordat het land in 2016 de tweede doorlichting ondergaat.
Als follow-up van de mensenrechtendialoog financierde en organiseerde de EU in juni in Chisinau een seminar in het kader van TAIEX (Technical Assistance and Information Exchange Instrument), over het deïnstitutionaliseren van kinderen met een handicap.
Onder de positieve ontwikkelingen in 2014 waren onder meer de formele oprichting binnen het ministerie van volksgezondheid van zowel een advocaat-generaal (ombudsman) voor psychiatrie en een antidiscriminatiecommissie om onderzoek te doen naar klachten over discriminatie in de gezondheidszorg. In april 2014 is de wet inzake de nationale instelling voor mensenrechten gewijzigd, zodat deze nu ook transparante procedures voor de benoeming van een ombudsman voor de rechten van de mens omvat. In mei organiseerde de gemeenschap van lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen, transgenders en interseksuelen (LGBTI) in Chisinau voor het eerst een Pride-mars zonder juridische tegenprocedures en met doeltreffende bescherming door de politie. Al deze ontwikkelingen werden door de EU actief gesteund en uiteindelijk toegejuicht.
In de loop van het jaar zette de EU haar dialoog met organisaties van het maatschappelijk middenveld voort, bijvoorbeeld door hun te vragen hun standpunten uiteen te zetten tijdens een voorbereidende vergadering op 13 november vóór de jaarlijkse besprekingen over de mensenrechten op deskundigenniveau met Moldavië.
Wat financiële samenwerking betreft, werden in 2014 vijf nieuwe projecten gefinancierd in het kader van de faciliteit voor het maatschappelijk middenveld van het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument en het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR) die zich bezighouden met discriminatiebestrijding, de rechten van kwetsbare groepen (ouderen, kinderen, Roma, mensen met een handicap) en de rechten van kinderen.
Tijdens de verslagperiode bleef de EU steun verlenen voor de hervormingen van het gerechtelijk apparaat en het wethandshavingsstelsel in Moldavië, via de uitvoering van de strategie voor hervorming van de justitiële sector 2011-2016 en het bijhorende actieplan, alsmede door middel van grootschalige begrotingssteun en technische bijstand. Desondanks blijven er vertragingen optreden bij de uitvoering van deze kritieke hervormingen, met name waar het gaat om de hervorming van het parket-generaal. Corruptie bestaat nog altijd en beperkt de rechten van de burgers op toegang tot het rechtsstelsel.
Oekraïne
Hervorming van de rechterlijke macht, eerbiediging van de fundamentele vrijheden, het recht op vrije en eerlijke verkiezingen, maatregelen tegen willekeurige detentie en foltering en discriminatie zijn de voornaamste beleidsprioriteiten van de EU ten aanzien van Oekraïne.
De vele uitdagingen waarmee Oekraïne in 2014 werd geconfronteerd zorgden voor een verschuiving van de aandacht van de EU op het gebied van eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden naar het geweld tegen vreedzame demonstranten tijdens de Euromaidanrevolutie, de situatie op de illegaal geannexeerde Krim en het lopende conflict in delen van de regio's Donetsk en Loegansk.
De EU reageerde onmiddellijk op de ongekend gewelddadige onderdrukkingsacties tegen vreedzame betogers in november 2013. Tijdens de protesten voerden de EU-delegatie en de lidstaten hun activiteiten op het gebied van de mensenrechten op. Een flexibel coördinatiekanaal werd ingesteld tussen de EU-delegatie en het personeel van de ambassades van de lidstaten om controles ter plaatse te coördineren en in realtime informatie te delen over vermeende schendingen van de mensenrechten. Tot de voornaamste activiteiten behoorden toezicht op demonstraties en vreedzame bijeenkomsten, waarneming van rechtszittingen waarbij vastgenomen demonstranten betrokken waren, met vooral aandacht voor gevallen van willekeurige detentie en foltering, contacten met advocaten en families van personen die aan willekeurige detentie werden onderworpen, en bezoeken aan ziekenhuizen waar gewonde demonstranten medische behandeling ondergingen, alsook ziekenhuizen en andere plaatsen waar vastgenomen demonstranten werden behandeld.
De lidstaten van de EU droegen ook op beslissende wijze bij aan de monitoring van de situatie buiten Kiev via hun consulaire netwerk en via bezoeken aan Dnepropetrovsk en Cherkasy, waar het harde optreden tegen demonstranten bijzonder gewelddadig was.
Tijdens de gehele duur van de protesten maakten de EU-leiders, inclusief HV/VV Ashton, gebruik van alle bilaterale contacten met de Oekraïense autoriteiten om uiting te geven aan hun bezorgdheid over de eerbiediging van de rechten van de mens, en verzochten zij om een oplossing voor de crisis die gebaseerd is op eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat. Deze bezorgdheid werd ook geuit in openbare verklaringen die tijdens de crisis door de leiders van de EU, alsmede door vertegenwoordigers van de lidstaten van de EU, zijn afgelegd. Alle bezoeken van de hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter Ashton en commissaris Füle omvatten bijeenkomsten met het maatschappelijk middenveld, waaronder mensenrechtenactivisten, alsmede met gewonde betogers en politiemensen in ziekenhuizen.
Het hoofd van de EU-delegatie bracht een bezoek aan oppositieleider Joeri Lutsenko, die in het ziekenhuis lag na geslagen te zijn in een confrontatie met politiefunctionarissen, alsook aan burgeractivist Dmytro Bulatov, die werd ontvoerd op 23 januari 2014 en onderworpen werd aan extreme foltering. De lidstaten coördineerden regelmatige bezoeken aan het ziekenhuis, ook op ambassadeursniveau, totdat Bulatov werd toegestaan het land te verlaten en de autoriteiten aanvankelijke pogingen om hem in bewaring te stellen, lieten varen. Diplomaten van de EU- delegatie brachten samen met hun collega’s van de ambassades van de lidstaten van de EU een bezoek aan Ihor Lutsenko, een burgeractivist die in het ziekenhuis terechtkwam na te zijn ontvoerd en ernstig mishandeld.
Oekraïne diende op 17 april 2014 een verklaring in houdende aanvaarding van de bevoegdheid van het Internationaal Strafhof voor gebeurtenissen die plaatsvonden tussen 21 november 2013 en 22 februari 2014. De EU nam positieve nota van deze verklaring en bleef Oekraïne aanmoedigen tot afsluiting van de interne procedures voor de ratificatie van het Statuut van het Internationaal Strafhof, zoals bepaald in de associatieovereenkomst tussen de EU en Oekraïne, die in juni 2014 is ondertekend en thans voorlopig in werking is. De EU was verheugd over de oprichting van het internationaal adviespanel van de Raad van Europa, dat toezicht houdt op de onderzoeken door de Oekraïense autoriteiten van de gewelddadige incidenten die plaatsvonden tussen 30 november 2013 en 21 februari 2014 en van de gebeurtenissen van 2 mei 2014 in Odessa.
De illegale inlijving van de Krim en Sebastopol, alsook activiteiten van de illegale gewapende groepen en de agressie door Russische strijdkrachten in de regio's Donetsk en Loegansk, gaf aanleiding tot een aantal problemen op het gebied van de mensenrechten. De EU reageerde krachtig op de acties van Rusland in de Krim, veroordeelde de illegale inlijving en trof een aantal maatregelen ter ondersteuning van de soevereiniteit en de territoriale integriteit van Oekraïne, met inbegrip van beperkende maatregelen.
De EU bleef haar steun uitspreken voor de rechten van de Tataren op de Krim. In zijn conclusies over Oekraïne van 20 oktober 2014 veroordeelde de Europese Raad de verslechtering van de mensenrechtensituatie op het schiereiland, met name de vervolging en intimidatie van de Krimtataren.
In de context van het escalerende conflict in delen van de regio’s Donjetsk en Loegansk riepen de EU-leiders alle belanghebbenden op een duurzame politieke oplossing voor de crisis te vinden op basis van volledige eerbiediging van de soevereiniteit en de territoriale integriteit van Oekraïne. Zij onderstreepten dat onafhankelijke en transparante onderzoeken naar alle mensenrechtenschendingen moeten worden verricht en dat de daders voor
de rechter moeten worden gebracht. In dit verband verleende de EU consequent steun aan de werkzaamheden van de bijzondere waarnemingsmissie van de OVSE, die is ingezet in heel Oekraïne, ook in het conflictgebied, en van de missie in Oekraïne van het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten van de VN (OHCHR), dat maandelijkse verslagen uitbrengt over de situatie van de mensenrechten in Oekraïne, ook in de gebieden die Rusland illegaal heeft geannexeerd of die onder controle staan van illegale gewapende groepen.
Op 3 juli 2014 veroordeelde de woordvoerder van HV/VV Ashton de intimidatiecampagne en geweldpleging tegen journalisten als gevolg van de activiteiten van de illegale gewapende groeperingen in de regio’s Donetsk en Loegansk. Op 17 juli 2014 uitte de woordvoerder van HV/VV Ashton zijn bezorgdheid over de ontvoering en detentie in Rusland van de Oekraïense luchtmachtpiloot Nadiya Savtsjenko.
Naar aanleiding van het neerhalen van vlucht MH 17 in juli riep de Europese Raad op tot een onmiddellijk en grondig onderzoek.
Delegaties van het Europees Parlement stuurden waarnemers naar de presidentsverkiezingen op
25 mei 2014 en de parlementsverkiezingen op 26 oktober 2014. Na de parlementsverkiezingen van oktober namen de voorzitters van de Commissie en de Europese Raad kennis van de voorlopige beoordeling van de OVSE/ODIHR van de verkiezingen als een "belangrijke stap in de aspiraties van Oekraïne voor het consolideren van democratische verkiezingen, in overeenstemming met zijn internationale verplichtingen". In zijn resoluties (17 juli en 17 september) pleitte het Europees Parlement, onder meer, voor beëindiging van de systematische inperking van de mensenrechten, voornamelijk door de separatisten, huurlingen en reguliere Russische troepen, en voor de aanneming van een antidiscriminatiewet in overeenstemming met de Europese normen.
De jaarlijkse mensenrechtendialoog tussen de EU en Oekraïne in het kader van het subcomité recht, vrijheid en veiligheid vond plaats op 2 juli 2014 in Kiev en bood gelegenheid voor een open gedachtewisseling over alle kwesties in verband met de rechten van de mens, waaronder het voeren van rechtshandhavingsoperaties in het conflictgebied en het recht op een eerlijk proces, de strijd tegen willekeurige detentie en foltering, de strijd tegen discriminatie, met inbegrip van discriminatie op grond van seksuele gerichtheid en genderidentiteit. De EU moedigde Oekraïne aan om, onder meer, grondig en doeltreffend onderzoek te verrichten naar gemelde schendingen van de mensenrechten tijdens de Euromaidan-protesten, een wettelijk kader op te stellen voor de vrijheid van vergadering in overeenstemming met de internationale normen, meer duidelijkheid te scheppen rond het bezit van de media, en de werkzaamheden in verband met een alomvattende antidiscriminatiewetgeving te voltooien.
De nieuwe regering en president spraken zich ook uit vóór de hervorming van de wetshandhavingsinstanties, waarvan één doel onder andere de verbetering van normen op het gebied van de mensenrechten is. De mensenrechten worden ook meegenomen door de EU- adviesmissie voor de hervorming van de civiele veiligheidssector in Oekraïne in haar werkzaamheden om de Oekraïense autoriteiten bij te staan bij de hervorming van de Oekraïense civiele veiligheidssector.
De EU nam nota van de vastberadenheid van de Oekraïense autoriteiten om een mensenrechtenstrategie aan te nemen, gevolgd door een actieplan voor de mensenrechten, zoals in het presidentieel decreet van 15 oktober is bepaald.
Gelet op de moeilijke situatie van de mensenrechten die door het conflict in het oosten van
Oekraïne wordt veroorzaakt, verleende de EU financiële steun via het programma voor de organisaties van het maatschappelijk middenveld en plaatselijke overheden (2 miljoen euro voor acties in 2015) en de nabuurschapsfaciliteit voor het maatschappelijk middenveld (2 miljoen euro van de begroting 2013 van het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument). Voorts stelde de EU, in antwoord op de economische en politieke crisis, in 2014 een bijzondere maatregel voor Oekraïne ten belope van 365 miljoen euro vast, waarvan 10 miljoen euro is bestemd voor de ondersteuning van de rol van het maatschappelijk middenveld bij het toezicht op het hervormingsproces (bilaterale bijstandsfondsen). De EU coördineert haar optreden met het Europees Fonds voor Democratie.
Ongeveer 20 EIDHR-projecten die betrekking hebben op kwesties die stemrechten, hervorming van de kosteloze rechtsbijstand, bestrijding van discriminatie en maatregelen ter bestrijding van mishandeling en foltering omvatten, worden verder uitgevoerd in heel Oekraïne. In maart 2014 konden door een verhoging met 630 000 euro 4 extra projecten worden gefinancierd. Deze projecten hadden betrekking op onafhankelijke stembusgangenquêtes en mediacontacten tijdens de verkiezingen van mei en oktober, toezicht op de situatie van de mensenrechten op de Krim en in de regio Loehansk en juridische bijstand aan slachtoffers van schendingen van de mensenrechten en binnenlandse ontheemden.
Via het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede, verleende de EU steun aan de inzet van zowel aanvullende waarnemers van het ODIHR als de internationale waarnemingsmissie voor de presidents- en parlementsverkiezingen van het ENEMO (Europees netwerk van verkiezingswaarnemingsorganisaties), die hebben bijgedragen tot een transparanter verkiezingsproces in Oekraïne.
Egypte
De EU bleef in 2014 nauw toezien op de mensenrechtensituatie in Egypte en voerde overleg met de autoriteiten zowel vóór als na de verkiezing van president el-Sisi eind mei, die plaatsvond in een klimaat van diepe politieke polarisatie, partijdige verslaggeving door de media en beperkte ruimte voor afwijkende meningen. De EU zond een verkiezingswaarnemingsmissie naar de presidentsverkiezingen. Vanwege externe omstandigheden kon de missie haar langetermijnwaarnemingsmandaat evenwel niet volledig uitvoeren. De conclusies in het verslag van de missie waren dat de presidentsverkiezingen overeenkomstig de wet werden beheerd, in een klimaat dat niet voldeed aan grondwettelijke beginselen.
In het algemeen ging de mensenrechtensituatie er in 2014 niet op vooruit, met name wat betreft de vrijheid van vergadering, vereniging, meningsuiting en de media. In de loop van het jaar werd de vrijheid van vereniging en meningsuiting verder ingeperkt, hetgeen door de regering werd gerechtvaardigd met veiligheidsargumenten. Tot de genomen maatregelen behoorden een deadline voor ngo’s om zich uiterlijk op 10 november te registreren, met onzekere gevolgen onder de oude restrictieve wet inzake ngo's van 2002, en een wijziging van het wetboek van strafrecht die voorzag in strengere straffen op buitenlandse financiering van activiteiten die worden beschouwd als strijdig met het nationale belang of de nationale eenheid, hetgeen meer zelfcensuur in de hand werkt. In zijn conclusies van februari betreurde de Raad Buitenlandse Zaken het "verslechterende klimaat voor de pers" en sprak hij zijn bezorgdheid uit over de "verslechterende mensenrechtensituatie, onder meer de willekeurige detentie van politieke opposanten en activisten".
Er werd geen zichtbare vooruitgang geboekt in de onderzoeken naar de gewelddadige dood van enkele honderden demonstranten in verband met de ontruiming van de protestkampen in Caïro in augustus 2014 door Egyptische veiligheidstroepen.
Positief is dat in januari bij referendum een progressieve grondwet werd aangenomen, waarin mensenrechten en fundamentele vrijheden worden geëerbiedigd en vrouwenrechten en gendergelijkheid worden versterkt. De tenuitvoerlegging blijft evenwel onbevredigend, met name wat betreft mensenrechten. Bovendien staat de grondwet de militaire berechting van burgers toe.
Antiregeringsprotesten werden voorgezet, vooral op universiteiten, en konden rekenen op een harde reactie van de staat, waarbij vele duizenden arrestaties werden verricht, hoofdzakelijk van moslims en meestal vanwege illegale protesten of in verband met terrorismegerelateerde aanklachten. De berechting van activisten en politieke gedetineerden was dikwijls gebaseerd op inbreuken op de restrictieve wet op protestdemonstraties. Er werd herhaaldelijk gevraagd die wet te wijzigen.
Ten aanzien van enkele van de duizenden gevangen gehouden tegenstanders werden hardvochtige gerechtelijke uitspraken gedaan, met name in de drie massaprocessen waarbij in maart, april en december meer dan 1400 doodvonnissen werden uitgesproken, hetgeen heeft geleid tot bezorgdheid over een eerlijke rechtsbedeling. De EU legde verklaringen af waarin de rechterlijke autoriteiten werden gevraagd het recht van verdachten op een eerlijk en tijdig proces, gebaseerd op duidelijke aanklachten en onafhankelijke onderzoek, te waarborgen en waarin de EU haar principieel verzet uitspreekt tegen de doodstraf, die zij als onmenselijk omschrijft. Bij de vervolging van tegenstanders en andersdenkenden werd er vaak duidelijk geraakt aan het principe van eerlijke rechtsbedeling; ook was er dikwijls sprake van langdurige voorlopige hechtenis zonder formele aanklachten. In juni 2014 heeft Egypte zeven doodvonnissen voltrokken en daarmee het de facto moratorium dat sinds oktober 2011 bestond, doorbroken. De EU heeft tegenover de Egyptische autoriteiten haar ongerustheid uitgesproken.
Voorts werden het hele jaar door burgers militair berecht. Positief is daarentegen de vooruitgang in het onderzoek naar gevallen van gericht seksueel geweld tegen vrouwen.
Hoewel de nationale mensenrechtenraad en de nationale onderzoekscommissie in sommige gevallen toegang kregen tot gevangenissen, bleven die in het algemeen gesloten voor inspectie door plaatselijke of internationale organisaties. Het Internationale Comité van het Rode Kruis kreeg niet de toestemming om Egyptische gevangenissen te bezoeken.
Ook in de VN-Mensenrechtenraad van juni en september en in de derde Commissie van de AVVN van oktober uitte de EU haar bezorgdheid over de verslechterende omstandigheden in Egypte, die worden gekenmerkt door willekeurige aanhoudingen en onevenredige straffen en door de moeilijke situatie voor mensenrechtenverdedigers en ngo’s.
De doorlichting van Egypte door de Werkgroep universele periodieke evaluatie van de VN-
Mensenrechtenraad vond plaats op 5 november 2014. De staten deden onder meer de volgende kernaanbevelingen aan Egypte: beperkingen van de vrijheid van meningsuiting, vereniging, vergadering en de media aanpakken door de wetgeving ter zake te herzien, de doodstraf afschaffen, foltering en mishandeling tegengaan, mensenrechtenschendingen door veiligheidstroepen onderzoeken, een eerlijke rechtsbedeling eerbiedigen en vrouwenrechten bevorderen. Er heerste onder de deelnemende staten een brede consensus dat de nieuwe Egyptische grondwet een belangrijke stap was in de goede richting. Egypte aanvaardde geen van de 300 aanbevelingen onmiddellijk, maar verbond zich ertoe om er te gelegener tijd gevolg aan te geven.
De speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten (SVEU) bezocht Egypte tweemaal in 2014: in februari, na het referendum over de grondwet, en in oktober, vóór de universele periodieke doorlichting van Egypte door de Mensenrechtenraad. Tijdens zijn bezoeken hield hij uitgebreide bijeenkomsten met hooggeplaatste regeringsambtenaren, instellingen en mechanismen op het gebied van de mensenrechten en organisaties uit het maatschappelijk middenveld om de mensenrechtensituatie te bespreken en zorgpunten van de EU aan de orde te stellen. Tijdens en na zijn bezoek zocht de SVEU naar manieren om de verbetering van de mensenrechten in het land aan te moedigen en te bevorderen, zowel bilateraal als in multilaterale fora, en deed hij een aantal aanbevelingen voor toekomstige inspanningen op het gebied van mensenrechten.
De EU-delegatie beheert momenteel 38 beurzen (11,2 miljoen euro) die specifiek de mensenrechten ondersteunen onder verscheidene instrumenten (EIDHR, NOA-DCI, CSF-ENPI) die gericht zijn op vrouwenrechten, de rechten van het kind en de rechten van migranten en vluchtelingen. Andere projecten hebben betrekking op het uitdragen van mensenrechten, de voorkoming van foltering, de vrijheid van de media, de rechten van personen die tot minderheden behoren, de participatie van de burgers en de interculturele dialoog.
Israël
In het algemeen hielden de doelstellingen van de EU inzake mensenrechten en democratie in het kader van haar betrekkingen met Israël vooral verband met de eerbiediging van de wetten inzake gewapende conflicten en het internationaal recht inzake de mensenrechten, waaronder de verantwoordelijkheden van Israël als bezettingsmacht, de situatie van minderheden en asielzoekers, de rechten van het kind en de instandhouding van een levendig maatschappelijk middenveld.
De EU was bijzonder bezorgd over de hervatting van militaire operaties in Gaza in de zomer van 2014, die leidde tot de dood van meer dan 2100 Palestijnen - waaronder meer dan 500 kinderen - en 73 Israëli’s, tot vele gewonden en tot de grootschalige vernieling van eigendommen en infrastructuur. De Raad Buitenlandse Zaken veroordeelde het bestoken van Israël met raketten door Hamas en erkende het legitieme recht van Israël om zichzelf te verdedigen tegen aanvallen, maar onderstreepte tezelfdertijd dat de militaire operatie van Israël evenredig dient te zijn en in overeenstemming met het internationaal humanitair recht. De EU monitorde met name de door Israël ingestelde mechanismen om ervoor te zorgen dat verantwoording wordt afgelegd voor vermeende schendingen van het internationaal humanitair recht tijdens "Operation Protective Edge" in Gaza.
Naast het aankaarten van mensenrechtenvraagstukken in de dagelijkse contacten met de Israëlische autoriteiten, bleef de EU deelnemen aan mensenrechtenbesprekingen in diverse vormen, waaronder een aantal formele dialogen tussen de EU en Israël in het kader van het ENB waarin alle zorgpunten aan bod kwamen.
Tijdens de jaarlijkse informele werkgroep mensenrechten van november 2014 werden de volgende punten besproken: de rechten van personen die tot de Arabische minderheid behoren (waaronder de Bedoeïenen), de rechten van het kind, de mensenrechten van asielzoekers, de administratieve detentie en de toestand van Palestijnse gevangenen in Israëlische gevangenissen, en het onderzoek naar en de verantwoording voor vermeende misdragingen tijdens militaire en politieoperaties.
Het asielbeleid in ruimere zin werd eveneens besproken in februari 2014 in het subcomité voor migratie, gezondheid en sociale zaken, waarin illegale migratie, migranten die internationale bescherming nodig hebben, hervestiging en het terugkeer- en overnamebeleid aan bod kwamen. Het subcomité voor justitie en juridische zaken in februari 2014 boog zich over vraagstukken als strafrechtelijk beleid en strafopleggingspraktijken, ondervraging, processen, gevangenisomstandigheden en jeugdrechtspraak in strafprocessen. Tijdens de vergadering van december 2014 stelde het subcomité voor politieke dialoog en samenwerking mensenrechtenvraagstukken aan de orde in de context van Israëls verantwoordelijkheden in de bezette gebieden.
Voorts vond in oktober 2014 de studiebijeenkomst tussen de EU en Israël over de bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme plaats, waarbij werd gekeken naar het beleid en de instrumenten ter bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat, met bijzondere aandacht voor antisemitisme.
In de loop van het jaar zette de EU haar dialoog met organisaties uit het maatschappelijk middenveld voort via regelmatig overleg over samenwerkings- en beleidskwesties en opleiding. Ter voorbereiding van de dialogen die het meest verband houden met mensenrechten (informele werkgroep en politieke dialoog) pleegde de delegatie met name uitvoerig overleg met Israëlische ngo’s.
Wat betreft mensenrechten, waarover de EU een standpunt innam en haar bezorgdheid blijft uitdrukken door middel van systematische plaatselijke verklaringen en bilaterale en multilaterale inspanningen, hadden andere belangrijke ontwikkelingen in 2014, naast het vijftig dagen durende gewapende conflict in Gaza, betrekking op de toename van het geweld en de spanningen op de Westelijke Jordaanoever, met name in Oost-Jeruzalem tijdens de zomer, en een verdere escalatie van de spanningen in het najaar, met name in Jeruzalem.
De EU bleef financiële steun verstrekken, hoofdzakelijk door middel van het EIDHR- programma (Europees Instrument voor democratie en mensenrechten), op de volgende gebieden: het creëren van een gunstiger omgeving voor maatschappelijke organisaties en het bevorderen van mensenrechten, het verbeteren van de rechten van tot kwetsbare groepen of minderheden behorende personen binnen Israël, en het verbeteren van de eerbiediging van het internationaal humanitair recht en de mensenrechten in de bezette Palestijnse gebieden. In 2014 liepen 36 EIDHR-projecten en in november 2014 werd een nieuwe oproep tot het indienen van voorstellen gedaan. Daarnaast verrichte de EU-delegatie in de periode juli-november een alomvattende, onafhankelijke evaluatie van de uitvoering van het EIDHR in Israël, waarin werd gewezen op het reële effect van de ondersteunde projecten.
Palestine* 42
Het ENB-actieplan van de EU en de Palestijnse Autoriteit (PA) beoogt de oprichting van een
Palestijnse staat op basis van rechtsstatelijkheid en eerbiediging van mensenrechten binnen een functionerende democratie en met verantwoordingsplichtige instellingen.
Het optreden van de EU in Palestina wordt beperkt door de bredere politieke context, die in
2014 aanzienlijk verslechterde met een scherpe toename van geweld en spanningen op de
Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem en een verwoestend gewapend conflict in Gaza, dat leidde tot de dood van meer dan 2100 Palestijnen en 73 Israëli’s. Een aantal andere negatieve ontwikkelingen ondermijnde de levensvatbaarheid van een Palestijnse staat, waaronder aankondigingen door Israël van nieuwe nederzettingen, landonteigeningen, geweldpleging door kolonisten en afbraakwerkzaamheden. De EU gaf uiting aan haar ernstige bezorgdheid over al deze ontwikkelingen.
In april ondertekenden Hamas en de PLO een nieuw verzoeningsakkoord, dat leidde tot de vorming van een consensusregering in juni. De EU was weliswaar ingenomen met de regering van nationale eenheid, maar benadrukte ook dat de volledige democratische legitimiteit en de institutionele duurzaamheid slechts hersteld kunnen worden door middel van eerlijke democratische parlementsen presidentsverkiezingen in heel Palestina.
42 Deze benaming hoort niet te worden opgevat als een erkenning van de staat Palestina en laat de afzonderlijke
standpunten van de lidstaten ter zake onverlet.
Eveneens in april ondertekende president Abbas toetredingsinstrumenten voor 20 internationale mensenrechten-, humanitaire en diplomatieke verdragen zonder voorbehoud, waaronder de zeven belangrijkste VN-mensenrechtenverdragen, de vier Verdragen van Genève en de Haagse Conventie van 1907. Deze instrumenten traden in de daaropvolgende maanden in werking en zijn van toepassing op zowel de Westelijke Jordaanoever als de Gazastrook.
In januari hechte Palestina zijn goedkeuring aan een nationaal actieplan inzake mensenrechten, dat werd ontwikkeld in overleg met het VN-Bureau van de Commissaris voor de Mensenrechten.
De EU bleef deelnemen aan besprekingen in diverse vormen met de Palestijnse Autoriteit over mensenrechten en democratie, onder meer in het subcomité voor mensenrechten, goed bestuur en de rechtsstaat dat in november in Brussel bijeenkwam. De besprekingen gingen vooral over de vrijheid van meningsuiting en vergadering, de omstandigheden in Palestijnse detentiecentra en de bescherming van vrouwenrechten, alsmede over hervormingen op het gebied van justitie, veiligheid en, meer in het algemeen, openbaar bestuur. De EU hield ook uitgebreide besprekingen over alle vraagstukken met actoren uit het maatschappelijk middenveld.
De EU verleende steun aan onpartijdige mensenrechtenorganisaties en -verdedigers, met name door haar aanwezigheid op bepaalde gerechtelijke hoorzittingen te verzekeren.
Door middel van systematische plaatselijke verklaringen bleef de EU haar bezorgdheid uiten ten aanzien van de voltrekking van de doodstraf in de Gazastrook, waaronder de standrechtelijke executie van 25 personen tijdens de zomer. De EU loofde het feitelijk moratorium op de doodstraf op de Westelijke Jordaanoever en vroeg om een afschaffing van rechtswege.
De EU streefde ernaar haar doelstellingen inzake mensenrechten te bevorderen door middel van aanzienlijke financiële steun voor de PA en het maatschappelijk middenveld, alsmede via de werkzaamheden van de missie EUPOL COPPS. De EU bleef tevens steun verlenen aan hervormingen op het gebied van justitie, veiligheid en de rechtsstaat.
Jordanië
De ontwikkelingen op het gebied van mensenrechten in 2014 moeten worden gezien in het licht van de toegenomen spanningen en instabiliteit in de regio (met name in Syrië en Irak met het offensief van ISIL/Da'esh), die een globale impact hebben op de politieke dynamiek in Jordanië.
Veiligheidsoverwegingen zijn essentieel geworden in de besluitvorming van de leiders en hebben de autoriteiten ertoe aangezet een aantal wetten aan te nemen, zoals wijzigingen in de wetgeving inzake de rechtbank voor staatsveiligheid, de antiterrorismewet en de Jordaanse wet inzake persvereniging, die weliswaar een antwoord bieden op de terechte bezorgdheid omtrent veiligheid, maar ook uitdagingen inhouden op het gebied van mensenrechten.
Tegen deze achtergrond vertraagde het tempo van de politieke en bestuurlijke hervormingen in 2014 en is er minder ruimte voor politieke activisten, het maatschappelijk middenveld en de oppositie, met inbegrip van verslechterende omstandigheden voor de vrijheid van meningsuiting. Op 21 december veroordeelde de EU de executie van elf ter dood veroordeelde personen als een duidelijke en betreurenswaardige stap terug, nadat acht jaar lang een feitelijk moratorium had standgehouden in Jordanië. De regering heeft een aantal nieuwe wetten en wetshervormingen aan het parlement voorgelegd, maar de vorderingen zijn traag en het effect ervan is mogelijk beperkt.
De EU onderstreepte haar verzet tegen de doodstraf in alle gevallen en onder alle omstandigheden, en vroeg de Jordaanse autoriteiten een moratorium in te stellen als eerste stap in de richting van de afschaffing van de doodstraf.
Als een positieve stap voorwaarts besliste de regering bepaalde voorrechten toe te kennen aan kinderen van moeders met een buitenlandse echtgenoot, hoewel deze voorrechten zijn vastgelegd in overheidsbesluiten, niet in permanente wetgeving.
2014 was het eerste jaar na de tweede ronde van de universele periodieke doorlichting van
Jordanië (oktober 2013). De regering verbond zich tot het nakomen van de toezeggingen die in
Genève werden gedaan en die met name in de eerste maanden van het jaar leidden tot een aantal positieve ontwikkelingen, met meer aandacht voor mensenrechtenvraagstukken en de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld. Daarnaast stelde de regering een commissie ter herziening van de aanbevelingen van het nationale centrum voor de mensenrechten in onder het voorzitterschap van het Ministerie van Justitie. Naar aanleiding hiervan stelde de regering in maart een mensenrechtencoördinator aan en zegde ze toe een nationaal actieplan voor mensenrechten te zullen opstellen.
De EU en haar lidstaten zetten de contacten met de autoriteiten en het maatschappelijk middenveld voort, onder meer via de plaatselijke werkgroep mensenrechten. Die groep kwam overeen om in 2014 prioriteit toe te kennen aan zaken die verband houden met vrijheid van meningsuiting (waaronder het inroepen van de rechtbank voor staatsveiligheid) en vrouwen/gender, twee thema's die bij de universele periodieke doorlichting van 2013 als topprioriteiten naar voren werden geschoven. De Associatieraad EU-Jordanië benadrukte tevens het belang van mensenrechten in het kader van bilaterale betrekkingen en onderstreepte de behoefte aan bescherming van de politieke meningsuiting en ruimte, met name door een nieuwe wet inzake politieke partijen en verkiezingen die de vrijheid van meningsuiting, vereniging en vergadering bevordert. De EU verzocht Jordanië ook om door te gaan met de uitvoering van de tijdens de universele periodieke doorlichting aangenomen aanbevelingen.
Op plaatselijk niveau keurden de EU en haar lidstaten gemeenschappelijke boodschappen over politieke hervormingen goed, waaronder afspraken over essentiële mensenrechtenvraagstukken. Het voortgangsverslag EU-Jordanië bevat ook een aantal specifieke aanbevelingen, waarvan de meeste verband hielden met mensenrechten, rechtsstatelijkheid en goed bestuur, in overeenstemming met de aanbevelingen van de universele periodieke doorlichting van 2013. Het jaarlijkse subcomité EU- Jordanië voor mensenrechten, bestuur en democratie kwam om agendaredenen in 2014 niet bijeen en de bijeenkomst werd uitgesteld tot maart 2015.
Op 10 december organiseerde de EU-delegatie een evenement ter gelegenheid van de dag van de mensenrechten, die samenviel met de tiende verjaardag van de EIDHR-projecten in Jordanië. Het evenement omvatte de presentatie van een aantal succesvolle EIDHR-projecten in het land en de ondertekening van vier nieuwe EIDHR-projecten met gendergelijkheid en vrouwenrechten als prioriteiten, goed voor een bedrag van 1,6 miljoen euro.
Voorts ondersteunde de EU 3 regionale projecten met als doel de versterking van de positie van vrouwelijke activisten op het gebied van overgangsjustitie, de verbetering van de politieke en economische positie van vrouwen en de organisatie van rondetafelgesprekken met maatschappelijke organisaties, regeringen en sponsors.
Libanon
De EU-doelstellingen inzake mensenrechten en democratie in het kader van de betrekkingen met Libanon worden omschreven in het ENB-actieplan EU-Libanon 2013-2015, dat formeel werd goedgekeurd in juni 2014. De ontwikkelingen op het gebied van mensenrechten in 2014 vonden plaats tegen de achtergrond van de steeds meer voelbare weerslag van de crisis in Syrië.
Voorts werd 2014 gekenmerkt door de verlamming van de Libanese nationale instellingen. De
EU benadrukte herhaaldelijk dat Libanon moet voldoen aan de grondwettelijke termijnen voor de organisatie van zowel presidents- als parlementsverkiezingen. Gelet op de institutionele impasse kon geen vooruitgang worden geboekt bij veel van de dringende hervormingen met betrekking tot mensenrechten, waaronder het strafbaar stellen van foltering en de parlementaire goedkeuring van het nationaal actieplan inzake mensenrechten.
De EU zette haar regelmatige politieke dialoog over mensenrechten en democratie met de
Libanese autoriteiten voort via verscheidene bilaterale ontmoetingen en drie subcomités in het kader van het ENB in oktober 2014. Deze laatsten hadden als titel "Mensenrechten, democratie en bestuur", "Sociale zaken en migratie" en "Justitie, vrijheid en veiligheid". In oktober 2014 is door het VN-Comité tegen foltering (CAT) een beknopt verslag van het resultaat van de procedure betreffende het onderzoek in Libanon uitgebracht, waarin het concludeerde dat foltering in Libanon een algemeen verspreide praktijk is die door de strijdkrachten en wetshandhavingsinstanties routinematig wordt gebruikt. De conclusies van het verslag van het comité werden door de EU aan de orde gesteld, met name tijdens de mensenrechtendialoog in oktober te Beiroet. De Libanese autoriteiten waren het niet eens met deze conclusies, maar deelden mee dat zij de desbetreffende entiteiten hadden verzocht dergelijke gevallen te onderzoeken.
De voornaamste uitdagingen inzake mensenrechten in Libanon in 2014 bleven de voorkoming van foltering en willekeurige detentie, de aanpassing van gevangenisomstandigheden aan internationale normen, de afschaffing van de doodstraf (moratorium op de toepassing ervan sinds 2004), de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen, de verbetering van de levensomstandigheden van vluchtelingen, de bescherming van migranten en andere kwetsbare groepen en de bestrijding van discriminatie.
Een positieve ontwikkeling betrof de aanneming in april van de wet ter bescherming van vrouwen en andere familieleden tegen huiselijk geweld. Deze wet stelt huiselijk geweld tegen vrouwen, gedwongen bedelpraktijken, gedwongen prostitutie, verkrachting en moord strafbaar. Dit was een langetermijndoelstelling op voorspraak van de EU.
De EU werkte actief samen met het maatschappelijk middenveld en mensenrechtenverdedigers op het gebied van vrijheid van meningsuiting en kaartte de gemelde gevallen van intimidatie aan bij de betrokken autoriteiten. Voorafgaand aan de vergaderingen van het ENB-subcomité in oktober 2014 werd input geleverd door mensenrechtenorganisaties.
De speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, Stavros Lambrinidis, bezocht Libanon in juni 2014. Hij nam tevens deel aan de officiële uitreiking van de door de EU gefinancierde Samir Kassir-prijs voor de persvrijheid, die werd toegekend aan drie journalisten (uit Egypte, Tunesië en Syrië).
De uitvoering van de universele periodieke doorlichting is stilgevallen; momenteel worden de voorbereidingen getroffen voor een tweede oefening in november.
In het kader van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten werden twaalf projecten voor een totaalbedrag van 3,5 miljoen euro uitgevoerd en de ondersteuning van justitie was goed voor 22 miljoen euro.
Syrië
Na het begin van de opstand in Syrië in het voorjaar van 2011 en de escalatie van gewelddadigheden en mensenrechtenschendingen door de Syrische regering jegens haar eigen onderdanen, schorste de Raad de bilaterale samenwerkingsprogramma’s tussen de EU en de Syrische regering alsmede de ontwerpassociatieovereenkomst inzake het Europees Nabuurschap.
Tegen deze achtergrond gaf de EU in 2014 verder uiting aan haar ernstige bezorgdheid over de aanhoudende verslechtering van de humanitaire en veiligheidssituatie in het land. De EU veroordeelde de wreedheden en de mensenrechtenschendingen in Syrië, met name door het Assadregime en door ISIL/Da’esh, Jabhat al-Nusrah en andere terroristische groeperingen, zoals gemeld door de onderzoekscommissie die door de Mensenrechtenraad werd ingesteld. Daartoe behoren de willekeurig bombardementen met vatenbommen, clustermunitie en chemische wapens door de regeringstroepen en de wreedheden begaan door ISIL/Da’esh. De EU wil ervoor zorgen dat de plegers van dergelijke schendingen verantwoording moeten afleggen voor hun misdrijven, die mogelijk als misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden zullen worden geboekstaafd. In dit verband herhaalde de EU haar oproep aan de Veiligheidsraad om de situatie in Syrië voor te leggen aan het Internationaal Strafhof en steunde zij de verlenging van het mandaat van de onderzoekscommissie in de Mensenrechtenraad in maart 2014.
Met betrekking tot de presidentsverkiezingen in Syrië verklaarde de EU dat de verkiezingen van
3 juni 2014 niet als werkelijk democratisch kunnen worden beschouwd.
De EU legde verklaringen af waarin ze de ontstellende mensenrechtenschendingen veroordeelt. De EU was ingenomen met de aanneming van de resolutie van de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de VN waarin de mensenrechtenschendingen in Syrië worden veroordeeld. Ze benadrukte haar bezorgdheid over de gedwongen verdwijningen en drong aan op de onmiddellijke vrijlating van de slachtoffers.
Het Europees Parlement besteedde bijzondere aandacht aan de toestand in Syrië en de situatie van Syrische vluchtelingen. Het nam in 2014 verschillende resoluties aan - eerst in februari over de situatie in Syrië, vervolgens in mei over de situatie van de Syrische vluchtelingen in de buurlanden en daarna in september over de toestand in Irak en Syrië en het IS-offensief, waaronder de vervolging van minderheden. Het EP hield tevens een plenair debat over de belegerde Syrische stad Kobani/Ayn al-Arab.
De EU blijft ernstig bezorgd over de regionale gevolgen van het conflict voor de buurlanden en steunt de inspanningen van die landen om het conflict in te perken, zoals werd herhaald in het communiqué van de Internationale Conferentie over de Syrische vluchtelingen in oktober in Berlijn. De EU riep op tot de naleving van het internationaal humanitair recht, de bescherming van burgers en de veiligheid van humanitaire hulpverleners. Het Europees instrument voor democratie en mensenrechten verleent financiële steun aan een aantal maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor mensenrechten en de versterking van de positie van mensenrechtenverdedigers.
De beperkende maatregelen van de EU, waaronder een wapenembargo, zijn sinds mei 2011 van kracht in Syrië en er zijn regelmatig nieuwe maatregelen ingevoerd. De EU zet haar beleid van het opleggen en afdwingen van sancties tegen het regime en zijn aanhangers voort zolang de onderdrukking aanhoudt.
Tunesië
De grondrechten en de rechtsstaat vormen een essentieel onderdeel van het in april 2014 overeengekomen actieplan EU-Tunesië voor een geprivilegieerd partnerschap.
Op 26 januari 2014 nam Tunesië een moderne, inclusieve en democratische grondwet aan. De nieuwe grondwet bevat positieve veranderingen inzake de vrijheid van meningsuiting, vergadering en godsdienst, vrouwenrechten (gendergelijkheid en de bestrijding van discriminatie) en de strijd tegen foltering en corruptie, maar laat verwijzingen naar belangrijke internationale mechanismen achterwege en handhaaft impliciet de doodstraf. De voornaamste uitdaging zal bestaan in de uitvoering van het wetgevend programma dat uit deze Grondwet voortvloeit, met name de geplande hervormingen van het gerechtelijk apparaat en de veiligheidssector.
Na de aanneming van een nieuwe kieswet werden op 26 oktober 2014 parlementsverkiezingen en een maand later, op 23 november 2014, presidentsverkiezingen gehouden. In het kader van de EU-verkiezingswaarnemingsmissie (EU EOM) werd opgemerkt dat deze open, geloofwaardige, transparante en veilige parlementaire en presidentiële verkiezingen goed waren georganiseerd. Andere maatregelen betroffen onder meer de oprichting van een onafhankelijke hoge instantie voor verkiezingen (ISIE) en de monitoring van de mediaverslaggeving tijdens de volledige campagne door een nieuwe onafhankelijke hoge instantie voor audiovisuele communicatie.
In 2014 werden verschillende onafhankelijke comités en mechanismes gecreëerd op het gebied van mensenrechten, rechtsbedeling, overgangsjustitie en de bestrijding van corruptie en foltering. Er werd weinig vooruitgang geboekt wat betreft de modernisering van het Tunesische rechtssysteem. Sinds de goedkeuring van de grondwet hebben de autoriteiten steun verleend aan het opstellen van nieuwe wetgeving inzake militair strafrecht, detentieomstandigheden, overgangsjustitie en de bestrijding van corruptie. De EU steunt de aanwezigheid van de Raad van Europa in Tunesië (4,8 miljoen euro) op het gebied van justitie, corruptie, het witwassen van geld, mensenrechten en het delen van democratische waarden in de regio.
Hoewel de toestand is verbeterd, worden vrouwen in Tunesië verder geconfronteerd met discriminatie op de arbeidsmarkt, beperkte politieke vertegenwoordiging en geringe participatie in het openbare leven en overheidsfuncties. Geweld tegen vrouwen (waaronder huiselijk geweld) blijft aanleiding geven tot grote bezorgdheid. In april 2014 lichtte Tunesië het CEDAW in over de intrekking van voorbehouden en in oktober 2014 werd een nieuw wetsontwerp inzake geweld tegen vrouwen afgerond.
Vrijheid van meningsuiting en de media is doorgaans een realiteit, maar wordt momenteel nader onderzocht naar aanleiding van zorgwekkende individuele gevallen, waarbij soms gevangenisstraffen werden opgelegd aan bepaalde journalisten en bloggers. De EU ondersteunt de Tunesische media via een programma van 10 miljoen euro.
Voorts werd gewerkt aan een nieuwe migratiewet die voorziet in de oprichting van een agentschap ter bestrijding van mensenhandel. De EU blijft zich inzetten voor de uitvoering van het in maart 2014 ondertekende mobiliteitspartnerschap EU-Tunesië.
Wat samenwerking betreft, geniet Tunesië de ondersteuning van verscheidene EU-instrumenten
(ENI), onder meer op het gebied van de democratie en de mensenrechten (EIDHR, met een oproep tot het indienen van voorstellen ter waarde van 1 miljoen euro) en via de Faciliteit voor het maatschappelijk middenveld (1 miljoen euro). De geselecteerde projecten hebben vooral betrekking op verkiezingen, het politieke debat en burgerschapsvorming.
Besluit 2011/72 i/GBVB van de Raad betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten werd in januari 2014 met een jaar verlengd.
Algerije
Hoewel de bijeenkomst van het jaarlijkse subcomité voor politieke dialoog, veiligheid en mensenrechten in 2014 werd uitgesteld, stonden mensenrechten op de agenda van de Associatieraad EU-Algerije, van het Associatiecomité EU-Algerije en tijdens de onderhandelingen over het ENB- actieplan. De EU herhaalde in het bijzonder haar bezorgdheid over de wet inzake verenigingen uit 2012 en pleitte voor een normalisering van de rol van het Algerijnse maatschappelijk middenveld in openbare aangelegenheden.
Bij de presidentsverkiezingen van april werd president Bouteflika verkozen voor een vierde ambtstermijn van vijf jaar. De EU stuurde een missie van verkiezingsdeskundigen (EEM), die verscheidene aanbevelingen formuleerde inzake onder meer de dringende noodzaak van een onafhankelijke verkiezingscommissie en van maatregelen ter verbetering van de transparantie en de traceerbaarheid in het verkiezingsproces, vooral wat betreft kiezersregistratie en de telling van de stemmen op het niveau boven dat van de individuele stembureaus. Volgens de EEM werd het merendeel van de door de EU-verkiezingswaarnemingsmissie in 2012 voorgestelde aanbevelingen niet geïmplementeerd. Voorts werd een lid van de Algerijnse verkiezingswaarnemingscommissie vervolgd voor het publiekelijk veroordelen van verkiezingsfraude in een verslag.
Na de inwerkingtreding in januari 2014 van de wet inzake verenigingen van 2012 meldden organisaties uit het maatschappelijk middenveld dat het juridische en operationele kader voor het recht van vereniging en hun activiteiten in het land in toenemende mate werd beperkt. Ook heeft de regering nog geen uitvoeringsbesluit aangenomen ten aanzien van internationale organisaties die actief zijn in Algerije. Tegen deze achtergrond zette de EU-delegatie de regelmatige gestructureerde dialoog met het maatschappelijk middenveld, die elke drie maanden plaatsvindt, voort.
Ondanks de officiële opheffing van de noodtoestand gelden in Algiers nog steeds beperkingen op het recht van vergadering. In de aanloop naar de presidentsverkiezingen voerde de regering bijkomende beperkingen op bijeenkomsten in.
Met betrekking tot de vrijheid van de media besliste Algerije zijn audiovisuele sector open te stellen en werkt het land aan een raad inzake ethische gedragscodes voor mediaprofessionals. Daarnaast werd een fonds opgericht ter ondersteuning van publieke en private journalisten. Ondertussen zit een journalist al ruim een jaar in voorlopige hechtenis in afwachting van zijn proces. Een rechtbank in Ghardaia veroordeelde een man tot twee jaar gevangenisstraf wegens het op het internet plaatsen van foto’s van politieagenten die een winkel overvallen. Lokale mensenrechtenverdedigers hebben verslag uitgebracht over gevallen van lastigvallen en intimidatie van journalisten. De EU financiert een programma van 7,3 miljoen euro ter ondersteuning van de Algerijnse media.
De door Sahrawis bewoonde vluchtelingenkampen in Tindouf worden beheerd door het Polisariofront, maar de verantwoordelijkheid voor het eerbiedigen, het beschermen en het nakomen van de internationale mensenrechtenverplichtingen berust bij de Algerijnse staat.
Meldingen van schorsingen of ontslagen - bij wijze van vergelding - van stakers en demonstranten uit hun publieke functies, alsmede de willekeurige aanhouding en vervolging van vakbondsactivisten geven aanleiding tot bezorgdheid. De EU en Algerije hebben overeenstemming bereikt over een programma ter versterking van de onafhankelijkheid van het gerechtelijk apparaat. Algerije neemt eveneens deel aan het programma Euromed Justice III. De EU ondersteunt ook het Algerijnse centrum voor juridisch en justitieel onderzoek.
Het sociaal overleg vormt een ander belangrijk actieterrein. Tijdens de bijeenkomst van de
Werkgroep sociale zaken EU-Algerije stelde de EU de vrijheden van vakbonden aan de orde, en in het bijzonder de in 2013 aangenomen aanbevelingen van de Internationale Arbeidsorganisatie aan Algiers.
Algerije is mede-indiener van het EU-initiatief voor een VN-moratorium op de doodstraf sinds
2007 en heeft sindsdien zijn eigen moratorium gehandhaafd.
Dankzij een in 2012 aangenomen wet vertegenwoordigen vrouwen 31 % van alle parlementsleden, een van de hoogste percentages in de Arabische wereld. Het is evenwel nodig het rechtskader op het gebied van vrouwenrechten en gendergelijkheid te verbeteren. De regering zette een aantal bijkomende stappen, met onder meer de aanneming in augustus 2014 van wetgeving inzake geweld tegen vrouwen, en kondigde tevens aan bereid te zijn tot de opheffing van een voorbehoud ten aanzien van artikel 15.4 van het Vrouwenverdrag.
Het VN-Verdrag inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijningen werd door Algerije goedgekeurd maar nog niet geratificeerd. In juni 2014 oordeelde de VN- Mensenrechtencommissie dat Algerije inbreuk had gemaakt op het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten in het geval van de heer Lakhdar-Chaouch en de verdwijning van diens zoon.
De bilaterale bijstand van de EU aan Algerije op het gebied van de rechtsstaat, mensenrechten en de ondersteuning van het maatschappelijk middenveld in 2014 bedroeg ongeveer 10 miljoen euro aan nieuwe toewijzingen en werd toegekend via sectorale programma's (justitie) en specifieke thematische instrumenten, zoals het Europees instrument voor democratie en mensenrechten. Het integraal steunkader voor de periode 2014-2017 voorziet indicatief dat 15 % van de bilaterale enveloppe wordt toegewezen aan aanvullende steun, onder meer ten gunste van het maatschappelijk middenveld.
Marokko
De EU heeft een Associatieovereenkomst met Marokko, dat in 2008 de "geavanceerde status" werd toegekend. De EU beoogt de ondersteuning van het democratisch hervormingsproces in Marokko, zoals beschreven in het actieplan 2013-2017.
De EU zette de gesprekken met Marokko op het gebied van mensenrechten en democratie voort tijdens regelmatige bilaterale politieke dialogen en bezoeken op hoog niveau (bezoek van commissaris Füle in mei 2014, bezoek van commissaris Hahn en de Associatieraad EU-Marokko in december 2014). De EU en Marokko voeren ook regelmatig specifieke mensenrechtendialogen, met name in het kader van de vergaderingen van het subcomité voor mensenrechten, democratie en goed bestuur en het subcomité voor justitie en veiligheid in oktober 2014. De speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten bracht in januari 2015 een officieel bezoek aan Marokko.
Op het gebied van mensenrechten en democratische hervormingen, heeft Marokko sinds de goedkeuring van de nieuwe grondwet van 2011 belangrijke stappen genomen. Eind 2014 waren 8 van de 19 organieke wetten die nodig zijn voor de implementatie van de grondwet aangenomen. De EU is vastbesloten Marokko in dit verband te begeleiden. De uitvoering van de democratische hervormingen die vervat zijn in de grondwet van 2011 vormt de belangrijkste opgave voor Marokko wat betreft het consolideren van mensenrechten en de democratie. De EU ondersteunt de mensenrechten in Marokko via een project van 2,9 miljoen euro met als titel "Protecting and promoting human rights in Morocco", dat gericht is op het versterken van de capaciteit van de nationale mensenrechtenraad om zijn wettelijke bevoegdheden doeltreffend uit te oefenen.
Het eerste ontwerp van de nieuwe perswet werd openbaar gemaakt in oktober 2014. De voornaamste hervormingen omvatten de afschaffing van gevangenisstraffen voor journalistieke misdrijven, het waarborgen van rechten zoals de toegang tot informatie en vertrouwelijkheid van bronnen, en de opheffing van het verbod op het publiceren van artikelen zonder rechterlijke toestemming. De tenuitvoerlegging van deze nieuwe wet vormt een belangrijke uitdaging voor de vrijheid van meningsuiting.
Demonstraties verlopen doorgaans vreedzaam, zodat deelnemers openlijk uiting kunnen geven aan een aantal sociaaleconomische en politieke eisen. Niettemin blijft er bezorgdheid omtrent de vrijheid van vergadering en vereniging; sommige verenigingen blijven bureaucratische belemmeringen ondervinden tijdens registratieprocedures. In 2014 werden de openbare vergaderingen van verscheidene ngo's geannuleerd door een eenvoudig bestuursrechtelijk besluit en niet door een rechterlijke beslissing zoals de wet voorziet. De EU steunt het Marokkaanse maatschappelijk middenveld via 7 EIDHR-projecten (Europees instrument voor democratie en mensenrechten) en een nieuw programma voor capaciteitsopbouw dat gefinancierd wordt door de Faciliteit voor het maatschappelijk middenveld, die tot doel heeft de actieve dialoog met het Marokkaanse maatschappelijk middenveld te bevorderen.
De vooruitgang op het gebied van vrouwenrechten verloopt traag. De EU financiert een begrotingsondersteuningsprogramma (45 miljoen euro) ten gunste van het overheidsbeleid inzake gendergelijkheid. De EU ziet uit naar de oprichting van de instantie voor gelijkheid en bestrijding van elke vorm van discriminatie (APALD - Autorité pour la parité et la lutte contre toutes les formes de discriminations) en de opstelling van een nieuwe wet ter bestrijding van geweld tegen vrouwen.
De doodstraf bestaat nog, maar sinds 1993 hebben er geen terechtstellingen meer plaatsgevonden. Momenteel geldt een moratorium op terechtstellingen. De mogelijkheid om toe te treden tot het Tweede Facultatieve Protocol bij het IVBPR inzake de afschaffing van de doodstraf wordt steeds vaker besproken in het Parlement.
Het gerechtelijk apparaat heeft verder te lijden onder een gebrek aan middelen en beschuldigingen van corruptie. In 2014 werd een EU-programma ontwikkeld ter ondersteuning van de hervorming van het rechtssysteem en de uitvoering van het nationaal handvest voor de hervorming van het rechtssysteem (70 miljoen euro). Berichten over slechte gevangenisomstandigheden en folterpraktijken baren zorgen, hoewel er tekenen zijn van duidelijke politieke bereidheid om de situatie te verbeteren, getuige bijvoorbeeld de neerlegging van de akten van bekrachtiging van het OPCAT in november 2014 of het nationaal plan voor de hervorming van het gevangeniswezen, dat de EU voornemens is te ondersteunen via een in 2015 overeen te komen programma.
In 2014 keurde de EU het integraal steunkader voor Marokko voor de periode 2014-2017 goed. 25 % van de onder dat kader beschikbare middelen zullen worden aangewend voor de ondersteuning van het democratisch bestuur, de rechtsstaat en mobiliteit. In december 2014 werd een nieuw begrotingsondersteuningsprogramma ondertekend als aanvulling bij de nationale onderwijsstrategie (92 miljoen euro).
Westelijke Sahara
De Westelijke Sahara is een grondgebied dat wordt betwist door Marokko en het Polisariofront. De Verenigde Naties beschouwen het als een niet-zelfbesturend gebied. Het mandaat van MINURSO (VN-vredeshandhavingsmissie) in de Westelijke Sahara werd verlengd tot april 2015. De EU toonde zich in 2014 herhaaldelijk bezorgd over de lange duur van het conflict in de Westelijke Sahara en de gevolgen daarvan voor de veiligheid, de eerbiediging van de mensenrechten en de samenwerking in de regio.
De EU stelde dit punt aan de orde tijdens vergaderingen van de gemengde organen die in het kader van de Associatieovereenkomst EU-Marokko werden ingesteld. De EU betuigde tevens systematisch haar steun voor het werk van de VN en resoluties 2099 (2013) en 2152 (2014) van de VN-Veiligheidsraad, waarin bijzondere nadruk wordt gelegd op het belang van het verbeteren van de mensenrechtensituatie in de Westelijke Sahara en de Tindouf-kampen, en was ingenomen met de versterking van de commissies van de nationale mensenrechtenraad die actief zijn in Dakhla en Laayoune.
In 2013 ondertekende de EU een steunprogramma voor bilaterale samenwerking met als titel "Protecting and promoting human rights in Morocco". Dit programma wordt momenteel uitgevoerd en beoogt met name de versterking van de institutionele capaciteit van de nationale mensenrechtenraad (CNDH - Conseil National des Droits de l’Homme) en zijn regionale commissies, alsmede die welke actief zijn in Dakhla en Laayoune. De CNDH zal worden versterkt op het gebied van professionele vaardigheden en de capaciteit om de mensenrechtensituatie te monitoren.
Libië
Hoewel enige vorderingen werden gemaakt in het eerste halfjaar van 2014 — er werden twee algemene verkiezingen gehouden — ontspoorde het Libische overgangsproces uiteindelijk als gevolg van de politieke polarisatie en de intensivering van de gevechten tussen rivaliserende groepen in en rond Benghazi sinds mei, en vervolgens in Tripoli in juli. Sinds september 2014 heeft Libië de facto twee parlementen en twee regeringen.
De EU waarschuwde herhaaldelijk dat willekeurige aanhoudingen, foltering en gedwongen verplaatsing ernstige schendingen van het internationaal recht zijn, en dat moordpartijen en politieke moorden mogelijk als misdaden tegen de menselijkheid zullen worden geboekstaafd. De EU was ingenomen met de aanneming op 27 augustus van Resolutie 2174 van de VN- Veiligheidsraad, krachtens welke reisverboden en bevriezingen van tegoeden zullen worden opgelegd aan personen of entiteiten die zijn opgenomen in een lijst met personen of entiteiten die inbreuk maken op de internationale mensenrechten en het internationaal humanitair of de mensenrechten schenden.
De HV/VV veroordeelde de talrijke misdaden, waaronder de moord op de bekende activiste
Salwa Bugaighis in Benghazi op 25 juni of de moord op ten minste tien activisten, journalisten en leden van het veiligheidspersoneel in Benghazi op 19 september, de zogenoemde "zwarte vrijdag" van Benghazi. De HV/VV legde in de loop van het jaar verscheidene verklaringen af om haar leedwezen te uiten over nieuwe tragedies in het Middellandse Zeegebied met migranten die vanuit Libië naar Europa waren gekomen.
De EU uitte herhaaldelijk haar bezorgdheid over verslagen dat de Shura-raad van de Islamitische Jeugd in Derna trouw had gezworen aan ISIS (november). Ngo’s hebben documentatie verzameld over de onthoofding van drie inwoners van Derna en tientallen schijnbaar politieke moorden op overheidsfunctionarissen, rechters en leden van de veiligheidstroepen. De EU is van mening dat de groepen die de bevolking in Derna terroriseren, zich buiten het politieke spectrum hebben geplaatst en niet in aanmerking komen voor deelname aan de gesprekken onder leiding van de VN. In dit verband was de EU ermee ingenomen dat Ansar al Sharia Derna en Ansar al Sharia Benghazi krachtens Resolutie 1267 van de VN-Veiligheidsraad op de lijst met terroristische organisaties waren geplaatst en vertrouwt ze erop dat die organisaties daardoor beter kunnen worden aangepakt en in hun financiële handelen en anderszins functioneren zullen worden belemmerd.
Via haar portefeuille voor samenwerking ondersteunde de EU de hoge nationale kiescommissie bij de voorbereiding van de verkiezingen voor de grondwetgevende vergadering (februari) en voor de kamer van volksvertegenwoordigers (juni). De EU ging voort met de implementatie van een verscheidenheid aan programma's inzake mensenrechten en de rechtsstaat. De EU gaf tevens uitvoering aan programma’s voor de bescherming van kwetsbare groepen (gedetineerden, slachtoffers van foltering, personen met een beperking en intern ontheemden). Programma's inzake verzoeningsprocessen droegen ook bij tot de bevordering van mensenrechten in deze periode.
IV Rusland en Centraal-Azië
Rusland
De EU bleef in 2014 Rusland oproepen zijn internationale verplichtingen op het gebied van de mensenrechten in de Verenigde Naties, de Raad van Europa en de OVSE onverkort na te komen. De oproep aan Rusland om het internationaal recht te eerbiedigen kreeg een bijzonder belang in het licht van de betrokkenheid van het land bij de illegale inlijving van de Krim en de destabilisering van Oekraïne. Voorts verergerde de binnenlandse mensenrechtensituatie in Rusland door het conflict in Oekraïne, met name door verdere beperkingen van de vrijheid van meningsuiting, waaronder media- en internetvrijheid.
In die context bleven de rol van het maatschappelijk middenveld en de eerbiediging van de mensenrechten centraal staan in de bilaterale betrekkingen. Tijdens de top EU-Rusland, die op 28 januari 2014 in Brussel plaatsvond, en een aantal vergaderingen op het niveau van hoge ambtenaren kon de Europese Unie haar toenemende bezorgdheid bij de Russische autoriteiten kenbaar maken. De EU bleef in internationale mensenrechtenfora met Rusland zoeken naar punten van overeenstemming in verband met mensenrechtenkwesties die haar bezighouden, met name in de Raad van Europa, de OVSE en de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en de Mensenrechtenraad.
Voor het eerst sinds het gezamenlijke besluit van 2004 om hiermee van start te gaan, vond het reguliere bilaterale overleg over de mensenrechten niet plaats. Als compensatie voor het ontbreken van rechtstreekse gesprekken met Rusland over de mensenrechten, ondernam de EU in september 2014 een demarche in verband met punten die haar zorgen baren, en overhandigde zij een lijst van individuele zaken. Zowel in Moskou als in Brussel werden de contacten met Russische organisaties uit het maatschappelijk middenveld opgevoerd. De EU-delegatie in Rusland en de lidstaten bleven processen volgen en legden bezoeken af aan mensenrechten-ngo's in het gehele land. De Europese Unie nam tevens deel aan de algemene vergadering van het Forum EU-Rusland voor het maatschappelijk middenveld, die in november 2014 in Tallinn plaatsvond.
De bezorgdheid van de EU ten aanzien van Rusland werd in 2014 in belangrijke mate gevoed door de toenemende beperkingen op de uitoefening van de fundamentele vrijheden van meningsuiting, vergadering en vereniging.
Onafhankelijke mediakanalen waren het voorwerp van administratieve en gerechtelijke intimidatie, en de staatspropaganda zorgde er via de televisie voor dat dissidente stemmen werden gemarginaliseerd door hen af te schilderen als vijanden van de staat of als een "vijfde colonne". Dit heeft geleid tot nog meer vervolging door staatsautoriteiten, alsook daden van geweld tegen onafhankelijke journalisten en mediawerknemers, die door de autoriteiten niet altijd op bevredigende wijze voor het gerecht worden gebracht. Een voorbeeld hiervan vormen ook de beperkingen op activiteiten van buitenlandse mediakanalen in Rusland door het opleggen van limieten aan eigendommen die in handen zijn van buitenlanders De Europese Unie stelde deze punten van zorg systematisch aan de orde in internationale fora, met name in de Permanente Raad van de OVSE, waar wekelijks over deze kwesties van gedachten kon worden gewisseld, en in de Raad van Europa. Een andere belangrijke ontwikkeling was de uitvoering van de nieuwe bepalingen van de wet op de ngo's, op grond waarvan het ministerie van Justitie zonder tussenkomst van de rechter ngo's als "buitenlandse agenten" kan aanmerken indien zij financiering uit het buitenland ontvangen en vaag omschreven politieke activiteiten ontplooien. Deze bepalingen bleven de werkzaamheden van vele ngo's beïnvloeden en vormden zelfs een bedreiging voor hun bestaan. De EU reageerde onmiddellijk op de aanmerking van de Unie van de comités van moeders van soldaten van Rusland als "buitenlandse agent", en op de pogingen om de burgerrechtenorganisatie "Memorial", die als koepel fungeert voor alle Memorial-afdelingen van het gehele land, inclusief het Memorialmensenrechtencentrum dat in 2009 de Sacharovprijs won, te ontbinden. In het kader van de organisatie van de Olympische Spelen van Sotsji in februari wees de EU erop dat de veroordeling van milieuactivist Evgeni Vitishko tot een lange gevangenisstraf voor "het beschadigen van een hek" onevenredig was en blijkbaar bedoeld was hem te beletten zijn rapport over de milieugevolgen van de Olympische Spelen te presenteren.
De federale wet uit 2013 ter bescherming van kinderen tegen informatie die tegen traditionele gezinswaarden ingaat, waardoor LGBT-gemeenschappen worden beperkt in de uitoefening van hun fundamentele vrijheden van meningsuiting, vergadering en vereniging blijft een punt van grote zorg. Gewelddaden tegen LGBTI worden niet in toereikende mate voorkomen, onderzocht of bestraft door de staatsautoriteiten, waardoor er vaak van straffeloosheid sprake is.
De EU uitte haar bezorgdheid over de veroordeling, in februari, van demonstranten die betrokken waren bij de protesten op het Bolotnaya-plein tot vaste gevangenisstraffen voor hun deelname aan een oppositiebijeenkomst in mei 2012, alsmede over het besluit om Alexei Navalny onder huisarrest te plaatsen en hem gedurende vijf jaar te verbieden zich kandidaat te stellen voor verkiezingen. De Europese Unie sprak tevens haar bezorgdheid uit over het gebruik van psychiatrische internering, met name in de zaak-Mikhail Kosenko en de zaak-Nadiya Savchenko, en zij verzoekt Rusland in dergelijke gevallen de relevante richtsnoeren van het Comité van de Raad van Europa voor de bescherming tegen foltering in acht te nemen. De EU drong tevens aan op de onmiddellijke vrijlating van de Estlandse politiefunctionaris Eston Kohver, die door Russische veiligheidsdiensten was ontvoerd en onwettig vastgehouden in Rusland.
De verslechterende situatie van de mensenrechten in de illegaal geannexeerde Republiek van de Krim bewoog de Europese Unie ertoe Rusland op te roepen de rechten en fundamentele vrijheden van de personen die behoren tot religieuze en etnische minderheden aldaar, met name de Krimtataren, te eerbiedigen. Uit de ontvoering en vervolging van verscheidene Krimtataarse activisten blijkt de verslechtering van de huidige mensenrechtensituatie in de Krim. De EU bracht ook de gevallen ter sprake van personen die door Rusland in de Krim werden ontvoerd en werden beschuldigd van zeer ernstige strafbare feiten met mogelijk zware straffen tot gevolg, met name de Oekraïense filmregisseur Sentsov.
Het Europees Parlement bleef aandacht besteden aan de mensenrechtensituatie in Rusland.
Het nam in maart een resolutie aan over de zaak tegen de demonstranten van het Bolotnayaplein, en in oktober over de dreigende ontbinding van Memorial. In april nam het EP tevens een aanbeveling aan de Raad aan over de instelling van gemeenschappelijke visumbeperkingen voor Russische functionarissen die betrokken zijn bij de zaak-Sergei Magnitsky.
In het licht van deze ontwikkelingen bleef de EU financiële steun verlenen aan het Russisch maatschappelijk middenveld en het Forum EU-Rusland voor het maatschappelijk middenveld, met name via het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (3 miljoen euro) en het programma voor het maatschappelijk middenveld en lokale autoriteiten (1 miljoen euro). De missiehoofden van de EU namen een EU-routekaart voor samenwerking met het maatschappelijk middenveld aan.
Kazachstan
Tot de prioriteiten van de EU op het gebied van de mensenrechten in Kazachstan behoorden de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van vereniging, de omstandigheden in gevangenissen, het recht op een eerlijk proces, de rechten van vrouwen en de vrijheid van godsdienst of overtuiging. Kazachstan gaf blijk van bereidheid tot hervormingen op een aantal gebieden, zoals het voorkomen van marteling en de rechten van de vrouw, maar de situatie met betrekking tot de politieke en burgerrechten ging op sommige punten achteruit. In de loop van het jaar leverde de EU inspanningen om de eerbiediging van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst of overtuiging te bevorderen, de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld en de vrijheid van vereniging te ondersteunen, en hervormingen op het gebied van de rechtsstaat aan te moedigen.
In 2014 stelde de EU constant en op alle niveaus van zijn politieke dialoog met Kazachstan mensenrechtenkwesties aan de orde. De jaarlijkse mensenrechtendialoog tussen de EU en Kazachstan vond in november te Brussel plaats; tijdens die dialoog verwelkomde de EU verscheidene positieve ontwikkelingen, zoals de inzet van Kazachstan voor de tweede cyclus van de universele periodieke doorlichting (UPR) en de activiteiten van het onlangs in het leven geroepen nationaal preventiemechanisme (NPM) tegen foltering. De EU uitte echter haar bezorgdheid over een aantal andere ontwikkelingen, onder meer over sommige bepalingen van het nieuwe Wetboek van Strafrecht dat naar verwachting in januari 2015 in werking zal treden en negatieve gevolgen kan hebben voor verscheidene fundamentele vrijheden. Het hele jaar door moedigde de EU Kazachstan zowel formeel als informeel aan om te voldoen aan zijn internationale verplichtingen en een nieuw nationaal actieplan voor de mensenrechten op te stellen en uit te voeren.
In het kader van de onderhandelingen over de nieuwe versterkte partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst (EPCA) tussen de EU en Kazachstan bezochten hoge EU- functionarissen het land in september en spraken zij met vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld over de mensenrechtensituatie. Tijdens een bezoek in maart had een delegatie van de Subcommissie mensenrechten van het Europees Parlement een ontmoeting met vertegenwoordigers van staatsinstellingen, internationale en maatschappelijke organisaties en activisten van de oppositie.
De EU bleef er bij de Kazachse autoriteiten op aandringen een aantal individuele zaken van opgesloten mensenrechtenverdedigers opnieuw te bezien, zoals de zaak van mevrouw Roza Tuletayeva, een arbeidsactiviste die in beroep voorwaardelijk in vrijheid werd gesteld en in november 2014 werd vrijgelaten. Een andere positieve ontwikkeling is dat in april 2014 de EU-delegatie in Kazachstan werd uitgenodigd om als waarnemer deel te nemen aan het adviesorgaan inzake de menselijke dimensie, het belangrijkste forum voor dialoog over democratie en mensenrechtenvraagstukken tussen de regering en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld.
De EU propageerde het hele jaar door actief de mensenrechten door middel van een aantal uit het EIDHR gefinancierde projecten. Deze projecten hadden betrekking op een breed scala van onderwerpen, waaronder de ontwikkeling van onafhankelijke en professionele media, capaciteitsopbouw voor maatschappelijke organisaties, mensenrechteneducatie, het uitbannen van foltering en mishandeling, geweld tegen kinderen in gesloten instellingen, justitiële en wettelijke hervormingen, toegang tot de rechter voor kwetsbare groepen, en het afschaffen van de doodstraf. De jaarlijkse toewijzing voor Kazachstan bedroeg 900 000 euro.
De Kirgizische Republiek
De EU had zich voor de Kirgizische Republiek de volgende mensenrechtendoelen gesteld: bijdragen tot de instelling van een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke macht, het uitbannen van foltering, het verbeteren van het juridische en beleidskader voor personen die tot minderheden behoren, en de effectieve uitvoering van een nultolerantiebeleid ten aanzien van corruptie. In 2014 bleef de EU vraagstukken in verband met mensenrechten en democratie aan de orde stellen in alle geledingen van de politieke dialoog, onder meer in het samenwerkingscomité op 19 februari en de samenwerkingsraad op 18 november. De jaarlijkse mensenrechtendialoog vond op 8 april in Bisjkek plaats. De besprekingen spitsten zich toe op de hervorming van rechterlijke macht, het corruptiebestrijdingsbeleid, goed bestuur, de voorkoming van foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling, de rechten van de vrouw en de rechten van personen die tot minderheden behoren, ook wat betreft de verantwoording voor de gewelddaden van juni 2010. De EU was ingenomen met de oprichting van de constitutionele kamer van het hooggerechtshof, de coördinatieraad voor de rechten van de mens en het nationaal preventiemechanisme tegen foltering, alsmede met de invoering van strengere straffen voor bruidenroof. De EU uitte haar grote bezorgdheid over de aanhoudende meldingen van het gebruik van foltering en mishandeling van gevangenen, en toonde zich bereid de autoriteiten te steunen in hun inspanningen om foltering te voorkomen. De voorkoming van foltering was ook het thema van het vijfde seminar van het maatschappelijk middenveld tussen de EU en Kirgizië, dat op 29 en 30 oktober in Osh plaatsvond.
Tijdens de mensenrechtendialoog en in een aantal andere vergaderingen met de Kirgizische autoriteiten sprak de EU haar bezorgdheid uit over ontwerpwetgeving tot strafbaarstelling van "het ontwikkelen van een positieve attitude ten aanzien van niet-traditionele vormen van seksuele betrekkingen", alsmede over ontwerpwetgeving waardoor ngo’s die financiering uit het buitenland ontvangen, als "buitenlandse agenten" zouden worden aangemerkt. Als zij worden aangenomen, dan zouden beide wetsontwerpen een fundamentele bedreiging vormen voor de mensenrechten, de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van vereniging en de vrijheid van vergadering, waarden die tot de belangrijkste democratische verworvenheden en moderne grondwettelijke garanties van het land behoren. De EU benadrukte tevens dat legitieme veiligheidsoverwegingen betreffende extremistische religieuze groepen niet mogen leiden tot beperkingen van de rechten van burgers om vreedzaam hun godsdienst of levensovertuiging te beleven.
De EU drong er bij de Kirgizische autoriteiten sterk op aan om de zaak van de heer Azimjon
Askarov, een gevangengenomen mensenrechtenverdediger, opnieuw te bezien.
De bevordering van de mensenrechten werd ondersteund door de uitvoering van uit het EIDHR gefinancierde projecten, zoals projecten voor het opvoeren van de strijd tegen straffeloosheid voor foltering, het waarborgen van de rechten van interne migranten en het aanmoedigen van inclusief onderwijs voor kinderen met een functiebeperking.
In het kader van het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede steunde de EU de constitutionele kamer van het hooggerechtshof bij het verbeteren van de kwaliteit en de efficiëntie van de grondwettelijke rechtspraak. Andere projecten richtten zich op de rol van vrouwen en op de deelname van jongeren aan creatieve groepen. Mensenrechtenaspecten kwamen tevens aan bod in de programma's voor rechtsstatelijkheid en steun aan lokale gemeenschappen, die in het kader van het instrument voor ontwikkelingssamenwerking worden gefinancierd.
Tadzjikistan
In 2014 waren de EU-prioriteiten voor Tadzjikistan het stimuleren van vrije en eerlijke verkiezingen, het verdedigen van de vrijheid van meningsuiting online en offline, het bevorderen van sociale gelijkheid, het terugdringen van radicalisme onder jongeren, het beschermen van de rechten van arbeidsmigranten en het faciliteren van de verdere ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld. De situatie van de mensenrechten in Tadzjikistan bleef zorgen baren, en in de loop van het jaar waren er negatieve ontwikkelingen op het gebied van de vrijheid van meningsuiting op het internet en de vrijheid van vereniging. De EU bleef met Tadzjikistan besprekingen over mensenrechten en democratie voeren in verschillende contexten, zoals in de samenwerkingsraad (20 oktober) en het samenwerkingscomité (18 juni).
De jaarlijkse mensenrechtendialoog met Tadzjikistan vond op 17 juni in Doesjanbe plaats, met onder meer de volgende agendapunten: foltering en omstandigheden in gevangenissen, rechten van vluchtelingen, vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, vrijheid van meningsuiting, verkiezingen, rechten van vrouwen en kinderrechten. De EU verwelkomde een aantal positieve stappen die Tadzjikistan sinds de laatste bijeenkomst in 2013 had genomen, zoals de oprichting van een adviesraad voor de Commissaris voor de rechten van de mens, de oprichting van een detentiemonitoringgroep met vertegenwoordigers van ngo's en het Bureau van de Ombudsman, en de ratificatie van het Facultatief Protocol bij het CEDAW-Verdrag. De EU herinnerde eraan hoe belangrijk het is dat wetgeving wordt uitgevoerd en de rol van mensenrechteninstellingen wordt versterkt. De EU besteedde bijzondere aandacht aan tekortkomingen tijdens de presidentsverkiezingen van 2013, in lijn met de aanbevelingen van de OVSE/het ODIHR, en aan verslagen over vermoedelijke mishandeling van gedetineerden, ondanks positieve ontwikkelingen op het gebied van de wetgeving tegen foltering. De EU uitte haar bezorgdheid over ontwikkelingen op het gebied van de persvrijheid, zoals het blokkeren van websites.
Ook vond er op 18 en 19 november tussen de EU en Tadzjikistan een seminar van het maatschappelijk middenveld over mediavrijheid plaats, met meer dan 60 journalisten, mediaprofessionals, Europese deskundigen, ambtenaren en vertegenwoordigers van de internationale gemeenschap. Dit tweedaagse evenement had een ruime agenda, met punten zoals de beoordeling van de algemene situatie van de media in het land, toegang tot informatie, informatiebeveiliging, verantwoordelijke journalistiek en beroepsethiek, het concept laster en de toepassing ervan in Tadzjikistan, en de geleidelijke digitale omschakeling van het land. De aanbevelingen van dit seminar van maatschappelijke organisaties zullen worden meegenomen in de volgende mensenrechtendialoog met Tadzjikistan in 2015.
De EU beijverde zich voor een aantal individuele zaken, waaronder de zaak van de heer
Alexander Sodiqov, student aan de Universiteit van Toronto die in juni werd aangehouden terwijl hij onderzoek in Tadzjikistan verrichtte. De missiehoofden van de EU legden een verklaring af in reactie op de aanhouding van de heer Sodiqov, en de EU was ingenomen met zijn vrijlating in juli en zijn daaropvolgende vertrek uit het land.
De EU gaf uitvoering aan een aantal uit het EIDHR gefinancierde projecten, met als doel het voorkomen van foltering te bevorderen, de mensenrechten van Tadzjiekse migrerende werknemers en hun gezinsleden te beschermen, de sociaaleconomische en culturele rechten van gedetineerden en ex-gedetineerden in Tadzjikistan te verbeteren, en een snelle reactie op de noodsituatie en de onmiddellijke juridische behoeften van vluchtelingen en asielzoekers te verzekeren.
Turkmenistan
De prioriteiten van de EU op het gebied van de mensenrechten in Turkmenistan hadden betrekking op de verbetering van de omstandigheden in gevangenissen, het voorkomen van foltering, justitiële hervormingen, vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vereniging, de status van mensenrechtenverdedigers en de rechten van vrouwen.
De EU bleef benadrukken dat zij zich ernstig zorgen maakt over de mensenrechtensituatie in Turkmenistan; zij deed dit tijdens ontmoetingen met de regering en ook tijdens de jaarlijkse mensenrechtendialoog van 15 september 2014 te Brussel. Tijdens die dialoog voerden de EU en Turkmenistan open besprekingen over een aantal ernstige mensenrechtenkwesties in het land, waaronder gemelde gevallen van foltering en gedwongen verdwijningen, slechte gevangenisomstandigheden, en belangrijke beperkingen van de vrijheid van meningsuiting, vereniging en godsdienst of overtuiging. De EU was ingenomen met de jongste presidentiële decreten waarbij gratie wordt verleend aan een groot aantal veroordeelden (meer dan 1000 gevangenen in één jaar), en zij moedigde de vrijlating aan van personen die om politieke redenen worden vastgehouden in gevangenissen. In november 2014 stemden de autoriteiten ermee in de EU-vertegenwoordiger en een aantal ambassadeurs van lidstaten de vrouwengevangenis in Dashoguz te laten bezoeken. Zij moeten echter nog actie ondernemen in verband met dit aanbod en het bezoek heeft nog niet plaatsgevonden.
In de loop van het jaar riep de EU Turkmenistan andermaal op verdere stappen te nemen in de richting van de daadwerkelijke uitvoering van justitiële hervormingen, met het oog op de eerbiediging van de rechtsstaat en ter versoepeling van de beperkingen op de politieke en burgerrechten. De EU was ingenomen met de registratie van een derde politieke partij in Turkmenistan en met het proces van constitutionele hervormingen dat is ingeleid om democratische hervormingen te schragen en een ombudsdienst tot stand te brengen, maar zij herinnerde eraan dat er dringend een nationaal actieplan voor de mensenrechten moet worden aangenomen. In december 2014 organiseerde de EU in Asjchabad een seminar over constitutionele hervormingen en de rol van ombudsdiensten, onder auspiciën van het door de EU gefinancierde initiatief voor versterking van de rechtsstaat in Centraal-Azië.
De EU zette haar dialoog met de maatschappelijke organisaties in Turkmenistan voort en pleegde overleg met mensenrechtenactivisten in ballingschap en met internationale mensenrechten-ngo's die zich met Turkmenistan bezighouden. Er werd onder meer gesproken over de in mei 2014 goedgekeurde nieuwe wet inzake ngo’s die een aantal positieve elementen omvat, maar ook aanzienlijke hinderpalen opwerpt voor de oprichting en de werking van onafhankelijke maatschappelijke organisaties in het land.
Oezbekistan
De EU heeft zich in Oezbekistan op het gebied van de mensenrechten ten doel gesteld foltering te voorkomen, te ijveren voor kinderrechten, de eerbiediging van de rechtsstaat te bevorderen, de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld te ondersteunen en de vrijheid van meningsuiting aan te moedigen. De prioriteit van de EU bestond erin de regering van Oezbekistan aan te moedigen en te ondersteunen bij het aanpakken van een aantal zeer ernstige mensenrechtenproblemen in het land, ook met betrekking tot de behandeling van gevangenen en beperkingen van de politieke en burgerrechten, en bij het nakomen van haar internationale verplichtingen.
De EU bleef met Oezbekistan besprekingen over mensenrechten en democratie voeren in verschillende contexten, zoals in de samenwerkingsraad (17 maart) en het samenwerkingscomité (17 december). Tijdens de jaarlijkse mensenrechtendialoog van 18 november te Brussel werden open besprekingen gevoerd over een aantal vraagstukken, waaronder arbeidsrechten, vrijheid van vereniging, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst en overtuiging, omstandigheden in gevangenissen, voorkoming van foltering en mishandeling, en vrouwenrechten.
In haar regelmatige politieke dialoog met de Oezbeekse autoriteiten verheugde de EU zich over de vorderingen die zijn gemaakt met het bannen van kinderarbeid tijdens de katoenoogst. De EU spoorde Oezbekistan aan de samenwerking met de IAO op het gebied van arbeidsmarkthervormingen en de uitvoering van IAO-verdragen voort te zetten en te verdiepen. De EU onderstreepte dat uit de samenwerking van Oezbekistan met de IAO blijkt dat het waardevol is om mensenrechtenproblemen in het kader van de internationale gemeenschap aan te pakken, en zij stelde Oezbekistan voor ook bij andere mensenrechtenvraagstukken een soortgelijke benadering in overweging te nemen. De EU moedigde de Oezbeekse autoriteiten met aandrang aan om het verstrekken van uitnodigingen voor speciale VN-procedures in overweging te nemen.
De EU was ingenomen met de formele aanneming in november van een nationaal actieplan voor de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen die Oezbekistan in het kader van zijn meest recente universele periodieke doorlichting heeft aanvaard tijdens de Mensenrechtenraad in 2013. Het memorandum van overeenstemming tussen Oezbekistan en het Ontwikkelingsprogramma van de VN, dat de uitvoering van het nationaal actieplan zou vergemakkelijken, moet echter nog worden overeengekomen.
Hoewel het plan aan het eind van het jaar nog niet aan de EU was toegezonden, hebben de
Oezbeekse autoriteiten verklaard dat het voorziet in de instelling van een onafhankelijk nationaal preventief mechanisme voor het toezicht op detentiecentra.
De EU was ingenomen met het sturen van een beperkte verkiezingswaarnemingsmissie van de OVSE/het ODIHR tijdens de parlementsverkiezingen van december 2014, en zij moedigde Oezbekistan aan de resterende aanbevelingen van het ODIHR uit te voeren om aan de internationale normen voor verkiezingen te voldoen.
In de loop van het jaar zette de EU haar dialoog voort met maatschappelijke organisaties in
Tasjkent en Brussel, alsmede met Oezbeekse activisten in ballingschap.
Het Europees Parlement nam in oktober 2014 een resolutie aan, waarin aandacht wordt besteed aan de mensenrechtensituatie, de gerapporteerde mishandeling van politieke gevangenen en de slechte levensomstandigheden in de gevangenissen. Een delegatie van leden van het EP bracht in de aanloop naar de parlementsverkiezingen van december een bezoek aan Tasjkent.
Wat financiële samenwerking betreft, bleef de EU financiële steun aan Oezbekistan verlenen via het programma voor de hervorming van het strafrecht en een ander project dat bedoeld is om de hervorming van het Oezbeekse parlementaire stelsel te begeleiden.
V Afrika
Afrikaanse Unie (AU) - Gemeenschappelijke strategie Afrika-EU
Democratisch bestuur en mensenrechten staan centraal in ons partnerschap met het Afrikaanse continent in het kader van de gemeenschappelijke strategie Afrika-EU. Tijdens de vierde top Afrika-EU in april 2014 te Brussel spraken de staatshoofden en regeringsleiders van beide continenten en de voorzitters van de Commissie van de Afrikaanse Unie en de Europese Commissie nogmaals hun gehechtheid uit aan de beginselen van goed bestuur, democratie en de rechtsstaat. Zij kwamen tevens overeen samen te werken om te zorgen voor de volledige eerbiediging van de mensenrechten, het internationaal recht en de gelijkheid van mannen en vrouwen, alsmede om straffeloosheid en alle vormen van discriminatie, racisme en vreemdelingenhaat te bestrijden.
In 2014 bleef de EU haar steun verlenen aan het mandaat van de Afrikaanse Unie en de Afrikaanse bestuursarchitectuur om toe te zien op de daadwerkelijke uitvoering door alle AU-lidstaten van de Afrikaanse mensenrechtenstrategie en de Afrikaanse mensenrechteninstrumenten, waaronder het Afrikaanse Handvest voor democratie, verkiezingen en bestuur. Voorts trok de EU 1,8 miljoen euro uit voor de basisfinanciering van het Pan-Afrikaans Parlement, het Afrikaans Hof voor de rechten van mensen en volkeren (AfCHPR), inclusief voor de oprichting van een fonds voor rechtsbijstand, en van de Afrikaanse Commissie voor de rechten van mensen en volkeren (ACHPR).
In 2014 keurde de EU belangrijke samenwerkingsprogramma’s ter versterking van de mensenrechten op het continent goed. In het kader van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR) zal met een programma van 1,5 miljoen euro steun worden verleend aan de werkzaamheden van de ACHPR, met name ten behoeve van haar speciale rapporteurs inzake mensenrechtenverdedigers, de vrijheid van meningsuiting en de rechten van vrouwen. Verder loopt er een programma van 1,2 miljoen euro om mensenrechtenverdedigers op pan-Afrikaans niveau beter te beschermen en hun werkzaamheden te ondersteunen.
Daarnaast keurde de EU, in het kader van het nieuwe pan-Afrikaanse programma, een project van 6,5 miljoen euro goed ter versterking van de capaciteit van de Commissie van de Afrikaanse Unie om gedurende de komende drie jaar verkiezingen op het hele continent waar te nemen. Hiermee wordt de 0,8 miljoen euro aan steun aangevuld die reeds aan de Afrikaanse Unie werd verleend voor het inzetten van een verkiezingswaarnemingsmissie van de AU in Afrika in 2014.
De samenwerking en de dialoog met de Afrikaanse Unie over specifieke mensenrechtenkwesties werden ook in 2014 verder geïntensiveerd. Zo werd er in september 2014, via het EU-mechanisme ter ondersteuning van de gemeenschappelijke strategie Afrika-EU, een gemeenschappelijk seminar EU/AU georganiseerd ter bevordering van de uitvoering van de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten in de twee regio’s. Hierover was overeenstemming bereikt tijdens de jongste mensenrechtendialoog tussen de EU en de AU in 2013. In het kader van het EIDHR werd tevens de organisatie van een AU-seminar over het International Strafhof (ICC) in juli 2014 in Addis Abeba gefinancierd, alsmede de eerste continentale conferentie over de doodstraf, die dezelfde maand in Benin plaatsvond.
In september 2014 vond er in Addis Abeba een gemeenschappelijk seminar van de EU en de
Afrikaanse Unie (AU) inzake bedrijfsleven en mensenrechten en maatschappelijk verantwoord ondernemen plaats. De EDEO, de Europese Commissie en verschillende EU-lidstaten wisselden van gedachten en deelden hun deskundigheid en hun ervaring wat betreft het uitvoeren van maatregelen die verantwoord ondernemerschap bevorderen. Alle partijen beloofden de leidende beginselen van de VN te bevorderen en ten uitvoer te leggen in hun respectieve regio’s en te zoeken naar gebieden waarop samenwerking mogelijk is. De EU verklaarde zich bereid technische en financiële steun te bieden voor de ontwikkeling van een AU-kader inzake de bevordering van verantwoord ondernemerschap in Afrika.
Angola
In 2014 bleef de EU met Angola besprekingen over mensenrechten en democratie voeren, en zag zij nauwlettend toe op de politieke en mensenrechtensituatie in het land. De voornaamste doelstelling van de EU bestaat erin Angola te ondersteunen bij de ontwikkeling van een sterk maatschappelijk middenveld. De EU besteedt ook veel aandacht aan de uitvoering van wetten inzake de vrijheid van meningsuiting, met inbegrip van onafhankelijke media, en inzake de vrijheid van vergadering, alsmede aan willekeurige opsluitingen en buitensporig gebruik van geweld. Als algemene doelstelling helpt de EU Angola ook bij het terugdringen van de verschillen tussen de rijksten en de armsten, aangezien economische en sociale rechten een uitdaging blijven vormen voor het land.
De mensenrechten werden besproken tijdens de eerste ministeriële bijeenkomst in het kader van de "EU-Angola Joint Way Forward" (JWF) die op 17 oktober 2014 in Brussel plaatsvond. De EU sprak haar bezorgdheid uit over de wetgeving inzake laster die de onderzoeksjournalistiek aan banden legt, en over de situatie inzake de vrijheid van meningsuiting en van vereniging. De EU was ingenomen met de goedkeuring van de wet inzake de participatie van vrouwen aan het politieke leven, en onderstreepte dat nog meer werk moet worden gemaakt van vrouwenrechten. Beide partijen kwamen overeen om ten minste eenmaal per jaar besprekingen te voeren in het kader van de politieke dialoog uit hoofde van artikel 8 van de Overeenkomst van Cotonou.
De EU bleef tevens steun verlenen aan de universele periodieke doorlichting (UPR) van Angola door de Verenigde Naties, in het kader waarvan aanbevelingen zijn gedaan voor de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van vereniging, geweld tegen vrouwen en kinderen, en gerechtelijke instellingen. Angola werd tevens verzocht zijn nationale wetgeving in overeenstemming te brengen met het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof (ICC), met het oog op de spoedige ratificering ervan.
Wat financiële steun betreft, financiert de EU via het Europees instrument voor democratie en mensenrechten verschillende projecten op het gebied van de media en de opleiding van journalisten. Voorts wordt in het kader van het PAANE II-programma steun verleend aan niet-overheidsactoren. In 2014 trok de EU ook financiële middelen voor UNICEF uit ten behoeve van een project dat het Angolese geboorteregistratiesysteem en de toegang tot de rechter voor jongeren in het land moet verbeteren.
Benin
Een zwak gerechtelijk apparaat, barre omstandigheden in de gevangenissen en geweld, en discriminatie van vrouwen en meisjes zijn enkele van de belangrijkste mensenrechtenproblemen in Benin; deze staan dan ook centraal in de prioriteitenstelling van de EU voor het land.
De situatie met betrekking tot de rechten van kinderen in Benin blijft uiterst zorgwekkend, zoals werd onderstreept door de speciale rapporteur van de Verenigde Naties voor kinderhandel, kinderprostitutie en kinderpornografie, Najat Maalla M'jid, die hierover in 2014 heeft gerapporteerd aan de VN-Mensenrechtenraad. Dit punt blijft een topprioriteit voor de EU in Benin. De EU blijft dan ook maatregelen nemen ter bescherming van kinderen die het slachtoffer zijn van geweld en seksueel misbruik.
Via regelmatige contacten en politieke dialoog beschikt de EU over een kanaal om vraagstukken inzake mensenrechten en justitiële hervormingen met de regering te bespreken. De meest recente officiële bijeenkomst in het kader van de politieke dialoog vond in juni 2014 plaats met de president van Benin. Ook voert de EU een regelmatige dialoog met het maatschappelijk middenveld, daaronder begrepen mensenrechten-ngo's.
Wat financiële samenwerking betreft, steunt de EU verbeteringen in het wetgevingsproces en een betere toegang tot de rechter, door 4,5 miljoen euro uit te trekken ter ondersteuning van de hervorming van het gerechtelijk apparaat, hetgeen ook inhoudt dat de capaciteit van de justitiële keten wordt versterkt en wetboeken en wetten worden gemoderniseerd.
De regering en de constitutionele instellingen hebben blijk gegeven van hun wil om justitie te hervormen. In september 2014 is een nieuw programma van 8 miljoen euro overeengekomen voor het uitvoeren van dergelijke hervormingen. Ter verbetering van de omstandigheden in de gevangenissen verleent de EU momenteel steun aan een justitieproject (PARJ) en aan de opstelling van een noodplan voor gevangenissen, hetgeen de regering ertoe heeft aangezet om in 2014 met eigen middelen nieuwe gevangenissen te bouwen en te openen.
De EU verstrekt ook financiële steun aan projecten die erop gericht zijn een eind te maken aan de discriminatie van vrouwen en vrouwenrechten in Benin te bevorderen. Daarnaast bestaan er, zoals hierboven vermeld, diverse EU-initiatieven ter bescherming van de rechten van het kind en ter bestrijding van kinderhandel. Via het Europees instrument voor democratie en mensenrechten steunt de EU de verbetering van twee centra voor de detentie, opleiding en reïntegratie van jongeren. Ten slotte neemt de EU ook maatregelen ter bevordering van de rechten van personen met een beperking in Benin.
Botswana
In het kader van haar betrekkingen met Botswana stelt de EU zich op het gebied van mensenrechten en democratie vooral doelen die te maken hebben met de doodstraf en de rechten van personen die tot minderheden behoren, zoals het inheemse Sanvolk, alsook LGBTI.
De EU voert met de regering van Botswana besprekingen over mensenrechten en democratie, met name via de jaarlijkse politieke dialoog. Vanwege de nationale verkiezingen van oktober 2014, zal de volgende zitting van de dialoog met de nieuwe regering naar verwachting begin 2015 plaatsvinden.
In 2014 zette de Europese Unie haar regelmatige contacten met een aantal vooraanstaande mensenrechtenorganisaties in het land voort. Ter gelegenheid van de verkiezingen van 24 oktober 2014 organiseerde diplomatiek personeel van de in Botswana aanwezige missies van EU-lidstaten en van de EU-delegatie een gezamenlijke "diplomatieke wacht" in en rond de hoofdstad, waaruit bleek dat de verkiezingsdag kalm en gedisciplineerd verliep.
De EU-delegatie en de in het land aanwezige lidstaten zijn actief betrokken bij de lopende bespreking over het opstellen van een alomvattende mensenrechtenstrategie en bijbehorend nationaal actieplan, alsmede over de instelling van een Raad voor de mensenrechten die in overeenstemming is met de beginselen van Parijs.
De missiehoofden van de EU bespreken regelmatig de situatie van de etnische San- of
Basarwaminderheid in Botswana. De EU-delegatie en de in Botswana aanwezige EU-lidstaten hebben getracht om gezamenlijk en op consistente wijze de dag tegen de doodstraf en de dag van de mensenrechten aan te grijpen om de impact van hun acties te optimaliseren.
Aangezien Botswana lid is van de Mensenrechtenraad (HRC), hebben de EU-delegatie en lidstaten van de EU demarches ter zake ondernomen bij de lokale autoriteiten. De in Botswana aanwezige EU-lidstaten en de EU-delegatie hebben de regering hulp aangeboden bij de uitvoering van de aanbevelingen in het kader van de universele periodieke doorlichting (UPR), die onder meer inhouden dat een openbaar debat over kwesties zoals de doodstraf en betrekkingen tussen mensen van hetzelfde geslacht dient te worden gevoerd.
Op het gebied van financiële samenwerking ontvangt Botswana middelen uit het
Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR). Het EIDHR heeft in 2014 een nieuwe oproep tot het indienen van voorstellen ter waarde van 0,6 miljoen euro gedaan, om het maatschappelijk middenveld te ondersteunen bij aangelegenheden zoals mensenrechten en burgerschapsvorming, kinderrechten, rechten van inheemse volken en van personen die tot minderheden behoren, rechten van LGBTI, en de doodstraf, alsmede om de transparantie en verantwoordingsplicht van de regering tegenover de burgers te vergroten.
Burkina Faso
De prioriteiten van de EU hebben betrekking op het versterken van het institutionele kader voor de bescherming van de mensenrechten, het afschaffen van de doodstraf, het uitbannen van foltering, het verbeteren van de omstandigheden in gevangenissen en de duur van de rechtsgang. Andere prioriteiten zijn het versterken van het rechtssysteem, het bevorderen van de vrijheid van meningsuiting, het beschermen van mensenrechtenverdedigers en het maatschappelijk middenveld, en het bevorderen en beschermen van de rechten van vrouwen en kinderen. Recente politieke ontwikkelingen in het land kunnen er echter toe nopen dat de prioriteiten op korte termijn worden herzien, en niet-bevestigde berichten van vergeldingsdaden tegen sympathisanten van de vorige politieke meerderheid kunnen tot gevolg hebben dat de mensenrechtensituatie opnieuw moet worden beoordeeld.
Na de volksopstand waardoor president Compaoré, die 27 jaar aan de macht was geweest, moest aftreden, zijn er meldingen geweest van een aantal schendingen van de mensenrechten die niet zonder gevolg kunnen blijven. De onlangs benoemde overgangsautoriteiten zijn pas in november 2014 aangetreden en de EU probeert actief contacten met hen te leggen.
De nieuwe regering nam snel maatregelen om de rust en orde te herstellen, en heeft ook verklaard bereid te zijn de corruptie aan te pakken en het gerechtelijk apparaat te hervormen. Hoewel dit bemoedigende signalen zijn, zijn er ook berichten van buitengerechtelijke regelingen en vervolgingen van personen die dicht bij de vorige machtshebbers stonden (ook vandalisme en plunderingen horen daarbij).
Wat de samenwerking betreft, zal de EU voortgaan met het lopende programma ter ondersteuning van het gerechtelijk apparaat. Verdere bijstand wordt overwogen, maar de belangrijkste gebieden voor samenwerking, zoals governance, blijven behouden.
Burundi
In 2014 bestond de voornaamste doelstelling van de EU met betrekking tot de mensenrechten in
Burundi erin vooruitgang te boeken op het vlak van de rechtsstaat, ook wat betreft de bescherming van individuele rechten en fundamentele vrijheden. Ter ondersteuning van deze overkoepelende doelstelling richtte de EU haar aandacht op het versterken van het rechtsstelsel, het aanmoedigen en beschermen van mensenrechtenverdedigers en het bestrijden van discriminatie. De EU spoorde de autoriteiten ook aan een onderzoek in te stellen naar gevallen van buitengerechtelijke executies en foltering, en straffeloosheid te bestrijden.
In de context van de aanstaande verkiezingen in 2015, die wordt gekenmerkt door een zich sluitende politieke ruimte en een toenemende politisering van justitie, stelde de EU een aantal specifieke punten herhaaldelijk aan de orde, zoals de inclusiviteit van het verkiezingsproces, de eerbiediging van de vrijheid van meningsuiting, van vergadering en van demonstratie, het recht van politieke partijen om hun activiteiten zonder bemoeienis van de regering te ontplooien en het recht op een eerlijk proces.
Tijdens de jaarlijkse mensenrechtendialoog met Burundi kwamen de volgende onderwerpen ter sprake: de druk die door de autoriteiten op mensenrechtenverdedigers wordt uitgeoefend, de moeilijkheden die organisaties van mensenrechtenverdedigers ondervinden om hun activiteiten uit te oefenen, de politisering van justitie, de situatie van vrouwen en minderheden, en het beknotten van burgerlijke vrijheden. Daarnaast belegde de EU in 2014 met Burundi vier vergaderingen in het kader van de politieke dialoog uit hoofde van artikel 8 van de Overeenkomst van Cotonou. Tijdens deze vergaderingen herhaalde de EU haar oproep om de politieke en burgerrechten te eerbiedigen en te bevorderen, en benadrukte zij hoe belangrijk het is te zorgen voor een onafhankelijk rechtsstelsel en straffeloosheid te bestrijden. Punten in verband met mensenrechten en democratie werden eveneens aan de orde gesteld tijdens bilaterale bijeenkomsten, onder meer ter gelegenheid van de top EU-Afrika.
Wat betreft de EU-dialoog met maatschappelijke organisaties, werd er in mei 2014 een overleg met meer dan 70 maatschappelijke organisaties georganiseerd in het kader van de voorbereiding van de EU-routekaart voor het land met het oog op samenwerking met het maatschappelijk middenveld. In december 2014 vond er in Burundi eveneens overleg met maatschappelijke organisaties plaats over mogelijke toekomstige financiële steun voor mensenrechtenactiviteiten.
In 2014 werd het optreden van de EU op het gebied van de mensenrechten in het land gekenmerkt door nog een aantal andere belangrijke ontwikkelingen. Zo herinnerde de EU de regering aan haar belofte om een rapport bekend te maken nadat uit een brede raadpleging (états généraux de la justice) was gebleken dat justitie in Burundi nog steeds gepolitiseerd is en onafhankelijkheid ontbeert. Het ministerie van Justitie organiseerde een "sectorevaluatie" waarmee gevolg kon worden gegeven aan de in het rapport gedane aanbevelingen.
De EU zette ook een actie op touw om de rechten van kinderen en jongeren op diverse gebieden te bevorderen en te beschermen, en de discriminatie van minderheidsgroepen te verlichten. Deze actie werd financieel ondersteund door het EIDHR. De EU verschafte tevens rechtsbijstand en medische en psychosociale steun aan kinderen die een risico lopen en aan minderjarigen in gevangenissen.
De EU volgde nauwgezet de gevolgen van een in 2013 aangenomen mediawet die een bedreiging vormt voor de vrijheid van meningsuiting, alsmede het debat over twee andere belangrijke wetsontwerpen inzake publieke demonstraties en maatschappelijke organisaties. Tot slot volgde de EU de rechtszaak tegen mensenrechtenverdediger Pierre Claver Mbonimpa en tegen leden van de politieke partij Mouvement pour la Solidarité et la Démocratie, en zij woonde de hoorzittingen bij.
In 2014 legde de EU verklaringen af over de volgende onderwerpen: de toenemende politieke spanningen en de beknotting van de politieke en burgerrechten; het belang van eerbiediging van de rechten van gevangenen, waarbij werd verwezen naar de opsluiting van Pierre Claver; de ondertekening van de gedragscode en de politieke dialoog in het kader van de routekaart voor de verkiezingen van 2015.
In zijn conclusies van juli 2014 benadrukte de Raad Buitenlandse Zaken dat de verkiezingen in Burundi in 2015 een cruciale kans zijn om de recente vorderingen te consolideren en bij te dragen tot een sterkere toekomst. De Raad verwelkomde de aanneming bij consensus van de verkiezingswet en het akkoord van alle partijen over een gedragscode, maar benadrukte dat hij zich steeds meer zorgen maakt over de beperking van de politieke ruimte en de burgerlijke vrijheden in Burundi.
Op 18 september 2014 nam het Europees Parlement een resolutie over Burundi aan. Hierin wordt de gevangenhouding van mensenrechtenverdediger Pierre Claver Mbonimpa veroordeeld en wordt onder meer verzocht om zijn onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating. Tevens wordt de regering van Burundi verzocht te voldoen aan haar internationale verplichtingen op het gebied van de mensenrechten, en wordt bezorgdheid geuit over de straffeloosheid, willekeurige detentie en de sociaaleconomische situatie.
Wat financiële samenwerking betreft, schraagde de EU haar dialoog met steun voor de nodige hervormingen. In het kader van het programma voor goed bestuur (28 miljoen euro), steunde de EU de bouw van lokale rechtbanken, de opleiding van justitieel personeel en rechters alsmede het verstrekken van rechtsbijstand op gemeenschapsniveau. De EU trok meer dan 400 000 euro uit voor activiteiten met journalisten. De EU bleef ook steun verlenen aan het maatschappelijk middenveld in Burundi, met een project ter waarde van 5,5 miljoen euro bedoeld om maatschappelijke organisaties sterker te maken. Zij verleende zeven keer steun aan mensenrechtenverdedigers via het noodfonds van het EIDHR.
Kameroen
De actuele prioriteiten van de EU op het gebied van mensenrechten en democratie in het kader van haar betrekkingen met Kameroen zijn het bestrijden van foltering, het verbeteren van de omstandigheden in gevangenissen, het beschermen van mensenrechtenverdedigers, het bevorderen van de rechten van het kind, meer bepaald het bestrijden van kinderhandel, het uitbannen van geweld tegen vrouwen en non-discriminatie.
In 2014 bleef de EU in verschillende contexten actief ijveren voor mensenrechten en democratie in Kameroen, onder meer door middel van de politieke dialoog uit hoofde van artikel 8 van de Overeenkomst van Cotonou. In de loop van het jaar pleitte de EU andermaal voor de afschaffing van de doodstraf in Kameroen en voor de ratificatie van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof.
In juli belegden de EU en Kameroen een vergadering van de politieke dialoog over veiligheid en economie, tijdens welke de EU erop wees dat Kameroen de mensenrechten, met inbegrip van het recht op een eerlijk proces, onverkort moet waarborgen in zijn inspanningen om de opstand van Boko Haram te neutraliseren. De tweede jaarlijkse vergadering van de dialoog vond plaats in januari 2015. De uitvoering van de aanbevelingen die zijn gedaan naar aanleiding van de universele periodieke doorlichting van Kameroen in 2013, vormde een essentieel onderdeel van deze dialoog.
De EU-delegatie in Yaoundé onderhield tevens contacten met de overheidsinstanties die verantwoordelijk zijn voor de bescherming van de mensenrechten en de bevordering van de democratie. In de loop van 2014 ontmoette het hoofd van de delegatie de voorzitters van de Kameroense nationale commissie voor mensenrechten en vrijheden, de nationale raad voor Communicatie en de nationale verkiezingscommissie.
De EU zette haar dialoog met het maatschappelijk middenveld voort. Er vonden geregeld vergaderingen plaats met mensenrechtenverdedigers, onder meer met degenen die betrokken zijn bij de verdediging van de rechten van lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen, transgenders en interseksuelen. Dankzij deze vergaderingen werden mensenrechtenverdedigers gestimuleerd om beter met elkaar te coördineren, en richtten zij een platform op voor nauwe samenwerking en het delen van informatie. Voorts stelde de EU, in volledige samenwerking met de lidstaten, een routekaart op voor samenwerking met het maatschappelijk middenveld in Kameroen.
Wat financiële samenwerking betreft, ontvangt Kameroen middelen uit het Europees instrument voor de democratie en de mensenrechten (EIDHR). De projecten die in het kader van het EIDHR in 2014 voor steun zijn aangemerkt, spitsten zich toe op de strijd tegen mensenhandel, de seksuele uitbuiting van kinderen en het gebruik van gedwongen arbeid in de traditionele gemeenschappen (de Lamidas) in het noorden van Kameroen. Lopende EIDHR-projecten met betrekking tot de zichtbaarheid in de media van de omstandigheden in de gevangenissen en tot verbetering van de mensenrechten in Kameroense gevangenissen (waaronder opleiding voor gevangenis- en gerechtelijk personeel) werden voortgezet.
De EU bleef ook financiële steun verlenen via het programma voor niet-overheidsactoren en het programma wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw (FLEGT) in sectoren die van belang zijn voor de mensenrechten. Dit betrof onder meer de toegang tot de rechter (voor minderjarigen, mensen met hiv/aids, enzovoorts) en het beheer van de natuurlijke hulpbronnen (waaronder de bestrijding van landroof, erkenning van lokale inheemse rechten en oplossing van conflicten over land).
Kaapverdië
Kaapverdië blijft een land met een goede staat van dienst betreffende de eerbiediging van democratische beginselen, de mensenrechten en fundamentele vrijheden. De belangrijkste doelstellingen van de EU in het kader van haar betrekkingen met Kaapverdië zijn het ondersteunen van de inspanningen van de autoriteiten op de punten die nog aanleiding geven tot bezorgdheid, in het bijzonder gendergerelateerd geweld en discriminatie jegens vrouwen, de rechten van het kind en non-discriminatie van migranten.
De EU bleef in 2014 in het kader van het speciaal partnerschap EU-Kaapverdië regelmatig de dialoog over de consolidatie van democratie en mensenrechten aangaan. Dit partnerschap maakt ruimte voor een versterkte politieke dialoog over democratie, mensenrechten, de rechtsstaat en goed bestuur. Het actieplan voor het speciaal partnerschap besteedt bijzondere aandacht aan de rechten van vrouwen en kinderen, de situatie van migranten, het bestrijden van huiselijk geweld, verbetering van het rechtssysteem, de bestrijding van corruptie en de bevordering van goed bestuur.
De EU bleef financiële steun verlenen aan projecten die bijdragen tot verbetering van de rechten van vrouwen, kinderen en personen met een handicap, alsmede aan de versterking van het maatschappelijk middenveld in Kaapverdië. Het land profiteerde in 2014 ook van het door de EU gefinancierde PALOP-programma (voor landen in Afrika met Portugees als officiële taal) op het gebied van burger- en politieke rechten.
Centraal-Afrikaanse Republiek
De Europese Unie zette in 2014, ondersteund door een aantal verschillende EU-instrumenten, haar inspanningen ter verbetering van de mensenrechtensituatie in de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR) voort, en richtte zich met name op het onderhouden van een regelmatige dialoog met de overgangsautoriteiten. De dialoog werd vergemakkelijkt door de toegankelijkheid van de nieuwe autoriteiten, die hun taken in januari 2014 aanvatten, voor de internationale gemeenschap. De nieuwe autoriteiten schonken op verschillende niveaus bijzondere aandacht aan de mensenrechten, en toonden zich solidair met de uitzonderlijk moeilijke en soms onduldbare situatie waarmee de burgers van de CAR te maken hebben, dit in tegenstelling tot het standpunt dat de regering in de afgelopen jaren had ingenomen.
Activiteiten die de EU en haar lidstaten in de CAR ondernamen op het gebied van de mensenrechten werden sterk beïnvloed door de verslechterende veiligheidssituatie in de hoofdstad en het hele land, de terugkeer van vluchtelingen (geraamd op ongeveer 420 000), de situatie van de intern ontheemden en de bestrijding van straffeloosheid. Het ICC kondigde de opening van een onderzoek naar oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid aan, en verklaarde voornemens te zijn in de komende maanden in Bangui een kantoor te openen.. Het mandaat van de onafhankelijke deskundige mevrouw Keita Bocoum, wier aanbevelingen bijzondere aandacht besteedden aan de noodzaak overgangsjustitie in te stellen, werd in september door de Raad voor de mensenrechten in Genève met een jaar verlengd. De VN-Veiligheidsraad stelde op zijn beurt sancties in tegen twee personen en wees daarnaast nog 20 burgers en organisaties voor mogelijke toekomstige sancties aan.
In 2014 verbreedden de EU en haar lidstaten de werkingssfeer van hun maatregelen in de CAR door een alomvattende aanpak te volgen, met inbegrip van een GVDB-operatie (EUFOR-RCA) met een mandaat tot 15 maart 2015 en de oprichting van het Békou trustfonds, dat wordt beheerd door de Europese Commissie en in het eerste jaar van de EU, Frankrijk, Duitsland en Nederland bijdragen voor een totaal van 74 miljoen euro ontving. De eerste betalingen uit dit fonds, met voornamelijk een sociaal accent, gaan in januari 2015 van start.
De EU nam in 2014 acht verklaringen over de CAR aan, en het land was zeven keer het onderwerp van de conclusies van de RBZ. Het Europees Parlement nam op 13 maart een resolutie aan waarin het nogmaals zijn diepe bezorgdheid over de situatie in de CAR uitte en de dringende behoefte aan actie op humanitair gebied onderstreepte. Een aantal lokale verklaringen is samen met andere in het land vertegenwoordigde internationale partners afgegeven, met name in het kader van de internationale bemiddeling en de internationale contactgroep.
Afgezien van informele contacten en de regelmatige dialoog met de autoriteiten van de CAR en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, hebben de EU en Frankrijk ook een demarche gedaan bij het ministerie van Buitenlandse Zaken over stemmingen tijdens de 69e zitting van de AVVN, in het bijzonder die over het gebruik van de doodstraf. De beslissing van de CAR een moratorium op de doodstraf vast te stellen, kan als een positief signaal worden gezien en is zeker een bemoedigend teken met het oog op de vooruitzichten voor de mensenrechtendialoog in het land. De CAR besloot zich in 2014 ook aan te sluiten bij EU-standpunten bij stemmingen in de Derde Commissie van de AVVN.
In het kader van financiële ondersteuning wordt aan verschillende projecten gewerkt die worden gefinancierd uit de thematische begrotingslijn en het budget voor niet-overheidsactoren. In het kader van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten wordt bijvoorbeeld een project gefinancierd om de rechten van inheemse mensen en bosbewoners te bevorderen en hun toegang tot de rechter te versterken. Via het budget voor niet-overheidsactoren financiert de EU ook de bevordering van zakelijke initiatieven van vrouwen in de CAR. Maar ondanks een aantal goede resultaten werd het project na een jaar op 1 oktober als gevolg van de veiligheidsproblemen in Bangui opgeschort.
De EU steunt ook actoren uit het maatschappelijk middenveld die werken aan levensvatbare en duurzame vrede in de CAR. Andere projecten over gender en de vrijheid van meningsuiting worden ook gefinancierd. Daarnaast werd in 2014 een project van 1 miljoen euro ter ondersteuning van het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten goedgekeurd, dat gericht zal zijn op de preventie van schendingen van de mensenrechten.
Tsjaad
De hoofddoelstellingen van de EU inzake de verbetering van de mensenrechten in Tsjaad waren ook in 2014 als volgt: hervorming van het rechtssysteem en de veiligheidstroepen, propagering van de rechten van vrouwen en kinderen en van de democratie, en de bestrijding van de doodstraf. EU- optreden nam verschillende vormen aan, van politieke dialoog tot technische samenwerking, met name via het Europees Ontwikkelingsfonds, het instrument voor bijdrage aan vrede en stabiliteit en het Europees instrument voor democratie en mensenrechten.
In het kader van artikel 8 van de Overeenkomst van Cotonou, hielden de EU en haar lidstaten in juni 2014 een zitting van de politieke dialoog met de autoriteiten van Tsjaad. In deze dialoog gaf de EU uiting aan haar bezorgdheid over een aantal mensenrechtenkwesties, met name de hervorming van justitie, de omstandigheden in de gevangenissen en de berechting van de voormalige Tsjadische dictator Hissène Habré. Daarnaast ging de EU als waarnemer fungeren bij het proces van 21 medeverdachten van Hissène Habré, dat op 14 november in Ndjamena aanving. De EU steunt via het stabiliteitsinstrument de organisatie van evenementen voor bewustmaking omtrent het Habré- proces en zijn gevolgen.
Meer in het algemeen is in november 2014 een aanvang gemaakt met een project, dat door een
Tsjadische mensenrechtenorganisatie wordt uitgevoerd en door het Europees instrument voor democratie en mensenrechten wordt gefinancierd, met als doel de bespreking van vraagstukken met betrekking tot de overgangsrechtspraak in Tsjaad.
Als onderdeel van het programma ter ondersteuning van de hervorming van de veiligheidssector, werden twee contracten met ngo’s getekend met het oog op de verbetering van betrekkingen tussen de veiligheidstroepen en de bevolking, in het kader van een grotere verantwoordingsplicht.
Met betrekking tot de hervorming van justitie, werd een door de EU gefinancierd onderzoek naar de opvattingen van de Tsjadische burgers over het rechtssysteem uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zullen bijdragen tot de ontwikkeling van een nieuw programma ter verbetering van de toegang tot de rechter. Te dien einde ontvangt Advocaten zonder grenzen België sinds april 2014 steun voor een tweejarig project dat zich richt op de verbetering van de kennis van Tsjadische burgers over gerechtelijke procedures en beoogt hen te helpen hun rechten te beschermen. De EU ging verder met het traject om een nieuw wetboek van strafrecht aangenomen te krijgen, waarin onder andere de doodstraf vrijwel volledig wordt afgeschaft (de aanneming van het wetboek van strafrecht is uitgesteld tot 2015). De EU uitte daarentegen herhaaldelijk haar bezorgdheid over de laattijdige invoering van bepalingen die homoseksualiteit strafbaar maken.
De EU bleef nauw samenwerken met mensenrechtenorganisaties en organiseerde verschillende ontmoetingen met het maatschappelijk middenveld, met name om te spreken over de uitvoering van aanbevelingen die tijdens de universele periodieke doorlichting in oktober 2013 door de Tsjadische autoriteiten werden aanvaard.
Unie der Comoren
De doelstellingen van de EU op het gebied van mensenrechten en democratie in het kader van de betrekkingen met de Unie der Comoren zijn om de eerbiediging van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat te blijven bevorderen, met bijzondere nadruk op verkiezingsprocessen, de rechtspraak en de strijd tegen corruptie, alsmede de rechten van vrouwen en kinderen.
De EU bleef met de Unie der Comoren op verschillende manieren besprekingen over mensenrechten en democratie voeren, onder meer door regelmatige missies op hoog niveau, beleidsdialogen en via ontwikkelingssamenwerking. Daarnaast pleitte de EU tijdens de - in het kader van de lopende electorale steun - geïntensiveerde politieke dialoog met de autoriteiten van de Comoren herhaaldelijk voor vrije, transparante en geloofwaardige verkiezingen op basis van het onlangs herziene juridische kader en het gestructureerde overleg met belanghebbenden. Een beter genderevenwicht in de electorale instellingen en qua politieke participatie werd via hervorming van de rechtspraak en wijdverbreide bewustmakingscampagnes eveneens bevorderd.
Met de allereerste gemeenteraadsverkiezingen en de verlenging van de wetgevende en uitvoerende bevoegdheden van de Unie en de Eilanden, kan de verkiezingscyclus 2014-2016 de vooruitgang van het land op de weg naar democratie, ontwikkeling en nationale integratie bevestigen, maar ook het risico op een terugkeer naar chronische instabiliteit, separatisme en armoede verhogen.
Andere belangrijke ontwikkelingen op het gebied van de mensenrechten waarover de EU in 2014 een standpunt innam, hebben voornamelijk betrekking op het rechtssysteem. In overeenstemming met de prioriteiten in de nieuwe nationale ontwikkelingsstrategie voor 2015-2019, geeft de EU momenteel steun aan de verdere hervorming van het rechtssysteem, die op meer onafhankelijkheid, integriteit, efficiëntie, billijkheid en betere toegang gericht is. In het kader van het 11e EOF wordt aanzienlijke EU-steun voor de tenuitvoerlegging van de hervorming verstrekt.
In de loop van het jaar intensiveerde de EU haar dialoog met organisaties uit het maatschappelijk middenveld door de aanneming van een gezamenlijk stappenplan van de EU en Frankrijk voor de contacten van de EU met het maatschappelijk middenveld voor 2014--2017, dat financieel wordt ondersteund via het begrotingsonderdeel voor niet-statelijke actoren en lokale actoren (NSA/LA) en het Europees instrument voor democratie en mensenrechten. Vijf NSA/LA-projecten zijn nog lopende en voor 2015 zijn meer oproepen tot het indienen van voorstellen in het kader van het NSA/LA-programma en het EIDHR gepland.
De Comoren ondergingen in 2014 hun tweede universele periodieke doorlichting
(UPR) — 125aanbevelingen werden aanvaard en 9 verworpen. De verworpen aanbevelingen betroffen voornamelijk de eerbiediging van de vrijheid van godsdienst en seksuele gerichtheid. De aanvaarde aanbevelingen hebben hoofdzakelijk betrekking op de ratificatie van internationale verdragen op het gebied van de mensenrechten, samenwerking met de mensenrechtenorganen van de VN, de onafhankelijkheid van corruptiebestrijdings- en mensenrechteninstellingen en -acties, de afschaffing van de doodstraf, de toegang tot justitie, de gevangenisomstandigheden, de rechten van vrouwen en kinderen en de sociale basisvoorzieningen. In dit verband verleenden de EU en Frankrijk bijstand voor capaciteitsopbouw bij de nationale mensenrechtencommissie.
Republiek Congo (Congo-Brazzaville)
De doelstellingen van de EU op het gebied van mensenrechten en democratie in het kader van de betrekkingen met de Republiek Congo zijn de bestrijding van marteling, de verbetering van de gevangenisomstandigheden, een goede rechtsbedeling en de bevordering en bescherming van de rechten van kwetsbare bevolkingsgroepen.
De EU bleef in 2014 moeilijkheden ondervinden met het houden van een constructieve dialoog over de mensenrechten en democratie met de Republiek Congo. Ondanks het feit dat er geen sprake was van een specifieke jaarlijkse mensenrechtendialoog met alle betrokken autoriteiten, vonder er besprekingen over de mensenrechten plaats in de bilaterale bijeenkomsten met de minister van Justitie en Mensenrechten en met de minister van Binnenlandse Zaken en Decentralisatie. Tijdens die bijeenkomsten herhaalde de EU haar pleidooi voor onderzoeken in geval van beschuldigingen van mishandeling en foltering door de Congolese veiligheidstroepen, voor de vervolging van de plegers van zulke misdrijven, en voor de toestemming voor mensenrechten-ngo’s om toezicht te houden op gevangenissen en deze te mogen bezoeken. Ondanks de verzoeken van de EU is de situatie niet verbeterd, en er worden nog steeds gevallen van slechte behandeling en marteling in gevangenissen gerapporteerd. De EU riep tevens de minister van Justitie op de langverwachte besluiten ter uitvoering van de wet op de bescherming van de rechten van inheemse volken aan te nemen.
De EU zette in de loop van het jaar haar dialoog met maatschappelijke organisaties voort via talrijke informele en formele bijeenkomsten om van gedachten te wisselen en over de belangrijkste mensenrechtenkwesties te discussiëren. De jaarlijkse bijeenkomst met mensenrechtenverdedigers vond in juli plaats.
De lokale verkiezingen vonden op 28 september plaats en de gedeeltelijke senaatsverkiezingen werden op 12 oktober 2014 georganiseerd. Voorafgaand aan deze verkiezingen ontmoette de EU de minister van Binnenlandse Zaken en Decentralisatie om geïnformeerd te worden over de volkstelling onder Congolese burgers met stemrecht en over het verkiezingsproces. De voornaamste problemen aangaande het verkiezingsproces die tijdens de ontmoeting ter sprake kwamen (de geloofwaardigheid van de kiezerslijst, de onafhankelijkheid van de kiescommissie en de electorale grenzen) moeten nog worden opgelost.
De EU berichtte in 2014 over een duidelijke verslechtering op het gebied van de vrijheid van meningsuiting, van vergadering en van de pers in de Republiek Congo. In een lokale verklaring veroordeelde de EU de aanval op de Kameroense journalist Elie Smith en zijn zuster in Brazzaville, waarbij zij door vier mannen verkracht werd en hij met de dood werd bedreigd. Veel waarnemers denken dat deze aanval een reactie was op een bericht op Elie Smith’s Facebook-pagina met afbeeldingen van aanhangers van de oppositie die tijdens een politieke bijeenkomst tegen de wijziging van de Grondwet door onbekende personen werden aangevallen.
De Republiek Congo onderging zijn universele periodieke doorlichting in oktober 2013. In maart 2014 werd de 25e zitting van de Raad voor de mensenrechten in kennis gesteld van de aanvaarding van 164 van de 171 aanbevelingen door de regering. Zeven aanbevelingen werden verworpen, bijvoorbeeld over het vergroten van de deelname van vrouwen aan de besluitvorming over wetgeving tot 25 %, over de bestrijding van alle vormen van discriminatie op grond van seksuele gerichtheid, over een vaste uitnodiging voor alle thematische speciale procedure waarmee specifieke mensenrechteninstanties zijn belast, en over de ratificatie van het Verdrag betreffende de privileges en immuniteiten van het Internationaal Strafhof.
In oktober heeft de Algemene Vergadering van de VN de Republiek Congo voor een periode van drie jaar in de VN-Mensenrechtenraad herkozen. Dit lidmaatschap heeft geen positieve invloed op de mensenrechtensituatie in het land gehad. De Republiek Congo beschikt evenmin over een goede staat van dienst inzake het opstellen en indienen van verslagen bij de diverse VN-comités. Een positieve noot is dat de Republiek Congo in 2014 het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en het bijbehorende facultatief protocol ratificeerde.
Wat financiële samenwerking betreft, ontvangt de Republiek Congo voor het eerst middelen uit het Europees instrument voor de democratie en de mensenrechten (EIDHR). In het kader van het EIDHR wordt begin 2015 een eerste oproep tot het indienen van voorstellen, met een budget van 700 000 euro, bekendgemaakt.
De EU ging in 2014 door met het verlenen van financiële steun aan de Republiek Congo op het gebied van de rechtspraak en de mensenrechten door middel van de projectactiviteiten ter versterking van de rechtsstaat en verenigingen (PAREDA). In november 2014 zijn de werkzaamheden ter verbetering van de omstandigheden in gevangenissen in Brazzaville, Dolisie en Pointe-Noire voltooid. De EU financierde tevens de activiteiten van een lokale ngo om de gevangenen in de gevangenis van Pointe-Noire betere toegang tot gezondheidszorg en levensmiddelen te geven, de hygiëne en sanitaire voorzieningen te verbeteren, en om verantwoordelijk seksueel gedrag te bevorderen. De EU bleef het inspectoraat-generaal van de rechtbanken en justitiële diensten steunen met het verstrekken van uitrusting en technische bijstand. De EU financierde ook juridische bijstand aan de armen, met als doel de duur van hun voorhechtenis en de overbevolking van de gevangenissen terug te dringen. Tot op heden heeft dit project tot de voorlopige vrijlating van bijna 100 delinquenten geleid.
Wat gendergelijkheid betreft, hebben 48 dakloze meisjes een door de EU gefinancierd beroepsopleidingsprogramma gevolgd en zeven van hen zijn reeds door een werkgever aangenomen. De EU ondersteunt tevens een project onder leiding van journalisten waarbij vrouwen op het platteland over hun rechten worden voorgelicht. In het kader van een ander door de EU gefinancierd project werden 225 juridisch medewerkers en 50 maatschappelijke organisaties over de rechten van de vrouw onderricht. Dit project heeft vrouwen meer weerbaar gemaakt door 41 spaargroepen in Brazzaville en Ouesso op te zetten, en door 188 inkomstengenererende activiteiten en de beroepsopleiding van 284 vrouwen te financieren.
Een EU-project zorgde voor de verspreiding van juridische teksten die weduwen en wezen beschermen, en verstrekte leningen aan 30 weduwen om een economische activiteit te ontplooien. Voorts volgen 144 jonge mensen met een handicap momenteel een beroepsopleiding en 60 van hen zijn begonnen met lessen in lezen en schrijven. De EU steunt ook een netwerk van 47 ORA scholen (gericht op de mogelijkheden voor de toepassing van informatie-en communicatietechnologieën in plattelandsgebieden) ten gunste van 2921 inheemse kinderen. Ten slotte volgden 700 kansarme jongeren een beroepsopleiding en profiteerden 500 straatkinderen van een noodopvang in Pointe Noire.
Ivoorkust
De voornaamste mensenrechtenprioriteiten van de EU in Ivoorkust zijn het recht op veiligheid, de rechtspraak en de rechtsstaat, de bestrijding van straffeloosheid, verzoening, ondersteuning van de democratie, de bescherming van verdedigers van de mensenrechten, rechten van kinderen en gendergelijkheid. De EU blijft ook nationale verzoening bevorderen, en onderstreept de behoefte aan onpartijdige, onafhankelijke rechtspraak en aan modernisering van de politie.
Door de permanente politieke contacten en de officiële politieke dialoog onder artikel 8 van de Overeenkomst van Cotonou, beschikt de EU over een kanaal voor dialoog en politieke gedachtewisseling met de regering over vraagstukken inzake mensenrechten, rechtspraak en veiligheidshervormingen. De meest recente bijeenkomst werd in oktober 2014 met de minister van Buitenlandse Zaken gehouden. De EU zet ook haar permanente dialoog met alle politieke partijen, het maatschappelijk middenveld en mensenrechten-ngo's voort.
De EU verlengde in 2014 haar beperkende maatregelen tegen 15 Ivorianen die betrokken waren bij de postelectorale crisis opnieuw met een jaar.
Tijdens de universele periodieke doorlichting van Ivoorkust in april 2014 erkende de EU de geboekte vooruitgang, zoals de ratificatie van het Statuut van Rome in 2013 en de aanneming van wetgeving over de bescherming van verdedigers van de mensenrechten. Er was echter bezorgdheid over geweld tegen vrouwen, de schending van de rechten van kinderen, met inbegrip van kinderarbeid en -handel, alsook over de rechtspraak en verzoening.
Op het gebied van financiële samenwerking heeft de begrotingssteun van de EU
(115 miljoen euro) belangrijke invloed gehad op de opening van drie rechtbanken in het westen (Guiglo, Issia en Man) en op de aanneming van het beleidsdocument en het actieplan over justitiële hervorming. 36 rechtbanken van eerste aanleg, die zowel civiele als strafrechtelijke zaken behandelen, zijn momenteel in het land in gebruik. De EU-delegatie volgde de vooruitgang bij het opzetten van hof van assisen-processen, waar nieuw leven in is geblazen maar die nog niet de misdrijven die zijn begaan tijdens de postelectorale crisis hebben behandeld.
In het kader van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR), ontvingen in 2014 54 vrouwelijke slachtoffers van seksueel geweld juridische en medische hulp. In Abidjan werd aan ongeveer 30 Ivoriaanse journalisten een opleiding gegeven over gendervraagstukken en bestuur. Aan initiatieven gericht op de bestrijding van straffeloosheid, landkwesties en vrouwenrechten (zoals actie tegen genitale verminking van vrouwen) werd steun gegeven (2 miljoen euro).
Via het Europese stabiliteitsinstrument is 2 miljoen euro aan een verzoeningsproject voor het opbouwen van vertrouwen en vreedzame samenwerking tussen de nationale politie en de plaatselijke bevolking gegeven, waardoor het legitieme gezag van de politie wordt vergroot. Het project richt zich op drie gemeenten in Abidjan: Marcory, Treichville en Yopougon, die na de crisis alle zwaar getroffen zijn door gewelddadige sociale onrust en een gebrek aan respect voor nationale autoriteiten. Evenzo bestemt de EU 10 miljoen euro voor het ondersteunen van de regering bij de reïntegratie van 7.500 voormalige strijders.
Democratische Republiek Congo
De EU ging in 2014 in de Democratische Republiek Congo (DRC) voort met het bevorderen van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat. Ondanks het ontbreken van een gestructureerde en gerichte dialoog over de mensenrechten voerde de EU regelmatig op verschillende manieren met de autoriteiten van de DRC besprekingen over mensenrechten en de democratie.
Tijdens informeel overleg met de regering van de DRC en in openbare verklaringen en toespraken wees de EU op een aantal wetgevende prioriteiten, met name de omzetting van het Statuut van Rome in nationaal recht, de afschaffing van de doodstraf, een nieuwe kieswet en een grondige hervorming van de gezinswetgeving. De EU herinnerde ook aan de noodzaak tot versterking van de bescherming van de burgerlijke vrijheden, onder meer via systematische, grondige, onpartijdige en transparante vervolging van daders van schendingen van de mensenrechten.
De EU legde verschillende publieke verklaringen af en deed demarches bij de Congolese autoriteiten om bezorgdheid te uiten over de vervolging van politieke tegenstanders en activisten in het land. Andere verklaringen werden afgelegd over: de uitspraak van het Internationaal Strafhof over Germain Katanga, de gewapende aanval op de directeur van het nationaal park Virunga en over de rechtszaak over de verkrachting in Minova. Daarnaast legde de EU verklaringen af over de publicatie van VN-rapporten over seksueel geweld in de DRC en over buitengerechtelijke executies uitgevoerd door de Congolese politie (tijdens de zogenoemde Operatie Likofi). De EU gaf ook publiekelijk uiting aan haar diepe bezorgdheid over het besluit van de autoriteiten van de DRC om na de publicatie van het verslag van het Bureau voor de mensenrechten van de VN, de directeur van het Bureau, meneer Scott Campbell, uit te zetten.
De DRC werd in april 2014 in het kader van de tweede cyclus van de universele periodieke doorlichting in de VN-Mensenrechtenraad geëvalueerd. Van de 229 aanbevelingen werden er 190 aanvaard en werd er van 39 door de autoriteiten van de DRC nota genomen.
Na de parlements- en presidentsverkiezingen van 2011 stuurde de EU in juni 2014 onder leiding van Europees parlementslid Mariya Gabriel een vervolgmissie naar de DRC om de uitvoering van de aanbevelingen van de verkiezingswaarnemingsmissie van 2011 te beoordelen.
In oktober 2014 werd de Sacharov-prijs door de Conferentie van voorzitters van het Europees
Parlement aan dokter Denis Mukwege toegekend voor zijn strijd voor de bescherming van de rechten van vrouwen in de DRC. De 59-jarige gynaecoloog heeft in 1998 het Panzi-ziekenhuis in Bukavu opgericht, waar hij sindsdien slachtoffers van seksueel geweld die ernstig letsel hebben opgelopen, heeft behandeld.
De EU ging door met lobbyen voor aanneming van het actieplan uit 2012 dat een eind moet maken aan het rekruteren van kinderen door de nationale strijdkrachten en de veiligheidsdiensten. De EU steunde ook de VN-campagne om tegen 2016 een einde te maken aan de rekrutering en inzet van kinderen door officiële strijdkrachten bij gewapende conflicten.
In zijn conclusies van juli 2014 bevestigde de Raad Buitenlandse Zaken van de EU het belang van een onvoorwaardelijke vrijwillige ontwapening van de Democratische Strijdkrachten voor de Bevrijding van Rwanda (FDLR) in de DRC, en de bereidheid dit proces te ondersteunen. Met betrekking tot de demobilisatie van M23 en andere gewapende groepen, verklaarde de EU, tezamen met andere internationale gezanten, dat er voor ernstige schendingen van de mensenrechten geen amnestie kan worden verleend. De EU herinnerde alle partijen eraan dat zij verplicht zijn de burgers te beschermen en het internationaal recht, met inbegrip van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht, in acht te nemen. De EU wees op de bijzondere verantwoordelijkheid van de Congolese autoriteiten in dit verband, en benadrukte het belang van gecoördineerd optreden om het gerechtelijk apparaat, met inbegrip van de militaire rechtspraak, te hervormen.
De EU bleef op de volgende gebieden financiële steun verlenen aan de DRC: de versterking van het Congolese rechtssysteem, gendergerelateerd geweld, kinderen en gewapende conflicten, en de bescherming van mensenrechtenverdedigers.
Djibouti
Op het gebied van de mensenrechten was de eerste prioriteit van de EU in Djibouti de dialoog tussen de regering en de coalitie van de oppositie te bevorderen opdat Djibouti democratische hervormingen kan doorvoeren en opdat burgerlijke vrijheden beter worden geëerbiedigd, en ten tweede de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld als een middel ter bevordering van de grondrechten te ondersteunen. De EU stelde haar bezorgdheid over de politieke ruimte voor de oppositie en de onderdrukking die volgde op de bestreden wetgevende verkiezingen in 2013 aan de orde tijdens de meest recente bijeenkomst in het kader van de politieke dialoog tussen de EU en Djibouti in februari 2014. Helaas worden mensenrechtenverdedigers regelmatig door de politie lastiggevallen en hen wordt soms verboden het land te verlaten waarbij hun paspoorten in beslag worden genomen, hetgeen in de loop van 2014 ook gebeurde bij politieke tegenstanders. Een initiatief van de EU om een evenement te organiseren waarbij kunstenaars werd gevraagd te discussiëren over de vrijheid van scheppend werk op de internationale dag van de mensenrechten in december werd door de autoriteiten verboden.
Er werd in december echter enige vooruitgang geboekt toen de regering en de oppositie een kaderovereenkomst over een politieke dialoog ondertekenden waarin amnestie voor de sinds 2013 veroordeelde oppositieleden is opgenomen, evenals het herstel van de rechten van mensen die hun baan onrechtmatig hebben verloren of zijn geschorst en de bezetting van de parlementszetels die officieel door oppositiepartijen waren gewonnen. Andere maatregelen zijn de instelling van een gezamenlijke, onafhankelijke kiescommissie, en een wettelijk statuut voor de oppositie. Daarnaast voorziet de overeenkomst in de hervorming van de communicatiewetgeving en de versterking van de mechanismen voor eerbiediging van de mensenrechten en de burgerlijke vrijheden. De EU zal in 2015 nauwlettend in het oog houden of de hervormingen waarin deze raamovereenkomst voorziet daadwerkelijk worden uitgevoerd. De EU en de regering van Djibouti hebben in juni 2014 overeenstemming bereikt over het nationaal indicatief programma van het Europees Ontwikkelingsfonds, dat voorziet in een toewijzing van 8 miljoen euro voor de periode 2014-2020 ter ondersteuning van het maatschappelijk middenveld en gendergelijkheid. Voorts zal in het kader van het thematische begrotingsonderdeel "maatschappelijke organisaties en lokale overheden", voor de periode 2014-2017 4 miljoen euro worden verstrekt ter ondersteuning van ngo's en plaatselijke autoriteiten in Djibouti.
Equatoriaal-Guinea
De voornaamste prioriteiten van de EU in Equatoriaal-Guinee blijven de naleving van het verbod op de doodstraf, de verbetering van de omstandigheden voor de vrijheid van meningsuiting, daadwerkelijk politiek pluralisme, steun voor het maatschappelijk middenveld en de hervatting van de politieke dialoog met de autoriteiten. Hoewel in 2014 met de aanneming van het verbod op de doodstraf aanzienlijke vooruitgang is geboekt, werden andere door de EU gewenste maatregelen niet verwezenlijkt. De EU blijft bezorgd over de algemene mensenrechtensituatie in Equatoriaal Guinea.
De EU bleef met Equatoriaal-Guinea op verschillende manieren besprekingen over mensenrechten en democratie voeren. Met het oog op de top EU-Afrika voerde de EU in februari 2014 een voorbereidende missie naar Equatoriaal-Guinea uit. Bij die gelegenheid besprak de EU kwesties inzake mensenrechten en democratie met de betrokken autoriteiten. Het belangrijkste onderwerp op de agenda was de opvolging van individuele gevallen van mensen die in hechtenis zitten, zowel wat betreft de omstandigheden in de gevangenissen, als met het oog op de eerbiediging van het recht op een eerlijk proces.
De jaarlijkse politieke dialoog met de regering, door de EU voor december 2014 ingepland, werd uitgesteld tot 2015. Op lokaal niveau heeft de EU-delegatie daarentegen een dialoog onderhouden met maatschappelijke organisaties.
Met betrekking tot democratisering is geringe maar merkbare vooruitgang geboekt met de afwikkeling van de Mesa de Dialogo (gesprekstafel) tussen de regering en de oppositiepartijen — dit werd al enige tijd door de EU aangemoedigd. De EU hield als genodigde waarnemer tussen 7 en 15 november ook nauwlettend toezicht op het hele proces van de nationale dialoog. De EU zal alle partijen blijven aanmoedigen om hun dialoog voort te zetten en - wat belangrijker is - om alle overeengekomen maatregelen volledig ten uitvoer te leggen.
Equatoriaal-Guinea onderging in 2014 zijn tweede universele periodieke doorlichting.
Deze exercitie bevestigde een algemeen gebrek aan vooruitgang bij de uitvoering van de aanbevelingen van de universele periodieke doorlichting van 2009, met name met betrekking tot foltering, willekeurige detentie, de rechtsstaat, vrijheid van vereniging, persvrijheid, corruptiebestrijding en sociale en economische rechten. De EU steunde het maatschappelijk middenveld bij de voorbereiding van zijn bijdrage aan de universele periodieke doorlichting en zal nauwlettend toezien op de uitvoering van de aanbevelingen die door de autoriteiten van Equatoriaal-Guinea zijn aanvaard.
Wat de financiële samenwerking betreft, geniet het land voordeel uit het Europees instrument voor de democratie en de mensenrechten (EIDHR). In 2015 zal steun ten bedrage van 300 000 euro aan het maatschappelijk middenveld worden toegekend.
Eritrea
Tijdens bijeenkomsten met de Eritrese regering, zoals formele dialoogzittingen in het kader van artikel 8, bracht de EU de mensenrechtensituatie, en met name schendingen van de vrijheid van meningsuiting en godsdienst, willekeurige detentie en de povere handhaving van de rechtstaat, ter sprake. De EU
verzocht de autoriteiten van Eritrea met klem de algemene situatie en hun samenwerking met het VN-mensenrechtenstelsel, met inbegrip van de speciale VN-rapporteur voor de mensenrechten in Eritrea en de pas opgerichte onderzoekscommissie voor de mensenrechten, te verbeteren.
De EU blijft zich in het bijzonder zorgen maken over het lot van de opgesloten journalisten en de politieke en religieuze gevangenen. De EU heeft herhaaldelijk gevraagd om informatie over en toegang tot de gedetineerden. Meer in het algemeen verzocht de EU consequent om berechting en overeenkomende inbeschuldigingstelling, dan wel om de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van deze gevangenen. De HV/VV deed op 18 september 2014 een verklaring uitgaan over de situatie van politieke gevangenen in Eritrea. De HV/VV riep de autoriteiten van Eritrea onder andere op om Dawit Isaak, een journalist en Eritrees-Zweedse onderdaan, die sinds 2001 in afzondering in detentie zit, vrij te laten.
Positief is dat Eritrea in 2014 het VN-Verdrag tegen foltering ratificeerde en aan de tweede universele periodieke doorlichting deelnam (waar het weliswaar maar met 100 van de 200 aanbevelingen instemde). Eritrea stemde ook voor het verbod op de toepassing van de doodstraf in de 69e Algemene Vergadering van de VN.
Eritrea nam in 2014 actief deel aan de voorbereiding van het migratieroute-initiatief
EU-Hoorn van Afrika (nu bekend als het proces van Khartoem). Eritrea is een van de vier belangrijke landen in het proces van Khartoem en lid van de stuurgroep, zoals die tijdens de ministeriële conferentie in Rome in november is overeengekomen. In het kader van dit proces ligt het accent op mensenhandel en mensensmokkel, die de grootste uitdagingen in deze regio vormen. Eritrea trad in september 2014 ook toe tot het Protocol inzake de voorkoming, bestrijding en bestraffing van mensenhandel. Ondertussen kondigde de regering van Eritrea aan voornemens te zijn haar bekendmaking nr. 82, die de duur van de militaire dienst voor de volgende lichtingen tot
de militaire dienst een belangrijke stimulans voor migratie is.
Ethiopië
De EU-langetermijndoelstellingen voor mensenrechten en democratie in Ethiopië zijn om het land te steunen bij de betrekkingen met internationale en regionale mensenrechtenorganen en bij de uitvoering van het nationale actieplan voor de mensenrechten, om een klimaat voor maatschappelijke organisaties te scheppen waarin zij mensenrechten en goed bestuur beter kunnen bevorderen en beschermen, om de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van vereniging en de mogelijkheid aan politieke processen deel te nemen te verbeteren, om de toegang tot de rechter en eerlijke processen te vergemakkelijken, en om het algemeen voorkomen van schadelijke traditionele praktijken en gendergerelateerd geweld terug te dringen. De EU onderhoudt een regelmatige dialoog met de Ethiopische regering op deze punten, met name - maar niet uitsluitend - via de dialoog met de autoriteiten uit hoofde van artikel 8, waarbij de EU haar pleidooi voor de eerbiediging van de mensenrechten en meer bepaald van politieke- en burgerrechten vaak herhaalt.
Hoewel in Ethiopië met de rechten op het gebied van onderwijs en gezondheid voortdurend vooruitgang wordt geboekt, zijn de beperkingen inzake de vrijheid van de media, de vrijheid van vereniging en inzake vreedzame vergadering in de aanloop naar de algemene verkiezingen van mei 2015 uitgebreid. De anti-terreurwet wordt gezien als een middel om de activiteiten van de politieke oppositie en de media te beperken. In 2014 werd begonnen met het arresteren en berechten van bloggers, journalisten en politieke tegenstanders.
Ethiopië onderging in mei 2014 voor de tweede maal de universele periodieke doorlichting en aanvaardde 181 van de 252 aanbevelingen. De EU nam deel aan de voorbereidingen voor de universele periodieke doorlichting en een aantal mogelijke aanbevelingen, zoals het uitnodigen van speciale vertegenwoordigers voor de mensenrechten, werd besproken met de lidstaten van de EU.
Naar aanleiding van recente ontwikkelingen in het land legde de EU in 2014 twee verklaringen af. De EU wees in mei op het belang van de groei van de politieke ruimte, en riep de Ethiopische regering op ervoor te zorgen dat de antiterreurwet niet wordt gebruikt om de vrijheid van meningsuiting of van vereniging te beperken. In de verklaring van juli uitten de missiehoofden van de EU ernstige bezorgdheid over ontwikkelingen in het geval van 10 bloggers en journalisten die op grond van de antiterreurwet werden aangeklaagd, en over de arrestaties van oppositieleden.
Met betrekking tot de democratische ontwikkelingen in het land, heeft de EU het initiatief genomen een coördinatiegroep verkiezingen op te richten om de voorbereidingen van de komende algemene verkiezingen van 2015 te bespreken, en de totstandkoming van een gemeenschappelijk op te stellen analyse en standpunt te vergemakkelijken. De hoofden en adjunct-hoofden van de EU-missie zijn ook met alle politieke partijen in het land de dialoog aangegaan om een meerpartijendemocratie te bevorderen, en hebben lokale missies opgezet in de verschillende regio’s van Ethiopië om de situatie voorafgaand aan de verkiezingen te beoordelen.
Met betrekking tot de bevordering van de rechten van de vrouw, heeft de EU in 2014 haar eerste op Ethiopië gerichte strategie voor gendergelijkheid opgesteld. In deze strategie wordt coördinatie tussen de EU-lidstaten en de EU-delegatie aangemoedigd om met één stem te kunnen spreken en samen de lacunes op het gebied van gendermainstreaming, programmaondersteuning en de beleidsdialoog aan te pakken. Op de Internationale vrouwendag organiseerde de EU ook een geslaagd evenement met paneldiscussies over de empowerment van vrouwen in de politiek en in het bedrijfsleven.
In de loop van het jaar zette de EU eveneens de uitgebreide dialoog met maatschappelijke organisaties voort. De EU is medevoorzitter van de werkgroep maatschappelijk middenveld, en faciliteert op die manier de interactie en samenwerking tussen de regering en maatschappelijke organisaties. Via deze dialoog hielp de EU, in samenwerking met maatschappelijke organisaties, de regering om delen van richtlijn 70/30 van de wetgeving betreffende het maatschappelijk middenveld te herzien, waardoor het werk van ngo’s in het land wordt vergemakkelijkt.
Maatschappelijke organisaties zijn ook belangrijke uitvoerende partners in het sectorale werk van de EU en in programma’s zoals het Civil Society Fund EU-Ethiopië en het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR). Het Civil Society Fund EU-Ethiopië heeft de status van een lokaal fonds, waardoor het projecten inzake mensenrechten en goed bestuur kan financieren en op die manier deze sterk onder druk staande categorie binnen de maatschappelijke organisaties ondersteunt. In het kader van het EIDHR en het Civil Society Fund EU-Ethiopië werden in 2014 23 nieuwe projecten ter waarde van meer dan 4 miljoen euro opgestart, op onder andere de volgende gebieden: vrouwenrechten, de bestrijding van genitale verminking van vrouwen en van schadelijke traditionele praktijken, de bescherming van kinderen tegen seksueel misbruik en de preventie daarvan, de versterking van de positie van ouderen en minderheden, de preventie van gendergerelateerd geweld en voorlichting op het gebied van de mensenrechten.
Gabon
De doelstellingen van de EU op het gebied van mensenrechten en democratie in het kader van de betrekkingen met Gabon betreffen het aanpakken van problemen en uitdagingen in verband met de omstandigheden in de gevangenissen, de kwestie van "rituele" misdaden, vrouwenrechten, mensen- en ook kinderhandel, en de transparantie en inclusiviteit van het verkiezingsproces. Verbeteringen zijn ook nodig met betrekking tot de vertragingen in het justitiële apparaat, het grote aantal personen in voorlopige hechtenis en de discriminatie van immigranten en autochtone gemeenschappen. Om de efficiëntie van het rechtssysteem te verbeteren, moeten financiële en personele middelen worden gestimuleerd en corruptie worden verminderd.
De EU bleef in het kader van de Overeenkomst van Cotonou op verschillende manieren met
Gabon besprekingen over mensenrechten en democratie voeren. Na een impasse van een jaar werd in maart 2014 de politieke dialoog op grond van artikel 8 van de Overeenkomst van Cotonou met de autoriteiten van Gabon hervat. De partijen spraken over de hervorming van het rechtssysteem, de omstandigheden in de gevangenissen en strafbare feiten in verband met het wegnemen van organen (zogenoemde "rituele” misdaden). Er was geen specifieke jaarlijkse mensenrechtendialoog met alle betrokken autoriteiten, maar bilaterale vergaderingen met de pas aangestelde minister van mensenrechten, gelijke kansen en de burgers in het buitenland hadden onder meer betrekking op de meest recente ontwikkelingen en de inspanningen voor de mensenrechten en de democratie in de Republiek Gabon.
Voorts heeft de EU herhaaldelijk ad hoc demarches en toenaderingsactiviteiten bij de autoriteiten uitgevoerd in het kader van het Gabonese voorzitterschap van de Raad voor de mensenrechten van de VN (UNHRC) in 2014. De belangrijkste beoogde resultaten waren betere samenwerking en afstemming tussen de EU en Gabon, vooral bij de voorbereiding van de vergaderingen van de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de VN en bij multilaterale vraagstukken van gemeenschappelijk belang.
De EU-delegatie gaf in juli 2014, in overleg met de hoofden van de diplomatieke missies van de
EU, een lokale verklaring af om de Gabonese ratificatie van het Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap te verwelkomen.
De EU-delegatie onderhield haar dialoog met het maatschappelijke middenveld en met mensenrechtenorganisaties, en had ontmoetingen met vertegenwoordigers van de bevoegde officiële organen, met name het directoraat-generaal mensenrechten en de nationale mensenrechtencommissie.
Het Europees Parlement nam op 5 februari 2014 een wetgevingsresolutie aan betreffende het tussen de Europese Unie en de Republiek Gabon overeengekomen protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij.
Het was voorzien dat Gabon in 2014 in het kader van de universele periodieke doorlichting (UPR) tussentijds zou worden geëvalueerd op het gebied van zijn prestaties inzake mensenrechten, maar dat gebeurde niet. Op dit moment bespreken de relevante instanties of ze de doorlichting tot 2015 uitstellen of zich rechtstreeks richten op de in 2016 te verrichten UPR.
Wat de financiële samenwerking betreft, wordt het land ondersteund door het Europees instrument voor de democratie en de mensenrechten (EIDHR). In 2015/2016 wordt een aanbesteding uitgeschreven voor een toewijzing van 600.000 euro om maatschappelijke projecten inzake mensenrechten te steunen.
Gambia
De EU-prioriteiten in Gambia bleven in het jaar 2014 de vrijheid van meningsuiting en van de media, de doodstraf, het geweld tegen vrouwen, de non-discriminatie van LGBTI's, de omstandigheden in gevangenissen, de onrechtmatige en willekeurige aanhoudingen en opsluitingen, alsook steun voor het maatschappelijk middenveld en mensenrechtenverdedigers.
De staat van de democratie, de eerbiediging van de rechtsstaat en de mensenrechtensituatie in
Gambia baarden de EU zorgen. Willekeurige aanhoudingen en opsluitingen zonder een behoorlijke berechting gaan door, naast een gebrek aan respect voor de persvrijheid en voor minderheden. Op het vlak van vrouwen- en kinderrechten is echter een positieve tendens waar te nemen. Om deze groepen te beschermen, zijn wetgevingsmaatregelen uitgevoerd.
In de meest recente vergadering van de geïntensiveerde politieke dialoog in het kader van artikel
8 van de Overeenkomst van Cotonou werden de mensenrechten besproken. De vergadering leidde tot een akkoord over beleidsvoornemens van de Gambiaanse instanties en tot vervolgbijeenkomsten met leden van het kabinet. Een recente EU-beoordeling bracht echter aan het licht dat de regering deze beleidsvoornemens tot dusver nog niet in concrete resultaten heeft omgezet. De regering van Gambia deelde in november de EU mee dat ze voornemens was de politieke dialoog krachtens artikel 8 te beëindigen.
In oktober 2014 onderging Gambia zijn tweede universele periodieke doorlichting. De EU-delegatie droeg bij tot de voorbereidingen middels een evaluatie van de relevante ontwikkelingen sinds de eerste UPR van het land in 2010. De EU-delegatie financierde gezamenlijk een publieke vertoning van de UPR-sessie met de OHCHR en de ambassades van het VK en de VS in Banjul. Overheidsfunctionarissen, ngo’s, leden van het corps diplomatique en de plaatselijke pers namen deel aan het evenement.
De EU-delegatie en de in Banjul vertegenwoordigde EU-lidstaten volgden het bezoek in november van de speciale rapporteurs van de VN (SR's) inzake buitengerechtelijke, standrechtelijke en willekeurige executies en inzake foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing van nabij. De SR's werd de toegang tot de beveiligde inrichting en de dodencel van de Mile 2-gevangenis ontzegd en zij besloten hun geplande bezoeken aan andere detentiecentra af te gelasten, vanwege de schending door Gambia van het overeengekomen mandaat.
De detentieomstandigheden in de Gambiaanse gevangenissen in het algemeen blijven de EU zorgen baren. Daarnaast werden, deels gefinancierd door het bilateraal projectfonds van het VK, in de zomer speciale rechtszittingen georganiseerd om de gerechtelijke achterstand terug te dringen.
Toen de president van Gambia in februari ter gelegenheid van de nationale feestdag een opruiende, tegen LGBTI's gerichte toespraak gaf, legde de HV/VV namens de EU een verklaring af. Als reactie op het ondertekenen door de president van een wet die "zware homoseksualiteit" strafbaar maakt, namen de EU en de in Gambia geaccrediteerde missiehoofden in november een plaatselijke verklaring aan.
Op de Werelddag tegen de doodstraf bleef de EU-delegatie tegen de doodstraf pleiten. Een mede door de tijdelijk zaakgelastigde van de EU en de ambassadeur van het VK ondertekend artikel waarin de argumenten tegen de doodstraf werden benadrukt, werd in plaatselijke kranten gepubliceerd. De EU-delegatie schonk aandacht aan de internationale dag voor de uitbanning van geweld tegen vrouwen door middel van een samen met plaatselijke VN-organisaties georganiseerd evenement.
Daarnaast bleef de EU-delegatie via diverse ontwikkelingsprojecten zorgpunten aan de orde stellen. De EU bleef toegang tot justitie- en rechtsonderwijs ondersteunen door middel van het 10e EOF-programma voor bestuur (10 miljoen euro). Ook draagt de EU in een door Unesco te implementeren project 870 000 euro bij aan de verbetering van het Gambiaanse mediaklimaat. Het hele jaar door werden workshops met stakeholders uit de media georganiseerd.
Via het programma voor het verlenen van kleine subsidies aan mensenrechtenverdedigers, gefinancierd door het Europees instrument voor de democratie en de mensenrechten (EIDHR), gaf de EU financiële steun aan een journalist die moest verhuizen vanwege onzekerheid over zijn veiligheid en die van zijn gezin.
Drie door de EU gefinancierde projecten gericht op vrouwenrechten en de economische empowerment van vrouwen (800 000 euro) worden op dit moment uitgevoerd.
Ghana
De belangrijkste doelstellingen van de EU inzake mensenrechten in de betrekkingen met
Ghana zijn verbetering van de toegang tot de rechter, goed bestuur, kinderrechten en doeltreffende uitvoering van niet-discriminerend beleid. Andere doelstellingen, zoals het verbeteren van de zware detentieomstandigheden, het waarborgen van sociale en economische rechten, en de uitbanning van kinderhandel en kindermisbruik werden tijdens 2014 ook besproken in de dialoog van de EU met de regering.
Het proces tot wijziging van de grondwet uit 1992, dat in de politieke dialoog tussen de EU en
Ghana aan de orde kwam, is opgeschort nadat er bij het Hooggerechtshof een verzoekschrift werd ingediend tot nietigverklaring van het geleverde werk om de grondwet te wijzigen. Het is nog steeds onduidelijk wat daar het resultaat van zal zijn.
Het parlement keurde in juli het nationale anticorruptie-actieplan goed (NACAP) ter versterking van de openbare verantwoordingsplicht. In het kader van het 11e EOF is een nieuw programma voor bestuur opgesteld om de strijd tegen corruptie te ondersteunen en de verantwoordingsplicht te bevorderen.
De EU had een reeks vergaderingen met maatschappelijke organisaties in het kader van het opstellen van het EU-landstappenplan voor het overleg met het maatschappelijk middenveld in de periode 2014--2017. Bij de vastgestelde prioriteiten hoorden onder meer steun voor het recht op informatie en een inclusieve dialoog over gendergelijkheid en de empowerment van vrouwen.
Een door het EIDHR gefinancierd kinderrechtenproject in de centrale regio van Ghana maakt goede vorderingen bij het bepleiten van respect voor en bescherming van kinderrechten. De deelname aan het onderwijs is gestegen en er zijn gemeenschapscomités ter bescherming van kinderen gevormd en opgeleid. Er werden periodieke gemeenschapsbijeenkomsten gehouden om kinderrechten te bespreken. De EU deed in het kader van het EIDHR ook een oproep tot het indienen van voorstellen gericht op conflictbemiddeling en -preventie ter voorbereiding van de algemene verkiezingen van 2016.
In januari hield de EU een mensenrechtendialoog met een breed scala van mensenrechtenverdedigers in Ghana.
In december ratificeerde Ghana het Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake de rechten van het kind inzake de betrokkenheid van kinderen bij gewapende conflicten. De EU toonde zich in een plaatselijke verklaring verheugd over de ratificatie.
Guinee
Na de terugkeer van de grondwettelijke orde werden de betrekkingen tussen de EU en Guinee genormaliseerd. Dankzij de vreedzame en inclusieve verkiezingen van september 2013 kon de ontwikkelingssamenwerking worden hervat en dankzij de vorderingen op het gebied van veiligheidssectorhervorming (SSR) kon het wapenembargo worden opgeheven. Desondanks blijven de individuele sancties tegen vijf mensen die verantwoordelijk worden geacht voor de moordpartij van september 2009 nog steeds van kracht. Guinee dient in de volgende maanden voort te werken aan het consolideren van het staatsgezag, justitie en goed bestuur. De hervorming van de justitiële sector ter bestrijding van straffeloosheid en corruptie is nog steeds een uitdaging voor het land. Sinds maart wordt Guinee geteisterd door ebola, wat ook gevolgen kan hebben voor de politieke en veiligheidssituatie.
De EU-doelstellingen inzake mensenrechten in Guinee omvatten onder meer de voortzetting van een inclusief verkiezingsproces, het verscherpen van de interne veiligheid volgens de SSR- beginselen, het versterken van de rechtsstaat en de strijd tegen corruptie.
De EU bleef deelnemen aan besprekingen over mensenrechten en democratie in diverse vormen, onder meer in de regelmatige politieke dialoog in het kader van artikel 8 van de Overeenkomst van Cotonou, die in 2014 werd voortgezet. De EU heeft haar bezorgdheid uitgedrukt over de noodzaak de rechtsbedeling te versterken en vooruitgang in de strijd tegen straffeloosheid te boeken, met name in de rechtszaak in verband met de moordpartij van 28 september 2009, in het onderzoek naar gevallen van geweld in de bosregio in 2013, en meer recentelijk het geweld tegen de missie ter bewustmaking van ebola in het dorp Womé. Langdurige illegale opsluitingen, meer dan twee jaar lang in het geval van bepaalde leden van de militaire staf, zijn ook een belangrijk zorgpunt voor mensenrechtenverdedigers en -verenigingen. Aan het verslag van Guinee over de tweede universele periodieke doorlichting (UPR) wordt gewerkt, met steun van het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten (OHCHR), en daarin zal naar verwacht de implementatie van de 105 aanbevelingen van de eerste UPR in 2010 worden besproken.
De EU bleef in 2014 in coördinatie met de lidstaten en de Verenigde Naties technische en financiële bijstand aan Guinee leveren via de programma's van het 10e Europese Ontwikkelingsfonds. De belangrijkste werkzaamheden van deze programma's bestaan in steun voor de hervorming van de justitiële sector (PARJU) en voor de inspanningen van het maatschappelijk middenveld om straffeloosheid te bestrijden (met name in verband met de moordpartij van 28 september); het consolideren van de democratie (steun voor de nationale assemblee en burgerschaps- en verkiezingsonderricht); decentralisatie en deconcentratie (PASDD); het uitbreiden van de capaciteit van slachtofferverenigingen en mensenrechtenverdedigers; steun voor het ministerie van mensenrechten bij zijn voorbereiding van het overlegproces met het oog op het vaststellen van een nationaal beleid inzake mensenrechten; steun voor de hervorming van de veiligheidssector (PARSS) en capaciteitsopbouwactiviteiten voor het maatschappelijk middenveld en de media. Via de EU-gefinancierde thematische programma's werden diverse door ngo's uitgevoerde projecten voortgezet op het vlak van de empowerment van vrouwen en vrouwen- en kinderrechten.
Guinee-Bissau
De geloofwaardige en vreedzame algemene verkiezing die in april en mei 2014 werd gehouden was een mijlpaal in de terugkeer van het land naar normale constitutionele verhoudingen. In deze nieuwe politieke context is de belangrijkste EU-doelstelling inzake democratie en mensenrechten in Guinee-Bissau steun bieden aan de inspanningen van het nieuwe bewind ter consolidatie van de democratische stabiliteit en de rechtsstaat en ter verbetering van de mensenrechtenprestaties van het land, die tijdens de twee jaar lange overgangsperiode na de militaire staatsgreep in 2012 danig waren verslechterd.
Daarom schortte de EU de toepassing van de passende maatregelen krachtens artikel 96 van de
Overeenkomst van Cotonou (Besluit 2011/492 i/EU van de Raad) op, teneinde met de democratisch verkozen bewindslieden te overleggen en rechtstreekse steun te bieden bij hun inspanningen om de democratische instellingen te consolideren, eerbied voor de mensenrechten te waarborgen en verzoening te bevorderen. De toezeggingen die Guinee in het kader van het overleg krachtens artikel 96 heeft gedaan, blijven evenwel toepasselijk, met name wat betreft de eerbied voor de mensenrechten, de strijd tegen straffeloosheid, de hervorming van de veiligheidssector en de strijd tegen illegale handel, waaronder mensenhandel.
Na de inhuldiging van de verkozen regering zette de EU haar politieke dialoog met Guinee-Bissau voort. Eerbied voor de mensenrechten, de rechtsstaat en de strijd tegen straffeloosheid kwamen aan de orde in onze dialoog met de autoriteiten op het hoogste niveau, onder meer tijdens het bezoek aan Brussel van de eerste minister in juli 2014.
De EU bleef in 2014 financiële steun verlenen aan door het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR) gefinancierde projecten die zijn gericht op het versterken van de capaciteit van het maatschappelijk middenveld en de eerbied voor de rechten van vrouwen, kinderen en gevangenen.
Kenia
De EU was tijdens het jaar 2014 op verscheidene gebieden van de mensenrechten actief, met een bijzonder accent op de volgende gebieden: de implementatie van de grondwet van 2010, straffeloosheid, buitengerechtelijke executies, en mensenrechtenverdedigers.
De EU onderhoudt een regelmatige dialoog met het maatschappelijk middenveld over mensenrechtenvraagstukken, onder meer op het niveau van de missiehoofden. Er is geen formele mensenrechtendialoog met de regering van Kenia, maar in bilaterale vergaderingen komen vraagstukken in verband met mensenrechten aan bod.. De EU maakte herhaaldelijk duidelijk dat zij de rechtsstaat, met inbegrip van het ICC, steunt en dat het belangrijk is dat Kenia, een staat die partij is bij het Statuut van Rome, meewerkt met het hof. De aanklager van het ICC trok op 5 december de aanklacht tegen president Kenyatta echter in vanwege een gebrek aan bewijzen. De zaak tegen vicepresident Ruto wordt voortgezet. De afgelopen jaren hebben organisaties van het maatschappelijk middenveld die het proces bij het Internationaal Strafhof tegen de president en de vice president steunen, bij hun dagelijkse werkzaamheden met toenemende belemmeringen te kampen gekregen.
De mensenrechtensituatie is in Kenia over het algemeen niet verbeterd in 2014. Op sommige vlakken werden voorzichtige stappen in de juiste richting gezet, en op andere vlakken is de situatie verslechterd. Onveiligheid blijft een ernstig probleem, met name als gevolg van terroristische aanslagen en hoge niveaus van criminaliteit. Het antwoord van de regering is vaak hardhandig, met negatieve gevolgen voor de mensenrechten, en het veiligheidsapparaat is slechts beperkt hervormd. Pogingen om de ruimte voor maatschappelijke organisaties (CSO's) in te perken, waaronder een plafond voor buitenlandse financiering en strengere registratieregels, vormen een bedreiging voor het pluralisme en de essentiële dienstverlening in grote delen van het land.
Na de aanslag van Al-Shabaab op de Westgate Mall in Nairobi in september 2013 werd voor
Kenia en de Hoorn van Afrika een terrorismebestrijdingspakket ter waarde van 19 miljoen euro samengesteld, met de volgende onderdelen: de weerbaarheid tegenover geweld en extremisme bevorderen (2 miljoen euro), terrorismefinanciering tegengaan en witwaspraktijken bestrijden (6 miljoen euro), en een regionaal ordehandhavingsproject voor terrorismebestrijding (11 miljoen euro).
De EU steunt de implementatie van de grondwet door de kwestie in de politieke dialoog op te nemen, alsmede door open diplomatie en financiële bijstand. Met de regering van Kenia is overeengekomen dat het aanscherpen van de verantwoordingsplicht van openbare instellingen bij het vervullen van hun grondwettelijk mandaat een essentieel onderwerp voor financiële samenwerking in de periode 2014-2020 is. Met name in het kader van financiële steun voor decentralisatie lanceerde de EU een proefproject om gedecentraliseerde overheidstaken onder de aandacht te brengen en om provinciaal personeel op te leiden zodat ze hun kernmandaten kunnen vervullen. Daarnaast werd een nieuw project met het oog op het tot stand brengen van deconcentratie in 2014 afgerond.
De EU heeft in haar dialoog met de regering het probleem van de buitengerechtelijke executies te berde gebracht. De delegatie en de lidstaten steunden eveneens maatschappelijke organisaties en mensenrechtenverdedigers die bewijzen over buitengerechtelijke executies verzamelen en het einde van de straffeloosheid bepleiten. Door middel van het EIDHR financiert de EU twee projecten ter waarde van in totaal 0,85 miljoen euro. De prestaties van Kenia inzake mensenrechten zullen in het kader van de universele periodieke doorlichting (UPR) in januari 2015 worden geëvalueerd.
Lesotho
De belangrijkste prioriteiten in verband met mensenrechten in Lesotho zijn het afschaffen van de doodstraf, het bevorderen van vrouwen- en kinderrechten en het versterken van economische en sociale rechten.
De governance, de rechtsstaat en de mensenrechtenindicatoren in Lesotho blijven naar continentale en regionale normen bevredigend. Het land wordt beschouwd als relatief solide op het vlak van 'veiligheid en de rechtsstaat' en 'participatie en mensenrechten', maar op het vlak van 'duurzame economische kansen' en 'menselijke ontwikkeling' is dat veel minder het geval. Gendergelijkheid, empowerment van vrouwen en huiselijk geweld blijven echter uitdagingen. Daarnaast is er ongerustheid over de ontwerpwetgeving tot instelling van de langverwachte nationale mensenrechtencommissie, met name wat betreft de neutraliteit, transparantie en ethiek van dat orgaan.
In het kader van de 11e Werelddag tegen de doodstraf had de EU-delegatie een ontmoeting met de minister van Justitie met het oog op het kenbaar maken van het EU-standpunt op dit vlak. Lesotho heeft sinds 1996 een de facto moratorium op de doodstraf, maar dit jaar waren er in twee zaken terdoodveroordelingen. Het ministerie van Justitie wees erop dat de kwestie op dit moment gevoelig ligt in Lesotho omdat zich in het land een toename van gewelddadige moorden voordoet. De EU detacheerde in 2014 bij het ministerie van Justitie een deskundige in verband met het vraagstuk van de doodstraf.
In 2014 besprak de EU ook de situatie van lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen, transgenders en interseksuelen (LGBTI) met de minister voor Rechts- en Grondwettelijke Zaken. Hoewel er in Lesotho geen specifieke discriminerende wetgeving over LGBTI's bestaat, is sodomie een inbreuk op de wet en de zeden en staat sodomie op de lijst van inbreuken die een aanhouding zonder volmacht rechtvaardigen. Tot dusver is deze wet echter nog niet in praktijk gebracht.
De Ontwikkelingsgemeenschap van zuidelijk Afrika (SADC) ontwierp na de beweerde poging tot staatsgreep van augustus 2014 een plan om de vrede, veiligheid en politieke stabiliteit in Lesotho te herstellen. De EU heeft aangeboden steun te verlenen aan de SADC-waarnemingsmissie, de aanstaande verkiezingen en de noodzakelijke hervormings- en ontwikkelingsagenda.
Wat de financiële steun betreft, verleende de EU door middel van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten financiering voor het maatschappelijk middenveld met betrekking tot een aantal onderwerpen in verband met vrouwenrechten, met name ter voorkoming van vrouwenhandel en gendergeweld. Uit het EU-begrotingsonderdeel voor niet-overheidsactoren wordt ook een project ter mainstreaming van gender en justitie voor lokale instanties gefinancierd. Via het Europees Ontwikkelingsfonds biedt de EU daarnaast in een gezamenlijk project met het ministerie van Sociale Ontwikkeling hulp aan wezen en kwetsbare kinderen. Andere door de EU gefinancierde initiatieven omvatten onder meer projecten inzake economische en sociale rechten en inzake invaliditeit.
Liberia
De hoofdprioriteiten van de EU voor het land zijn de afschaffing van de doodstraf, het vergroten van de bekendheid met en het respect voor rechten van vrouwen en kinderen, en het steunen van het maatschappelijk middenveld bij het propageren van de mensenrechten. Tot de specifieke doelen behoren het verbeteren van de toegang tot gezondheidszorg en scholing voor vrouwen en kinderen, het aanzienlijk terugdringen van alle vormen van uitbuiting en uiteindelijk de totale uitbanning ervan, het aanzienlijk terugdringen van gendergeweld en moedersterfte, de emancipatie van vrouwen en een krachtiger optreden van het maatschappelijk middenveld op het gebied van de mensenrechten.
De EU heeft openbare debatten georganiseerd over de afschaffing van de doodstraf, waaraan werd deelgenomen door de wetgevende macht, de onafhankelijke nationale mensenrechtencommissie, het maatschappelijk middenveld en de media. Met concerten werden jongeren bewust gemaakt van de mensenrechten.
De EU volgt tevens een opkomende antihomobeweging van nabij. Deze beweging stelt wijzigingen in de wet voor waardoor huwelijken tussen mensen van hetzelfde geslacht en homoseksuele handelingen verboden zouden worden. Betrekkingen tussen mensen van hetzelfde geslacht zijn bij wet verboden en er ligt een nieuw wijzigingsvoorstel van het strafwetboek ter tafel waardoor betrekkingen tussen mensen van hetzelfde geslacht verder worden gecriminaliseerd als een misdrijf van tweede graad.
Ondanks aanzienlijke vooruitgang sinds de burgeroorlog, kampt Liberia nog steeds met aanzienlijke tekortkomingen en schendingen op het gebied van de mensenrechten. De rangschikking van Liberia in de index voor persvrijheid is dan wel vergelijkbaar met die van vorig jaar, door rechtszaken als gevolg van een zeer strenge lasterwet doen veel leden van de pers aan zelfcensuur. Liberia dient nog steeds zijn lasterwetten te herzien om te voldoen aan de internationale normen voor vrijheid van meningsuiting en van de media. Ook toegang tot gezondheidsinformatie blijft een uitdaging. Niet-gouvernementele organisaties, plaatselijke kranten en communautaire radiostations spelen een essentiële rol in volksgezondheidsvoorlichting.
Liberia wordt nog steeds beschouwd als een bron-, doorreis- en bestemmingsland voor de illegale handel van kinderen met het oog op dwangarbeid en seksuele uitbuiting. De regering voldoet niet volledig aan de minimumnormen voor het uitbannen van de illegale handel. Ondanks beperkte middelen levert het toch wezenlijke inspanningen om er wel aan te voldoen. Er zijn meer inspanningen nodig op het gebied van ordehandhaving en slachtofferbescherming, terwijl op het vlak van preventie prijzenswaardige inspanningen zijn gedaan.
De ebolacrisis heeft het land met bijkomende uitdagingen geconfronteerd. Sinds het begin van de ebolacrisis legt Liberia quarantainemaatregelen op, wat het recht van mensen op vrijheid en bewegingsvrijheid, alsook de toegang tot hun bron van inkomsten, gezondheidszorg, enz. inperkt. Women appear to be at greater risk of Ebola than men and UNICEF reported that women across the three most affected countries account for 55 to 60 percent of all deaths. Er zijn verschillende meldingen gedaan van afpersing en gebruik van buitensporig geweld door veiligheidsdiensten bij de aanpak van ebola, met name tijdens de handhaving van de quarantainemaatregelen. In botsingen tussen de veiligheidsdiensten en boze bewoners die protesteerden tegen de quarantaine in de West Point-buurt van Monrovia, werd een jongen van 15 jaar neergeschoten met de dood tot gevolg, en raakten vier andere bewoners gewond.
De in 2007 door president Johnson Sirleaf ondertekende wet ter herinvoering van de doodstraf, in tegenspraak met de verplichtingen krachtens het Tweede Facultatief Protocol bij het ICCPR, waartoe Liberia in 2005 toetrad, is nog steeds van kracht. In 2014 is de doodstraf echter niet ten uitvoer gebracht.
De Belgische politie hield op 17 september 2014 Martina Johnson aan, een voormalig bevelhebber van de rebellengroep Nationaal Patriottisch Front van Liberia (NPFL). Het is de eerste aanhouding voor tijdens het conflict in Liberia van 1989 tot en met 1996 gepleegde misdrijven die in strijd zijn met het internationale recht. De aanhouding door de Belgische instanties van een Liberiaan op verdenking van oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid tijdens de eerste burgeroorlog in Liberia is een grote stap voorwaarts voor gerechtigheid.
Via het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR) verleende de EU verder steun aan diverse projecten in Liberia. Zo financiert de EU een project ter ondersteuning van de onafhankelijke nationale mensenrechtencommissie en een ander project met het oog op het versterken van het maatschappelijk middenveld om de verzoening in het land tot stand te brengen. De EU biedt ook steun aan maatschappelijke organisaties die zich ontfermen over de meest gemarginaliseerde mensen in de Liberiaanse samenleving. Een project is specifiek gericht op de empowerment van gehandicapten in Liberia. Op dit moment zitten drie projecten in de pijplijn over gendergelijkheid en vrouwenrechten, met betrekking tot vrouwenparticipatie in de besluitvorming, genderonderwijs, gendergeweld en vrouwelijke genitale verminking.
Er is onder het EIDHR in 2014 een oproep gedaan tot financiering van projecten van het maatschappelijk middenveld ter implementatie van de aanbevelingen van de waarheids- en verzoeningscommissie. De uitgekozen organisaties beginnen hun werkzaamheden in 2015.
Madagaskar
De EU-doelstellingen inzake mensenrechten en democratie in het kader van haar betrekkingen met Madagaskar betreffen het propageren van de rechtstreeks met de politieke crisis verbonden fundamentele vrijheden en met name steun voor een spoedige terugkeer naar de constitutionele orde en voor de consolidatie van de politieke stabiliteit. Daarnaast omvatten de EU-prioriteiten kinderrechten, eerbied voor de mensenrechten in de rechtsbedeling, het bevorderen van vrouwenrechten en het uitbannen van geweld tegen vrouwen, en steun voor het maatschappelijk middenveld en mensenrechtenverdedigers.
Vanwege de langdurige politieke crisis (2009-2014) en het feit dat onze samenwerking krachtens artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou tot mei 2014 was opgeschort, zijn over de doelstellingen en prioriteiten inzake mensenrechten en democratie met de overheid geen regelmatige gesprekken gevoerd.
Na de geloofwaardige verkiezingen van 2013, die door een EU-verkiezingswaarnemingsmissie werden gemonitord, waren er tegen april 2014 nieuw verkozen instellingen (president, nationale assemblee en regering) operationeel, en de constitutionele orde werd hersteld. Voormalige HV/VV Ashton legde verscheidene positieve en aanmoedigende verklaringen over het verkiezingsproces af. De Raad van de EU besloot in mei 2014 de ontwikkelingssamenwerking met Madagaskar (die in 2010 was opgeschort naar aanleiding van de gewelddadige machtsovername in het jaar daarvoor) te hervatten.
In het algemeen kan over de situatie inzake mensenrechten worden opgemerkt dat Madagaskar een goed algemeen wetgevingskader voor de bescherming van de mensenrechten heeft, hoewel bepaalde wettelijke normen soms tegenstrijdig zijn. Het grootste probleem is echter de onvolledige tenuitvoerlegging van het kader. Een aantal van de belangrijkste verwezenlijkingen van Madagaskar in 2014 waren de goedkeuring van een wet tot afschaffing van de doodstraf en de oprichting met wettelijke grondslag van een onafhankelijke nationale commissie voor de mensenrechten (Commission Nationale Indépendante des Droits de l’Homme). Madagaskar heeft de doodstraf de facto afgeschaft aangezien sinds 1958 niemand meer is terechtgesteld. Alle doodsvonnissen werden stelselmatig omgezet in levenslange dwangarbeid. Niettemin zaten er op 10 december nog 65 gevangenen in de dodencel. Er werd in 2014 voorgesteld dat de EU in een aantal landen, met name Madagaskar, een diplomatieke campagne op touw zou zetten om de ratificatie te propageren van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof en het Verdrag betreffende de privileges en immuniteiten van het Internationaal Strafhof (APIC), alsmede de tenuitvoerlegging ervan. Deze diplomatieke campagne werd op 24 oktober 2014 rechtstreeks aan de minister van Justitie gericht, die bevestigde vastbesloten te zijn het implementatieproces te voltooien. De teksten zouden in maart 2015 tijdens de gewone zitting van de nationale assemblee worden gepresenteerd.
De EU treft via haar delegatie in Antananarivo voorbereidingen om de activiteiten van een mensenrechtengroep in het kader van de groep technische en financiële partners (TFP) op gang te brengen en uit te breiden. Een eerste bijeenkomst vond plaats op 3 september, waarin is overeengekomen er gemeenschappelijk en gezamenlijk voor te blijven pleiten en lobbyen dat er in de begrotingswet van 2015 voldoende middelen worden toegewezen voor de totstandbrenging van de onafhankelijke nationale commissie voor de rechten van de mens. Wat mensenhandel betreft, een ander belangrijk aandachtspunt in Madagaskar, werd besloten na te gaan of het mogelijk is via de Verenigde Naties een dialoog met de landen van bestemming van migrerende werknemers te starten, aangezien Madagaskar in die landen niet is vertegenwoordigd. Wat financiële samenwerking betreft, ontvangt Madagaskar middelen uit het Europees instrument voor de democratie en de mensenrechten (EIDHR). Negen projecten waren in 2014 nog steeds in de uitvoeringsfase, met een budget van ongeveer 1,8 miljoen euro. Voor projecten op het gebied van de mensenrechten in het land is voor de periode 2014-2017 een nieuwe toewijzing van 4 miljoen euro goedgekeurd.
Malawi
De doelstellingen van de EU op het gebied van mensenrechten en democratie in het kader van haar betrekkingen met Malawi waren gericht op de politieke rechten, democratisch bestuur en rechten van personen die tot minderheden behoren.
De EU bleef met Malawi besprekingen over mensenrechten en democratie voeren in verschillende vormen, onder meer door middel van politieke dialoog en regelmatige contacten met de mensenrechtencommissie van Malawi. De door de EU-delegatie ingestelde werkgroep mensenrechtenverdedigers komt tweemaal per jaar bijeen om te discussiëren over de belangrijkste mensenrechtenvraagstukken en manieren te vinden om beter samen te werken.
Een andere belangrijke ontwikkeling op het gebied van de mensenrechten waarbij de EU steun verleende, waren de verkiezingen van 2014. De EU verleende financiële en technische bijstand aan de Malawische Verkiezingscommissie (MEC) via het door het UNDP beheerde gezamenlijke fonds en het programma voor democratisch bestuur. De EU verleende steun aan civiele en electorale voorlichting in het hele land door middel van het nationale initiatief voor burgereducatie en stuurde daarnaast een verkiezingswaarnemingsmissie onder leiding van een lid van het Europees Parlement.
Met de steun van de EU presenteerde Malawi in 2014 aan de 111e zitting van de VN-Commissie voor de rechten van de mens een verslag over de uitvoering van het Internationaal Verdrag van de VN inzake burgerrechten en politieke rechten.
Wat financiële samenwerking betreft, geniet Malawi EU-steun ter versterking van de eerbiediging van de mensenrechten in het land, door middel van capaciteitsopbouw binnen de mensenrechtencommissie van Malawi. De EU verzorgde ook opleidingen voor rechtshandhavingsambtenaren.
De EU blijft steun verlenen aan de agenda inzake gendergelijkheid door middel van het project gendergelijkheid en empowerment van vrouwen in partnerschap met het UNFPA, naast kleinere initiatieven met plaatselijke ngo's. Ook steunt de EU een lokale maatschappelijke organisatie ter bevordering van de rechten van LGBTI's.
Het vraagstuk van de kinderrechten bleef een belangrijk onderwerp in de publieke sfeer en de EU bleef steun verlenen aan de versterking van systemen voor kinderbescherming en aan de campagne tegen kindhuwelijken.
Mali
Tot de prioriteiten van de EU inzake mensenrechten en democratie in het kader van de betrekkingen met Mali behoorden onder meer nationale verzoening en veiligheid, rechtstaat en democratie, hervorming van en toegang tot justitie, kinderrechten, vrouwenrechten en gelijkheid, bestrijding van corruptie, sociaaleconomische rechten en basisdiensten. Sinds mei vallen grote delen van de noordelijke regio’s niet meer onder het gezag van de overheid, wat de bescherming van de mensenrechten in deze gebieden aantast.
In haar regelmatige politieke dialoog met de Malinese regering pleitte de EU herhaaldelijk voor een meer toegankelijke, onafhankelijke en doeltreffende justitie. De Commissie voor waarheid, gerechtigheid en verzoening is nog steeds niet operationeel en de regering heeft de start van haar werkzaamheden tot na afloop van de onderhandelingen van Algiers uitgesteld.
Andere belangrijke ontwikkelingen inzake mensenrechten waarover de EU een standpunt innam waren de oplaaiende gewelddadige spanningen in het noorden van het land. De burgerbevolking is het voornaamste slachtoffer van de regelmatige confrontaties tussen rebellengroeperingen, het leger, aanverwante groepen, enz. Waarnemers, zoals de MINUSMA-mensenrechtenafdeling, maken melding van frequente mishandeling van gevangenen.
Door middel van een door de FIDH en het plaatselijke kantoor van de Associaton Malienne des droits de l’homme uitgevoerd project heeft de EU in de loop van 2014 haar dialoog met maatschappelijke organisaties over overgangsjustitie uitgebreid. Voor de periode 2015-2016 zijn in het kader van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR) twee projecten goedgekeurd met een totale begroting van 550 000 euro (steun voor straatkinderen en de Nationale Commissie voor de mensenrechten). Voorts is de EU doorgegaan met het verlenen van financiële steun aan Mali via het staatsopbouwcontract (EU-begrotingssteun voor Mali voor 2013 en 2014).
De bestrijding van straffeloosheid vormt een belangrijke uitdaging voor de overheid. De EU erkende dat nationale verzoening gebaseerd moet zijn op een eerlijk en functioneel rechtsstelsel waarmee mensenrechtenschenders zonder onderscheid voor de rechter kunnen worden gebracht. De onafhankelijke deskundige van de VN inzake Mali (de heer Suliman Baldo), die Mali in 2014 twee keer een bezoek bracht, meldde dat enkele gevangenen zijn vrijgelaten uit politieke overwegingen. Dit ondermijnt de inspanningen om straffeloosheid te bestrijden.
De regering initieerde een hervorming van de nationale mensenrechtencommissie om haar met de huidige internationale normen te doen stroken.
De militaire missie van de EU om de Malinese strijdkrachten te helpen opleiden (EUTM Mali) en de civiele EU-missie in Mali (EUCAP Sahel Mali) hebben in hun opleiding specifieke mensenrechtenmodules opgenomen.
Mauritanië
Tot de mensenrechtenprioriteiten van de EU voor Mauritanië behoorden het verbeteren van het rechtsstelsel, de bestrijding van slavernij, de discriminatie van etnische minderheden en de genderdiscriminatie, de status van ngo's, de doodstraf, de bestrijding van marteling en de gedwongen verdwijningen.
De EU-doelstellingen waren in 2014 nog steeds: bijdragen aan de propagering en verdediging van mensenrechten, de verbetering van het bestuur, de eerbiediging van de rechtsstaat via een versterkte dialoog en samenwerking met de Mauritaanse overheid, en de bescherming van plaatselijke mensenrechtenverdedigers en andere relevante actoren. Er waren in 2014 twee officiële bijeenkomsten van de EU met mensenrechtenverdedigers en één bijeenkomst in het kader van de politieke dialoog met de regering waar mensenrechten ter sprake kwamen.
Hoewel er in de afgelopen jaren in Mauritanië juridische en institutionele vooruitgang is geboekt inzake de bescherming van de mensenrechten, blijft er op diverse gebieden ernstige bezorgdheid, onder meer over tekortschietende uitvoering van wetgeving over de hele linie.
In juni 2014 vonden presidentsverkiezingen plaats. Hoewel die door de oppositie werden geboycot, was de participatiegraad hoog, en president Aziz kreeg een tweede en laatste mandaat. De EU stuurde een missie van verkiezingsdeskundigen, die, in overeenstemming met andere internationale organisaties, concludeerde dat de verkiezingen in het algemeen bevredigend waren verlopen en een reeks aanbevelingen deed die werden meegedeeld aan de regering en de verkiezingscommissie.
Na het officiële bezoek van de speciale rapporteur van de VN inzake slavernij in het begin van het jaar keurde de regering in maart een door de VN gesteund stappenplan goed met aanbevelingen inzake de uitbanning van slavernij en de restanten daarvan. Daarnaast besloot de regering tot de instelling van een nog op te richten speciaal tribunaal voor de vervolging van slavernijmisdrijven in Mauritanië. De oprichting ervan is omstreden en krijgt veel kritiek van mensenrechtenverdedigers.
Het Internationaal coördinatiecomité van nationale mensenrechteninstellingen (ICC) verkoos de Nationale mensenrechtencommissie van Mauritanië (CNDH) om voor de komende twee jaar het Afrikaanse continent te vertegenwoordigen. De CNDH is vanaf dit jaar ook het nationale mechanisme voor het voorkomen van foltering in het kader van de uitvoering van het Facultatief Protocol bij het Verdrag tegen foltering (OPCAT).
De EU verleende steun bij het opstellen van een nieuwe wet ter voorkoming van geweld tegen vrouwen en hield een krachtig pleidooi voor een betere toepassing van het jeugdrecht. Samen met de Verenigde Naties en internationale ngo’s verzoekt de EU-delegatie de autoriteiten te zoeken naar alternatieven voor het samen met volwassenen opsluiten van jongeren. Het ministerie reageerde positief op dat verzoek en bereidt thans te nemen maatregelen voor.
Drie nieuwe in het kader van het EIDHR gefinancierde projecten zijn in 2014 van start gegaan.
Zij behandelen essentiële strategische prioriteiten, zoals het voorkomen van geweld tegen jonge als dienstmeisje werkzame vrouwen, economische empowerment van voormalige slaven en steun voor het vreedzaam samenleven van gemeenschappen en voor het oplossen van geschillen over landeigendom. Deze bijzonder gevoelige kwestie krijgt extra aandacht, zowel van maatschappelijke organisaties als van internationale partners.
Republiek Mauritius
De doelstellingen van de EU op het gebied van mensenrechten en democratie in het kader van de betrekkingen met de Republiek Mauritius zijn: de eerbiediging van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat blijven bevorderen, met bijzondere nadruk op gendergeweld en geweld tegen kinderen.
De EU bleef in de loop van 2014 met de Republiek Mauritius op verschillende manieren besprekingen over mensenrechten en democratie voeren, onder meer door politieke dialoog, beleidsdialogen en via ontwikkelingssamenwerking. Er was in 2014 geen formele politieke dialoog met Mauritius.
Op grond van een uitspraak van de mensenrechtencommissie van de VN in 2012 is de constitutionele 'akte van verklaring van gemeenschap (tijdelijke bepalingen)' op 4 juli 2014 in de nationale vergadering aangenomen zodat personen bij hun registratie als kandidaat voor de algemene verkiezingen hun etnische gemeenschap niet kenbaar hoeven te maken.
Het parlement is op 6 oktober 2014 ontbonden en op 10 december 2014 zijn door een goed functionerende commissie voor verkiezingstoezicht algemene verkiezingen georganiseerd.
Bij de andere belangrijke ontwikkelingen op het gebied van mensenrechten in 2014 was ook de
EU-veroordeling van gendergeweld in het land door middel van een samen met de ambassade van de VS gesteunde 16 dagen durende campagne "Stop het geweld! Ken je rechten" in het kader van het VN-initiatief "Geen geweld tegen vrouwen" (december 2014) en een persconferentie.
Op de internationale dag voor de uitbanning van geweld tegen vrouwen legde de EU algemene verklaringen af, met bijzondere aandacht voor gendergeweld (GBV).
De EU vervolgde en intensiveerde ook haar informele dialoog met maatschappelijke organisaties die deelnemen en financieel bijdragen aan campagnes ter bevordering van de rechten van vrouwen, om nationale maatregelen als reactie op gendergeweld nieuw leven in te blazen, alsook voor bewustmaking en voor het opzetten van een publieke dialoog. In november 2014 heeft de EU bij de regering van de Republiek Mauritius een demarche ondernomen opdat Mauritius tijdens de 69e zitting van de AVVN voor de resolutie over een moratorium op de toepassing van de doodstraf zou stemmen. Benadrukt zij dat, hoewel de doodstraf officieel is opgeschort door de akte over de afschaffing van de doodstraf van 1995 (ADPA), de Republiek Mauritius het Tweede Facultatieve Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, dat gericht is op de afschaffing van de doodstraf, niet heeft geratificeerd. Mauritius was ook afwezig tijdens de stemmingen over de resolutie van de Verenigde Naties over een wereldwijd moratorium op executies in december 2010 en december 2012. Wat de financiële samenwerking betreft, ontvangt de Republiek Mauritius financiering uit de thematische begrotingslijn voor niet-overheidsactoren. Na aanbestedingsprocedure in 2013, ondertekende de delegatie vier contracten met ngo’s die actief zijn op het gebied van kinderen vrouwenrechten. Er was financiering voor de volgende initiatieven: rehabilitatie en zorg voor 24 misbruikte kinderen zonder ouderlijke zorg, waaronder kinderen met bijzondere behoeften, en verbetering van hun levenskwaliteit; lager onderwijs fysiek en pedagogisch toegankelijk maken voor kinderen met bijzondere behoeften; bijdragen tot de inzetbaarheid en sociale integratie van slechthorende kinderen; de empowerment van vrouwen in Agaléga, een afgelegen eiland dat deel uitmaakt van de Republiek Mauritius.
Mozambique
In 2014 lag de EU-prioriteit bij de consolidatie van de rechtsstaat en democratie door middel van geloofwaardige en duurzame verkiezingsprocessen, maar ook bij de vrijheid van meningsuiting en vereniging, de empowerment van vrouwen en kinderrechten.
Het jaar 2014 werd gekenmerkt door militaire spanningen tussen de Renamo-strijdkrachten en veiligheidstroepen van de regering, voornamelijk in de centrale provincies, die een negatieve invloed hadden op de mensenrechtensituatie. Tijdens de politieke dialoog met beide partijen heeft de EU gepleit voor overleg en eerbiediging van de rechtsstaat als enige mogelijke uitweg uit de politieke en militaire spanningen. Via de lokale EU-verklaringen werden alle belanghebbenden opgeroepen hun deel van de verantwoordelijkheid te nemen voor het veiligstellen van vrede en verzoening.
Met het oog op de bevordering van een duurzaam, transparant en geloofwaardig verkiezingsproces in Mozambique heeft de EU tijdens de presidents-, parlements- en provincieraadsverkiezingen van 2014 steun verleend via een multidimensionale aanpak bestaande uit voortdurende politieke dialoog met alle belanghebbenden, ondersteuning van het maatschappelijk middenveld, preventie van conflicten en verkiezingsgeweld, en verkiezingswaarneming. In september werd een verkiezingswaarnemingsmissie van de EU gestuurd, (met steun van de lidstaten van de EU) die alle fasen van het verkiezingsproces i moest observeren. De missie bestond onder meer uit diplomaten van een aantal lidstaten die als waarnemers voor de korte termijn werden ingezet. De EU-EOM heeft haar eerste opmerkingen twee dagen na de stemming gepresenteerd en twee opeenvolgende persberichten over de situatie na de stembusgang uitgebracht.
De EU is ook blijven ijveren voor een duidelijker scheiding van machten, eerbiediging van de rechtsstaat en inzet voor corruptiebestrijding, goed bestuur en toegang tot informatie. De EU was ingenomen met de aanneming door het parlement van de wet op de toegang tot informatie en het wetboek van strafrecht in november 2014, en vroeg om de nodige uitvoeringsmaatregelen te nemen. Zij heeft ook steun verleend aan het Openbaar Ministerie, het Hooggerechtshof en het Parlement in het kader van het project rechtsstaat (9 miljoen euro). Het beheer van de overheidsfinanciën en de verantwoordingsplicht vormen ook de kern van de ontwikkelingssamenwerking van de EU, via begrotingssteun en de daarmee samenhangende beleidsdialoog met de regering.
In 2014 heeft de EU steun verleend aan een breed scala van maatschappelijke organisaties die werkzaam zijn op verschillende gebieden die verband houden met de mensenrechten. Sommige van die organisaties hebben een belangrijke rol gespeeld bij het bepleiten van belangrijke hervormingen, zoals het wetboek van strafrecht, de wet inzake erfopvolging en de wet inzake toegang tot informatie. De steun voor maatschappelijke organisaties ging ook naar activiteiten met betrekking tot toegang tot informatie, publieke verantwoordingsplicht en vrijheid van meningsuiting, daaronder begrepen steun voor het Community Radio Forum en het OLAVULA-participatieplatform voor burgers. Verder werd steun verleend aan het AGIR- programma voor duurzaam bestuur en een oproep gedaan tot het indienen van voorstellen in het kader van de EU-begrotingslijn "niet-statelijke actoren en lokale overheden", om de dialoog tussen de lokale autoriteiten en participatief burgerschap te bevorderen.
De EU versterkte ook haar coördinatie inzake genderkwesties en de emancipatie van vrouwen door het creëren van een EU-Gendergroep, die heeft samengewerkt met het ministerie van Vrouwenzaken en Sociale Zaken betreffende de uitvoering van de strategie voor de emancipatie van vrouwen. Maatschappelijke organisaties die op dit gebied werkzaam zijn, ontvangen basisfinanciering en andere steun om activiteiten te ontplooien op het gebied van bewustmaking en steun te verlenen aan de slachtoffers van mensenrechtenschendingen. Ook heeft de EU de krachten gebundeld met UN Women bij de zestiendaagse UNiTE-bewustmakingscampagne over geweld tegen vrouwen.
Voorts heeft de EU met de overheid en het maatschappelijk middenveld samengewerkt op het gebied van de bescherming van kinderrechten. De EU heeft samengewerkt met de overheid en de IAO op het gebied van kinderarbeid, meer bepaald wat betreft de opstelling van een lijst van gevaarlijk werk. De EU heeft ook de instelling van een systeem van kindregistratie en bevolkingsstatistieken gefinancierd, dat geïmplementeerd wordt door UNICEF ("Breaking with Broken Systems"). Maatschappelijke organisaties die kwetsbare kinderen bijstaan, aan bewustmaking doen en samenwerken met de autoriteiten kregen ook steun van de EU.
De EU is voortgegaan met het verlenen van steun aan de LGBT-gemeenschap voor het behartigen van de belangen van seksuele minderheden en het lobbywerk voor hun erkenning door de overheid.
Ook is financiële steun verleend aan de nationale mensenrechtencommissie, die te maken kreeg met administratieve belemmeringen.
Ter gelegenheid van de dag van de mensenrechten, organiseerde de EU een gedachtewisseling met mensenrechtenverdedigers uit de civiele samenleving over de prioriteiten inzake mensenrechten in Mozambique, met het oog op het opstellen van een nieuwe landenstrategie van de EU voor mensenrechten en een oproep tot het indienen van voorstellen van het EIDHR in 2015.
Namibië
De doelen van de EU op het gebied van mensenrechten en democratie in de betrekkingen met de
Republiek Namibië zijn gericht op de versterking van de democratische processen, de instellingen en de politieke participatie en het pluralisme, met name door het beter laten functioneren van overheidsinstellingen zoals het Parlement en een betere toegang tot de rechter.
De EU onderhoudt ook betrekkingen met Namibië ter bevordering van economische, sociale en culturele rechten. Namibië heeft weliswaar een zeer geavanceerd juridisch kader op dit gebied, maar een groot deel van de wetgeving blijft grotendeels dode letter als gevolg van capaciteitstekorten bij de overheid. Voorts ondersteunt en bevordert de EU de rechten van personen die tot minderheden behoren, zoals inheemse bevolkingsgroepen (bijvoorbeeld de San), gehandicapten en lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders, die vaak worden uitgesloten uit de maatschappij, een politieke stem missen en slechts beperkte toegang tot basisvoorzieningen hebben.
De EU voert een dialoog over de mensenrechten en democratie met de Republiek Namibië. Het gaat onder meer om vergaderingen met ngo's en een werkgroep mensenrechten van de EU en haar lidstaten.
Aangezien de regering van Namibië de VN-Verklaring over de rechten van inheemse volken
(UNDRIP) heeft onderschreven en andere verdragen in verband met inheemse volken heeft geratificeerd, informeerde de EU naar de plannen van de regering om iets te doen aan de marginalisering van inheemse volkeren en hun levensomstandigheden te verbeteren. De Europese Unie heeft bezien hoe het staat met de Uitvoeringswet Internationaal Strafhof van het land en spoorde de regering aan deze wetgeving aan te nemen om volledig te kunnen samenwerken met het Internationaal Strafhof. Seksegelijkheid en vrouwenrechten kwamen ook aan bod, waarbij de EU met bezorgdheid constateerde dat seksegerelateerd geweld in de samenleving toeneemt. Afgezien van de benodigde wijzigingen in het juridisch kader in verband hiermee, volgde de EU ook van nabij de rechtszaak tegen de gedwongen sterilisatie van seropositieve vrouwen.
De EU en haar lidstaten blijven partners van de vakministeries en ngo’s bij de uitvoering van het nationale genderbeleid. De regering werd aangemoedigd de wet kinderopvang en kinderbescherming snel goed te keuren en de EU herhaalde haar toezegging het maatschappelijk middenveld te ondersteunen door middel van het beheer van subsidies aan maatschappelijke organisaties. De mensenrechten werden aan de orde gesteld via demarches, vooral inzake met de VN verband houdende aangelegenheden, met name ter voorbereiding van de zittingen van de Derde Commissie van de AVVN en de Mensenrechtenraad. Ten slotte heeft de EU Namibië gefeliciteerd met zijn verkiezing tot lid van de Mensenrechtenraad (2014-2016).
Ter gelegenheid van de verkiezingen van 28 november 2014, organiseerde diplomatiek personeel van de in Namibië aanwezige missies van de EU-lidstaten en van de EU-delegatie een gezamenlijke "diplomatieke wacht" in en rond de hoofdstad, waaruit bleek dat de verkiezingsdag kalm en gedisciplineerd verliep. De delegatie gaf vervolgens een plaatselijke verklaring van de EU uit waarin Namibië gefeliciteerd werd met zijn democratische overtuigingen en de eerbiediging van constitutionele beperkingen van de presidentiële ambtstermijnen, en waarin de wens werd uitgesproken om samen te werken met de nieuwe regering, met het oog op de ondersteuning van de sociale, economische en democratische ontwikkeling van Namibië.
De EU heeft de dialoog met maatschappelijke organisaties bij de opstelling van de routekaart voor samenwerking met het maatschappelijk middenveld (2014-2017) opgevoerd, door middel van overleg onder leiding van de EU-delegatie met de lidstaten van de EU en maatschappelijke organisaties. De prioriteiten van de routekaart zijn: intensiveren van de inspanningen om tot een beter klimaat voor maatschappelijke organisaties in partnerlanden te komen; bevorderen van gestructureerde participatie van maatschappelijke organisaties in het binnenlandse beleid, in de EU-programmeringscyclus en in internationale processen;, en vergroten van de capaciteit van de maatschappelijke organisaties.
Namibië onderging op 31 januari 2011 zijn tweede algemene periodieke doorlichting. In het tussentijds voortgangsverslag in 2013 werden opnieuw een aantal hangende kwesties aan de orde gesteld, met krachtige verwijzingen naar genderkwesties, de bescherming van de rechten van het kind, en de marginalisering van inheemse bevolkingsgroepen. De aanbevelingen van de UPR behelzen het garanderen dat het proces plaatsvindt binnen een redelijke termijn, en dat speciale maatregelen worden genomen om de achterstand in strafzaken weg te werken. De EU stimuleert het opvolgen van de UPR-aanbevelingen in een aantal gebieden en heeft ook technische bijstand verleend voor de opstelling van het actieplan voor de mensenrechten, dat door de president op Namibië ontvangt financiering uit het Europees instrument voor de democratie en de mensenrechten (EIDHR). Een oproep tot het indienen van voorstellen, met een begroting van 600.000 euro, is op 18 januari 2013 bekendgemaakt. Doel was het maatschappelijk middenveld in Namibië te helpen meer samenhang te brengen in de werkzaamheden op het gebied van de mensenrechten, politiek pluralisme en democratische politieke participatie en vertegenwoordiging. De geselecteerde projecten hebben betrekking op toegang tot justitie, verkiezingen en kiezersvoorlichting. De EU is doorgegaan met het verlenen van financiële steun via het thematische programma "Niet-statelijke actoren en lokale overheden", waarbij speciale aandacht wordt besteed aan seksegerelateerd geweld, kinderrechten, gemarginaliseerden, met inbegrip van mensen met hiv/aids, en de interactie tussen het maatschappelijk middenveld en de lokale en regionale overheden.
Voorts heeft de EU in het kader van het Europees Ontwikkelingsfonds 4 miljoen euro verstrekt aan het steunprogramma voor het maatschappelijk middenveld van Namibië om de beleidsaanbevelende en coördinerende rol daarvan te verbeteren en de capaciteit van maatschappelijke organisaties op het vlak van bestuur en verantwoording te vergroten, en om steun te verlenen voor de oprichting van de Civil Society Foundation van Namibië (CSFN). In het kader van dit project is 1 miljoen euro toegewezen aan het CSFN om oproepen tot het indienen van voorstellen te organiseren voor het verstrekken van kleine en microsubsidies aan basisorganisaties.
Niger
Tot de prioriteiten van de EU inzake mensenrechten in Niger behoren eerbiediging van de democratische beginselen en de rechtsstaat, verbetering van het rechtsstelsel, met name wat betreft toegang tot de rechter en detentieomstandigheden, en bescherming van vrouwen- en kinderrechten. Deze prioriteiten worden uitgevoerd door middel van specifieke routekaarten en doelstellingen, zoals het genderactieplan (2010-2014) en de routekaart voor samenwerking met het maatschappelijk middenveld, in samenwerking met de lidstaten en de Nigerese autoriteiten.
Een analyse van de mensenrechtensituatie in het land laat zien dat, ondanks het feit dat de lokale autoriteiten een soort intimidatiestrategie tegen de oppositie voeren, de democratische beginselen en fundamentele vrijheden, met name politieke en individuele vrijheden, niet ernstig worden bedreigd. De EU steunt Niger bij zijn inspanningen om de mensenrechtensituatie, met name de rechten van vrouwen en meisjes, te verbeteren. De veiligheidssituatie aan de grenzen blijft zeer zorgwekkend. Niger heeft zijn veiligheidsrespons versterkt en tegelijkertijd gezorgd voor bescherming van de democratische beginselen en de grondrechten. De samenwerking van de autoriteiten met de EU is bevredigend.
Tijdens de bijeenkomsten van de politieke dialoog gehouden in april en oktober 2014, heeft de EU gewezen op het belang van een adequate voorbereiding van de volgende parlementsverkiezingen, die gepland staan voor de eerste helft van 2016.
De EU-delegatie deed in november 2014 een nieuwe oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR), waarvan de thematische prioriteiten bijzondere nadruk leggen op detentieomstandigheden en de bevordering van de sociaaleconomische en culturele rechten van vrouwen en kinderen. In 2014 is via uit het EIDHR gefinancierde projecten onder andere bijstand verleend aan tal van straatkinderen in de regio’s Maradi en Zinder, in de vorm van noodonderdak en door hen te helpen arbeidsvaardigheden te ontwikkelen en naar huis terug te keren. Voorts werd ook steun verleend aan zes gemeenschapsscholen die zich bezighouden met de opvoeding van de kinderen, met name meisjes, die generaties lang gemarginaliseerd zijn omdat ze afstammen van slaven.
Via het steunprogramma voor justitie en de rechtsstaat (PAJED II), geeft de EU verdere technische en financiële steun aan het realiseren van experimentele alternatieven voor gevangenisstraf en het opstellen van een nationaal beleid inzake rechterlijke bescherming van minderjarigen. Dit programma heeft ook steun verleend aan de oprichting van een nationaal agentschap voor het verlenen van juridische en gerechtelijke bijstand, en dat reeds operationeel is en in staat om de toegang tot de rechter voor de meest kwetsbare bevolkingsgroepen te vergemakkelijken.
Het steunprogramma voor het maatschappelijk middenveld (PASOC II) heeft initiatieven van maatschappelijke organisaties gefinancierd die gericht zijn op versterking van hun rol als belangrijke ontwikkelingsactoren. Dat heeft geleid tot 244 microprojecten die door plaatselijke NGO’s en basisorganisaties worden uitgevoerd. 33 % van deze projecten zijn gericht op de bevordering van gendergelijkheid en de rechten van de vrouw.
Met steun voor de uitvoering van een programma voor de ontwikkeling van het nationaal statistisch stelsel voor het stimuleren van goed bestuur (PASTAGEP) zijn bewustmakingscampagnes in de regio’s gefinancierd over het belang van het aangeven van gebeurtenissen die de burgerlijke stand betreffen.
Nigeria
De belangrijkste doelstellingen van de EU inzake mensenrechten en democratie in de betrekkingen met Nigeria zijn de bestrijding van foltering, buitengerechtelijke executies, de doodstraf, de hervorming van de sectoren veiligheid en justitie, de bestrijding van straffeloosheid, de bevordering van sociale en economische rechten en de bestrijding van alle vormen van discriminatie.
De EU is voortgegaan met he voeren van besprekingen over mensenrechten en democratie in verscheidene vergaderingen in het kader van de politieke dialoog uit hoofde van artikel 8 van de Overeenkomst van Cotonou en tijdens de ministeriële dialoog EU-Nigeria in Abuja op 27 november. Nationale verkiezingen, mensenrechten en de opstand van Boko Haram in het noordoosten zijn de drie belangrijkste bilaterale onderwerpen die werden besproken tijdens de ministeriële dialoog, na afloop waarvan een gemeenschappelijke verklaring is ondertekend.
Overleg met het maatschappelijk middenveld vond plaats op 6 maart in Abuja, gevolgd door een workshop over mensenrechtenverdedigers op 27 maart. Er vonden verschillende bijeenkomsten plaats met de nationale mensenrechtencommissie. Over vermeende schendingen van de mensenrechten door de Nigeriaanse veiligheidsdiensten bij terrorismebestrijdingsoperaties is gediscussieerd met de Nigeriaanse nationale veiligheidsadviseur. Een workshop conflictanalyse vond plaats in oktober in Abuja. Op de internationale dag van de mensenrechten (10 december 2014) heeft het plaatsvervangend hoofd van de EU-delegatie in Nigeria het publiek toegesproken op een officieel evenement dat georganiseerd was door de nationale mensenrechtenraad. De EU heeft eveneens een radiospot over mensenrechten opgenomen.
In zijn conclusies van 12 mei heeft de Raad Buitenlandse Zaken van de EU zijn diepe bezorgdheid geuit over de aanhoudende terroristische aanslagen in Nigeria. Diverse verklaringen zijn uitgebracht over de talrijke wreedheden die zijn begaan door Boko Haram, onder meer over de ontvoering van meer dan 250 schoolmeisjes in Chibok in april. De EU heeft ook gereageerd met een verklaring betreffende de aanneming, in januari, van de wet die huwelijken tussen personen van hetzelfde geslacht strafbaar stelt. Formele en informele demarches werden gedaan bij de daartoe geëigende Nigeriaanse autoriteiten. Nigeria was drie keer agendapunt van het spoeddebat over de mensenrechten in de plenaire vergaderingen van het Europees Parlement (januari, maart, juli). Daarbij werden telkens resoluties van het Europees Parlement uitgebracht.
Een vervolgmissie van de verkiezingswaarnemingsmissie van 2011 vond plaats in mei om Nigeria te helpen met de uitvoering van de aanbevelingen van 2011, in de aanloop naar de verkiezingen van maart 2015.
De tweede universele periodieke doorlichting werd afgerond begin 2014, en Nigeria aanvaardde 175 van de 219 aanbevelingen, zoals die over marteling en buitengerechtelijke executies door leden van de veiligheidstroepen. Nigeria heeft slechts 10 aanbevelingen verworpen, die allemaal discriminatie op grond van seksuele gerichtheid betroffen, en wil voorlopig wachten met de 34 aanbevelingen over een moratorium op de doodstraf, dat constitutionele implicaties heeft.
Via het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR) heeft de EU verder steun verleend aan diverse projecten in Nigeria. In het kader van het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede, steunt de EU de inspanningen van Nigeria om terrorisme te bestrijden en vrede te brengen in verschillende conflictgebieden. Het Europees Ontwikkelingsfonds draagt bij aan de voortgaande hervorming van justitie, steunt de verkiezingscyclus 2012-2015, stimuleert de betrokkenheid van vrouwen bij vrede en veiligheid en biedt psychosociale steun aan kinderen die getroffen zijn door het conflict in het noorden van Nigeria. Het 11e EOF zal bijzondere nadruk leggen op het noorden, om verbetering te helpen brengen in de zeer slechte sociaaleconomische situatie van de mensen in deze delen van het land.
Rwanda
De EU heeft met name tot doel Rwanda te ondersteunen bij het bewaken en waarmaken van de toezeggingen om de aanbevelingen van de universele periodieke doorlichting na te komen, met name met betrekking tot de politieke ruimte, de vrijheid van meningsuiting en vergadering, de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en de media.
In 2014 heeft de EU verder besprekingen over de mensenrechten en democratie gevoerd met
Rwanda, in het kader van de politieke dialoog (artikel 8 van de Overeenkomst van Cotonou en vergaderingen op ministerieel niveau). Tijdens het jaar heeft de EU ook verder vergaderd met maatschappelijke organisaties, onder meer over mensenrechtenthema's.
De speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, Stavros Lambrinidis, bracht in april 2014 een bezoek aan Rwanda naar aanleiding van het feit dat twintig jaar geleden de genocide in Rwanda begon. In maart 2014 bracht de toenmalige Commissaris voor Ontwikkeling Andris Piebalgs een bezoek aan Rwanda en had hij een ontmoeting met maatschappelijke organisaties. De speciale rapporteur van de VN over de vrijheid van vreedzame vergadering en vereniging, Maina Kiai, heeft in januari en augustus 2014 officiële bezoeken gebracht aan Rwanda, op uitnodiging van dat land.
In zijn conclusies van 22 juli 2014 toonde de Raad Buitenlandse Zaken de EU zich bezorgd over de beperkingen die in Rwanda aan politieke partijen en het maatschappelijk middenveld worden opgelegd. Hij moedigde Rwanda aan om de politieke ruimte verder te verbreden en een grotere vrijheid van meningsuiting toe te staan met het oog op bredere democratische participatie.
Rwanda heeft in 2014 vorderingen gemaakt bij de uitvoering van de aanbevelingen van de eerste ronde van de universele periodieke doorlichting in 2011 (de volgende vindt plaats in 2015). Die aanbevelingen omvatten de goedkeuring van een nationaal beleid inzake rechtsbijstand en een beleid inzake rechtsbedeling voor kinderen in oktober 2014, ratificering van het aanvullende protocol bij het Verdrag tegen foltering en het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen, en voorbereidende werkzaamheden voor het opstellen van een nationaal actieplan voor de mensenrechten, met inbegrip van overleg met externe belanghebbenden.
In het kader van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), is een van de aandachtspunten van de
EU verantwoordelijk bestuur, dat onder meer specifieke doelstellingen inzake versterking van de verantwoordingsplicht van de overheid en ondersteuning van het maatschappelijk middenveld behelst, conform de Rwandese strategie voor economische ontwikkeling en armoedebestrijding 2013-2017.
In februari 2014 uitten maatschappelijke organisaties hun bezorgdheid over de instructies van de premier over het Joint Action Development Forum (Rwanda), dat werd aangenomen in oktober 2013, omdat zij vreesden dat de onafhankelijkheid van ngo's onder druk zou komen te staan.
De Rwandese organisaties worden financieel gesteund uit het Europees instrument voor de democratie en de mensenrechten (EIDHR). De projecten omvatten: de naleving door de vakbonden van de leidende beginselen inzake bedrijfsleven en mensenrechten van de VN-Mensenrechtenraad, preventie van conflicten als gevolg van geschillen over land en versterking van lokale bemiddelaars, kinderrechten en jonge kinderen en ontwikkeling van zorg, verzoening, rehabilitatie en toegang tot basisdiensten voor kwetsbare groepen, zoals wezen, gemarginaliseerde groepen, slachtoffers van foltering en vrouwen die het slachtoffer zijn van geweld, en binnenlandse waarneming bij verkiezingen, daaronder begrepen steun voor het creëren van een netwerk voor verkiezingssteun uit het maatschappelijk middenveld, dat op lange termijn kan werken.
Voorts heeft de EU financiële steun verleend aan Rwanda via haar programma voor begrotingssteun voor de justitiële sector, via een overeenkomst met België ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de nieuwe strategie voor de "Justice, Reconciliation, Law and Order Sector" voor 2014-2018. Die strategie heeft een component "voice and accountability" gericht op toezicht op de rechtsbedeling, toegang tot de rechter en tot grond voor de meest kwetsbaren, preventie van seksegerelateerd geweld, en bevordering van de mensenrechten, met bijzondere aandacht voor arbeidsrechten.
In het kader van de Europese routekaart voor het maatschappelijk middenveld en de voorbereidingen voor de programmering van het 11de EOF, heeft de EU het maatschappelijk middenveld in Rwanda in kaart gebracht, met het accent op democratisch bestuur.
De EU bracht in september 2014 een veldbezoek aan het Rweru-meer (op de grens tussen
Rwanda en Burundi), in verband met niet-geïdentificeerde lijken die uit het meer zijn opgevist.
Uit het bezoek bleek de bezorgdheid van de EU, en het liet zien dat transparante en effectieve onderzoeken nodig zijn.
Sao Tomé en Principe
De hoofdprioriteiten voor de EU zijn nog altijd de ratificatie van internationale kernverdragen inzake mensenrechten, maatregelen voor steun aan het justitieel stelsel, beëindiging van mishandeling door de politie, stimulering van de inspanningen om corruptie te bestrijden en campagnes die de bevolking erop wijzen dat discriminatie moet worden bestreden.
De EU is voortgegaan met het voeren van besprekingen over mensenrechten en democratie met
São Tomé en Príncipe in het kader van de regelmatige politieke dialoog overeenkomstig artikel 8 van de Overeenkomst van Cotonou. De dialoog vindt jaarlijks plaats, en werd in februari 2014 gehouden. De belangrijkste punten daarbij waren de hervorming van het justitiële stelsel, de ratificatie van het Statuut van Rome door São Tomé en Príncipe en de voorbereiding van de verkiezingen.
Naar aanleiding van de wetgevende, de regionale en lokale verkiezingen die in oktober 2014 plaatsvonden, heeft de EU São Tomé en Príncipe in een verklaring gefeliciteerd met het vreedzame verloop van de stembusgang, en zich verheugd getoond over de hoge opkomst in het hele land. De EU droeg ook 151.979 euro bij voor de ondersteuning van het verkiezingsproces in São Tomé en Principe via opleidingsactiviteiten en ondersteuning van de stembureaus.
Wat de financiële samenwerking betreft, krijg het land geld uit het Europees instrument voor de democratie en de mensenrechten (EIDHR). Toch is in 2014 geen oproep tot het indienen van voorstellen gedaan voor de landenspecifieke steunregeling. Wel zal in 2015 een oproep worden gepubliceerd waarvoor een bedrag van 150.000 euro zal worden toegewezen. Er zijn enkele voorbereidende werkzaamheden verricht met het oog op het opstellen van de oproep tot het indienen van voorstellen van 2015.
São Tomé en Príncipe heeft uit de thematische begrotingslijn niet-statelijke actoren en lokale autoriteiten in het ontwikkelingsproces een bedrag van 1,7 miljoen euro gekregen voor het opbouwen van capaciteit en het helpen herstructureren van niet-statelijke actoren en maatschappelijke organisaties in São Tomé en Príncipe.
Senegal
In het kader van de politieke dialoog op grond van artikel 8 van de Overeenkomst van
Cotonou en de EU-samenwerking met Senegal hebben de EU en haar lidstaten hun aandacht in
2014 vooral gericht op prioriteiten zoals vrouwen- en kinderrechten, bestrijding van straffeloosheid, het ongedaan maken van de knelpunten bij justitie en het verminderen van het aantal gevallen en het verkorten van de duur van voorlopige hechtenis, en bestrijding van discriminatie op grond van seksuele gerichtheid.
De staat van dienst op het gebied van de mensenrechten in Senegal is in het algemeen positief.
Ondanks de voortgang op het gebied van gendergelijkheid en de goede voornemens om corruptie en onrecht te bestrijden, moeten de autoriteiten nog vooruitgang boeken inzake kinderbescherming, de bestrijding van straffeloosheid, het terugdringen van voorlopige hechtenis en de preventie van discriminatie van homoseksuelen.
De ambassadeurs van de Europese Unie, onder wie het hoofd van de missie van de EU, hebben in contacten met de media meermaals gewezen op de gemeenschappelijke strategie, de waarden en de zorgpunten van de EU in verband met de mensenrechten. Er wordt nu systematisch samengewerkt tussen de EU en haar lidstaten op dit gebied, met een taakverdeling tussen de lidstaten.
De EU onderkent als voorheen dat er Senegalese wetgeving ter bescherming van vrouwen en kinderen bestaat, maar wees ook op het belang van concrete uitvoeringsmaatregelen, die vaak lang uitblijven. Met name de precaire situatie van straatkinderen werd benadrukt tijdens een vergadering in juni in het kader van de politieke dialoog op grond van artikel 8, en in een specifieke vergadering met de minister van Justitie in november. De EU wijst op het belang van de toewijzing van begrotingsmiddelen en de uitvoering van de nationale strategie voor bescherming van kinderen (aangenomen in december 2013). Naar aanleiding van de internationale dag van de mensenrechten op 10 december zal de EU-delegatie een evenement organiseren rond het thema recht op onderwijs en de integratie van jongeren, met name jonge vrouwen, in het arbeidsproces.
In 2014 is de EU uit de begrotingslijn niet-statelijke actoren financiële steun blijven verlenen ter bevordering van gendergelijkheid bij de toegang tot politieke, economische en sociale rechten, door middel van een project dat gericht is op de bestrijding van seksueel misbruik en mishandeling van meisjes (99.980 euro). Voorts heeft de EU verzocht om financiering uit het EIDHR ter ondersteuning van ngo's die werkzaam zijn op het gebied van de rechten van kinderen. De EU heeft ook gewerkt aan een oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede (IcSP) om de rol van vrouwen in crisissituaties en het voorkomen van uitbuiting van kinderen aan te pakken.
In het kader van de politieke dialoog tussen de EU en Senegal, was er een speciale bijeenkomst met de minister van Justitie in november over mensenrechten, en de EU en haar lidstaten benadrukten dat het nodig is het aantal gevallen en de duur van voorlopige hechtenis terug te dringen. Via het programma van Europees Ontwikkelingsfonds ter ondersteuning van de hervorming van justitie, helpt de EU bij het verbeteren van zowel de "hardware" (rechtbanken, gevangenissen) als de "software" (opleiding, bewustmaking, bestrijding van straffeloosheid) van de rechtsstaat in Senegal, met een begroting van 7,9 miljoen euro. De EU financiert ook de capaciteitsopbouw bij de Senegalese Rekenkamer om die Kamer te helpen de achterstand bij de beoordeling van het gebruik van publieke middelen te verminderen en die beoordeling efficiënter te maken.
De EU en verscheidene van haar lidstaten hebben de autoriteiten van Senegal middelen gegeven voor het organiseren van het proces dat tegen de voormalige president van Tsjaad, Hissène Habré, die wordt beschuldigd van misdaden tegen de menselijkheid, zal worden gevoerd door de Chambres africaines extraordinaires die in Senegal gevestigd zijn. De minister van Justitie verzekert de EU dat de onderzoeksfase eind januari 2015 afgesloten wordt en dat het proces in april van start kan gaan.
De strafbaarstelling van homoseksualiteit komt systematischer ter sprake als thema in de politieke dialoog, waarin de EU benadrukt dat de internationale verdragen die Senegal heeft ondertekend, niet worden nageleefd. De Senegalese minister van Justitie spoort aanklagers ertoe aan artikel 319 van het wetboek van strafrecht, waarin "onnatuurlijke handelingen" strafbaar worden gesteld, niet toe te passen.
Op het gebied van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging, die doorgaans onomstreden zijn in Senegal, heeft de EU mensenrechtenverdedigers gesteund en beschermd, en bijgedragen tot de verduidelijking van het juridische en financiële kader van het maatschappelijk middenveld, tot het uit de strafwet halen van persdelicten en tot kwalitatief goede journalistiek. Voor 2014 is verzocht om steun uit de nieuwe begrotingslijn maatschappelijk middenveld en lokale autoriteiten. In mei financierde de EU de tweede "Universiteit voor niet-statelijke actoren".
Seychellen
De doelstellingen van de EU op het gebied van mensenrechten en democratie in de betrekkingen met de Republiek der Seychellen zijn consolidering van de hervorming van het kiesstelsel, toezicht op de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen van de universele periodieke doorlichting van de Seychellen in mei 2011, en ondersteuning van de omzetting in nationale wetgeving van internationale overeenkomsten en verdragen.
De EU is doorgegaan met besprekingen over mensenrechten en democratie met de Seychellen in verschillende formats, onder meer nauwlettend toezicht op de hervorming van het kiesstelsel, waarbij bijzondere aandacht is besteed aan de herziening van de Wet openbare orde van 2013.
Voorts heeft de EU in haar regelmatige dialoog met de autoriteiten van de Seychellen voortdurend gepleit voor verbetering van de democratische randvoorwaarden, met bijzondere aandacht voor een snellere hervorming van het kiesstelsel en de wijziging van wettelijke voorschriften met het oog op meer vrijheid van vergadering, vrijheid van meningsuiting en persvrijheid, non-discriminatie van vrouwen en de bescherming van de rechten van kinderen.
Na de presidents- en parlementsverkiezingen in mei 2011, moedigde de EU de autoriteiten van de Seychellen aan om uitvoering te geven aan de aanbevelingen voor electorale hervormingen die zijn opgesteld door de internationale verkiezingswaarnemingsmissie, bestaande uit het Gemenebest, de Organisation internationale de la Francophonie, de Ontwikkelingsgemeenschap van Zuidelijk Afrika (SADC) en de Commissie voor de Indische Oceaan (IOC).
In 2014 vond geen politieke dialoog uit hoofde van artikel 8 van de Overeenkomst van Cotonou plaats. De delegatie stelde voor die dialoog in het eerste kwartaal van 2015 te voeren.
In de loop van het jaar zette de EU haar dialoog met maatschappelijke organisaties voort, om de ontwikkelingen met betrekking tot de herziening van de Wet openbare orde 2013 te bezien.
Sierra Leone
Tot de EU-prioriteiten inzake mensenrechten in Sierra Leone behoren de afschaffing van de doodstraf, gendergelijkheid, vrouwenemancipatie, handhaving van de wetgeving tegen kinderarbeid en uitbuiting van kinderen, terugdringing van de armoede, betere toegang tot justitie, gezondheidszorg en onderwijs. De rechten van degenen die te lijden hebben onder het grootschalige pachten van land en onder de ontginningsindustrieën vergen ook voortdurende aandacht. Sedert het einde van de burgeroorlog is in het algemeen opmerkelijke vooruitgang geboekt maar er is nog steeds sprake van aanzienlijke problemen en misbruiken inzake mensenrechten. De EU heeft bij de regering vraagstukken inzake mensenrechten aan de orde gesteld tegen de achtergrond van het lidmaatschap van Sierra Leone van de Mensenrechtenraad, en is steun blijven verlenen aan projecten voor het verdedigen van de fundamentele rechten in het land.
Mensenrechten, in combinatie met specifieke maatregelen ter ondersteuning van gendergelijkheid en onderwijs als belangrijke bijdrage aan de terugdringing van de armoede, staan op de nationale agenda voor welvaart (2013-2018) die de regering in juli 2013 heeft gelanceerd en door de EU wordt gesteund. Daarnaast steunt de EU het proces van grondwetsherziening waarbij de grondwet moet worden aangepast conform de internationale verplichtingen van het land inzake mensenrechten, alsmede de wet op de vrijheid van informatie, die in oktober is aangenomen en toegang tot informatie van overheidsorganen moet garanderen.
De projecten die de EU in 2014 heeft gefinancierd betroffen vooral de rechten van handicapten
(capaciteitsopbouw en geestelijke gezondheid), gender (zoals emancipatie en bestrijding van seksegerelateerd geweld, zoals genitale verminking van vrouwen) en kinderrechten (kinderarbeid). Ook ging er steun naar verbetering van de toegang tot de rechter, inclusief opleidingen ten behoeve van rechtsbeoefenaren en parajuridische medewerkers, van vrijheid van informatie en betere gezondheidsdiensten. Tevens werd door de EU financiële steun verleend aan de mensenrechtencommissie van Sierra Leone. Meer specifiek was er financiering voor de uitvoering van een project getiteld "A National Conversation on Human Rights, Governance and Democracy", dat gericht was op het mainstreamen van specifieke mensenrechtenkwesties door het sterker en weerbaarder maken van de media en het maatschappelijk middenveld.
In 2014 is een oproep gedaan tot het indienen van voorstellen in het kader van het EIDHR om financiering te verstrekken voor projecten van het maatschappelijk middenveld die gericht zijn op de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen van de Commissie voor waarheid en verzoening van Sierra Leone. De geselecteerde organisaties zullen in 2015 met hun werkzaamheden beginnen.
Somalië
De actie van de EU in Somalië heeft als leidraad het Somali Compact, dat in 2013 is aangenomen en waarin het lopende transitieproces in het land tot uitdrukking is gebracht, en waarin beleidsinitiatieven worden omschreven die ervoor moeten zorgen dat het land op de weg naar langdurige vrede en staatsvorming blijft. De prioriteiten van de EU op het gebied van de mensenrechten in het land zijn de bescherming van burgers en kinderen bij gewapende conflicten en de toegang voor humanitaire hulp. Steun voor de federale grondwet staat ook centraal in het optreden van de EU in Somalië. De overige prioriteiten betreffen de bevordering en bescherming van de rechten van vrouwen en van de LGBTI-gemeenschap, en de afschaffing van de doodstraf.
De situatie in Somalië op het gebied van de mensenrechten blijft problematisch. Ook 2014 zag weer grootschalige mensenrechtenschendingen in Somalië, zoals buitengerechtelijke executies, geweld jegens vrouwen en kinderen, de werving en het inzetten van kinderen als gewapende soldaten, en agressie tegen journalisten. Andere belangrijke mensenrechtenkwesties zijn willekeurige detenties, beperkte toegang tot de rechter, en uitvoering van de doodstraf. Ook het onbestraft blijven van deze misdaden is nog een ernstig probleem, vaak vanwege het slechte functioneren van het rechtsstelsel en de rechtsstatelijke instituties. Veel van deze schendingen hielden verband met het lopende conflict tussen de door de federale Somalische regering gesteunde troepencoalitie en de rebellen van Al Shabaab. Er zijn nog altijd honderdduizenden ontheemden in Somalië, terwijl er ongeveer één miljoen Somalische vluchtelingen in de buurlanden verblijven.
In 2014 heeft de EU regelmatig mensenrechtenkwesties besproken met de Somalische regering, in het kader van de politieke dialoog op grond van artikel 8. In verschillende bijeenkomsten benadrukte de EU haar prioriteiten betreffende de mensenrechten in het land, en riep zij de regering van Somalië op om actie te ondernemen teneinde de situatie te verbeteren conform het Compact en haar internationale verplichtingen.
Praktisch gezien heeft de EU in 2014 de inspanningen van de regering gesteund om mensenrechtenvriendelijke institutionele structuren en wetgeving te creëren, door mensenrechten als horizontale kwestie op te nemen in verschillende richtinggevende strategiedocumenten en actieplannen van de nieuwe regering (bijvoorbeeld het uitvoeringsplan "Justice and corrections" voor 2014-2016, de wet op de mensenrechten om de onafhankelijke mensenrechtencommissie in te stellen, het nationale genderbeleid en het nationale actieplan over het uitbannen van seksueel geweld in gewapende conflicten, dat onder meer het opstellen van een wet op seksuele misdrijven behelst).
De dialoog met de Somalische mensenrechtenverdedigers en met overheidsvertegenwoordigers in Mogadishu verliep zeer moeizaam vanwege de gebrekkige veiligheidssituatie in de hoofdstad. De werkzaamheden van de federale overheid werden in het laatste kwartaal van het jaar sterk belemmerd door een interne politieke crisis.
De EU toonde zich in verklaringen op zowel HV/VV- als lokaal niveau, en in de conclusies van de Raad over Somalië (oktober 2014), ongerust over de aanhoudende schendingen van de mensenrechten en het internationale humanitaire recht. Seksueel en seksegerelateerd geweld en vrouwenrechten kwamen ook vaak aan de orde in besprekingen met zowel de autoriteiten als vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld. Naar aanleiding van de publicatie van het rapport van Human Rights Watch over seksueel misbruik dat door de AMISOM-vredesmacht in Somalië zou zijn gepleegd, riep de EU de Afrikaanse Unie (AU) op om deze beschuldigingen te onderzoeken.
Het programma Rule of Law & Security (ROLS) in UNDP-verband omvatte niet alleen de uitbreiding van rechtsstatelijkheid tot nieuwe gebieden, maar ook het verlenen van steun voor het uitstippelen van mensenrechtenvriendelijke strategieën inzake politie en justitie, die de leidende beginselen voor alle ontwikkelingen op politieel en justitieel gebied in Somalië bevatten. De EU heeft er als belangrijke donor van het ROLS-programma op aangedrongen dat de beginselen civiel toezicht, goede screening, opleiding van nieuwe rekruten met aandacht voor de mensenrechten, en het aanpakken van straffeloosheid essentiële hoekstenen blijven voor de ontwikkeling van de veiligheidssector. De onderdelen "toegang tot de rechter" en "civiele politie" zijn gericht op de opbouw van de capaciteit van de justitiële sector ten dienste van de Somalische burgers, met name de meest kwetsbare groepen, en op het realiseren van toegang tot inclusieve, billijke en meer verantwoorde vormen van veiligheid en bescherming voor alle Somaliërs. Ook wordt speciale opleiding inzake seksueel en seksegerelateerd geweld verstrekt.
Wetgeving op het gebied van de mensenrechten en het internationale humanitaire recht maken deel uit van de opleiding die door de opleidingsmissie van de EU (EUTM Somalia) wordt verstrekt aan Somalische soldaten in Uganda en Mogadishu. Kwesties in verband met de bescherming van de burgerbevolking, zijn opgenomen in de adviserende, begeleidings- en opleidingsactiviteiten van de EUTM. Deze opleiding wordt in 2015 voortgezet als onderdeel van bredere inspanningen voor hervorming van de veiligheidssector. Verder zal de EUTM opleiding, begeleiding en advies verlenen op het gebied van mensenrechten, internationaal humanitair recht en strafrecht, genderperspectieven en aspecten in verband met vrouwen, vrede en veiligheid en bescherming van de burgers, en de integratie van deze aspecten in de drie pijlers van de missie in samenwerking met andere partners, in het bijzonder de VN en AMISOM.
Het partnerschapsforum op hoog niveau in Kopenhagen (19-20 november) reageerde positief op de ontwikkeling van juridische en politieke kaders ter bevordering van de mensenrechten, de bescherming van de meest kwetsbare groepen - vrouwen en kinderen in conflictsituaties - het garanderen van de rechten van vrouwen en kinderen. Ook spoorde de internationale gemeenschap de federale regering ertoe aan haast te maken met de instelling van de onafhankelijke mensenrechtencommissie.
De EU nam in 2014 het secretariaat waar van de werkgroep mensenrechten; dit is voor donoren het belangrijkste forum om de mensenrechtensituatie in Somalië te monitoren en de constructieve dialoog inzake mensenrechten en gender met de bevoegde Somalische autoriteiten en het maatschappelijk middenveld te onderhouden. De werkgroep mensenrechten bestaat uit de delegatie van de EU in Somalië, de lidstaten van de EU, Noorwegen, Zwitserland en de Verenigde Staten. De werkgroep mensenrechten is in 2014 twee keer bijeengekomen in Somalië. In dat jaar werd de groep gezamenlijk voorgezeten door België, Spanje (tot en met juni) en Zweden (vanaf augustus). De werkgroep volgde de ontwikkelingen op het gebied van seksueel en seksegerelateerd geweld en mediavrijheid, de wettelijke kaders en strategieën die van belang zijn voor de mensenrechten, zoals de opstelling en herziening van de wet op de nationale commissie voor de mensenrechten en de verschillende nationale en regionale mediawetten, het constitutionele proces en de verschillende processen voor de ontwikkeling van de strategie voor de veiligheidssector.
Zuid-Afrika
De waarden mensenrechten en democratie zijn bij de Overeenkomst inzake handel, ontwikkeling en samenwerking van 1999 en het in 2007 goedgekeurde strategisch partnerschap verankerd in de betrekkingen tussen de EU en Zuid-Afrika.
Het tweede Forum EU-Zuid-Afrika voor Gestructureerde Dialoog over de mensenrechten vond plaats op 28 november 2014 in Brussel. Aan EU-zijde werd het forum gezamenlijk voorgezeten door de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, Stavros Lambrinidis, en door EDEO-directeur Mara Marinaki. Jerry Matjila, directeur-generaal van het ministerie van Buitenlandse Zaken was covoorzitter voor Zuid-Afrika. Hoewel de dialoog pas in 2013 een officieel karakter kreeg, kon worden voortgebouwd op de uitvoerige raadplegingen die sinds 2009 regelmatig plaatsvinden, en op raadplegingen van maatschappelijke organisaties die zich bezighouden met de bescherming van de mensenrechten in Europa en Zuid-Afrika.
Deze tweede bijeenkomst was een gelegenheid voor de EU en Zuid-Afrika om thema's van gemeenschappelijk belang en wederzijdse bezorgdheid te bespreken, waaronder samenwerking in multilaterale fora alsmede regionale en binnenlandse kwesties. Tot de multilaterale onderwerpen behoorden onder meer racisme en vreemdelingenhaat, zakendoen en mensenrechten, het recht op ontwikkeling, economische en sociale rechten, en het ontwikkelingskader voor de periode na 2015. De thema's particuliere, militaire en beveiligingsondernemingen, en het Internationaal Strafhof, stonden ook op de agenda. De EU en Zuid-Afrika hebben ook gesproken over binnenlandse onderwerpen als racisme en vreemdelingenhaat en rechtshandhaving en mensenrechten. Beide partijen zijn overeengekomen om hun samenwerking op de behandelde punten te intensiveren en extra inspanningen te leveren om een consensus te bereiken over gevoelige onderwerpen.
Naast de mensenrechtendialoog werd op 27 november een seminar van het maatschappelijk middenveld georganiseerd. Ongeveer 20 organisaties uit de EU en Zuid-Afrika bespraken onderwerpen zoals mensenrechten en de verantwoordingsplicht van overheidsdiensten, mensenrechten en toegang tot diensten, alsmede de brede waaier van onderwerpen die tijdens de mensenrechtendialoog aan bod kwamen. De deelnemers hebben aanbevelingen opgesteld die bij de start van de mensenrechtendialoog aan de orde zijn gesteld.
De EU heeft het hele jaar de ontwikkelingen gevolgd en actief overlegd met Zuid-Afrika over de mensenrechten, met bijzondere aandacht voor het volledige scala van mensenrechtenvraagstukken die worden besproken in multilaterale fora, met name de Mensenrechtenraad en de Vijfde Commissie van de AVVN, met inbegrip van LGBTI-kwesties en veel overleg met maatschappelijke organisaties.
In het kader van de ontwikkelingssamenwerking van de EU werd voortgegaan met het ondersteunen van de mensenrechten, voornamelijk door steun voor maatschappelijke organisaties op gebieden zoals handicaps, migratie, de rechten van kinderen en vrouwen en seksegerelateerd geweld, waarvoor kon worden geput uit de thematische begrotingslijnen en het EIDHR. Het programma "Socio-Economic Justice for All (SEJA)" (goed voor 25 miljoen euro) is door de Europese Commissie en de Zuid-Afrikaanse regering in 2014 ondertekend. SEJA is bedoeld ter ondersteuning van het beleid van de regering inzake sociaaleconomische rechtvaardigheid zoals bepaald in de Zuid-Afrikaanse grondwet, en is ingebed in een strategisch kader dat is opgesteld door het ministerie van Justitie en Constitutionele Ontwikkeling. SEJA zal steun verlenen aan belanghebbenden bij zowel de overheid als het maatschappelijk middenveld, en samenwerkingsverbanden tussen hen stimuleren.
Zuid-Sudan
Door de gebeurtenissen van 15 december 2013 en daarna, die Zuid-Sudan amper twee en een half jaar na de onafhankelijkheid in een gewapend conflict stortten, zijn de vooruitzichten voor het jongste land ter wereld drastisch veranderd. De burgeroorlog heeft het leven gekost aan ten minste tienduizend mensen, twee miljoen mensen zijn ontheemd geraakt en er hebben gruwelijke schendingen van het internationaal humanitair recht en de mensenrechten plaatsgevonden.
Hoewel de Intergovernmental Authority on Development (IGAD) in Oost- Afrika maandenlang heeft aangedrongen op inclusieve, alomvattende vredesbesprekingen, zijn de regering en de oppositie er niet in geslaagd die besprekingen in goed vertrouwen te voeren of hun toezeggingen volledig na te komen. Nu het regenseizoen ten einde loopt, groeit de vrees dat de strijdende partijen nieuwe grote offensieven voorbereiden. Het uitblijven van vorderingen in de vredesbesprekingen ging gepaard met een verkleining van de politieke ruimte. Ngo’s en mediakanalen werden steeds meer lastiggevallen en de regering heeft restrictieve wetgeving ingediend om ze in hun vrijheid van handelen te beperken.
In dit verband waren de belangrijkste doelstellingen van de EU in 2014 te voorkomen dat het conflict overslaat naar de hele regio, de vijandelijkheden onmiddellijk te beëindigen en vaart te zetten achter de vredesgesprekken. De EU heeft een brede strategie in gang gezet en uitgevoerd om het herstel van de vrede in Zuid-Sudan te ondersteunen. Onderdeel van deze strategie zijn het politiek en financieel steunen van het proces onder IGAD-leiding en het mechanisme voor toezicht op de naleving van de wapenstilstand, het opleggen van sancties tegen de militaire leiders die het vredesproces dwarsbomen en zich schuldig hebben gemaakt aan mensenrechtenschendingen; aanscherping van en accentverlegging in het mandaat van de VN-missie in de Republiek Zuid Sudan (UNMISS) zodat de bescherming van burgers en de mensenrechtenrapportage prioriteit krijgen, het ondersteunen van verantwoording en verzoening via de AU-onderzoekscommissie en acties door de VN-Mensenrechtenraad, en goedkeuring van een stabilisatiepakket in combinatie met verhoging van de humanitaire bijstand.
In verschillende verklaringen en Raadsconclusies heeft de EU de mensenrechtenschendingen in de krachtigste bewoordingen veroordeelt en gevraagd om de verantwoordelijken voor die schendingen ter verantwoording te roepen. De EU steunt de aanbevelingen van het UNMISS- rapport, en verzocht de regering om door te gaan met de uitvoering daarvan. Ten slotte heeft de EU, in nauwe samenwerking met de internationale gemeenschap, zich ook hard ingespannen om te voorkomen dat in Zuid-Sudan restrictieve wetgeving zou worden de aangenomen die de activiteiten van het maatschappelijk middenveld in het land aan banden zou leggen. De EU blijft zich inzetten voor het lenigen van de toegenomen noden als gevolg van conflicten.
In het kader van het EIDHR, herhaalde de EU dat zij ernaar streeft een gunstig klimaat voor mensenrechtenactivisten te creëren door de toewijzing van specifieke middelen voor het opzetten van een netwerk van mensenrechtenverdedigers. Doel is het vergroten van de kwantiteit en de kwaliteit van de activiteiten op het gebied van de mensenrechten in Zuid-Sudan, door verbetering van de veiligheid en beveiliging van plaatselijke mensenrechtenactivisten.
Sudan
In 2014 duurden de interne conflicten in Sudan in Darfur, Zuid-Kordofan en Blauwe Nijl onverminderd voort, hetgeen ernstige schendingen van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht meebracht, zoals willekeurige luchtbombardementen, verschroeide-aardetactiek, grootschalige ontheemding, veel voorkomend geweld tegen vrouwen en kinderen en weigering van toegang voor humanitaire hulp, die zowel door statelijke als niet-statelijke actoren (met name de milities van de "Rapid Support Forces") als de rebellen werden begaan. De situatie werd nog verergerd door een algemeen gebrek aan verantwoordingsplicht en wijdverbreide straffeloosheid. Ondanks de aankondiging begin 2014 van een nationale dialoog door de president, bleef de politieke ruimte sterk beperkt door aanhoudende willekeurige arrestaties van politieke activisten en het opheffen van ngo's. In vele delen van het land duren de gerichte acties tegen personen wegens hun etnische afkomst voort. Politieke tegenstanders, jongerengroeperingen, mensenrechtenactivisten en journalisten zijn nog steeds een geliefkoosd doelwit voor intimidatie, willekeurige arrestatie en mishandeling door de nationale inlichtingen- en veiligheidsdienst (NSS), aangezien deze dienst politiek gekleurd is. Er is nog altijd sprake van vergaande staatscensuur en controle van de media, in het bijzonder van kranten, met onder meer inbeslagnemingen van volledige gedrukte edities en sluiting van kantoren.
De eerbiediging van de mensenrechten is een integrerend onderdeel van de betrokkenheid van de EU in Sudan en wordt gezien als een belangrijke factor voor de stabiliteit op de lange termijn. De EU is nog altijd samen met Canada medevoorzitter van het International Partners Forum for Human Rights en heeft verschillende malen vergaderd met de nationale mensenrechteninstellingen, tegenhangers bij de overheid en het maatschappelijk middenveld. In sommige gevallen heeft de EU ook toezicht gehouden op met mensenrechten verband houdende processen.
Het geval van Meriam Ibrahim, een christelijke vrouw die ter dood werd veroordeeld omdat zij zich "schuldig" zou hebben gemaakt aan afvalligheid, was in mei 2014 voorpaginanieuws, en heeft geleid tot internationale oproepen om haar vrij te laten en om vrijheid van godsdienst en overtuiging te garanderen, onder meer in een gezamenlijke verklaring van de voorzitters van de Europese Commissie, de Raad van de EU en het Europees Parlement, samen met religieuze leiders. Andere verklaringen van de EU in 2014 waren gericht tegen de luchtbombardementen op civiele voorzieningen in Zuid-Kordofan, de escalatie van geweld in Darfur, de bezoeken van president Bashir aan staten die het Statuut van Rome ondertekend hebben, de detentie van politieke activisten en oppositieleiders, en berichten over seksueel geweld in Darfur.
De EU heeft zich ook herhaaldelijk voorstander getoond van een inclusieve en alomvattende nationale dialoog, onder meer via conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van de EU in oktober. Boodschappen over de nationale dialoog, de toegang van humanitaire hulp en de algemene mensenrechtensituatie werden kracht bijgezet door een bezoek aan Soedan door een delegatie van het Europees Parlement in maart.
De VN-Mensenrechtenraad in Genève besprak de situatie in Sudan tijdens zijn 27e zitting in september 2014, en is overeengekomen het mandaat van de onafhankelijke deskundige op grond van punt 10 (technische bijstand en capaciteitsopbouw) te verlengen en te versterken, iets waarvoor de EU sterk heeft gelobbyd. Na het aftreden van de vorige persoon die dit ambt uitoefende, werd Aristide Nononsi (Benin) benoemd tot nieuwe onafhankelijke deskundige.
In 2014 nam Sudan actief deel aan de voorbereiding van het migratieroute-initiatief EU-
Hoorn van Afrika, nu bekend als het proces van Khartoem, dat zich toespitst op mensenhandel en -smokkel. Sudan was gastland voor een regionale AU-conferentie en een vergadering van hoge ambtenaren in oktober en is een van de kernlanden en lid van de stuurgroep die in november tijdens de ministeriële conferentie in Rome werd overeengekomen.
De betrekkingen tussen de EU en Sudan worden nog altijd overschaduwd door het uitstaande arrestatiebevel van het ICC tegen president Bashir, en de beslissing van Sudan om de herziene Overeenkomst van Cotonou niet te ratificeren. De ontwikkelingssteun die nog altijd werd geboden via opnieuw toegewezen middelen en een speciale toewijzing op basis van een besluit van de Raad van 2010, en die de noden van de meest kwetsbare bevolkingsgroepen in conflictgebieden moest lenigen, werd stopgezet in 2013, hoewel er nog projecten liepen. Voorts was er indirecte mensenrechtengelateerde financiering via het EIDHR (1 miljoen euro in 2014), het programma niet-statelijke actoren en lokale autoriteiten in het ontwikkelingsprogramma (2,5 miljoen euro), het thematisch programma voedselzekerheid (10 miljoen euro in 2014), het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede (13,5 miljoen euro in 2014-2017). Belangrijke domeinen voor projectmatige steun waren onder andere het bevorderen van een kansrijke omgeving en capaciteitsopbouw voor lokale ngo’s, het maatschappelijk middenveld en mensenrechtenverdedigers, en het bevorderen van de rechten van personen die tot de meest gemarginaliseerde en kwetsbare groepen behoren, zoals vrouwen en kinderen, gehandicapten, inheemse en andere minderheden.
Swaziland
De algemene doelstellingen van de EU op het gebied van mensenrechten en democratie in de betrekkingen met Swaziland zijn democratie en goed bestuur te ondersteunen, gendergelijkheid te bevorderen en de wettelijke afschaffing van de doodstraf aan te moedigen. Andere belangrijke prioriteiten zijn de versterking van de Commissie mensenrechten en openbaar bestuur, de bevordering van de vrijheid van meningsuiting, vergadering en vereniging, alsmede het ondersteunen van corruptiebestrijding.
In 2014 heeft de EU in verschillende vergaderingen verder overleg gepleegd met de autoriteiten van Swaziland over mensenrechten en democratie. In oktober vond bijvoorbeeld de jaarlijkse politieke dialoog tussen de twee partijen plaats, waar een groot aantal mensenrechtenkwesties aan de orde kwam, met inbegrip van de doodstraf en gendergelijkheid.
Het hele jaar door heeft de ambassadeur van de EU ook ontmoetingen gehad met de koning, de premier en regeringsleden. Die bijeenkomsten boden de gelegenheid om met hen te spreken over de inzet van de EU voor bevordering van de mensenrechten, en ernstige bezorgdheid te uiten over de kennelijk verslechterende bescherming van de fundamentele rechten in het land.
Na de arrestatie van Thulani Maseko, een vooraanstaand mensenrechtenadvocaat en van Bheki
Makhubu, senior redacteur van het tijdschrift The Nation, wegens kritiek op het hooggerechtshof, heeft de EU in maart 2014 een publieke verklaring afgelegd waarin zij zich verontrust toont over die aanhouding en de negatieve effecten ervan op de vrijheid van meningsuiting en de mediavrijheid in het land. Voorts heeft de EU in juni 2014 nog een andere verklaring uitgebracht na de arrestatie van politieke activisten.
Conform de Overeenkomst van Cotonou, steunt de EU de volledige betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij de ontwikkelingsagenda in Swaziland. Momenteel voert de EU een programma "niet-statelijke actoren" uit via gecentraliseerd beheer, ten belope van 4,5 miljoen euro. Het maatschappelijk middenveld in Swaziland ontvangt ook steun uit het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR) ten belope van 1 miljoen euro.
Tanzania
Bestrijding van discriminatie, bestrijding van seksegerelateerd geweld en het bepleiten van meer sociale en economische rechten bepalen nog altijd de mensenrechtenagenda van de EU in Tanzania. Op politiek vlak volgt de EU met grote belangstelling het proces van grondwetsherziening, de ontwikkeling van de mediavrijheid en het functioneren van publieke toezichthoudende instanties. Sporadische religieuze en politieke incidenten in de eerste helft van 2014 bleven een punt van zorg.
In de politieke dialoog tussen de EU en Tanzania, in maart 2014, op grond van artikel 8 van de
Overeenkomst van Cotonou, kwamen de problemen rechtshandhaving, verkiezingsklimaat en aanverwante kwesties in verband met de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid, en seksegerelateerd geweld aan de orde. De EU heeft haar steun uitgesproken voor de aangekondigde juridische hervormingen en modernisering op deze gebieden. De beleidsdialoog van de EU over algemene begrotingssteun heeft ook gediend als platform voor toezicht op de mensenrechten.
Seksegerelateerd geweld is wijdverbreid in Tanzania en wordt vaak ongemoeid gelaten. Vroege, vaak gedwongen huwelijken en de daarmee verband houdende schadelijke traditionele praktijken zoals vrouwelijke genitale verminking (VGV), zijn in vele delen van het land deel van de cultuur. Armoede, met name op het platteland, verergert daarbij de problemen: de bruidsschat is een belangrijke reden voor kinderhuwelijken. Een gunstige ontwikkeling is dat in de conceptgrondwet "kind" wordt gedefinieerd als iemand onder de 18 jaar, en dat zal naar verwachting leiden tot een overeenkomstige herziening van de huwelijkswet, waarin de wettelijke huwbare leeftijd wordt vastgesteld. De EU heeft sterk gepleit hiervoor, en ook voor een wettelijk verbod op de bruidsschat. Voorts was kwalitatief hoogstaand en sekseneutraal onderwijs - het meest efficiënte middel tegen kindhuwelijken - een belangrijke indicator voor het verlenen van algemene begrotingssteun van de EU voor Tanzania.
De portefeuille van projecten van de EU omvatte nationale en lokale activiteiten voor het voorkomen, tegengaan en aanpakken van geweld tegen kinderen, kinderarbeid, mensenhandel en andere schadelijke praktijken, zoals vrouwelijke genitale verminking en kindhuwelijken, die seksueel en seksegerelateerd geweld inhouden. De EU heeft bijgedragen aan de campagnes van publieksdiplomatie en de oprichting van gespecialiseerde politiebalies, in een poging om invloed uit te oefenen op de perceptie van en de reacties op deze schadelijke verschijnselen. De EU heeft ook geijverd voor de participatie en de empowerment van vrouwen in het verkiezingsproces en hun toegang tot grond, landbouwactiviteiten en betere voeding.
Na een aantal gevallen van dodelijke agressie tegen albino's, heeft de EU een open brief gericht tot de premier waarin zij de regering verzocht een einde te maken aan het ongestraft blijven van hekserij, en de daders voor de rechter te brengen. De EU heeft tevens getracht een publiek debat over het thema op gang te brengen via een artikel betreffende "10 vragen over de rechten van mensen met albinisme om veilig in Tanzania te kunnen leven". Er is EU-financiering verstrekt voor lokale activiteiten ter bevordering van de rechten van ouderen en ter bestrijding van "moorden wegens hekserij".
Ter gelegenheid van de internationale dag van de democratie heeft de EU ontmoetingen gehad met de media om te praten over vrijheid van informatie en democratie. De EU financierde tevens een workshop met belanghebbenden die werd georganiseerd door de Commission on Human Rights and Good Governance, om te bezien hoe het staat met de opvolging van de aanbevelingen in de universele periodieke toetsing, dit met het oog op de voorbereidingen voor de volgende cyclus.
In oktober 2014 begon Tanzania met het verlenen van nationaliteitsbewijzen aan 162.000 voormalige Burundese vluchtelingen, die sedert 1972 in Tanzania wonen, nadat zij in 2010 al waren genaturaliseerd. De EU heeft deze kwestie herhaaldelijk aangekaart bij Tanzania en prijst het besluit omdat het laat zien dat het Tanzania menens is met zijn streven naar vrede en stabiliteit in het gebied van de Grote Meren in Afrika.
Togo
De werkzaamheden van de EU in Togo op het gebied van de mensenrechten varieerden van een regelmatige dialoog met de verschillende actoren (autoriteiten, leiders en maatschappelijke organisaties) tot technische en financiële bijstand, en omvatten ook publieksdiplomatie, gericht op de verhoging van ontvankelijkheid en bewustzijn.
De acties waren gericht op de hervorming van justitie, met name bestrijding van straffeloosheid en willekeurige detentie, het uitbannen van foltering en onmenselijke behandeling van gedetineerden en verbetering van de detentieomstandigheden.
Bijzondere aandacht werd geschonken aan het uitroeien van electoraal geweld en het bevorderen van de vrijheid van meningsuiting, het versterken van het maatschappelijk middenveld, onder andere door de bescherming van mensenrechtenverdedigers, en aan verzoening. Al deze onderwerpen kwamen aan de orde in het kader van de regelmatige politieke dialoog van de EU met de autoriteiten, onder meer tijdens de formele zitting van die dialoog op 2 oktober 2014, en met de oppositie en het maatschappelijk middenveld.
De EU was zeer actief bij het bevorderen van de vaststelling van een door alle politieke partijen goedgekeurd constitutioneel kader. Helaas zijn de inspanningen van de verschillende actoren op niets uitgelopen en werd geen overeenstemming bereikt in de nationale assemblee, die het wetsontwerp over een herziening van de grondwet op 30 juni verwierp. In samenwerking met gelijkgestemde partners in het kader van de zogenoemde G5 (EU, Verenigde Staten, Frankrijk, Duitsland, Verenigde Naties), werden lokale verklaringen afgelegd om hervormingen met wederzijdse instemming aan te moedigen en de dialoog te bevorderen.
De samenwerking met maatschappelijke organisaties werd voortgezet: zij waren zowel de begunstigden van door de EU gefinancierde projecten als relevante gesprekspartners in de politieke dialoog en de publieksdiplomatie van de EU. Maatschappelijke organisaties kregen bijgevolg steun als instellingen en ook bij de uitvoering van hun activiteiten, met bijzondere nadruk op nationale verzoening.
Een opleidingsprogramma voor de politie is gestart om de capaciteit van de veiligheidsdiensten te vergroten op een meer professionele en met mensenrechten verenigbare wijze. De EU heeft zich verder ingezet voor de uitvoering van de aanbevelingen van de Commissie voor waarheid, gerechtigheid en verzoening. Voorts is de tekst van het nieuwe programma op het gebied van justitie en veiligheidstroepen in het kader van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) bijna gereed. Ten slotte steunt de EU in het kader van het EIDHR een project dat gericht is op het verstrekken van juridische bijstand aan gedetineerden in verschillende gevangenissen.
Uganda
In 2014 heeft de EU zich in zijn besprekingen met Uganda sterk gemaakt voor het recht op nondiscriminatie. Kort vóór de aanneming van de antihomowet door Uganda op 24 februari, heeft de hoge vertegenwoordiger van de EU een verklaring afgelegd waarin zij haar ernstige bezorgdheid uitte over het feit dat er binnenkort draconische wetten komen die homoseksualiteit strafbaar stellen en haar teleurstelling uitsprak over het discrimineren op grond van seksuele geaardheid. Op 4 maart heeft de hoge vertegenwoordiger een verklaring namens de Europese Unie uitgebracht waarin de aanneming van de wet tegen homoseksualiteit wordt veroordeelt en onderstreept wordt dat de wet in strijd is met de internationale toezeggingen van de Ugandese regering wat betreft de eerbiediging en bescherming van de fundamentele mensenrechten van al haar burgers. De EU roept Uganda op voor rechtsgelijkheid te zorgen en discriminatie te verbieden, conform haar verplichtingen volgens het internationale humanitaire recht. De EU heeft vervolgens in een versterkte politieke dialoog met de Ugandese autoriteiten op grond van artikel 8 van de Overeenkomst van Cotonou gehouden die wet besproken.
In juli heeft de regering van Uganda een verklaring afgelegd waarin zij verduidelijkt wat zij met de wet wil bereiken. In de verklaring stond dat de wet geen gevolgen heeft voor activiteiten van individuen of groepen, en werd onderstreept dat de Ugandese regering de gelijke behandeling van allen en de eerbiediging van het grondwettelijke recht op privacy blijft garanderen, en erop zal blijven toezien dat iedereen zonder discriminatie volledige toegang tot sociale en gezondheidsdiensten geniet. Op 1 augustus heeft het Grondwettelijk Hof van Uganda de wet ongrondwettig verklaard, op grond van het feit dat er geen quorum was in het Parlement toen de wet werd aangenomen.
Naar aanleiding van het arrest van het Hof, is een commissie ingesteld onder voorzitterschap van vicepresident Edward Ssekandi om na te gaan of in deze zaak verdere stappen moeten worden gedaan. Een aantal parlementsleden heeft ook meegedeeld dat zij een nieuw wetsvoorstel tegen homoseksualiteit willen indienen. De EU blijft de ontwikkelingen van nabij volgen.
In september bracht Human Rights Watch een rapport uit waarin wordt gesteld dat soldaten van de missie van de Afrikaanse Unie in Somalië (AMISOM), onder wie ook Ugandese soldaten, vrouwen hebben verkracht of aangerand die op zoek waren naar medische zorg, voedsel of water in de AMISOM-bases. De EU moedigde alle betrokken actoren aan een grondig en onpartijdig onderzoek naar deze beschuldigingen te voeren. De Afrikaanse Unie en de Ugandese autoriteiten hebben onderzoeken uitgevoerd, en een aantal hoge Ugandese officieren werd geschorst.
De EU is voortgegaan met het verlenen van technische bijstand aan de Ugandese autoriteiten en aan maatschappelijke organisaties ter ondersteuning van de uitvoering van de aanbevelingen van de verkiezingswaarnemingsmissie naar Uganda van 2011, en om de Ugandese autoriteiten aan te moedigen zo snel mogelijk de nodige wetgevende en institutionele hervormingen door te voeren, zodat die vóór de verkiezingen van 2016 volledig geïmplementeerd zijn.
In oktober heeft de EU deelgenomen aan een evenement georganiseerd door de Foundation for
Human Rights ter gelegenheid van de Werelddag tegen de doodstraf. De EU heeft tijdens dat evenement een toespraak gehouden waarin het EU-standpunt tegen de doodstraf werd toegelicht.
De EU-prijs voor Ugandese mensenrechtenactivisten werd in 2014 toegekend aan Gladys
Canogura, uitvoerend directeur van Kitgum Women's Peace Initiative, Mohammed Ndifuna, directeur van het Human Rights Network Uganda en Christine Alalo, adjunct-commissaris van politie, die aan het hoofd staat van het Children and Family Protection Directorate van de Ugandese politie.
Zambia
De mensenrechten zijn een belangrijk aspect in de betrekkingen van de EU met Zambia. De doelen van de EU inzake mensenrechten in het land zijn afschaffing van de doodstraf, verbetering van de omstandigheden in de gevangenissen, en non-discriminatie van burgers op grond van hun seksuele geaardheid. Het aanpakken van seksegerelateerd geweld en het bevorderen van de vrijheid van meningsuiting zijn eveneens EU-prioriteiten met betrekking tot Zambia. Deze thema's zijn door de EU en haar lidstaten consequent aan de orde gesteld tijdens de dialoog met de regering, de oppositie, en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld.
De EU heeft in 2014 regelmatig gesproken met mensenrechtenverdedigers in Zambia.
De EU-delegatie heeft bijeenkomsten georganiseerd om van gedachten te wisselen over de mensenrechtensituatie in het land en over de wet op de ngo's, waaraan de ngo-activiteiten onderworpen zijn, en was regelmatig aanwezig bij een proces tegen twee vermeende LGBTI die van sodomie waren beschuldigd (en uiteindelijk zijn vrijgesproken). De EU-delegatie in Lusaka deed een opiniërend artikel uitgaan naar aanleiding van de Europese dag tegen de doodstraf.
Uit het Access to Justice-programma heeft de EU 7,5 miljoen euro aan steun gegeven voor verschillende instituties, zoals politie, rechterlijke macht, gevangeniswezen, het ministerie van Justitie en het Openbaar Ministerie. Voorts kondigde de EU-delegatie in oktober 2014 aan dat 4 miljoen euro ter beschikking wordt gesteld voor de financiering van projecten van het maatschappelijk middenveld die gericht zijn op het mondiger maken van burgers, zodat zij hun democratische en mensenrechten kennen, veiligstellen en afdwingen. Via het Europees instrument voor democratie en mensenrechten is EUR 590.000 gereserveerd voor het ondersteunen van de rechten van kwetsbare groepen in de maatschappij, met name gevangenen en LGBTI.
In 2015 wil de EU doorgaan met steunverlening door middelen uit te trekken voor projecten die gericht zijn op de consolidatie van democratische processen en instellingen, met name ter ondersteuning van verkiezingen in Zambia en om het juridisch mondiger maken van de bevolking en een betere rechtsbedeling te stimuleren.
Zimbabwe
Op 1 november 2014 zijn de passende maatregelen van de EU krachtens artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou verstreken. Hierdoor kan de EU haar bestaande ontwikkelingssamenwerking in het land verbreden en wordt het mogelijk een politieke dialoog met de regering te voeren, ook over mensenrechtenkwesties.
Over het algemeen is de mensenrechtensituatie in Zimbabwe in 2014 stabiel, doch kwetsbaar gebleven. Hoewel er in vergelijking met de afgelopen jaren weinig politiek geweld was, hebben toch een aantal zorgbarende incidenten plaatsgevonden. Ondanks een aantal positieve verklaringen van de regering over de eerbiediging van land- en eigendomsrechten, worden nog altijd boerderijen binnengevallen, waarbij in sommige gevallen zwaar geweld wordt gebruikt, met eigendommen van zowel zwarten als blanken als doelwit. In 2014 kreeg het maatschappelijk middenveld niettemin meer ruimte om vrijuit te handelen.
In 2014 ging de steun voor de mensenrechten van de EU naar de instellingen en maatschappelijke organisaties die betrokken zijn bij de uitvoering van de nieuwe grondwet, in het bijzonder de nieuwe verklaring van rechten en de sociaaleconomische en culturele rechten. Bijzondere aandacht werd besteed aan de versterking van de rechtsstaat en de bevordering en bescherming van mensenrechtenverdedigers, de rechten van vrouwen en kinderen en de rechten van personen die tot minderheden behoren, die allemaal prioriteiten van de EU in Zimbabwe blijven.
Wat de financiële steun betreft, heeft de EU in 2014 indirect geld gegeven aan Zimbabwaanse instellingen zoals de grondwetscommissies, de rechterlijke macht en het parlement. Via het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR), zijn middelen uitgetrokken om te blijven garanderen dat incidenten en mensenrechtenschendingen tijdig gemeld worden en er daadwerkelijk beschermingsmechanismen zijn. De EU heeft in 2014 ook projecten gefinancierd ter ondersteuning van de preventie van geweld en het instellen van mechanismen voor vreedzame conflictoplossing, zowel op nationaal als op lokaal niveau, die gericht zijn op de traditionele leiders en beleidsmakers. Acties inzake gelijkheid van vrouwen en mannen in 2014 waren gericht op capaciteitsopbouw van vrouwelijke mensenrechtenverdedigers en meer gelijkheid wat betreft eigendoms- en erfenisrechten.
Op het gebied van publieksdiplomatie, hebben de EU en de lidstaten deelgenomen aan de campagne van de Werelddag tegen de doodstraf "Towards Total abolition of the Death Penalty in Zimbabwe", georganiseerd door de Zimbabwaanse Association for Crime Prevention and Rehabilitation of the Offender (ZACRO) en medegefinancierd door de Zwitserse ambassade in Zimbabwe.
Er zijn drie verklaringen over Zimbabwe afgelegd, betreffende de toetsing van de beperkende maatregelen tegen dat land, het politiek geweld en de intimidatie na de geweldplegingen tegen verscheidene leden van de oppositiepartij MDC-T, en het verstrijken van de maatregelen krachtens artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou.
Van maart tot juni 2014 heeft de EU haar dialoog met middenveldorganisaties voortgezet, en daarbij een uitgebreide EU-routekaart voor contacten met het maatschappelijk middenveld in Zimbabwe 2014-2017 overgelegd. Tijdens het opstellen van de routekaart werd overleg gepleegd met de regering van Zimbabwe en met het maatschappelijk middenveld omtrent de goedkeuring van een nationaal indicatief programma, dat gefinancierd wordt uit het 11e Europese Ontwikkelingsfonds 2014-2020).
VI Het Midden-Oosten en het Arabisch schiereiland
Bahrein
Drie jaar na de onrust in het Koninkrijk Bahrein, is de EU de plaatselijke ontwikkelingen nauwlettend blijven volgen en is zij haar bezorgdheid blijven uiten over de mensenrechtensituatie in het land.
In de loop van 2014 heeft de EU alle partijen consequent opgeroepen constructief bij te dragen aan een proces van echte nationale verzoening en inclusieve dialoog, zonder voorwaarden en op een vreedzame manier. De EU was enthousiast over de initiatieven van de regering van Bahrein, onder meer de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen van de onafhankelijke onderzoekscommissie van Bahrein.
De EU heeft nauwlettend toegezien op de werkzaamheden van de pas opgerichte instellingen zoals de politie-ombudsman voor het ministerie van Binnenlandse Zaken, het nationale instituut voor de mensenrechten, en de Commissie voor de rechten van gevangenen en gedetineerden. Toch zijn de noodzakelijke voorwaarden voor echte en duurzame verzoening nog niet vervuld, en de EU heeft alle Bahreinse burgers herhaaldelijk opgeroepen om gebruik te maken van de nieuwe instellingen opdat deze concrete verbetering kunnen brengen, onder meer op basis van de krachtige aanbevelingen in de rapporten van het NIHR en de Ombudsman. Het belang onderkennend van de rol die het NIHR en de Ombudsdienst kunnen spelen, hebben de missiehoofden van de EU op 9 december 2014 besloten om de door de EU-delegatie uitgereikte Chaillot-prijs voor de mensenrechten aan beide instellingen toe te kennen.
De EU bleef erop hameren dat de strijd tegen straffeloosheid voor de daders van mensenrechtenschendingen een prioritaire kwestie blijft in Bahrein, en dat geldt te meer in het moeilijke en gepolariseerde klimaat van de afgelopen jaren. Dit bergt samen met andere belangrijke en concrete vertrouwenwekkende maatregelen aan alle zijden, de mogelijkheid in zich om geleidelijk het vertrouwen te herstellen, hetgeen kan leiden tot echte nationale verzoening.
De EU heeft concrete steun voor dit proces verleend via een project van expertise-uitwisseling in het kader van het stabiliteitsinstrument, in samenwerking met het he National Institution for Human Rights, de ombudsdienst van de politie, het ministerie van Binnenlandse Zaken, het ministerie van Justitie en het openbaar ministerie, beide kamers van het Parlement en advocaten. EU-diplomaten hebben ook rechtszittingen bijgewoond waar politieke en mensenrechtenactivisten bij betrokken waren, onder wie prominenten zoals Nabeel Rajab.
Naast het afleggen van een aantal publieke verklaringen 43 hebben de HV/VV en de EDEO,
regelmatige directe contacten met de Bahreinse politici en activisten gehad. De EDEO heeft in mei 2014 op hoog ambtelijk niveau Bahrein bezocht en velerlei instanties geraadpleegd, onder meer de autoriteiten, oppositionele politieke organisaties, nationale mensenrechteninstanties en het maatschappelijk middenveld. In die gesprekken stonden nationale verzoening en de mensenrechtensituatie centraal. De speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten heeft in Brussel de Bahreinse minister van Binnenlandse Zaken, luitenant-generaal Shaikh Rashid bin Abdullah al Khalifa, ontmoet, in aansluiting op het bezoek aan Bahrein van de SVEU in 2013. De SVEU benadrukte het belang van ingrijpende vertrouwenwekkende maatregelen, waaronder de vrijlating van de vreedzame activisten en de volledige uitvoering van de aanbevelingen van de BICI van de universele periodieke doorlichting. De SVEU herhaalde ook dat de EU bereid is haar steun te geven aan de ontluikende mensenrechteninstellingen in Bahrein, zodat zij in staat zijn hun taken onafhankelijk en effectief uit te oefenen.
Naar aanleiding van de gemeentelijke en parlementsverkiezingen op 22 en 29 november 2014, heeft de EU alle politieke fracties aangemoedigd de kans te grijpen die de stembusgang biedt om een nieuwe impuls te geven aan de nationale dialoog die tot hervormingen en nationale verzoening moet leiden, en roept de autoriteiten op om de hand te reiken aan de oppositie en na te denken over vertrouwenwekkende maatregelen, zoals de vrijlating van de vreedzame activisten.
43 30/11/2014, Statement by the Spokesperson on the second round of parliamentary election in Bahrain
( http://eeas.europa.eu/statements-eeas/2014/141130_02_en.htm ); 25/09/2014, Statement by the Spokesperson on the upcoming parliamentary elections in Bahrain ( http://www.eeas.europa.eu/statements/docs/2014/140925_02_en.pdf ); 05/03/2014, Statement by EU High Representative Catherine Ashton on the bomb blast which killed three policemen in Bahrain ( http://www.eeas.europa.eu/statements/docs/2014/140305_01_en.pdf ); 16/01/2014, Statement by the Spokesperson of EU High Representative Catherine Ashton on recent political developments in Bahrain ( http://www.eeas.europa.eu/statements/docs/2014/140116_04_en.pdf ).
De EU spoort de nieuwe regering en het nieuw gekozen Parlement ertoe aan te handelen in het belang van alle delen van de Bahreinse samenleving, en vooral te streven naar resultaten, zodat tegemoet kan worden gekomen aan de legitieme verwachtingen van de burgers. Zij verwacht dat het nieuwe Parlement een constructieve en positieve rol zal spelen bij het stimuleren van hervormingen.
Het Europees Parlement heeft op 6 februari 2014 een dringende resolutie over Bahrein aangenomen, die met name de zaak van Nabeel Rajab, Abdulhadi al-Khawaja en Ibrahim Sharif betrof, en naar de situatie in Bahrein verwezen in zijn resolutie over de prioriteiten van de EU voor de 25e zitting van de VN-Mensenrechtenraad op 13 maart 2014.
De EU-lidstaten betuigden hun unanieme steun aan een gezamenlijke verklaring over het
OHCHR en de mensenrechtensituatie in Bahrein onder punt 2, die op 10 juni 2014 in Genève werd aangenomen.
Iran
Ondanks de hoopvolle signalen in 2013 na de verkiezing van president Rouhani, met bijvoorbeeld de vrijlating van een aantal gewetensgevangenen, is qua mensenrechten geen vooruitgang geboekt in 2014. Fundamentele vrijheden ontbreken nog steeds en er vinden nog altijd schendingen van fundamentele mensenrechten plaats, ook van vrouwenrechten, in strijd met de internationale verplichtingen van Iran.
Er is geen politieke of mensenrechtendialoog met Iran op dit moment, waardoor de doelen van de EU inzake mensenrechten en democratie uiterst moeilijk te verwezenlijken zijn.
Niettemin heeft de EU de mensenrechten bij iedere gelegenheid verder ter sprake gebracht met Iran, en de Iraanse autoriteiten daartoe via een veelheid aan formele en informele, openbare en particuliere kanalen benaderd. In maart 2014 heeft de voormalige hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter Ashton Iran bezocht. Dat was het eerste bezoek op hoog niveau van de EU in tien jaar. Tijdens haar bijeenkomsten met de Iraanse politieke leiders zijn mensenrechtenkwesties besproken. Dit bezoek viel samen met de Internationale Dag Van De Vrouw, hetgeen de HV/VV de gelegenheid gaf in Teheran een aantal vrouwenrechtenactivisten te ontmoeten.
Omdat er in 2014 meer dan 460 gemelde executies waren (tegen 500 in 2013), was de toepassing van de doodstraf een belangrijk mensenrechtenthema dat door de EU aan de orde werd gesteld. De EU heeft verklaringen afgelegd, en een verklaring samen met de lidstaten, over een aantal individuele gevallen, en de Iraanse regering ertoe opgeroepen af te zien van het toepassen van de doodstraf.
Het Europees Parlement heeft net als voorheen grote belangstelling getoond voor de mensenrechtensituatie in Iran. In april 2014 heeft het Parlement een resolutie over Iran aangenomen, waarin het zich grote zorgen maakt over de situatie van de mensenrechten in het land.
Iran onderging een algemene periodieke doorlichting. De EU heeft deelgenomen aan de voorbereiding daarvan, en hoewel Iran verklaarde dat het de UPR-regeling respecteert, heeft het geen van de 291 aanbevelingen onmiddellijk aanvaard, en in plaats daarvan gezegd te gelegener tijd met een reactie te zullen komen, uiterlijk op de 28e zitting van de Mensenrechtenraad (maart 2015).
In 2014 heeft de EU ook steun verleend aan de door Canada ingediende resolutie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over de mensenrechtensituatie in Iran.
Irak
Het optreden van de EU was vooral gericht op het ondersteunen van een vreedzame regeringswissel na de algemene verkiezingen op 30 april en op het aansporen van de regering om de mensenrechten, met name van kwetsbare bevolkingsgroepen, te eerbiedigen conform de internationale verplichtingen van Irak en het nationaal actieplan inzake mensenrechten.
De EU coördineerde de inspanningen van lokale diplomatieke missies tijdens het verkiezingsproces. Bijzondere aandacht werd besteed aan kiezersregistratie, veiligheid van de stembureaus, lokale waarneming, de capaciteit van de onafhankelijke hoge kiescommissie en de onafhankelijkheid en veiligheid van journalisten. Een verkiezingsdeskundigenmissie van de EU was in Irak tussen 5 april en 11 mei 2014.
De mensenrechtensituatie verslechterde fors door de aanvallen van ISIL/Da'esh en andere terroristische groeperingen in juni. Deze gewelddadige overname van grote delen van het Iraakse grondgebied heeft geleid tot massale ontheemding en grove mensenrechtenschendingen, met name van kwetsbare groepen zoals etnische en religieuze minderheden, vrouwen en kinderen. Door de crisis raakten 2,1 miljoen mensen ontheemd, naast de 225 000 vluchtelingen uit Syrië. De EU zorgde onmiddellijk voor een humanitaire respons en trok in 2014 20 miljoen euro extra uit voor Irak.
De EU is voortgegaan met het bespreken van mensenrechten en democratie in diverse fora, het doen van formele demarches en het voeren van bilaterale dialoog op expertniveau en politiek niveau. De eerbiediging van de democratische beginselen, de mensenrechten en de rechtsstaat zijn ook essentiële elementen van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Irak. Een speciale subcommissie democratie en mensenrechten komt in dit verband regelmatig bijeen. In januari 2014 stonden de mensenrechten ook op de agenda van de Samenwerkingsraad (op ministerieel niveau).
De EU heeft gezegd de nieuwe regering en minister-president Al Abadi te zullen steunen bij de uitvoering van haar werkprogramma, met bijzondere nadruk op hervormingen op het gebied van bestuur, rechtsstaat, en de veiligheidssector. Zij riep de regering ook op de hand te reiken aan alle delen van de Iraakse samenleving en een proces van nationale verzoening op gang te brengen.
De Europese Raad en de ministers van Buitenlandse Zaken veroordeelden krachtig de gewelddaden van ISIL/Da'esh en andere terroristische groeperingen en vroegen om de daders voor de rechter te brengen. De EU heeft ook haar verontrusting geuit over schendingen van de mensenrechten door veiligheidstroepen en met hen gelieerde milities.
Het Europees Parlement heeft de acties van ISIL/Da'esh herhaaldelijk veroordeeld en verschillende resoluties over de situatie in Irak aangenomen. De vijfde parlementaire bijeenkomst tussen het Europees Parlement en Irak vond plaats in december in Brussel.
Verscheidene aanbevelingen, waar de EU zich achter schaart, zijn geformuleerd in de universele periodieke doorlichting van Irak. De EU steunde de resolutie van de Mensenrechtenraad over de mensenrechtensituatie in Irak in het licht van de wandaden van de zogenoemde Islamitische Staat in Irak en de Levant en daaraan gelieerde groeperingen, en het besluit om een speciaal team naar Irak te sturen om een onderzoek in te stellen naar de mensenrechtenschendingen en -overtredingen door ISIL/Da'esh.
Irak telt verschillende door de EU gefinancierde projecten op het gebied van mensenrechten, de rechtsstaat, onderwijs en steun voor lokale overheden. De EU heeft onlangs het startsein gegeven voor een programma voor de tenuitvoerlegging van de rechtsstaat en de hervorming van het strafrechtstelsel, met een sterke nadruk op de bevordering en de eerbiediging van de mensenrechten.
Koeweit
De voornaamste kwesties die de EU heeft besproken met de autoriteiten van Koeweit, zijn de situatie van de "Bidoen" (staatlozen), de doodstraf, de vrijheid van meningsuiting en de situatie van buitenlandse arbeiders en binnenlandse werknemers.
De EU moedigde Koeweit ook actief aan om de situatie van binnenlandse werknemers te blijven verbeteren. De EU-delegatie in Riyad, die geaccrediteerd is voor Koeweit, heeft het
overleg voortgezet met de Social Work Society of Kuwait 44 , een ngo die een belangrijk aandeel
heeft gehad in de verbetering van de omstandigheden voor huishoudelijk personeel, onder andere door hervorming van de wetgeving.
De vaste delegatie van het Europees Parlement voor de betrekkingen met het Arabisch schiereiland (DARP) heeft Koeweit bezocht met het oog op de zevende interparlementaire
bijeenkomst van het EP met Koeweit op 25-27 maart 2014. In haar slotverklaring 45 en verslag 46 ,
benadrukte de delegatie met name dat Koeweit, met zijn democratische instellingen en levendig maatschappelijk middenveld, als inspiratiebron kan dienen voor de buurlanden in de regio. Voorts moedigde zij de autoriteiten van Koeweit aan het "kafala-systeem" te hervormen, en iets te doen aan het ontbreken van wetgeving over huishoudelijk personeel. De delegatie heeft ook de situatie van staatlozen in Koeweit (Bidoen) aan de orde gesteld, en erop gewezen dat deze kwestie ook zal worden besproken in de nationale assemblee.
44 De Social Work Society of Kuwait ontving in 2012 de Chaillot-prijs van de EU-delegatie.
45 STATEMENT OF THE EUROPEAN PARLIAMENT’S DELEGATION FOR RELATIONS WITH THE
ARAB PENINSULA, Kuwait City, 27 March 2014, http://www.europarl.europa.eu/document/activities/cont/201403/20140331ATT82031/20140331ATT82031EN.p df
46 DELEGATION FOR RELATIONS WITH THE ARAB PENINSULA 3rd EP/Qatar and 7th EP/Kuwait
Interparliamentary Meetings, 22 - 28 March 2014, http://www.europarl.europa.eu/document/activities/cont/201406/20140626ATT85904/20140626ATT85904EN.p df
Oman
De EU was bezorgd over verschillende rechtszaken tegen personen die protesteerden of hun mening uitten op sociale media, maar constateerde tegelijk dat in de meeste van deze gevallen amnestie werd verleend. Een ander punt dat de EU zorgen baarde was de discriminatie tegen buitenlandse werknemers, bij de toepassing van de arbeidswetten en in de praktijk, en hun algemene status en situatie. De EU nam contact op met de Omaanse autoriteiten betreffende de situatie van buitenlandse werknemers en inzake mensensmokkel.
Maina Kiai, speciaal rapporteur van de VN over het recht van vreedzame vergadering en vereniging, heeft op 18 september een bezoek gebracht aan Oman en verklaard dat uitoefening van het recht van vreedzame vergadering voor Omani's "in de praktijk vrijwel onmogelijk is." Het rapport van Maina Kiai over het bezoek wordt tussen begin en medio 2015 naar buiten gebracht, en
zal worden gepresenteerd aan de Raad voor de mensenrechten in zijn 29e zitting in juni 2015. 47
Qatar
De EU en haar lidstaten hebben zich vooral geconcentreerd op de vrijheid van meningsuiting en de ontwikkeling van onafhankelijke media, de inspanningen ter versterking van het maatschappelijk middenveld via een meer liberale wetgeving inzake vrijheid van vereniging en initiatieven van het maatschappelijk middenveld, de vrouwenrechten, en het verbeteren van de werk- en leefomstandigheden van migrerende werknemers.
In het algemeen ging de aandacht vooral uit naar de omstandigheden voor migrerende werknemers in Qatar, na berichten over onbetaalde lonen, tekortkomingen op het vlak van gezondheid en veiligheid, gebrekkige huisvesting, en gewetenloze arbeidsbemiddelaars in de landen van herkomst van de werknemers in de aanloop naar de FIFA-Wereldbeker in 2022.
Bij de meest recente universele periodieke doorlichting van Qatar, die op 7 mei 2014 is uitgebracht, heeft de EU ruggespraak gehouden met de EU-lidstaten over gemeenschappelijke EU-standpunten, onder meer inzake migrerende werknemers en vrouwenrechten.
In dit verband is de EU ingenomen met de belofte van de Qatarese regering om begin 2015 nieuwe wetgeving aan te nemen ter vervanging van het omstreden "kafala (sponsoring)-systeem", en zal zij toezicht houden op de uitvoering daarvan als belangrijk element in de betrekkingen en de samenwerking met Qatar.
47 http://freeassembly.net/rapporteurreports/oman/
In maart legden leden van het Europees Parlement een bezoek af in het kader van de mensenrechten, waarbij Qatarese ambtenaren en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld deelnamen aan een open en alomvattende dialoog over de mensenrechtensituatie en waarbij de nadruk lag op de versterking van de positie van vrouwen in de Qatarese samenleving
en de situatie van migrerende werknemers 48 .
Qatar wordt tevens geconfronteerd met een klacht krachtens artikel 26 van het statuut van de
IAO wegens schending van IAO-verdrag 81 betreffende de arbeidsinspectie en IAO-verdrag
29 betreffende gedwongen arbeid, die in de IAO tegen Qatar was ingediend. Op 12 november vond een driepartijenoverleg plaats in de Raad van Beheer van de IAO, waarbij Qatar opnieuw zijn bereidheid uitsprak tot samenwerking met internationale organisaties en de Internationale Arbeidsorganisatie, in het bijzonder om de rechten van migrerende werknemers te verbeteren. In haar gemeenschappelijke verklaring sprak de EU haar tevredenheid uit over die aankondiging en moedigde zij de Qatarese autoriteiten aan om, volgens een duidelijk tijdschema, de nodige stappen te zetten teneinde de handhaving te bevorderen, onder meer door middel van arbeidsinspecties. De EU vroeg Qatar en de sociale partners ook om verder samen te werken met de IAO, in het bijzonder voor de uitvoering van de aanbevelingen inzake gedwongen arbeid.
Hoewel de Qatarese autoriteiten open lijken te staan voor veranderingen in de arbeidswetgeving en voor samenwerking met de IAO om de rechten van migranten te verbeteren, kan worden verwacht dat het borgstellingssysteem in een of andere vorm zal voortbestaan.
De EU volgt in dit verband ook nauwlettend de jongste ontwikkelingen, aangezien alle zes ministers van Arbeid overeenstemming hebben bereikt over een bredere regionale aankondiging door de Samenwerkingsraad van de Golf (GCC) van een uniform contract voor binnenlandse werknemers.
Saudi-Arabië
De EU onderhield stelselmatig contacten met de Saudische autoriteiten over mensenrechtenkwesties in het koninkrijk en moedigde daarbij de lopende hervormingsmaatregelen aan. De voornaamste zorgpunten betreffen het systeem van mannelijke voogdij en vrouwenrechten, de doodstraf, toegang tot het recht, de beperkingen op de vrijheid van meningsuiting en religieuze verdraagzaamheid, en de rechten van buitenlandse werknemers.
48
http://www.europarl.europa.eu/document/activities/cont/201403/20140325ATT81738/20140325ATT817 38EN.pdf
In nauwe samenwerking met de EU-lidstaten en gelijkgestemde partners, nam de EDEO verschillende formele en informele toenaderingsinitiatieven ten aanzien van de Saudische autoriteiten in verscheidene mensenrechtengerelateerde rechtszaken.
De EU onderhield regelmatige contacten met organisaties uit het maatschappelijk middenveld en mensenrechtenverdedigers, en stelde zorgpunten aan de orde bij de bevoegde autoriteiten. Sinds
2013 mogen diplomaten van de EU-delegatie openbare terechtzittingen bijwonen. Voorts bleef de EU, in samenwerking met de ambassades van de lidstaten, bij de Saudische autoriteiten aandringen op een spoedige vaststelling van een langverwachte wet inzake ngo’s.
Op 18 februari 2014 publiceerde de Commissie buitenlandse zaken van het Europees Parlement een verslag over Saudi-Arabië, zijn betrekkingen met de EU en zijn rol in het Midden-Oosten en Noord Afrika, waarin zij haar bezorgdheid uitte en de veranderingen in de Saudische samenleving tijdens
de afgelopen periode onderkende 49 .
De EU deelt enkele van de zorgen van de mensenrechtendeskundigen van de VN omtrent de te brede maatregelen inzake terrorismebestrijding die zouden kunnen leiden tot misbruik van niet aan terrorisme gerelateerde mensenrechten en online politieke activisten.
In dit verband nam de EU er nota van dat Saudi-Arabië op 7 maart een lijst had gepubliceerd met verschillende organisaties die formeel als terroristische organisaties werden aangeduid, waaronder de Moslimbroederschap, de Islamitische Staat van Irak en Syrië (ISIS), "Hezbollah in the
Kingdom", de Houthi-beweging van Jemen en alle takken van Al-Qaida, waaronder het Al-Nusra Front.
Verenigde Arabische Emiraten
De EU bleef de mensenrechtensituatie in de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) van nabij volgen en nam daarbij nota van de recente vooruitgang op het gebied van de rechten van migrerende werknemers, vrouwenrechten en gendergelijkheid, en de bestrijding van mensensmokkel.
49 Verslag over Saudi-Arabië, zijn betrekkingen met de EU en zijn rol in het Midden-Oosten en Noord-Afrika
(2013/2147(INI)), 18 februari 2014 http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?pubRef=-//EP//TEXT+REPORT+A7-2014- 0125+0+DOC+XML+V0//EN
Na een eerste, constituerende vergadering in november 2013 te Brussel verliepen ook de tweede (Abu Dhabi, 28-29 april 2014) en de derde (Brussel, 20 november 2014) vergadering van de bilaterale technische werkgroep voor de mensenrechten EU-VAE succesvol, met deelnemers uit de EDEO, de Europese Commissie, het ministerie van Buitenlandse Zaken van de VAE en de VAE- vakministeries (ministerie van Binnenlandse Zaken, ministerie van Arbeid). In de vergaderingen kwamen alle zorgpunten van de EU aan bod, waaronder de doodstraf, de arbeidsrechten van migrerende en binnenlandse werknemers, de rechtsstaat en het bestuur.
De EU moedigde de autoriteiten van de Verenigde Arabische Emiraten ook verder aan werk te maken van de follow-up van de universele periodieke doorlichting door de VN van 2012, en was ingenomen met de onthouding van de VAE wat betreft de door de EU gesteunde en op
21 november 2014 in New York aangenomen resolutie van de Derde Commissie van Algemene
Vergadering van de VN over een moratorium op de doodstraf.
Op 7 februari 2014 deed de EU een openbare verklaring 50 van de HV/VV uitgaan over het
presidentieel decreet waarbij de schorsing van alle executies in de Verenigde Arabische Emiraten wordt gelast. In die verklaring werd uiting gegeven aan de hoop dat deze ontwikkeling een positief voorbeeld zou stellen in de omliggende regio voor het nemen van soortgelijke maatregelen die de weg effenen voor de afschaffing van de doodstraf.
Jemen
De EU voerde haar contacten met Jemen inzake mensenrechten en democratie op. Daarbij lag de nadruk specifiek op de betere bescherming en bevordering van burgerrechten en politieke rechten, met inbegrip van de versterking van de positie van vrouwen (Jemen staat op de laatste plaats in de mondiale genderkloofindex). De bijstand en politieke betrokkenheid van de EU, in nauw overleg met de internationale partners en de VN, had tot doel instellingen en hervormingsgezinde actoren, zoals mensenrechtenverdedigers, te versterken.
De doodstraf voor jongeren, het probleem van de kindsoldaten en kindhuwelijken waren punten van bijzonder belang. De pleidooien en de bijstand van de EU droegen, samen met Unicef, bij tot de instelling van een forensisch comité om gevallen van vermeende jonge delinquenten in de rechtspraak opnieuw te onderzoeken. De EU was ingenomen met de ondertekening door de regering van het VN-actieplan inzake kindsoldaten in mei 2014 en steunde de uitvoering ervan.
50 http://www.eeas.europa.eu/statements/docs/2014/140207_01_en.pdf
De inspanningen van de EU op het gebied van vrouwenrechten bleven ruim en hadden voornamelijk betrekking op de politieke vertegenwoordiging van vrouwen, de verbetering van de dagelijkse omstandigheden, de gezondheid en de toestand van vrouwen in gevangenschap.
De EU trad ook actief op in kwesties in verband met de rechten van personen die tot minderheden behoren en de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging waaronder de Baha’i-gemeenschap te lijden heeft.
De betrokkenheid van de EU was ook gericht op mensenhandel, met bijzondere aandacht voor de verslechtering van de situatie van migranten en vluchtelingen uit de Hoorn van Afrika en
Jemenitische repatrianten uit Saudi-Arabië. De EU en haar lidstaten voorzagen in 124 miljoen euro aan humanitaire bijstand in 2014, onder meer met het oog op de fysieke en psychologische noden van migranten, vluchtelingen en intern ontheemden.
HV/VV Ashton gaf uiting aan de EU-steun voor de uitvoering van het vredesakkoord en de nationale partnerschapsovereenkomst van 21 september, naast de uitvoering van de aanbevelingen van de conferentie voor nationale dialoog (NDC). In beide documenten worden mensenrechtenvraagstukken op de voorgrond gesteld. In zijn conclusies van 10 februari en 20 oktober 2014 vroeg de Raad Buitenlandse Zaken van de EU aan Jemen om de NDC-aanbevelingen inzake rechten en vrijheden te implementeren.
De EU-delegatie besprak al deze kwesties regelmatig met de regering en alle partijen die hadden deelgenomen aan de NDC.
De EU-delegatie schreef een aanbestedingsprocedure uit in het kader van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR) voor een totaalbedrag van 2 116 100 euro. De prioriteitsgebieden betreffen (a) de versterking van gelijk burgerschap en de bevordering van democratische processen, (b) de versterking van de rechtsstaat wat betreft de bescherming van kwetsbare groepen en (c) de bevordering en bescherming van de grondrechten en fundamentele vrijheden.
De EU werkt samen met zowel de regering als het maatschappelijk middenveld en steunt projecten op uiteenlopende gebieden, waaronder vrouwenrechten, de rechten van het kind, de ondersteuning van mensenrechtenverdedigers, de bescherming van minderheden en de opbouw van capaciteit die het maatschappelijk middenveld in staat stelt om toezicht uit te oefenen op en verslag uit te brengen over de mensenrechtensituatie in heel Jemen.
De geplande EU-steun op het stuk van bestuur en rechtsstaat behelst een essentieel element inzake mensenrechten. Een project ter ondersteuning van de hervorming van het ministerie van Binnenlandse Zaken in het kader van het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede zal een versterkend effect hebben op de inspecteur-generaal (en diens rol als toezichthouder op de mensenrechten) en op de burgergerichte beleidsvorming, met een belangrijke rol voor organisaties uit het maatschappelijk middenveld.
VII Azië
Afghanistan
De politieke dialoog van de EU met de Afghaanse autoriteiten ging vooral over de noodzakelijke verbetering van het mensenrechtenbeleid en van de uitvoering ervan. Belangrijke zorgpunten bleven de rechten van vrouwen en kinderen, het maatschappelijk middenveld en mensenrechtenverdedigers, foltering en misbruik, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst en/of levensovertuiging, de doodstraf en toegang tot de rechter.
De EU bleef steun verlenen aan de versterking van het internationale, het regionale en het nationale kader voor de bescherming en bevordering van mensenrechten. Zij vervulde een leidende rol in het kader van "Tokio voor wederzijdse verantwoordingsplicht" (TMAF) en werkte in dat verband aan de uitvoering van hervormingen op gebieden als bestuur, de rechtsstaat en mensenrechten (met inbegrip van vrouwenrechten). De EU droeg ertoe bij dat de vergadering van de Gemeenschappelijke coördinatie- en bewakingsraad in januari en de Conferentie van Londen op 3 en 4 december in sterke mate gericht waren op mensenrechten en gender, en benadrukte de noodzaak om de vorderingen in stand te houden en verder te consolideren en uitte tezelfdertijd haar bezorgdheid over de mensenrechtensituatie in Afghanistan. De EU financierde ook de deelname van een aantal Afghaanse maatschappelijke organisaties aan de Conferentie van Londen.
Op uitnodiging van de Afghaanse regering en de onafhankelijke verkiezingscommissie, vaardigde de EU een verkiezingsevaluatieteam (EU EAT), bestaande uit 16 verkiezingsdeskundigen uit 12 lidstaten, af om de cruciale stadia van de presidentsverkiezingen van 5 april, waaronder de beslissende ronde van 14 juni, te evalueren. Bij de controle van de stemmen die in de tweede ronde werden uitgebracht, werd het team versterkt door meer dan 100 langetermijnwaarnemers. Op
16 december presenteerde Thijs Berman, hoofdwaarnemer van EU EAT, in Kabul het eindverslag, met een algemene beoordeling van het verkiezingsproces en aanbevelingen voor de verbetering van het verkiezingskader met het oog op volgende verkiezingen.
De EU bleef wijzen op de noodzaak van hervorming van het rechtssysteem, zodat de verplichte maatregelen inzake vrouwenrechten, zoals de toepassing van de wet op de uitbanning van geweld tegen vrouwen (EVAW), beter kunnen worden uitgevoerd en de toegang van vrouwen tot de rechter vergemakkelijkt kan worden. De EU vroeg herhaaldelijk om de publicatie van het eerste verslag inzake de EVAW-wet, dat uiteindelijk in maart 2014 openbaar werd gemaakt.
De EU verzocht de regering ook meermaals een nieuw hoofd van justitie te benoemen en de leden van het hooggerechtshof wier mandaat is verstreken, te vervangen. De EU prees president Ghani voor zijn voornemen om voorrang te geven aan de hervorming van het rechtssysteem, aan zijn initiatief bij de benoeming van een nieuw waarnemend hoofd van justitie en aan zijn voornemen om een vrouwelijke rechter te benoemen bij het hooggerechtshof. De EU ondersteunde de justitiële sector (20 miljoen euro) via het Fonds voor de wederopbouw van Afghanistan en het project
"Justice Service Delivery" van de Wereldbank.
De EU vroeg de Afghaanse regering blijk te geven van politiek engagement en politieke steun voor de Afghaanse onafhankelijke mensenrechtencommissie (AIHRC) en wees op het belang van een constructieve aanpak door de regering, zodat de AIHRC haar A-status kan behouden.
De EU legde talrijke publieke verklaringen af over gevallen van ernstige mensenrechtenschendingen, met name burgerslachtoffers als gevolg van terrorisme en gewapende conflicten, de doodstraf, vrouwenrechten en geweld tegen vrouwen. De EU benadrukte herhaaldelijk dat vrouwen moeten deelnemen aan de verkiezingen. De EU nam actief deel aan de nationale stuurgroep ter ondersteuning van de uitvoering van Resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad inzake vrouwen, vrede en veiligheid. De EU en de lidstaten leverden technische input voor het nationaal actieplan inzake vrouwen, vrede en veiligheid, dat naar verwacht in februari 2015 wordt bekendgemaakt.
In maart ondernam de EU een demarche ten gunste van de campagne "Kinderen, geen soldaten".
In augustus werd een presidentieel decreet uitgevaardigd waarbij de rekrutering van kinderen door nationale veiligheidsdiensten wordt verboden. De EU ondernam ook twee demarches tegen de terechtstelling van zes personen (op 3 en 7 oktober), waarbij zij er bij de regering op aandrong de straffen niet te voltrekken. Nadat alle zes personen op 8 oktober waren terechtgesteld, betuigde de EU in een publieke verklaring opnieuw haar krachtig verzet tegen de doodstraf. Het Europees
Parlement besteedde tevens voortdurende aandacht aan de mensenrechtensituatie, en in het bijzonder aan de situatie van vrouwen, een onderwerp dat vooropstond in veel parlementaire vragen.
De EU bleef steun verlenen aan openbare evenementen ter bevordering van mensenrechten en vrouwenrechten. Zij bleef de tweewekelijkse vergaderingen van de lokale werkgroep EU+ voor mensenrechten en gender voorzitten. De EU stelde een vijf maanden durend actieplan inzake gender op en hield op 1 en 2 oktober een workshop over mensenrechtenverdedigers. De herziene lokale
EU-strategie inzake mensenrechtenverdedigers werd op 10 december gepubliceerd; er waren tweemaandelijkse bijeenkomsten met mensenrechtenverdedigers.
De EU bleef een belangrijke donor en promootte de mensenrechten via diverse instrumenten en thematische programma's. In 2014 liepen er 15 projecten in het kader van het programma voor nietstatelijke actoren en lokale autoriteiten en 12 projecten in het kader van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR) en het stabiliteitsinstrument. Voor 2014/2015 werden aanvullende programma’s op stapel gezet voor de financiering van maatschappelijke organisaties. Deze projecten ondersteunden de vrouwenrechten en houden onder meer verband met het adviseren en bemiddelen voor vrouwen en meisjes die het slachtoffer zijn van huiselijk geweld, mensenrechtenverdedigers, journalisten, de rechten van personen die tot minderheden behoren en van vluchtelingen, capaciteitsopbouw en bewustmakingsactiviteiten voor gerechtelijk personeel en plaatselijke belanghebbenden, monitoring van vrouwenrechten tijdens de transitie, door slachtoffers gevormde shura's en het vermogen van ngo's en lokale gemeenschappen op provinciaal niveau om de EVAW-wet en resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad op te volgen.
De politiemissie van de EU (EUPOL Afghanistan) gaf advies aan het hoofd van de afdeling mensenrechten en vrouwen- en kinderzaken en aan het hoofd van de gezinsresponseenheid binnen het ministerie van Binnenlandse Zaken. EUPOL verzorgde een reeks opleidingssessies over geweld tegen vrouwen voor functionarissen van zowel de politie als het openbaar ministerie, en stelde tevens uitrusting, waaronder geluidsopnameapparatuur en camera's, ter beschikking. In 2014 bleven seksuele intimidatie en seksueel geweld jegens vrouwelijke politiefunctionarissen zorgwekkend.
EUPOL ontwikkelde een opleidingscursus over vrouwelijk leiderschap bij de politie en leidde vrouwelijke functionarissen van de politie en het openbaar ministerie op in het kader van het programma Unaas Mushtarak ("Vrouwen Samen") in Kabul, Mazar-i-Sharif en Herat. EUPOL ondersteunde en adviseerde het ministerie van Binnenlandse Zaken in verband met de uitvoering van haar strategie voor vrouwelijke politiefunctionarissen. EUPOL nam ook deel aan de Criminal Law Reform Working Group (CLRWG), die momenteel aan het Afghaanse wetboek van strafrecht werkt.
Door vertragingen in het Afghaanse politieke proces werd nauwelijks vooruitgang geboekt in de onderhandelingen over de samenwerkingsovereenkomst inzake partnerschap en ontwikkeling, waarvan mensenrechtenbepalingen een essentieel deel moeten uitmaken.
Bangladesh
De EU-doelstellingen inzake mensenrechten en democratie betreffen onder meer de hervorming van het rechtssysteem, een moratorium op de doodstraf, de uitvoering van het Chittagong Hill
Tracts-vredesakkoord, bijstand voor de Rohingyabevolking, de rechten van personen die tot minderheden behoren, mensenrechtenverdedigers, vrouwen- en kinderrechten, de ondersteuning van het maatschappelijk middenveld en de toepassing van arbeidsrechten.
In het kader van de samenwerkingsovereenkomst EU-Bangladesh onderhield de EU regelmatige contacten met de regering over vraagstukken als goed bestuur, mensenrechten en migratie.
Vanwege zorgen over het gebrek aan inclusiviteit en geloofwaardigheid, en het geweld voorafgaand aan de verkiezingen, zette de EU geen verkiezingswaarnemingsmissie in voor de verkiezingen van 5 januari. De omstandigheden waarin de verkiezingen waren verlopen, droegen bij tot een gepolariseerd politiek klimaat. De regering, onbetwist door het parlement, heeft herzieningen in de wet buitenlandse donaties (in afwachting van parlementaire goedkeuring) en een nieuw omroepbeleid voorgesteld die, indien zij worden uitgevoerd zoals zij zijn opgesteld, de vrijheid van meningsuiting en de activiteiten van het maatschappelijk middenveld kunnen inperken. Een grondwetswijziging waardoor het parlement een afzettingsprocedure kan instellen tegen rechters van het Hooggerechtshof, is met een twee derde meerderheid goedgekeurd.
Op 9 januari veroordeelde de hoge vertegenwoordiger van de EU met klem de gewelddadigheden in de aanloop naar de verkiezingen, en met name de aanslagen op de meest kwetsbare leden van de bevolking, zoals vrouwen en kinderen en religieuze en etnische minderheden. De hoge vertegenwoordiger betreurde dat de voorwaarden voor transparante, inclusieve en geloofwaardige verkiezingen niet vervuld waren en dat de bevolking van Bangladesh niet de gelegenheid had gekregen om haar democratische keuze ten volle tot uitdrukking te brengen. Zij verzocht alle partijen zich te onthouden van geweld en een daadwerkelijke dialoog aan te gaan om tot overeenstemming te komen over een voor allen aanvaardbare oplossing waarbij de democratische verantwoordingsplicht wordt versterkt en transparante, inclusieve en geloofwaardige verkiezingen worden georganiseerd.
De EU reageerde tevens door op 29 oktober en 5 november publieke verklaringen af leggen over verschillende doodstraffen die het "Internationaal Strafhof" van Bangladesh had opgelegd aan personen die waren veroordeeld wegens oorlogsmisdrijven tijdens de bevrijdingsoorlog van 1971. De EU herhaalde dat zij de doodstraf met klem veroordeelt en vroeg de Bengalese autoriteiten om alle geplande terechtstellingen op te schorten en een moratorium op de toepassing van de doodstraf in te stellen, als een stap op weg naar de afschaffing ervan.
Het Europees Parlement nam twee resoluties aan over mensenrechtenschendingen in Bangladesh. In de resolutie van 15 januari inzake de verkiezingen werd, onder meer, de beperking van de vrijheid van meningsuiting tijdens het stemmen veroordeeld en werd de regering van Bangladesh verzocht een eind te maken aan het buitensporig gebruik van geweld door de veiligheidstroepen. De resolutie van 18 september was gewijd aan beperkingen van de vrijheid van de media, activiteiten van het maatschappelijk middenveld, meldingen van buitengerechtelijke executies en de verbetering van de rechten van werknemers, de veiligheid in fabrieken en de schadeloosstelling van slachtoffers van de instorting van het Rana Plaza-gebouw in 2013. De voorzitter van de EP-commissie voor
Zuid-Azië bezocht Bangladesh in december en sprak met een breed scala van belanghebbenden over mensenrechten.
Een andere betekenisvolle ontwikkeling in 2014 was de intensieve samenwerking tussen de EU, de Bengalese regering, de VS en de IAO met het oog op de uitvoering van het Duurzaamheidspact, dat de verbetering van de arbeidsrechten, de arbeidsomstandigheden en de veiligheid van fabrieken in de confectiekledingindustrie in Bangladesh tot doel heeft. Die samenwerking was het antwoord op de instorting van het Rana-Plaza-gebouw in 2013, waarbij meer dan duizend personen om het leven kwamen. Tijdens de Internationale Arbeidsconferentie van de IAO in mei/juni 2014 toonde de EU zich ingenomen met de vorderingen die Bangladesh had gemaakt bij het nakomen van een aantal toezeggingen in het kader van het Duurzaamheidspact, met name op het gebied van vrijheid van vereniging en de gezondheid en veiligheid op het werk. De EU was tevens verheugd over de inspanningen van de regering om de nationale wetgeving te wijzigen en volledig in overeenstemming te brengen met de IAO-verdragen, vooral door middel van wijzigingen in de Bengalese arbeidswet en het wetsvoorstel inzake arbeidsrecht in exportproductiezones ("Bangladesh Export
Processing Zones Labour Act 2014"). De EU benadrukte ook dat er bijkomende inspanningen nodig zijn om de volledige uitvoering van het Duurzaamheidspact te verzekeren, ook op het gebied van vrijheid van vereniging, en drong er bij de regering op aan voort te gaan met de modernisering en versterking van de dienst voor fabrieks- en bedrijfsinspecties via herstructureringen en uitbreidingen.
Tijdens een evaluatievergadering op hoog niveau op 20 oktober 2014 in Brussel werd de dringende naleving van gedane toezeggingen op die gebieden besproken.
De EU zette haar dialoog met organisaties uit het maatschappelijk middenveld voort, onder meer door een eendaagse studiebijeenkomst over de civiele samenleving op 4 november in Brussel, om te bespreken hoe het maatschappelijk middenveld kan bijdragen tot democratische duurzaamheid.
De EU bleef Bangladesh financieel ondersteunen, overeenkomstig de samenwerkingsovereenkomst met het land, waarin de eerbiediging van mensenrechten en de democratische principes essentieel zijn. De versterking van het democratisch bestuur maakt deel uit van het meerjarig indicatief programma 2014-2020. Ngo's op het gebied van mensenrechten werden ondersteund via het
Europees instrument voor democratie en mensenrechten.
Bhutan
De EU-doelstellingen inzake mensenrechten en democratie omvatten de versterking van burgerrechten en politieke rechten in een democratisch kader, hulp bij de bestrijding van de discriminatie van de Bhutaanse Nepalees sprekende minderheid, de bescherming van vrouwenrechten en het verzamelen van inhoudelijke informatie over de mensenrechtensituatie in het land.
De EU zette haar contacten met Bhutan op het gebied van mensenrechten en democratie voort in diverse vormen, voortbouwend op het jongste (vijfde) tweejarig overleg ("Biennial Consultations") op 29 november 2013 in Brussel. De voortdurende vertraging bij de uitvoering van het identificatieen repatriëringsproces voor Bhutaanse Nepalees sprekende vluchtelingen bleef een belangrijk probleem, net als de niet-ratificatie van essentiële internationale mensenrechteninstrumenten. Er was ook bezorgdheid over beperkingen op de vrijheid van vergadering en vereniging, de vrijheid van godsdienst, de rechten van vrouwen en kinderen, wetgeving die vrijwillige seksuele betrekkingen tussen personen van hetzelfde geslacht verbiedt en mensenhandel.
Het bezoek van EU-missiehoofden aan Bhutan (van 28 april tot en met 2 mei) was een goede gelegenheid om met de Bhutanese leiders in dialoog te treden over mensenrechten en het democratiseringsproces. Tijdens zijn bezoek aan Bhutan in oktober feliciteerde
Commissielid Piebalgs de Bhutanese leiders met de succesvolle overgang naar democratie en de sociaaleconomische vooruitgang.
Bij de tweede universele periodieke doorlichting (UPR) in 2014, waaraan de EU-lidstaten deelnamen, kreeg Bhutan een positieve evaluatie. Sinds de vorige UPR in 2009 had Bhutan aanzienlijke vooruitgang geboekt bij de verankering van het democratiseringsproces, met de geslaagde algemene verkiezingen in 2013, die hadden geleid tot de machtsoverdracht tussen de twee belangrijkste politieke partijen. Voorts had Bhutan werk gemaakt van een reeks aanbevelingen op verschillende gebieden, waaronder de toegang tot sociale dienstverlening (gezondheidszorg, onderwijs), de uitbanning van armoede, de bestrijding van huiselijk geweld, gendervraagstukken en corruptie.
Een van de twee kernsectoren van het EU-ontwikkelingsprogramma 2014-2020 betreft de ondersteuning van de plaatselijke autoriteiten en het maatschappelijk middenveld, waarvoor ongeveer 24 miljoen euro werd uitgetrokken. De algemene doelstelling is het consolideren van het moderniserings- en democratiseringsproces van Bhutan. De specifieke doelstellingen bestaan in de versterking van de positie van de lokale overheden, de ontwikkeling van maatschappelijke structuren en capaciteiten en de verbetering van het beheer van overheidsfinanciën op centraal en lokaal niveau.
Brunei
De EU onderhandelt over een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst (PSO) met Brunei. Er zijn tot dusverre vijf onderhandelingsronden afgerond.
Op 1 mei 2014 nam Brunei de eerste fase van een nieuw sharia-wetboek van strafrecht aan, dat parallel met het strafrechtgedeelte van het gewoonterecht een aantal civiele en religieuze overtredingen vaststelt en in drie fasen zal worden ingevoerd over een periode van drie jaar.
De eerste fase houdt verband met misdrijven waarvoor geldboetes of gevangenisstraffen kunnen worden opgelegd, de tweede met misdrijven die strafbaar zijn gesteld met geseling en amputaties, terwijl in de derde fase de doodstraf door steniging wordt vastgesteld voor overspel, sodomie en geloofsverzaking. Er is nog geen indicatie wanneer de tweede en de derde fase, waarvoor triggerwetgeving nodig is, zouden worden ingevoerd. In een publieke verklaring op 13 mei uitte de HV/VV haar bezorgdheid over de samenhang tussen de mogelijke toepassing van dergelijke sancties en de internationale verplichtingen van Brunei op het gebied van mensenrechten.
Volgens de VN is het wetboek van strafrecht in strijd met het internationaal recht, aangezien steniging tot de dood erop volgt een vorm is van foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing en dus duidelijk is verboden.
Myanmar/Birma
Het doel van de EU bestaat erin een duurzame relatie op te bouwen met de regering van Myanmar/Birma, de oppositie, het maatschappelijk middenveld en andere belangrijke belanghebbenden met als doel de regelmatige dialoog en de vooruitgang inzake de bevordering en bescherming van mensenrechten te ondersteunen.
De EU zette de besprekingen met Myanmar/Birma over mensenrechten en democratie voort in verschillende vormen, waaronder de politieke dialoog, een nieuwe specifieke mensenrechtendialoog, regelmatige bijeenkomsten met actoren uit het maatschappelijk middenveld, parlementaire samenwerking, de ondersteuning van de verkiezingscommissie van de Unie ("Union Election Commission") en de financiering van projecten inzake mensenrechten en democratie.
De SVEU voor de mensenrechten, Stavros Lambrinidis, trad op als een van de voorzitters van de eerste mensenrechtendialoog tussen de EU en Myanmar/Birma op 20 mei in Nay Pyi Taw, waar de volgende vraagstukken aan de orde kwamen: politieke gevangenen, detentieomstandigheden, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van de media, haatzaaiende uitspraken, grondrechten, bedrijfsleven en mensenrechten, de situatie in de staat Rakhine, rechten van personen die tot etnische minderheden behoren, religieuze harmonie, de ratificatie en implementatie van fundamentele mensenrechtenverdragen en samenwerking in multilaterale fora. Haatzaaiende uitspraken, grondrechten en bedrijfsleven, en mensenrechten werden genoemd als punten voor mogelijke verdere actie.
In haar politieke dialoog uitte de EU haar groeiende bezorgdheid omtrent de situatie in de staat Rakhine en verzocht zij de regering de diepere oorzaken van het geweld tussen de verschillende gemeenschappen aan te pakken, waaronder de status van en de voorzieningen voor de Rohingyabevolking. De EU drong er bij de regering op aan een eind te maken aan de straffeloosheid van degenen die aanzetten tot haat en geweld, en ervoor te zorgen dat verantwoording wordt afgelegd. De EU vroeg alle leiders zich uit te spreken tegen het aanzetten tot haat. Na de schorsing van de activiteiten van Artsen zonder Grenzen (AZG) in februari en het geweld tegen internationale hulporganisaties in maart, verzocht de EU de regering te zorgen voor ongehinderde toegang tot humanitaire hulpverlening voor de meest behoeftige gemeenschappen en AZG toe te staan de verstrekking van essentiële gezondheidszorg in de deelstaat Rakhine te hervatten. De EU was ingenomen met het initiatief van de regering om een actieplan ter bevordering van vrede en ontwikkeling in de deelstaat Rakhine op te stellen en kon zich vinden in diens opmerkingen over de wijze waarop de mensenrechten en de fundamentele vrijheden beter kunnen worden bevorderd.
De EU toonde zich ook bezorgd over ontwerpwetgeving die religieuze discriminatie in de wet zou kunnen verankeren door beperkingen op te leggen op het gebied van interreligieuze huwelijken, bekering en bevalling, en die mogelijk ook in strijd is met de vrouwenrechten.
In de aanloop naar de eerste mensenrechtendialoog tussen de EU en Myanmar op 20 mei, organiseerde de EU een forum voor het maatschappelijk middenveld. waarvan de aanbevelingen werden gedeeld met de regering. Op 23 mei organiseerde de EU een evenement van het netwerk voor dialoog met de maatschappelijke organisaties om de rol van het maatschappelijk middenveld in het vredesproces te bespreken. In september en oktober organiseerde de EU raadplegingen in
Yangon, Mandalay en Mawlamyine om de samenwerking met het maatschappelijk middenveld verder te versterken en aan te zetten tot het opstellen van de landenspecifieke routekaart van de EU voor samenwerking met het maatschappelijk middenveld.
In maart nam de VN-Mensenrechtenraad een resolutie van EU aan waarin het mandaat van de speciale VN-rapporteur voor Myanmar/Birma werd verlengd.
Voor het derde jaar op rij nam de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties bij consensus de resolutie van de EU over de mensenrechtensituatie in
Myanmar/Birma aan. In de resolutie worden de positieve ontwikkelingen en de inzet van de regering voor de lopende democratische transitie en hervormingen toegejuicht, maar wordt de regering tevens verzocht meer inspanningen te leveren tegen discriminatie, mensenrechtenschendingen, geweld, haatzaaiende uitspraken, ontheemding en economische deprivatie van verschillende etnische en religieuze minderheden, en agressie tegen moslims. In de resolutie wordt opnieuw ernstige bezorgdheid geuit over de situatie van de Rohingyabevolking in de staat Rakhine. De regering zegde toe een landenkantoor te zullen openen voor het Bureau van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de mensenrechten.
Democratische waarden en een op mensenrechten gebaseerde benadering van ontwikkeling worden geïntegreerd in alle ontwikkelingsprogramma’s van de EU. De EU maakt gebruik van bilaterale programma's in het kader van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking en financiert projecten via het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR), het instrument voor bijdrage aan vrede en stabiliteit en het programma "Investeren in mensen".
In 2014 bleef de EU Myanmar/Birma ondersteunen en bijstaan in de overgang naar democratie, overeenkomstig het in 2013 aangenomen alomvattend kader, waarin doelstellingen en prioriteiten tot en met 2015 worden aangegeven, evenals de belangrijkste gebieden van betrokkenheid, waaronder de uitbanning van gedwongen arbeid, de invoering van standaarden voor duurzame en verantwoordelijke bedrijfsvoering (zoals fatsoenlijk werk), de ratificatie van de overige belangrijke IAO-verdragen, vooruitgang in de richting van inclusieve groei, en de bevordering van economische en sociale rechten. Tijdens de zitting van de Raad van Beheer van de IAO (maart
2014) toonde de EU zich ingenomen met de vooruitgang op het gebied van gedwongen arbeid, en moedigde zij de regering aan haar inspanningen voor het uitbannen tegen 2015 van alle vormen van gedwongen arbeid en rekrutering van te jonge mensen, op te voeren.
Wat buitenlandse investeringen betreft, werkte de EU in 2014 samen met de regering, de particuliere sector en de bevolking van het land om een optimaal regelgevingsklimaat te creëren en verantwoord investeren uit te dragen.
De lopende projecten versterken onafhankelijke etnische mediagroepen, ondersteunen het openbaar debat over de verkiezingen in 2015 en het vredesproces in etnische gebieden, vergroten het bewustzijn met betrekking tot de onderling versterkende rol van de media, de maatschappelijke organisaties en de politieke groepen in het democratiseringsproces, ondersteunen de werkzaamheden van het lokale maatschappelijk middenveld inzake verkiezingsanalyse en het bepleiten van democratische hervormingen, bevorderen het politieke bewustzijn van gemeenschappen en de burgerschapsvorming van hun vertegenwoordigers, met bijzondere nadruk op de participatie van vrouwen, en versterken de arbeidsrechten.
Daarnaast zijn er projecten voor het bevorderen van de mensenrechten van gemarginaliseerde groepen, het ondersteunen van personen met een handicap in hun maatschappelijke activisme en in het uitdragen van hun rechten, en het versterken van de positie van etnische kinderen en jongeren met het oog op deelname aan lokale besluitvorming.
Er werd ook voorzien in financiële verkiezingssteun via een bijdrage aan de verkiezingscommissie van de Unie.
Myanmar/Birma werd uitgekozen als een van de proeflanden voor de EU-Agenda voor maatregelen ter ondersteuning van democratie.
Cambodja
Mensenrechten en democratisering bleven de topprioriteiten van de EU en werden geïntegreerd in alle activiteiten in 2014. Er vonden regelmatige bijeenkomsten plaats met de regering en het maatschappelijk middenveld waarbij de mensenrechtensituatie en mensenrechtenvraagstukken werden besproken. Tijdens de meeste bezoeken aan het land waren er ontmoetingen met plaatselijke mensenrechtenverdedigers.
De EU ondersteunde de missie van de speciale VN-rapporteur voor de mensenrechten in Cambodja, professor Suriya Subedi, en deelde diens beoordeling dat de mensenrechtensituatie in Cambodja in een doorgaans positieve richting evolueert, maar er ernstige bezorgdheden blijven bestaan. De EU verleende ook politieke steun aan het OHCHR voor een aantal mensenrechtenvraagstukken.
Het achtste Gemengd Comité EU-Cambodja in maart omvatte een specifieke dialoog over
"Institutionele opbouw, administratieve hervormingen, hervorming van het rechtsstelsel, bestuur en mensenrechten", die vooral gericht was op wettelijke en justitiële hervormingen, vrijheid van meningsuiting, de bescherming en bevordering van grondrechten, hervormingen na de verkiezingen en vrijheid van vereniging, de institutionele bescherming van mensenrechten (waaronder vrouwenrechten), migratie en samenwerking inzake mensenrechten in de VN en regionale fora.
De wettelijke en justitiële hervormingen blijven een van de grootste uitdagingen op het gebied van mensenrechten. De EU verleende financiële steun aan ngo-projecten voor wettelijke hervormingen, toezicht op processen, juridische bijstand voor individuen of groepen en het opleiden van ambtenaren. In samenwerking met de lidstaten die vertegenwoordigd zijn in Cambodja, pleegde de EU regelmatig overleg met de regering over de hervorming van het rechtssysteem. De aanbevelingen van de universele periodieke doorlichting werden verder aan de orde gesteld tijdens vergaderingen met Cambodjaanse ministers.
De EU bleef zich krachtig inzetten voor nationale verzoening en de pogingen in het reine te komen met het verleden in Cambodja. In een verklaring in augustus 2014 toonde de EU zich ingenomen met het uitspreken door het Rode Khmer-tribunaal van levenslange gevangenisstraffen voor twee vooraanstaande leiders van het voormalige Democratisch Kampuchea. De EU droeg aanzienlijk bij aan het functioneren van dat tribunaal en zal dat nog meer doen in het nieuwe financiële kader
2014-2020, wanneer de EU naar verwacht lid wordt van de groep van voornaamste donoren
(Principal Donor Group) van het Rode Khmer-tribunaal. Voorts ondersteunde de EU de uitvoering door het maatschappelijk middenveld van een onderwijsprogramma over genocide op basis van de interculturele dialoog en mensenrechten, en droeg zodoende bij tot het proces van waarheidsvinding, nationale verzoening en genocidepreventie in Cambodja.
Landroof werd door de speciale VN-rapporteur voor de mensenrechten in Cambodja aangeduid als een belangrijke factor voor politieke instabiliteit, spanningen en geweld, en een aanleiding voor de aanhouding van demonstranten. Met de actieve steun van de EU op alle niveaus deden zich een aantal positieve ontwikkelingen voor (campagne voor de toewijzing van landeigendomsrechten; moratorium op de toekenning van nieuwe economische landconcessies; beslechting van geschillen over landeigendom in het voordeel van dorpelingen en, meer recentelijk, het ontnemen van concessies aan bedrijven die hun verplichtingen niet nakomen). De EU nam deel aan de werkgroep die door de premier werd ingesteld en bezig is met de voorbereiding van een mechanisme voor de billijke compensatie van personen die van hun land werden verdreven vanwege de suikerrietproductie. De EU-delegatie stuurde waarnemers naar de meeste processen die verband hielden met mensenrechten- en landeigendomsvraagstukken.
Na de verkiezingen van 2013 moedigde de EU de regerings- en oppositiepartijen steeds aan om de dialoog te hervatten en een einde te maken aan de politieke instabiliteit die had geleid tot gewelddadige protesten waarbij 5 mensen werden gedood, een beperking van de democratische ruimte en arrestaties van demonstranten en oppositieleden. In juli kwamen de twee belangrijkste politieke partijen tot een akkoord waarmee de impasse kon worden doorbroken en de boycot van het nationale parlement door de oppositie werd beëindigd. De hoge vertegenwoordiger van de EU was ingenomen met deze ontwikkeling. De daaropvolgende arrestaties van oppositieleden, die duidelijk verband hielden met de onderhandelingen over de nationale kiescommissie en de kieswet, gaven aanleiding tot bezorgdheid, die de EU tegenover de autoriteiten rechtstreeks, en via lokale verklaringen aan de pers en op sociale media verwoordde.
Het hele jaar door verleende de EU ook uitgebreide steun aan ngo-projecten, bijvoorbeeld op het gebied van de bevordering van de vrijheid van meningsuiting en van vereniging, vrouwenrechten
(vooral de versterking van de positie van vrouwen), het wegnemen van inkomensbarrières, de bestrijding van alle vormen van geweld en mensenhandel.
De Volksrepubliek China
In 2014 bleven de EU-doelstellingen inzake mensenrechten gericht op de ratificatie van het
Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR, door China ondertekend in 1998) en, als doelstelling op middellange termijn, op de naleving van de IVBPR-bepalingen en een aantal bepalingen uit de grondwet, het strafrecht en het strafprocesrecht van China. De EU zette ook haar wereldwijde campagne tegen de doodstraf voort, vooral omdat China het land met de meeste terechtstellingen blijft, ondanks de inspanningen van het land om het aantal misdrijven waarop de doodstraf staat aanzienlijk te verminderen. Als een van de centrale pijlers van het
IVBPR, bleef de vrijheid van meningsuiting, online en offline, een EU-prioriteit, evenals de ontwikkeling van een gezond en gevarieerd maatschappelijk middenveld en actieve mensenrechtenverdedigers. Ten slotte - maar daarom niet minder belangrijk - bleef de EU ervoor pleiten dat personen die tot minderheden behoren, vooral de Oeigoeren en de Tibetanen, alle mensenrechten kunnen genieten.
De EU zette haar contacten met China over mensenrechten voort op alle niveaus. Voorzitters Van Rompuy en Barroso ontmoetten president Xi Jinping tijdens diens historisch bezoek aan Europa en in een gemeenschappelijke verklaring op 1 april bevestigden de twee partijen nogmaals het belang van de bevordering en de bescherming van de mensenrechten. Beide partijen kwamen overeen de bilaterale en internationale uitwisselingen inzake mensenrechten te verdiepen op basis van gelijkheid en wederzijds respect, en hun mensenrechtendialoog te versterken met constructieve gesprekken over gezamenlijk overeengekomen prioritaire gebieden. Voorafgaand aan het bezoek van president Xi kwam de Chinese viceminister van Buitenlandse Zaken, Li Baodong, begin maart naar Europa, waar hij SVEU Lambrinidis ontmoette om de regelingen voor de mensenrechtendialoog EU-China te bespreken in het kader van de versterking van de samenwerking tussen de EU en China op het gebied van mensenrechten. De EU stelde de mensenrechten tevens aan de orde tijdens de ontmoeting tussen voorzitters Van Rompuy en Barroso en de Chinese premier Li Keqiang in oktober, in het kader van de top Azië-Europa (ASEM) in Milaan.
De in december gehouden 33e mensenrechtendialoog EU-China bood de EU de gelegenheid haar bezorgdheid uit te spreken over een breed scala van mensenrechtenkwesties in China, zoals het recht op behoorlijke huisvesting en hervorming van het Hukou-systeem, de rechten van personen die tot minderheden behoren, met name in Tibet en Xinjiang, vrijheid van godsdienst en overtuiging, vrijheid van meningsuiting (off-line en on-line), vrijheid van vreedzame vergadering en vereniging, een billijke rechtsgang, en de doodstraf. Afzonderlijke gevallen werden aangekaart tijdens de besprekingen over de mensenrechtensituatie in China, bijvoorbeeld die van Liu Xiabo,
Ilham Tohti, Gao Yu, Hada, Pu Zhiqiang, Xu Zhiyong, Tenzin Delek Rinpoche en Gao Zhisheng.
Ook werd gesproken over samenwerking in internationale fora en de uitvoering van aanbevelingen van internationale instanties. In dat verband kwam de aanbeveling van het VN-mensenrechtencomité betreffende de IVBPR-bepaling inzake het actief en passief kiesrecht en de toepassing daarvan in Hong Kong ter sprake. Ook vrouwenrechten en technische samenwerking kwamen aan de orde. Tijdens een gezamenlijke persconferentie gaven de twee co-voorzitters antwoord op de vragen van de Europese en Chinese correspondenten over de dialoog. De Chinese delegatie had op 8 december een ontmoeting met de speciale vertegenwoordiger van de EU, Lambrinidis. De dialoog werd gevolgd door een ontmoeting met deskundigen uit het maatschappelijk middenveld over huiselijk geweld.
De EU gaf verscheidene verklaringen over mensenrechten uit, bijvoorbeeld over de behandeling van mensenrechtenverdedigers en hun verwanten in februari; de steekpartij in het station van
Kunming en de dood van mensenrechtenverdediger Cao Shunli in maart; de golf van arrestaties en gevangennemingen in mei; de situatie in Xinjiang in juli, en de inbeschuldigingstelling van professor Tohti in augustus en zijn veroordeling in september.
De EU besteedde veel aandacht aan het waarnemen van rechtszaken hoewel die doorgaans niet toegankelijk zijn voor buitenlandse diplomaten en journalisten. De EU onderscheidde zich ook door publiekelijke diplomatieke inspanningen en actieve toenaderingen, mede ter uitvoering van aanbevelingen die in het kader van de universele periodieke voorlichting van China in 2013 waren gedaan. Voorts steunde de EU projecten ter bewustmaking van werknemersrechten en verbetering van de situatie van personen met een beperking.
In haar verklaringen tijdens de drie zittingen van de Mensenrechtenraad in maart, juni en september, en op de 69e Algemene Vergadering van de VN, bracht de EU de mensenrechtensituatie in China ter sprake. De algemene teneur van deze verklaringen, waarin de Chinese autoriteiten werden aangespoord de personen vrij te laten die vanwege de uitoefening van hun recht op vrijheid van geweten, meningsuiting en vereniging zijn aangehouden, was er een van diepe bezorgdheid over de arrestatie en detentie van vreedzame mensenrechtenverdedigers. Die zelfde bezorgdheid was er over de mensenrechtensituatie in Tibet en Xinjiang, naar aanleiding waarvan China werd aangespoord in te gaan op de klachten van etnische en religieuze groepen, en een zinvolle dialoog met en tussen verschillende etnische groepen te bevorderen.
Hongkong
De EU volgde van nabij de ontwikkelingen in verband met de invoering van het algemeen kiesrecht voor de verkiezing van de Chief Executive in 2017. De EU deed op 18 juli en 2 oktober verklaringen uitgaan waarin zij nogmaals haar steun uitsprak voor verdere democratisering, de invoering van het algemeen kiesrecht en een eerlijk kiessysteem dat een hoge mate van politieke participatie voor de bevolking van Hongkong bewerkstelligt. Via regelmatige contacten met mensenrechtenverdedigers, ngo's en de media, de mensenrechten en de organisatie van seminars en workshops over mensenrechten, bleef de EU het maatschappelijk middenveld in Hongkong steunen.
Taiwan
De betrokkenheid van de EU past in een over het algemeen goede mensenrechtensituatie en een binnenlands beleid dat gericht is op de toepassing van internationale normen, met uitzondering van de doodstraf. De EU betreurde de 5 executies die in april in Taiwan hebben plaatsgevonden, na eerdere reeksen van terechtstellingen in 2013 en 2012, hetgeen in strijd was met het feitelijk moratorium dat in de periode van 2005 tot en met 2010 in acht werd genomen. In haar verklaring riep de EU op tot een onmiddellijk moratorium op terechtstellingen, zoals dat in 2013 door internationale deskundigen was aanbevolen.
De EU bleef met lokale autoriteiten en het maatschappelijk middenveld (ondersteuning van de ngo Taiwan Alliance to End the Death Penalty, door middel van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten) effectief samenwerken om het moratorium op de doodstraf te hervatten, met het oog op de formele afschaffing ervan. In haar regelmatige dialoog met Taiwan - het jaarlijkse overleg tussen de EU en Taiwan over niet-handelsgerelateerde thema's - uitte de EU haar bezorgdheid over de doodstraf en over het feit dat die nog steeds word uitgevoerd.
Mongolië
De doelstellingen van de EU ten behoeve van Mongolië bestaan erin het land bijstand te verlenen bij het opzetten van een doeltreffend en adequaat rechtskader waarmee het kan voldoen aan zijn internationale verplichtingen, en de inspanningen van Mongolië bij het opbouwen van een functionerende democratie alsmede zijn sociale en economische ontwikkeling te steunen.
Op alle niveaus werden met de Mongoolse autoriteiten de mensenrechten aangekaart.
Belangrijkste punten van zorg betreffen de situatie in gevangenissen, rechtshandhaving, discriminatie van vrouwen, personen die tot minderheden en kwetsbare groepen behoren en de toenemende corruptie.
De partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Mongolië, die in 2013 is ondertekend, bevat een mensenrechtenclausule en voorziet in nauwere samenwerking inzake mensenrechten. De voorbereidingen voor de start van een formele mensenrechtendialoog tussen de EU en Mongolië zijn aan de gang. Mongolië is sinds 2014 een begunstigd land geworden in het kader van de nieuwe bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur (SAP+), een van de nuttige mechanismen om zorgpunten te remediëren in verband met het juridisch raamwerk en de toepassing van essentiële internationale mensenrechtenverdragen en -protocollen waartoe het land is toegetreden.
De EU financierde meerdere door de EIDHR bekostigde projecten voor het maatschappelijk middenveld, die gericht zijn op de eerbiediging van mensenrechten in de Mongoolse gevangenissen, de bescherming van de rechten van vrouwen en slachtoffers van mensenhandel, meer rechten voor personen die tot seksuele minderheden behoren en voor hun families, en bevordering van mensenrechten via documentaires voor jongeren. Voor de periode 2014-2020 is de ontwikkelingshulp voor Mongolië met 100 % toegenomen tot 65 miljoen euro. De nadruk ligt op bestuur en onderwijs, en er wordt gestreefd naar een positief effect op de mensenrechtensituatie.
India
In 2014 waren de prioriteiten van de EU nog steeds de bescherming van vrouwen en kinderen, het streven naar een moratorium op executies, wat moet leiden tot de afschaffing van de doodstraf, de strijd tegen alle vormen van discriminatie, en mensenrechtenverdedigers.
Het Europees Parlement nam op 16 januari een resolutie aan over de recente pogingen om LGBTI's te criminaliseren. Daarin werd verwezen naar de uitspraak van het Indiase
Hooggerechtshof waarmee een besluit van het Hof van Justitie van Delhi van 2009 werd vernietigd met betrekking tot een wet uit de koloniale tijd die homoseksualiteit verbood.
Het Europees Parlement bleef zijn bezorgdheid uiten over de situatie in India, met name over de situatie van vrouwen, de christelijke minderheid, en de symbolische erkenning door het Indiase Hooggerechtshof van het bestaan van een "derde geslacht".
Ter bevordering van de gendergelijkheid en de empowerment van vrouwen organiseerde de
EU samen met UN Women in maart een conferentie met als titel "Aanzet voor verandering: gelijkheid voor iedereen". In 2014 zijn in het kader van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR) voor een totaalbedrag van 900 000 euro drie projecten uitgevoerd over de bevordering van gendergelijkheid en vrouwenrechten in India; daarbij zijn de onderliggende oorzaken aangepakt van gendergerelateerd geweld en discriminatie op institutioneel, structureel, ideologisch en operationeel niveau, alsook de gevolgen van gendergerelateerd geweld en discriminatie. Drie aanvullende projecten ten belope van 2,5 miljoen euro waren gericht op de bestrijding van discriminatie van meisjes/het doden van meisjesbaby’s.
In het kader van de EU-steun voor mensenrechtenverdedigers, is tijdens een evaluatievergadering van het Human Rights Law Network over de mensenrechtensituatie in conflictstaten de bijdrage van het gerechtelijk apparaat in de strijd voor sociale rechtvaardigheid en eerbiediging van de mensenrechten aan de orde gesteld. De lokale EU-Groep mensenrechten bleef samenwerken met de netwerken van mensenrechtenverdedigers, onder meer door bezoeken ter plaatse. Er is een project inzake de vrijheid van informatie, van meningsuiting en van vereniging op het internet uitgevoerd ten belope van 978 000 euro.
Wat de doodstraf betreft is de Indiase Law Commission in mei een openbare raadpleging begonnen om opnieuw de relevantie van de doodstraf te bezien. De EU-delegatie verzocht Robert Badinter, het boegbeeld van de beweging voor de afschaffing van de doodstraf, om in India lezingen te geven en besprekingen te voeren met de rechterlijke macht, de juridische gemeenschap, de nationale mensenrechtencommissie, het maatschappelijk middenveld, parlementsleden en de media.
Indonesië
De EU zag nauwlettend toe op de parlementsverkiezingen in april en de presidentsverkiezingen in juli, waarbij het ging om meer dan 185 miljoen geregistreerde kiezers, 470 000 stembureaus en meer dan 700 miljoen stembiljetten. De verkiezingen werden in het algemeen beschouwd als vrij, eerlijk en professioneel gemanaged, en stonden garant voor een vreedzame overdracht van de macht aan de nieuwe president, Joko Widodo.
In mei trad de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst (PSO) tussen de EU en Indonesië in werking. De PSO is gebaseerd op gedeelde waarden en omvat het gezamenlijk streven naar de bescherming en bevordering van de mensenrechten.
De vijfde zitting van de mensenrechtendialoog tussen de EU en Indonesië vond plaats in november, in Jakarta. De preventie van marteling, de rechten van personen met een beperking, het voorkomen van gendergerelateerd geweld, en het bedrijfsleven en de mensenrechten, waren de belangrijkste aandachtspunten. In de dialoog ging ook aandacht uit naar de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van meningsuiting, de doodstraf en samenwerking in multilaterale fora.
In november hield de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, Stavros
Lambrinidis, de inleidende rede tijdens de mensenrechtendialoog van Jakarta over de afschaffing van de doodstraf in de ASEAN-regio, en ging hij in gesprek met leden van de intergouvernementele mensenrechtencommissie van de ASEAN, met regeringsambtenaren van Indonesië en van de
ASEAN en met het maatschappelijk middenveld.
De EU heeft het gehele jaar bijzondere aandacht besteed aan vrijheid van godsdienst en overtuiging en de bescherming van personen uit minderheidsgroepen. De EU kwam in Jakarta regelmatig bijeen met minderheidsgroepen, slachtoffers van intolerantie en mensenrechtenorganisaties die werkzaam zijn op dit gebied.
Tot begin december 2014 zijn geen terechtstellingen uitgevoerd maar uit verklaringen van de procureur-generaal bleek dat de terechtstellingen wellicht voor het einde van het jaar zouden worden hervat. In 2014 zijn minstens 14 mensen ter dood veroordeeld; dat jaar zaten ongeveer
130 gevangenen in de dodencel. In combinatie met de Werelddag tegen de doodstraf op 10 oktober, is de EU-delegatie via de sociale media een campagne voor de afschaffing van de doodstraf begonnen. In november onthield Indonesië zich bij de stemming over de resolutie van de AVVN met betrekking tot een moratorium op de doodstraf.
De EU uitte bij de lokale autoriteiten en de centrale regering haar bezorgdheid over de in september goedgekeurde nieuwe statuten over de toepassing van de sharia in Atjeh.
Meerdere bepalingen, onder meer over de betrekkingen tussen mensen van hetzelfde geslacht en verkrachting, zijn mogelijk in strijd zijn met internationale mensenrechtenverdragen die
Indonesië heeft geratificeerd.
Het EIDHR steunde in 2014 elf projecten, met een brede waaier van onderwerpen zoals verkiezingen, conflictbeslechting en bemiddeling, godsdienstvrijheid, verantwoordingsplicht bij mensenrechtenschendingen en de bescherming van kwetsbare groepen.
Japan
In 2014 zetten de EU en Japan hun geregelde, nauwe samenwerking inzake mensenrechtenkwesties - zowel in Azië als wereldwijd - voort. Zij zijn nog altijd overtuigde verdedigers van de mensenrechten in de VN, en hebben actief deelgenomen aan de werkzaamheden van de Mensenrechtenraad en de Algemene Vergadering van de VN (onder meer bij resoluties over de Democratische Volksrepubliek Korea). De laatste ronde van het mensenrechtenoverleg tussen de EU en Japan vond plaats in november. De besprekingen spitsten zich toe op de samenwerking tijdens de zitting van de Mensenrechtenraad en de derde Commissie van de 69e
AVVN.
De EU drong sterk aan op actie in verband met het cruciale thema van de doodstraf in Japan, en moedigde de regering aan een moratorium op executies in te stellen met de afschaffing van de doodstraf tot doel, en riep op tot het houden van een grondig publiek debat. In de loop van het jaar vonden drie terechtstellingen plaats. In openbare verklaringen bij monde van de woordvoerder van de hoge vertegenwoordiger van de EU, veroordeelde de EU het feit dat er nog steeds mensen worden terechtgesteld (7 in 2012, 8 in 2013) na een periode van bijna twee jaar zonder executies tot 2012. De EU uitte zowel publiek als in de politieke dialoog haar bezorgdheid. In dit verband passen de EU-delegatie en de EU-lidstaten lokaal een aantal aanbevelingen toe om de activiteiten van de
EU tegen de doodstraf in Japan een beter effect te laten sorteren in de politiek en de media.
In het kader van de dialoog over industrieel beleid tussen de EC en Japan is een werkgroep maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) opgericht. In juli 2014 kwam de werkgroep een eerste keer bijeen. De bijeenkomst was bevorderlijk voor de gezamenlijke dialoog tussen de EC (DG GROEI) en Japan (ministerie van Economie, Handel en Industrie) inzake verantwoord ondernemerschap, waarin gebieden van gezamenlijk belang en samenwerking zijn onderkend. In
2015 is een tweede bijeenkomst over MVO gepland.
Republiek Korea
De eerbiediging van de mensenrechten als universele beginselen vormt een essentieel onderdeel van de raamovereenkomst EU-Korea waarover in 2010, tegelijk met het vrijhandelsakkoord en de verklaring betreffende een strategisch partnerschap, overeenstemming werd bereikt. Eerdere tijdens topontmoetingen gedane toezeggingen om samen te werken aan de bevordering van de mensenrechten werden herhaald tijdens in 2014 gehouden bijeenkomsten van de hoge vertegenwoordiger van de EU en de minister van Buitenlandse Zaken van de Republiek Korea.
De EU en de Republiek Korea werkten het gehele jaar nauw samen in internationale fora voor mensenrechten. Het stemgedrag van de EU en de Republiek Korea in de Mensenrechtenraad
(HRC) en de derde Commissie van de AVVN stemden op bijna alle thematische en landenpecifieke resoluties over mensenrechten met elkaar overeen, met uitzondering van de resolutie over een moratorium op de doodstraf, waarbij de Republiek Korea zich van stemming onthield.
De EU en de Republiek Korea werkten samen om schendingen van de mensenrechten in de DVK onder de internationale aandacht te brengen. De bilaterale samenwerking was een belangrijke schakel bij de aanneming van resoluties van de Mensenrechtenraad en van de derde Commissie van de AVVN die de aanbevelingen van de onderzoekscommissie van de VN weerspiegelden.
Op lokaal niveau bleef de EU samenwerken met de regering van Republiek Korea en organisaties uit het maatschappelijk middenveld, om de bescherming van de mensenrechten te versterken.
Het verheugde de EU dat de regering van de Republiek Korea het de facto moratorium op de uitvoering van terechtstellingen, dat bestaat sinds 1998, handhaaft. De EU moedigde de regering aan maatregelen te nemen om de doodstraf volledig af te schaffen.
De EU nam deel aan een symposium van het ministerie van Justitie op hoog niveau over de versterking van de nationale kaders ter aanscherping van het mensenrechtenbeleid. De missiehoofden van de EU hadden een ontmoeting met de minister van Gendergelijkheid en
Gezin en besloten om de uitwisseling van informatie over het beleid inzake gendergelijkheid uit te breiden.
De EU bleef in gesprek met belanghebbenden over vervolgmaatregelen voor aanbevelingen uit de tweede universele periodieke doorlichting, onder meer met betrekking tot het beëindigen van de gevangenhouding van gewetensbezwaarde dienstweigeraars, regelingen voor de toepassing van de National Security Law (Nationale Veiligheidswet) en het waarborgen van de rechten van personen die tot minderheden behoren.
Democratische Volksrepubliek Korea (DVK)
Meer eerbied voor de mensenrechten bewerkstelligen en de mensenrechtensituatie verbeteren bleven de kernpunten in het EU-beleid ten aanzien van Noord-Korea. De EU bleef de aandacht van VN-organen vestigen op de ernstige mensenrechtensituatie in de DVK. Zij was medeinitiatiefnemer van een resolutie in de Mensenrechtenraad van de VN (aangenomen op 28 maart ) en een resolutie in de derde Commissie van de Algemene VN-Vergadering (aangenomen op
18 november) die waren gebaseerd op de bevindingen van de vorig jaar opgerichte onderzoekscommissie van de VN die verslag deed over de stelselmatige, wijdverbreide en ernstige schendingen van de mensenrechten die in het land worden begaan, die volgens de onderzoekscommissie misdaden tegen de mensheid kunnen inhouden.
De door de algemene vergadering van de VN in december aangenomen resolutie, die op forse regio-overschrijdende steun kon rekenen, was grensverleggend in de zin dat zij de VN-
Veiligheidsraad aanspoorde om passende maatregelen te treffen, onder meer door te overwegen om de situatie in de DVK naar het Internationaal Strafhof te verwijzen, en om na te gaan hoeveel ruimte er is voor doeltreffend gerichte sancties tegen degenen die het meest verantwoordelijk lijken voor daden die volgens de onderzoekscommissie misdaden tegen de mensheid kunnen inhouden.
De EU bleef de situatie van vluchtelingen van de DVK in het buitenland volgen, en riep waar nodig ertoe op alle geldende internationale verplichtingen volledig na te leven.
Het Europees Parlement nam op 17 april een resolutie aan over de situatie in Noord-Korea, herhaalde daarin zijn krachtige veroordeling van staatsrepressie en riep de DVK eens te meer op zich te houden aan haar internationale verplichtingen op het gebied van de mensenrechten.
De EU bleef bijstand verlenen, vooral op het gebied van de voedselzekerheid, aan een aantal van de meest kwetsbare groepen in Noord-Korea.
Laos
In 2014 bleven de doelstellingen van de EU gericht op de rechtsstaat, de versterking van de toezichthoudende functie van het Parlement en de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld.
De EU bleef zich samen met Laos op diverse fora inzetten, onder meer via de jaarlijkse mensenrechtendialoog in mei, en in het kader van de politieke dialoog, met name het Gemengd
Comité, dat in oktober bijeenkwam. De EU was ingenomen met informatie die zij ontving over individuele gevallen en over de omstandigheden in gevangenissen. Tegelijkertijd herhaalde de EU haar ernstige bezorgdheid over het lot van de heer Sombath Somphone, en drong zij aan op een geloofwaardig onderzoek naar zijn verdwijning. Tot slot pleitte de EU opnieuw voor verdere vooruitgang in het gebruik van de universele periodieke doorlichting. In tegenstelling tot de gangbare praktijk, kon aan het einde van de mensenrechtendialoog geen overeenstemming worden bereikt over een gezamenlijke verklaring.
In de loop van het jaar heeft de EU haar dialoog met organisaties uit het maatschappelijk middenveld en met de autoriteiten geïntensiveerd, met name over de ruimte en de werkomstandigheden voor ngo's in het kader van de restrictieve ontwerpregelgeving die hen onder druk plaatst. De EU droeg ook financieel bij aan de door Laos georganiseerde hoorzitting met ngo's.
Op 16 januari 2014 nam het Europees Parlement een spoedresolutie over Laos aan. Die ging met name over de zaak van de heer Sombath Somphone, maar benadrukte ook het belang van het werk van het maatschappelijk middenveld. In het kader van de ASEM-top, die in oktober in Milaan plaatsvond en door de EU werd voorgezeten, is door het People's Forum Azië-Europa een kernachtige verklaring aangenomen over de verdwijning van de heer Somphone.
In het kader van de bilaterale ontwikkelingssamenwerking van de EU met de regering, werd
2,7 miljoen euro toegewezen aan de ondersteuning van het masterplan voor de juridische sector in Laos en aan de nationale hervorming van het openbaar bestuur.
Met betrekking tot het maatschappelijk middenveld, is uit het Europees instrument voor democratie en mensenrechten steun verleend voor meer dan twintig projecten in Laos over uiteenlopende onderwerpen: de rechten van kinderen, vrouwen en mensen met een beperking, het recht op voedsel en toegang tot juridische informatie van lokale gemeenschappen, met een totale bijdrage van de EU van 3 miljoen euro. In 2014 liepen in het kader van het thematisch programma niet-statelijke actoren ongeveer 10 projecten om het maatschappelijk middenveld te versterken, voor een totaalbedrag van 6,5 miljoen euro.
Maleisië
In 2014 waren de belangrijkste mensenrechtenprioriteiten van de EU in Maleisië het bevorderen van de afschaffing van de doodstraf en de ratificatie van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (ICC). De EU zette haar steun voor EU-burgers in de dodencel van Maleisië voort.
In 2014 werden onderhandelingen met het oog op een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst (PSO) tussen de EU en Maleisië hervat met twee gespreksrondes, respectievelijk in april en in december. De ontwerpovereenkomst bevat een mensenrechtenclausule.
In april ondernam de EU een demarche jegens de procureur-generaal van Maleisië ten gunste van het universele karakter en de uitvoering van het Statuut van Rome, waarna de procureur-generaal naar Brussel kwam voor een bijeenkomst met de EDEO over het Internationaal Strafhof.
Het gehele jaar door was de lokale EU-mensenrechtengroep in gesprek met organisaties uit het maatschappelijk middenveld die werken rond godsdienstvrijheid, rechten van LGBTI's, schietincidenten door de politie en sterfgevallen in gevangenschap, maar ook rond migrerende werknemers en de rechten van asielzoekers.
Op 2 en 3 juli was de EU medeorganisator van de raadpleging inzake de bevordering en bescherming van de vrijheid van godsdienst of overtuiging in de ASEAN, samen met de Global
Movement of Moderates en PROHAM. De EU trad op als sponsor voor professor Harry Harun Behr van de Duitse Islamitische Conferentie, die een Europees perspectief schetste op de vrijheid van godsdienst en overtuiging en een kritische standpunt innam over conservatieve en restrictieve interpretaties van de Islam.
In combinatie met de EU- en Werelddag tegen de doodstraf, organiseerden de EU-delegatie, de Raad van de orde van advocaten van Maleisië, de nationale mensenrechtencommissie, de U.K. High Commission, Amnesty International Maleisië, de ambassade van Zwitserland en de Chinese Assembly Hall een campagneweek over de afschaffing van de doodstraf (6-12 oktober), onder de titel "Geef het leven een tweede kans". In een van de grootste winkelcentra in Kuala Lumpur werd een kunsttentoonstelling gehouden met foto’s van kunstenaar Toshi Kazama, die een aantal presentaties aan universiteiten gaf. De EU-delegatie en haar partners gingen met vooraanstaande politici van het federale en centrale niveau in gesprek over de doodstraf. De campagne kreeg veel media-aandacht. Van 1 tot en met 12 oktober werd via de sociale-mediakanalen van de EU, de lidstaten en de medeorganisatoren een sociale-mediacampagne gevoerd.
In november organiseerde de EU en de lidstaten samen het "Forum over de stand van de inheemse gemeenschappen en hun rechten in de staat Sarawak", in partnerschap met het
Pesticide Action Network Asia Pacific en de Sarawak Dayak Iban Associations (SADIA).
De EU-lidstaten waren actief betrokken bij de tweede universele periodieke doorlichting van Maleisië, die in maart in Genève plaatsvond. Maleisië aanvaardde 150 van de 232 gedane aanbevelingen. Een groot aantal daarvan is evenwel slechts gedeeltelijk of "in beginsel” aanvaard, zonder toezeggingen met betrekking tot een moratorium op de doodstraf, de ratificatie van de belangrijkste mensenrechtenverdragen van de VN of de intrekking van de voorbehouden die daarbij zijn gemaakt.
De EU steunde het project Humana Child Aid Society betreffende onderwijs voor staatloze kinderen in de staat Sabah met een bedrag van 600 000 euro uit het algemene programma betreffende migratie en asiel. Het project werd in augustus 2014 afgerond.
Maldiven
De EU gaf in 2014 opnieuw uiting aan haar bezorgdheid over de mensenrechtensituatie, met name over de veiligheid van het maatschappelijk middenveld en de media in het verkiezingsproces en de nasleep daarvan.
Volgens de verkiezingswaarnemingsmissie van de EU werden de parlementsverkiezingen van
22 maart goed beheerd, ondanks de inmenging en maatregelen van het Hooggerechtshof tegen de kiescommissie in de weken voorafgaand aan de algemene verkiezingen. De EU volgde de situatie na de verkiezingen van nabij, gezien de bezorgdheid over de toekomst van de democratische consolidatie en de bedreigingen aan het adres van oppositieleden.
De hoge vertegenwoordiger van de EU uitte in een openbare verklaring op 30 april de bezorgdheid van de EU over de recente "activering" van de doodstraf, gelet op de uitvoeringswetgeving die is aangenomen en de dodelijke injecties die werden aangeschaft.
De EU zette het hele jaar haar dialoog met organisaties uit het maatschappelijk middenveld en andere belanghebbenden voort. In september deed de EU een gemeenschappelijke lokale verklaring uitgaan over bedreigingen voor de civiele samenleving en de mensenrechten in de Malediven, in een context die werd gekenmerkt door de opkomst van islamitisch extremisme op afgelegen eilanden en over beperkingen voor de vrijheid van meningsuiting, met name door intimidatie en bedreigingen van journalisten.
Nepal
Na de geslaagde verkiezingen voor de grondwetgevende vergadering in november 2013, richtte de EU haar aandacht in 2014 op het toezicht op de totstandkoming van de grondwet en de invoering van overgangsrechtspraak. De EU bleef zich inzetten voor de consolidatie van het vredesproces en boog zich over mensenrechtenkwesties zoals straffeloosheid, discriminatie en de verantwoording van de overheidsfinanciën. Ter ondersteuning van het proces waarin de grondwet tot stand wordt gebracht, deden de ambassadeurs van de EU en in het land gevestigde ambassadeurs van de lidstaten, samen met Zwitserland en Noorwegen, een plaatselijke verklaring uitgaan waarin de
Nepalese politieke leiders werd verzocht te voldoen aan de uiterste datum van 22 januari 2015.
Een van de belangrijkste toezeggingen in het vredesproces betrof overgangsrechtspraak voor mensenrechtenschendingen die tijdens de burgeroorlog zijn begaan.. De regering heeft in mei 2014 wetgeving ter zake aangenomen. De wet voorziet in twee commissies, één met betrekking tot gedwongen verdwijningen en één met betrekking tot waarheid en verzoening.
De Commissies hebben de discretionaire bevoegdheid om amnestie aan te bevelen, behalve in gevallen van verkrachting. Slachtoffers van conflicten en ngo's op het gebied van de mensenrechten staan kritisch tegenover de nieuwe wetgeving. Tijdens hun regelmatige contacten en vergaderingen met de autoriteiten van Nepal, wezen de EU-vertegenwoordigers erop dat ernstige mensenrechtenschendingen niet het voorwerp kunnen zijn van amnestie en dat mechanismen voor overgangsrechtspraak moeten voldoen aan internationale normen.
Discriminatie op basis van kaste, en geweld en discriminatie op basis van sekse zijn aangepakt via contacten met de regering over haar toezeggingen bij de universele periodieke doorlichting in 2011 en via de lopende steun voor projecten van het maatschappelijk middenveld die gericht zijn op gemarginaliseerde groepen en gemeenschappen. Er zijn evenwel nog voorbeelden van terreinen waar meer inzet nodig is: de LGBTI-gemeenschap vreest nog altijd voor vervolging en het ontwerpwetboek van strafrecht correspondeert niet met de progressieve uitspraken over
LGBTI-rechten van het hooggerechtshof; personen uit de Terai klagen over gebrekkige toegang tot bestuursstructuren en buitensporig gebruik van geweld met inbegrip van buitengerechtelijke executies, en de vrees bestaat dat de ontwerpgrondwet geen adequate bescherming voor volledige godsdienstvrijheid biedt.
De EU bleef steun verstrekken aan de uitvoering van het nationale actieplan betreffende resoluties 1325 en 1820 van de VN-Veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid en geweld tegen vrouwen, door middel van financiering via het Nepal Peace Trust Fund. De Peace Support
Working Group, waaraan de EU als lid deelneemt, ijverde ervoor om slachtoffers van seksueel en seksegerelateerd geweld in een conflict op te nemen in de definitie die de regering hanteert van door een conflict getroffen personen en hun toegang tot hulpdiensten en diensten voor rehabilitatie en schadeloosstelling.
Als voorzitter van de EU-Groep bescherming van mensenrechtenverdedigers - tot het voorjaar van 2014 - en via steun aan projecten van het maatschappelijk middenveld, zette de EU zich in voor de situatie van mensenrechtenverdedigers.
Pakistan
De belangrijkste doelstellingen van de EU inzake mensenrechten en democratie zijn de versterking van het verkiezingskader, capaciteitsopbouw bij het nationale parlement en de provinciale parlementen, vrijheid van godsdienst of overtuiging, rechten van vrouwen, de toegang tot de rechter en de bestrijding van de doodstraf. De EU bleef ook actief wat betreft de vrijheid van meningsuiting en de veiligheid van journalisten, de rechten van kinderen en de rechten van werknemers, onder meer in het kader van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur (SAP+).
De EU bleef zich op diverse wijzen inzetten voor mensenrechten en democratie. De
Subgroep Mensenrechten kwam op 23 juni bijeen in Islamabad, en boog zich daar over democratie en verkiezingen, de vrijheid van meningsuiting, gendergelijkheid, de doodstraf,
SAP+, en multilaterale kwesties. De EU en Pakistan kwamen overeen om een versterkte mensenrechtendialoog op lokaal niveau te beginnen, die de bestaande subgroep zal aanvullen.
De EU kondigde eveneens aan dat zij een lijst van individuele gevallen zal toezenden waarover meer informatie welkom zou zijn. De lijst is begin september toegezonden en zal in toekomstige dialoogvergaderingen besproken worden.
In Pakistan werd geen vooruitgang geboekt bij de bestrijding van straffeloosheid en bij het aanpakken van uitdagingen in verband met de rechtsstaat en de toegang tot justitie.
Andere institutionele tekortkomingen waren onder meer de geringe verantwoordingsplicht van rechtshandhavingsinstanties, met meldingen van buitengerechtelijke executies, verdwijningen, foltering, overbevolkte gevangenissen en illegale opsluiting. De EU kaartte die kwesties consequent aan bij de regering en sprak ook met de familie van de vermiste personen.
De in oktober 2013 aangenomen "Protection of Pakistan Ordinance" (Verordening ter bescherming van Pakistan) liep af in 2014. Het Parlement heeft in juli nieuwe bepalingen aangenomen. De EU bekeek met de hulp van juristen de tekst van dichtbij en uitte haar bezorgdheid over verschillende aspecten van de mensenrechten die door de bepalingen van het ontwerp in het gedrang komen.
Ondanks de wijziging van sommige bepalingen, blijft de Wet inzake de bescherming van de burgers van Pakistan problematisch.
Veel personen die in Pakistan tot religieuze minderheden behoren, leven nog steeds in angst om vanwege hun religie te worden vervolgd of zijn bevreesd voor sektarisch geweld.
Het sectarisch geweld was het vaakst gericht tegen de Sjiieten en de reeds moeilijke situatie van christenen, ahmadi’s, en hindoes verslechterde nog in de loop van 2014. De EU spoorde de regering onafgebroken aan om personen die tot minderheden behoren beter te beschermen, de straffeloosheid bij gewelddaden een halt toe te roepen en op te treden tegen personen die aanzetten tot religieuze haat. De EU zag ook nauwlettend toe op en gaf uiting aan haar bezorgdheid over een aantal individuele zaken, onder meer die van Asia Bibi, wiens veroordeling in oktober werd bevestigd door het hof van beroep in Lahore.
Pakistan handhaaft het moratorium op de doodstraf, maar tegen het eind van het jaar waren er aanwijzingen dat de regering een beleidswijziging overwoog en voor terroristen opnieuw terechtstellingen zou invoeren. In dit verband betuigde de EU opnieuw haar strikte en principiële verzet tegen de uitvoering van de doodstraf voor eender welk misdrijf, en gaf zij uiting aan haar grote bezorgdheid over deze meldingen.
Ook de situatie van vrouwen bleef in Pakistan moeilijk; er zijn frequent uit het hele land gevallen gemeld van huiselijk geweld, eerwraak, verkrachting en gedwongen huwelijken en bekeringen. De EU wees er in het kader van haar bilaterale betrekkingen op dat de situatie van vrouwen in de samenleving moet verbeteren.
Pakistan is weliswaar toegetreden tot de essentiële internationale mensenrechteninstrumenten, maar er moet vooruitgang worden geboekt bij de omzetting ervan in nationaal recht en bij de uitvoeringsmaatregelen om de doelstellingen ervan te realiseren. In 2014 verkreeg Pakistan preferentiële toegang tot de EU-markt via het SAP +-handelssysteem. Het hele jaar door pleitte de EU tijdens de bilaterale dialogen voor acties en maatregelen, ook in het kader van de gezamenlijke Commissie en tijdens een bezoek van EUSV Lambrinidis.
De EU deed in de loop van het jaar een aantal verklaringen uitgaan over belangrijke mensenrechtenkwesties en pijnpunten, met name over de veiligheid van journalisten, de moord op een vooraanstaand advocaat en mensenrechtenverdediger, de terroristische aanlag op de luchthaven van Karachi in juni, geweld tegen vrouwen en de politieke betogingen van augustus. In oktober deed de EU een verklaring uitgaan over de beslissing van het Hooggerechtshof in Lahore waarbij de veroordeling van mevrouw Asia Bibi werd bevestigd, en in november een verklaring over de terroristische aanslag dicht bij de grensovergang in Waghah. De dag van de tragische aanslag op een school in Pashwar in december, betuigde de hoge vertegenwoordiger haar diepe medeleven en steun aan de bevolking en de autoriteiten van Pakistan.
Stavros Lambrinidis, speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, bracht in november een officieel bezoek aan Pakistan. Hij stelde in zijn gesprek met minister en leden van het nationaal en provinciaal parlement alle belangrijke mensenrechtenproblemen aan de orde. Tevens pleegde de EU actief overleg met een brede doorsnede van het Pakistaanse maatschappelijk middenveld, waaronder voorvechters van vrouwenrechten, vooraanstaande advocaten en journalisten, religieuze leiders, vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, vakbondsvertegenwoordigers en kunstenaars. Het verheugde de EUHV dat Pakistan mensenrechtenverdragen ratificeerde en vooruitstrevende wetgeving aannam; in het kader van
SAP+ spoorde hij Pakistan aan om nog voor de evaluatie van de regeling belangrijke prioritaire acties verder concreet en doeltreffend uit te voeren en benadrukte daarbij dat de EU klaar is om dit te ondersteunen. Individuele gevallen, waaronder de zaak Asia Bibi, zijn aangekaart op ministerieel niveau, maar ook op andere niveaus.
Het Europees Parlement nam in 2014 vier resoluties aan met betrekking tot de regionale rol van het land, de politieke betrekkingen met de EU, recente gevallen vervolgingszaken, de doodstraf en wetgeving inzake godslastering.
De EU verleende vanuit haar ontwikkelingsopdracht steun aan de democratische instellingen, de rechtsstaat, rechten van vrouwen en kinderen en de vrijheid van godsdienst en overtuiging.
Ze bleef samenwerken met wetshandhavingsdiensten om hun professionalisme, verantwoordingsplicht en gemeenschapsgerichtheid te verbeteren, onder meer door middel van mechanismen voor doeltreffende bescherming van de mensenrechten. De EU-steun aan het federale parlement (nationale assemblee en de senaat) werd voortgezet en uitgebreid tot de verkiezingscommissie. De aanzienlijke steun van de EU voor onderwijs in twee provincies droeg ook bij aan het versterken van de kinderrechten en het bevorderen van een cultuur van tolerantie.
In februari begon een omvangrijk project betreffende de bevordering van de vrijheid van godsdienst of geloofsovertuiging en in het kader van het EIDHR werden nieuwe projecten geselecteerd betreffende rechten van de vrouw en empowerment van vrouwen, samen voor een totaalbedrag van bijna 1,1 miljoen euro. De geselecteerde projecten besteden aandacht aan overlevenden van zuuraanvallen, vrouwen die vanwege ernstige medische aandoeningen zijn uitgesloten, doorverwijsregelingen voor overlevenden en de preventie van geweld tegen vrouwen en de ontwikkeling van vaardigheden bij vrouwen. Een aantal bewustmakingsactiviteiten met betrekking tot de richtsnoeren van de EU inzake mensenrechten en de rol van het maatschappelijk middenveld bij de uitvoering van SAP+ werden ook via het EIDHR gesteund.
Filipijnen
De EU-doelstellingen op het gebied van mensenrechten en democratie betreffen het ondersteunen van mensenrechtenverdedigers, hervorming van het gerechtelijk apparaat, bestrijding van straffeloosheid bij buitengerechtelijke executies en gedwongen verdwijningen, de verbetering van de rechten op economisch, sociaal en cultureel gebied, en de ondersteuning van kinderen die door een gewapend conflict getroffen zijn.
De EU zette het overleg met de betrokken gesprekspartners voort, onder met de nationale en regionale mensenrechtencommissie, met de overheid (ministerie van Justitie, ministerie van
Binnenlandse Zaken en plaatselijke overheden), mensenrechtenverdedigers en het maatschappelijk middenveld. In de in 2012 tussen de Filipijnen en de EU gesloten partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst wordt onder meer gepleit voor de oprichting van een zinvolle mensenrechtendialoog in de vorm van een werkgroep voor de rechten van de mens. In afwachting van de ratificatie van deze overeenkomst worden de mensenrechten besproken in het kader van de periodieke bijeenkomsten met hoge ambtenaren. De volgende bijeenkomst in dat kader is gepland in 2015, in Manila.
In haar regelmatige politieke dialoog met de Filipijnse autoriteiten pleitte de EU er herhaaldelijk voor om de straffeloosheid stelselmatiger aan te pakken en de daders van ernstige mensenrechtenschendingen voor de rechter te brengen.
In de aanloop naar het referendum in Bangsamoro in 2014 werd de EU verzocht in 2015 een verkiezingswaarnemingsmissie naar Mindanao uit te zenden.
De EU deed in het kader van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten
(EIDHR) in november een plaatselijke oproep voor het indienen van voorstellen met een begroting van 1,8 miljoen euro. De geselecteerde projecten zullen voornamelijk betrekking hebben op mensenrechtenverdedigers en groepen die bedreigd worden door buitengerechtelijke executies, marteling of andere ernstige vormen van mensenrechtenschendingen, de bescherming van de rechten van kinderen die door een gewapend conflict worden getroffen en het bevorderen van de rechten van de bevolking op gedegen informatie gebaseerde, vrije, democratische en transparante referenda en verkiezingen.
De EU bleef via het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking en het stabiliteitsinstrument financiële steun verlenen op de volgende gebieden: het programma "Recht voor iedereen", dat gericht is op het versterken van de toegang tot justitie en op de bestrijding van de straffeloosheid, capaciteitsopbouw bij de regionale mensenrechtencommissie in de autonome regio Mindanao, de bescherming van economische, sociale en culturele rechten van de bevolking, met aandacht voor de verlichting van armoede, menselijke en sociale ontwikkeling, en goed bestuur.
Singapore
In 2014 bestonden de activiteiten van de EU uit monitoring en verslaglegging, het doen van demarches, nauw overleg met lidstaten en het organiseren van bijeenkomsten, dialogen en evenementen om de belangrijkste mensenrechtenproblemen zoals de doodstraf, discriminatie van LGBTI's en de vrijheid van meningsuiting aan te pakken.
Het verheugde de EU dat het Parlement van Singapore op 3 november de Wet
Mensenhandelbestrijding aannam. Daarin is rekening is gehouden met aanbevelingen van ngo's. De Wet Mensenhandelpreventie 2014 is een juridische mijlpaal voor Singapore, een stad die zeer kwetsbaar is op het gebied van mensenhandel en gezien zijn economische status en strategische ligging een land van bestemming is. De nieuwe wet betekent dat Singapore dichter zal aansluiten bij de internationale normen, en kan een stimulans zijn voor de inspanningen ter bestrijding van de mensenhandel in de regio.
De EU had zich al eerder positief uitgesproken over de hervorming in 2012/2013 van de verplichte oplegging van de doodstraf, met dien verstande dat de doodstraf beperkt was tot moord met voorbedachte rade, misdrijven met vuurwapens en de handel in illegale verdovende middelen boven een bepaalde hoeveelheid. Op 18 juli 2014 werden de executies evenwel hervat. In een publieke verklaring riep de EU op tot een moratorium op terechtstellingen.
In de loop van 2014 werden er door de EU-delegatie en de ambassades van de lidstaten verscheidene evenementen georganiseerd. De Britse High Commission organiseerde bijvoorbeeld evenementen ter gelegenheid van IDAHO Day (dag tegen homofobie) en het Pink Dot-evenement van de LGBTI's en op de internationale dag van personen met een beperking.
In de aanloop naar de Werelddag tegen de doodstraf, organiseerde de EU een paneldiscussie. Voor de eerste keer was het in Singapore mogelijk een dergelijk initiatief buiten de kantoren van de EU- delegatie te organiseren, in dit geval in de nationale universiteit van Singapore. Onder de panelleden waren een plaatselijke strafrechtpleiter, een activist die strijdt tegen de doodstraf en een hoogleraar strafrecht. Het gehoor bestond uit juristen, wetenschappers en studenten alsmede politieke raden van de EU en diplomaten uit gelijkgezinde landen.
Het seminar in het kader van de jaarlijkse mensenrechtendag was gewijd aan "de rol van het rechtwezen bij het bevorderen en beschermen van mensenrechten". Het seminar omvatte mede een presentatie over het internationale
recht inzake mensenrechten en nationale rechtscolleges in Azië alsmede drie gespecialiseerde panels voor "mensenrechten in het constitutionele, civiele en familierecht", "bescherming van mensenrechten in het strafrecht en in justitie" en "toegang tot justitie en rechtshulp". Naast een uitvoerig discussie over de rol van het rechtswezen in Singapore en Azië, bood het seminar 2014 ook ruimte voor een discussie en debat over de rechten van LGBTI's in Singapore.
Sri Lanka
De samenwerkingsovereenkomst inzake partnerschap en ontwikkeling uit 1995 biedt de grondslag voor de samenwerking van de EU met Sri Lanka. In 2014 bleek het onmogelijk tot een officiële dialoog met de Sri Lankaanse autoriteiten te komen, terwijl de bezorgdheid over de mensenrechten en de veiligheidssituatie groeide.
In zijn conclusies van 21 maart wees de Europese Raad er nog eens op dat hij belang hecht aan verantwoordingsplicht, verzoening en universele mensenrechten in Sri Lanka. Hij riep tevens op tot de aanneming van een resolutie in de VN-mensenrechtenraad over Sri Lanka die het mogelijk maakt dat een internationaal onderzoek wordt verricht naar de oorlogsmisdaden die tijdens de oorlog door beide partijen zouden zijn gepleegd.
Tijdens de 25e zitting van de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties in maart hebben de EU- lidstaten samen met de VS een resolutie ingediend waarbij de regering van Sri Lanka ertoe wordt aangespoord vorderingen op het gebied van verzoening te maken en onderzoek te doen naar beweerde schendingen van de internationale mensenrechten en het internationaal humanitair recht. Ook het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten van de VN wordt in de resolutie verzocht om uitvoerig onderzoek te doen naar beweerde ernstige schendingen van en inbreuken op de mensenrechten en daarmee verband houdende misdrijven door beide partijen in Sri Lanka. Net als andere internationale partners, riep de EU de regering op om aan het onderzoek haar volledige medewerking te verlenen en om kwesties in verband met verantwoordingsplicht aan te pakken als belangrijke stap naar echte verzoening.
De EU legde verscheidene verklaringen af, onder meer over de aanslagen op de moslimgemeenschap (20 juni), de benoeming van het VN-onderzoeksteam voor Sri Lanka (1 juli), en de beperkingen voor niet-gouvernementele organisaties en van de vrijheid van meningsuiting
(23 juli). Dat gebeurde tegen de achtergrond van verontrustende ontwikkelingen, zoals een toename van het aantal gevallen van intimidatie en detentie van mensenrechtenverdedigers uit hoofde van de wet betreffende het voorkomen van terrorisme, beperkingen op de activiteiten van nietgouvernementele organisaties, aanvallen op religieuze minderheden, electoraal geweld, gendergerelateerd en seksueel geweld, evenals de detentie en uitzetting van vluchtelingen en asielzoekers.
Het hele jaar door onderhield de EU een permanente dialoog met maatschappelijke organisaties.
De EU heeft aan Sri Lanka financiële steun verleend via het EU-steunprogramma voor de ontwikkeling van districten, dat gericht is op door conflicten getroffen gebieden, en via het
Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR).
Thailand
De EU heeft, voordat de militaire staatsgreep zich voltrok, verscheidene verklaringen afgelegd, waarin zij aandrong op een politieke oplossing en op terughoudendheid. Na de militaire staatsgreep van 22 mei sprak de Raad Buitenlandse Zaken van de EU in zijn conclusies van juni zijn diepe bezorgdheid uit, verklaarde hij dat de mensenrechten en de fundamentele vrijheden moeten worden geëerbiedigd, en riep hij de militaire autoriteiten op alle politieke gevangenen vrij te laten, geen verdere arrestaties om politieke redenen te verrichten en de censuur op te heffen. De EU kondigde tevens aan dat zij gedwongen was haar betrokkenheid te heroverwegen.
In het kader van de dialoog die zij sinds 22 mei met de Thaise autoriteiten voerde, herhaalde de EU stelselmatig dat de staat van beleg moet worden opgeheven en dat de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van de media en de vrijheid van vergadering moeten worden hersteld; ook wees zij op de noodzaak van inspraak in de politieke hervormingen en drong zij er bij de autoriteiten op aan om burgers niet langer door krijgsraden te laten berechten.
In de loop van het jaar besteedde de EU aanzienlijk meer aandacht aan mensenrechten en intensiveerde zij haar dialoog met maatschappelijke organisaties. De EU-delegatie organiseerde regelmatig overleg met maatschappelijke organisaties om de situatie van mensenrechtenverdedigers na de militaire staatsgreep te beoordelen. De EU-delegatie en vertegenwoordigers van diverse EU- lidstaten brachten twee maal een bezoek aan de noordelijke provincies om zich te laten informeren over de politieke en mensenrechtensituatie, en stelden de lokale autoriteiten in kennis van hun bezorgdheid over de mensenrechtensituatie. De EU-delegatie ontmoette gedetineerde studenten en zorgde voor diplomatieke waarneming tijdens belangrijke processen.
De EU sprak in een lokale verklaring van 14 november haar bezorgdheid uit over het misbruik van de Thaise wetgeving inzake laster jegens mensenrechtenverdedigers en journalisten om de vrijheid van meningsuiting en de onderzoeksjournalistiek aan banden te leggen.
Op 10 oktober, ter gelegenheid van de Werelddag tegen de doodstraf, organiseerde de EU in samenwerking met Amnesty International Thailand een publieke vertoning van een documentaire om te pleiten tegen het gebruik van de doodstraf.
Medio november bezocht de delegatie twee zuidelijke provincies, waar al meer dan een decennium een niet erg hevige opstand heerst, om meer inzicht te krijgen in de situatie aldaar.
Wat betreft ontwikkelingssamenwerking verleende de EU aanzienlijke steun aan maatschappelijke organisaties in het kader van het "programma voor niet-overheidsactoren en lokale autoriteiten" en het programma "hulp aan ontwortelde bevolkingsgroepen".
Voorts werd er onlangs 125 000 euro toegekend voor het verlenen van humanitaire hulp aan de Rohingya en Bengalese migranten in detentiecentra voor migranten (mannen) en sociale opvangvoorzieningen (vrouwen en kinderen). Dit brengt de totale EU-steun aan deze gedetineerden sinds juni 2013 op 325 000 euro. Het project wordt uitgevoerd door de Internationale Organisatie voor Migratie.
De EU verleende ook financiële steun aan twee universiteiten voor het organiseren van een publiek forum over mensenrechten ter gelegenheid van de internationale dag van de mensenrechten op
Oost-Timor
De EU heeft Oost-Timor volledig ondersteund in zijn drang een stabiele democratie tot stand te brengen. De EU en de regering van Oost-Timor hielden hun tweede versterkte politieke dialoog in het kader van artikel 8 van de Overeenkomst van Cotonou in oktober in Brussel. Op de agenda stonden onder meer mensenrechten, de rechtsstaat en democratisch bestuur, regionale integratie en buitenlandse zaken. De dialoog resulteerde in gezamenlijke toezeggingen, en in deelname aan een dialoog onder leiding van de EU-delegatie in Dili om de samenwerking inzake consolidatie van de democratie in Oost-Timor te verdiepen. Als onderdeel van de toezeggingen zal er een grondige analyse van de scheiding der machten worden uitgevoerd. Voorts zet de EU zich in op het gebied van geweld tegen vrouwen, en met name huiselijk geweld, de rechten van personen met een handicap, en bestuur, met inbegrip van het bestrijden van cliëntelisme en corruptie.
In totaal bedraagt de huidige portefeuille van projecten inzake mensenrechten en democratie in
Oost-Timor ongeveer 10 miljoen euro.
In 2014 werden er in Oost-Timor twee zeer belangrijke projecten uitgevoerd. Eén project in het kader van het EIDHR ter waarde van 20 000 euro was bedoeld om een blauwdruk van de democratie voor Oost-Timor te ontwikkelen binnen het raam van het strategisch kader van de
EU en het actieplan inzake mensenrechten en democratie. Het andere project, dat werd gefinancierd uit het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede (IcSP), moest de verantwoordingsplicht voor mensenrechtenschendingen uit het verleden bevorderen als essentieel onderdeel van de opbouw van een meer duurzame vrede, en herhaling van ernstige schendingen voorkomen. Er werd bijna 50 000 euro uitgetrokken voor dit project.
Vietnam
De eerbiediging en bevordering van de democratische beginselen en de mensenrechten en fundamentele rechten op het werk vormen een essentieel onderdeel van de in juni 2012 ondertekende partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst (PSO) tussen de EU en Vietnam.
De belangrijkste punten van zorg van de EU zijn de politieke en burgerrechten, met name de vrijheid van meningsuiting, van de media en van godsdienst en levensovertuiging, en de toepassing van de doodstraf. In het kader van de verdere uitvoering van de PSO hebben de EU en Vietnam in oktober een vergadering gehouden ter voorbereiding van de vierde ronde van de versterkte mensenrechtendialoog, die in januari 2015 in Brussel zal plaatsvinden.
De mensenrechten werden gedurende het hele jaar systematisch aan de orde gesteld tijdens bilaterale bezoeken op hoog niveau. In het bijzonder werden de mensenrechten op het hoogste niveau aan de orde gesteld toen voorzitter Barroso een bezoek bracht aan Vietnam en toen premier Dung een bezoek bracht aan Brussel, waar hij een ontmoeting had met de voorzitters Van Rompuy, Barroso en Schulz. Ook de negende gezamenlijke commissie EU-Vietnam en de derde ronde van politiek overleg op hoog niveau, die beide in maart werden gehouden, boden de gelegenheid om mensenrechtenkwesties ter sprake te brengen.
Via voorbereidende contacten voor de mensenrechtendialoog, openbare verklaringen en stille diplomatie drong de EU er bij de regering op aan om de beperkingen op de vrijheid van meningsuiting en van de media weg te nemen, en verzocht zij om gevangenissen te mogen bezoeken en processen te mogen waarnemen. Ook drong zij aan op vrijlating, om humanitaire redenen, van een aantal gedetineerde activisten die in slechte gezondheid verkeerden. De EU legde openbare verklaringen af over processen tegen mensenrechtenactivisten, de toepassing van de doodstraf en de vrijlating van een aantal personen die in een zorgwekkende situatie verkeren.
Voorts sprak de EU in haar regelmatige politieke dialoog herhaaldelijk haar bezorgdheid uit over de aanhouding en veroordeling van een aantal activisten en bloggers, en herhaalde zij haar oproep om alle gedetineerde vreedzame pleitbezorgers van de mensenrechten in het land vrij te laten. De
EU-lijst van personen die in een zorgwekkende situatie verkeren, werd regelmatig bijgewerkt en voorgelegd aan de autoriteiten. De vrijlating in april van de heer Trung, een activist die op deze lijst stond en in de gevangenis werd bezocht door het hoofd van de EU-delegatie in juli 2013, was een tastbaar resultaat van de inspanningen van de EU. Helaas aanvaardden de autoriteiten in 2014 geen verzoeken om personen die in een zorgwekkende situatie verkeren, in de gevangenis te mogen bezoeken. De EU had eveneens ontmoetingen met het ministerie van Openbare Veiligheid, waarin zij haar bezorgdheid uitsprak over het geweld en de pesterijen tegen mensenrechtenactivisten die poogden deel te nemen aan door de internationale gemeenschap georganiseerde evenementen inzake mensenrechten.
Het Europees Parlement nam op 17 april een resolutie aan over de onderhandelingen over de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Vietnam, die een aantal verwijzingen naar de mensenrechten bevat, waaronder ook de belangrijkste arbeidsrechten.
De EU had regelmatig ontmoetingen met mensenrechtenverdedigers en maatschappelijke organisaties. Zij verrichtte twee maal een bezoek ter plaatse en zorgde twee maal voor de waarneming van een proces. Zij volgde ook de ontwikkelingen op het gebied van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, die een punt van zorg bleven (namelijk de vervolging van niet-erkende religieuze groeperingen en de vernietiging van hun eigendommen), hoewel er een geleidelijke verbetering werd vastgesteld met betrekking tot de registratie van kerken. EU- vertegenwoordigers hadden bij verschillende gelegenheden ontmoetingen met religieuze leiders van verschillende strekkingen.
In 2014 onderging Vietnam zijn tweede universele periodieke doorlichting in Genève. Hoewel erkend werd dat de regering van Vietnam sinds de eerste cyclus van de universele periodieke doorlichting positieve stappen heeft gezet, wezen veel delegaties (waaronder de EU-lidstaten) op de noodzaak van verbeteringen met betrekking tot bijvoorbeeld de vrijheid van meningsuiting en van de media, ruimte voor het maatschappelijk middenveld, de doodstraf, enz. Vietnam werkte constructief mee, aanvaardde 182 van de 227 gedane aanbevelingen en werkte aan het eind van het jaar aan een actieplan voor de uitvoering ervan. De EU speelde een actieve rol in het proces van de universele periodieke doorlichting en de follow-up daarvan, en ondersteunde Vietnam bij de uitvoering van de aanbevelingen die het had aanvaard.
Vietnam moet nog steeds werken aan de bevordering van de mensenrechten in eigen land en op internationaal niveau, als lid van de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties sinds november 2013 (voor de periode 2014-2016).
De EU bleef de modernisering van het rechtsstelsel, onder meer wat betreft de toegang tot de rechter, ondersteunen met een bijdrage van 8 miljoen euro aan het "partnerschap-voor-justitie"- programma, een gezamenlijk donorinitiatief waarbij de EU, Denemarken en Zweden betrokken zijn. Het project steunt essentiële instellingen als het ministerie van Justitie, het Hoge
Volksgerechtshof, de Hoofdofficier van Volksjustitie en de orde van advocaten, en omvat mede de opleiding van rechters, advocaten en andere mensen uit de rechtspraktijk. Bestuur en rechtsstaat is ook een belangrijk onderdeel van het meerjarig indicatief programma 2014-2020, dat in augustus is aangenomen.
Uit het EIDHR werden zeven projecten gesteund, die betrekking hadden op een breed scala aan kwesties, waaronder het weerbaarder maken van personen met hiv en bevolkingsgroepen met een hoger risico op hiv-besmetting, rechten van personen met een handicap, steun voor organisatienetwerken van het maatschappelijk middenveld, rechten van personen die tot etnische minderheden behoren, rechten van werknemers en arbeidsbetrekkingen. In het kader van de faciliteit voor de strategische dialoog steunde de EU ook activiteiten op het gebied van corruptiebestrijding, rechten van personen die tot een etnische minderheid behoren, vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, bestuur en migratie. In juli namen de EU-delegatie en de ambassades van de EU-lidstaten de EU-routekaart voor samenwerking met maatschappelijke organisaties aan.
VIII Oceanië
Australië
De EU heeft met Australië gesproken over zijn regeling voor de regionale verwerking van asielzoekers, zulks in het kader van de jaarlijkse dialoog van hoge ambtenaren over migratie op 12 november in Brussel. Dat gebeurde tegen de achtergrond van het beleid dat de afgelopen jaren is gevoerd, en dat bekritiseerd wordt door de UNHCR, mensenrechtenorganisaties en oppositiepartijen. Op 28 november maakte het VN-Comité tegen foltering zijn verslag over
Australië bekend; daarin wordt de nadruk gelegd op de bezorgdheid over de behandeling en detentie van asielzoekers, de oververtegenwoordiging van inheemse volkeren in gevangenissen voor jongeren en volwassenen, en de nieuwe wetgeving inzake terrorismebestrijding.
Een nieuwe kaderovereenkomst tussen de EU en Australië, thans in het eindstadium van de onderhandelingen, zal kansen bieden om de dialoog en de samenwerking op het gebied van de mensenrechten verder te versterken, voortbouwend op de sterke reputatie van Australië op het gebied van de bescherming van burger- en politieke rechten, en als partners bij de bevordering van de multilaterale mensenrechtenagenda.
Fiji
Op 17 september heeft Fiji zijn eerste democratische verkiezingen sinds de staatsgreep van
2006 gehouden. De EU stuurde een EU-missie van verkiezingsdeskundigen (EEM), waarvan de aanbevelingen ter beschikking van de autoriteiten van Fiji zullen worden gesteld. De democratische transitie in Fiji werd toegejuicht in verklaringen van de EU.
Na de verkiezingen kwamen de EU-lidstaten, op basis van de beoordeling van de EEM en de resultaten van de EU-verificatiemissie in het kader van artikel 96 van de Overeenkomst van
Cotonou, overeen dat de maatregelen tot opschorting van de ontwikkelingssamenwerking met de regering moesten worden stopgezet, terwijl er tegelijkertijd moest worden gezorgd voor een permanente, nauwlettende monitoring en een voortzetting van de steun op het gebied van de mensenrechten, ook door middel van politieke dialoog en financiële bijstand van de EU.
In 2014 bleef de EU het herstel van de democratie in Fiji ondersteunen door steun te verlenen aan de organen voor toezicht op de verkiezingen en aan het nieuwe parlement.
In oktober onderging Fiji zijn tweede universele periodieke doorlichting in Genève. In de aanloop naar de doorlichting had de EU contacten met lokale belanghebbenden.
De missie inzake directe contacten van de IAO voltooide haar opdracht in Fiji uiteindelijk in oktober 2014. De missie ontmoette de drie partners, en verrichtte haar beoordeling van de stand van zaken wat betreft de vrijheid van vereniging op tijd voor de vergadering van de Raad van
Bestuur van de IAO in november 2014. Aan het eind van de missie werd een tripartiet memorandum van overeenstemming ondertekend door de sociale partners, maar niet door de minister van Arbeid. De EU diende haar opmerkingen in bij de Raad van Bestuur van de IAO.
Het besluit over de instelling van een onderzoekscommissie met betrekking tot de nietinachtneming door Fiji van de vrijheid van vereniging (IAO-Verdrag, 1948 (nr. 87)) is uitgesteld tot de zitting van de Raad van Bestuur van de IAO in maart 2015.
In 2014 werd Fiji gekozen als een van de proeflanden in het kader van de EU-Agenda voor maatregelen ter ondersteuning van de democratie. Het land zal worden gevolgd en bijgestaan op het pad van de democratisering.
De EU intensiveerde haar dialoog met maatschappelijke organisaties en stelde een nationale routekaart voor samenwerking met het maatschappelijk middenveld op. De ondersteuning van het maatschappelijk middenveld op het gebied van burgerschapsvorming, democratie en de rechtsstaat werd voortgezet via het Europees instrument voor democratie en mensenrechten, waardoor in totaal 600 000 euro beschikbaar was voor dat doel. Bijzonder geslaagd was de aan het maatschappelijk middenveld verstrekte financiering voor het verstrekken van opleidingen in verband met de verschillende fasen van een terugkeer naar de democratie, met bijzondere aandacht voor vrouwen, jongeren, plattelandsgemeenschappen en gemarginaliseerde gemeenschappen, die traditioneel minder betrokken zijn bij het politieke leven.
Nieuw-Zeeland
De onderhandelingen over een partnerschapsovereenkomst tussen de EU en Nieuw-Zeeland op het gebied van betrekkingen en samenwerking, werden in 2014 afgerond (de overeenkomst zal begin
2015 geparafeerd worden). Dit zal onder meer kansen bieden om de dialoog verder te versterken en de samenwerking op het gebied van de mensenrechten op te voeren.
In de aanloop naar de tweede universele periodieke doorlichting van Nieuw-Zeeland wisselde de
EU met de Mensenrechtencommissie van Nieuw-Zeeland uitgebreid van gedachten over de huidige situatie van de mensenrechten in het land. De regering aanvaardde 121 aanbevelingen, en verwierp er 34. De regering onderkende dat het partnerschap met de Maori moet worden versterkt, kinderen beter moeten worden beschermd tegen misbruik en verwaarlozing, geweld binnen het gezin moet worden tegengegaan en het effect ervan op vrouwen en kinderen moet worden verkleind, en ervoor moet worden gezorgd dat rekening wordt gehouden met de gevolgen van de aardbeving in
Canterbury voor de mensenrechten.
De EU en Nieuw-Zeeland hielden regelmatig mensenrechtenoverleg in internationale fora, waaronder de VN in New York en Genève, in specifieke landen in de regio Azië-Stille Oceaan en elders in de wereld.
In 2014 werkten de EU en Nieuw-Zeeland samen in het kader van de multinationale waarnemersgroep (MOG) voor de verkiezingen in Fiji. De verkiezingen verliepen goed en waren ook uit technisch oogpunt goed, wat leidde tot een positieve afronding door de multinationale waarnemersgroep.
Papoea-Nieuw-Guinea
De voornaamste prioriteiten van de EU op het gebied van mensenrechten en democratie zijn: verbetering van de situatie op het gebied van gendergerelateerd geweld, dat wijdverbreid is in het land; de doodstraf, aangezien recente wetgeving het aantal misdrijven waarop de doodstraf staat, heeft verhoogd; en democratisch bestuur als geheel, met inbegrip van de rechtsstaat en corruptiebestrijding.
In 2014 heeft de EU zich op verschillende manieren ingezet. De allereerste versterkte politieke dialoog tussen Papoea-Nieuw-Guinea en de EU vond plaats op 6 mei in Port Moresby. Bestuur en genderproblematiek werden opgenomen in samenwerkingsprojecten, en bezorgdheden over de mensenrechten werden ter sprake gebracht in een niet-aflatende dialoog met autoriteiten en partners.
De EU steunt een innovatieve aanpak voor de bevordering van democratie en bestuur, waarbij de wisselwerking tussen het parlement en de burgers wordt versterkt via een EIDHR-project, "Open
Parlement" genoemd. Het project ondersteunt het nationale parlement bij het uitbouwen van zijn technologische capaciteiten voor voorlichting, informatie en communicatie. Andere initiatieven die in 2014 werden ontplooid, omvatten door het ECHO en het EIDHR gefinancierde projecten van het maatschappelijk middenveld op het gebied van geweld tegen vrouwen en ter ondersteuning van mensenrechtenverdedigers. Via het EIDHR werd 780 000 euro betaald voor projecten van maatschappelijke organisaties.
Samoa
Gendergerelateerd geweld en discriminatie van vrouwen in Samoa zijn in 2014 een punt van grote zorg voor de EU gebleven. Via de politieke dialoog en haar financiële instrumenten ondersteunde de EU de ontwikkeling van de recente wet op de politieke participatie van vrouwen, die waarborgt dat minimaal 10% van de zetels in het parlement toekomt aan vrouwen. De politieke toezeggingen betreffende deze wet werden gedaan op het Pacific Islands Forum van 2013, door de premier en andere leiders uit de Stille Oceaan.
De EU werkte samen met de regering, regionale organisaties, het maatschappelijk middenveld en andere donoren op het gebied van bewustmaking en steun aan het maatschappelijk middenveld en niet-overheidsactoren. Ook voor ngo’s werden middelen uitgetrokken om hun stem en waakhondfunctie te versterken.
De EU volgde nauwlettend de activiteiten van de nieuwe mensenrechtencommissie, die op
10 december 2013 werd opgezet als een uitbreiding van het bureau van de ombudsman van
Samoa. De mensenrechtencommissie zette zich in 2014 in voor de bevordering van een vrije pers, alsmede voor het voeren van onderzoeken naar vermeende inbreuken in de nationale gevangenis. De onderzoeken leidden tot het ontslag van enkele politiefunctionarissen en het ontslag van de commissaris van politie.
De inspanningen van Samoa om een aantal mensenrechtenverdragen van de VN en het Statuut van Rome te ratificeren, werden ook in 2014 ondersteund via het regionale EIDHR-project voor de mensenrechten van EU-PIF (Pacific Islands Forum).
Kleine eilandstaten in de Stille Zuidzee - Kiribati, Marshalleilanden,
Micronesia, Nauru, Palau, Tonga, Tuvalu, Cookeilanden, Niue
De EU is mensenrechten en gendergelijkheid het hele jaar door blijven promoten. De hoge vertegenwoordiger besprak mensenrechtenvraagstukken met leiders van deze landen op de vergadering van het Pacific Islands Forum in Palau. De presentatie van geloofsbrieven door het nieuwe hoofd van de EU-delegatie in verscheidene eilandstaten en gebieden in de Stille Zuidzee, waaronder Nauru, Niue en de Cookeilanden, bood een nieuwe gelegenheid om mensenrechten en gendervraagstukken ter sprake te brengen. De EU werkte ook samen met regionale organisaties, het maatschappelijk middenveld en andere donoren om de bescherming van de mensenrechten te versterken.
De EU ondernam demarches en stimuleringsactiviteiten waarbij kleine eilandstaten in de Stille
Oceaan werden verzocht om EU-initiatieven en prioriteiten op het gebied van de mensenrechten op het niveau van de VN te ondersteunen: de resolutie over een moratorium op de doodstraf, de resolutie over de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, en landenspecifieke resoluties.
De EU volgde nauwlettend pogingen om de doodstraf in te voeren in Kiribati en de toestand van vluchtelingen in Nauru. Palau haalde homoseksualiteit uit het strafrecht in juli 2014.
De EU stelde een ontwerp op voor een regionaal draaiboek voor maatschappelijke organisaties in de Stille Oceaan, om een meer gestructureerde en doeltreffende dialoog met hen te verzekeren en om de banden tussen maatschappelijke organisaties, lokale autoriteiten en de regering aan te halen.
Het regionale EIDHR-project inzake de mensenrechten van EU-PIF (Pacific Islands Forum), gericht op de ratificatie en uitvoering van internationale mensenrechtenverdragen door de eilandstaten in de Stille Oceaan, is waarde blijven toevoegen aan de inspanningen van het
Forum Island Countries (FICS) om de armoede terug te dringen, gendergelijkheid te bevorderen en de politieke en sociale voorwaarden voor stabiliteit en veiligheid te verbeteren. Het project dat, afgezien van de kleine eilandstaten in de Stille Oceaan die worden genoemd in het kopje hierboven, ten goede kwam aan Fiji, Papoea-Nieuw-Guinea, Samoa, de Salomonseilanden en Vanuatu, kon ook de FICS bewuster maken van de vraag hoe zij kunnen voldoen aan hun verplichtingen uit hoofde van de mensenrechtenverdragen. Met beleidsrichtsnoeren en technische bijstand van het secretariaat van het forum, het secretariaat van het Pacific Community's Regional Rights Resource Team en het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten, hebben de FICS zich ingespannen om uitstaande verslagen voor 2014 af te ronden en in te dienen. Zij leverden tevens inspanningen om wetgevingsherzieningen te faciliteren en aldus te zorgen voor de naleving van internationale normen en regels, benoemden verscheidene functionarissen voor de mensenrechten ter ondersteuning van de nationale inspanningen op mensenrechtengebied en bliezen nationale coördinatiecomités voor de mensenrechten nieuw leven in en/of richtten dergelijke comités op.
Het EU-PIF-project voor de mensenrechten heeft ook parlementsleden in de landen van de
Stille Zuidzee in staat gesteld om de mensenrechtenproblematiek in de regio te begrijpen door opkomende trends, ontwikkelingen en uitdagingen van naderbij te bekijken. Belangrijker is dat het project parlementsleden in staat heeft gesteld om inzicht te krijgen in het gebruik en de toepassing van normen en voorschriften betreffende de mensenrechten in beleid en wetgeving, en bijgevolg ook de inburgering van de mensenrechten in hun land. Dankzij het project konden FICS ten volle deelnemen aan de universele periodieke doorlichting en samenwerken met de VN-verdragsorganen.
Salomonseilanden
De belangrijkste doelstellingen voor de EU zijn verbetering van de transparantie en de integriteit van het verkiezingsproces, het stimuleren van de politieke participatie van vrouwen en de vertegenwoordiging van vrouwen in de politiek en de instellingen, het bevorderen van de rechten van vrouwen, en het versterken van de capaciteit van burgers en niet-statelijke actoren voor democratische participatie.
De EU bleef zich inzetten voor mensenrechten en democratie in besprekingen met leidinggevend personeel van het ministerie van Buitenlandse Zaken en het ministerie van Vrouwen, Jongeren,
Kinderen en het Gezin, de ombudsman, en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, zoals Save the Children, gezinsondersteunende diensten, UNICEF, Development
Services Exchange, Live and Learn, ADRA, World Vision, de Internationale Arbeidsorganisatie, de kamer van koophandel en industrie en bedrijfsorganisaties.
In haar regelmatige politieke dialoog pleitte de EU nogmaals voor de bekrachtiging van het Statuut van Rome. De vijfde versterkte politieke dialoog tussen de Salomonseilanden en de EU vond plaats op 9 mei in Honiara.
De hoge vertegenwoordiger van de EU verwelkomde het vreedzame verloop van de parlementsverkiezingen van 19 november als belangrijke stap in de totstandbrenging van democratie, goed bestuur en mensenrechten sinds de invoering van de regionale bijstandsmissie voor de Salomonseilanden in 2003. De verkiezingen bevestigden ook de terugkeer naar stabiliteit en vooruitgang op de Salomonseilanden. De EU steunde de verkiezingscommissie via het project
"Versterking van de verkiezingscyclus op de Salomonseilanden" (3,5 miljoen euro), naast de
Australische en de UNDP-financiering. Op verzoek van de autoriteiten van de Salomonseilanden verleende de EU technische bijstand voor de juridische formulering van de regelingen voor de integriteit van politieke partijen. Dankzij deze bijstand, waarmee het kabinet van de eerste minister zeer ingenomen was, konden deze regelingen worden uitgevoerd en konden op tijd voor de verkiezingen politieke partijen worden opgericht.
In het kader van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten heeft de EU in december het startsein gegeven voor een oproep tot het indienen van voorstellen ter waarde van
600 000 euro, die gericht is op de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik. De EU is financiële steun blijven verlenen voor het "Strongim Mere"-project, dat door de UN Women wordt uitgevoerd op het gebied van empowerment van vrouwen en deelname van vrouwen aan de politiek. Er werd ook financiering toegekend aan lokale ngo’s om bij te dragen tot de versterking van de positie van geregistreerde kiezers teneinde geïnformeerde keuzes te maken tijdens de verkiezingen.
Vanuatu
De belangrijkste doelstellingen van de EU inzake mensenrechten en democratie zijn het voorkomen van foltering, corruptiebestrijding, politieke participatie en de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld.
In haar regelmatige politieke dialoog heeft de EU nogmaals gepleit voor de bevordering van gendergelijkheid en empowerment van vrouwen, en voor de bestrijding van gendergerelateerd - en seksueel - geweld en van geweld tegen kinderen. De derde versterkte politieke dialoog tussen Vanuatu en de EU vond plaats in Port Vila op 30 oktober.
In 2014 onderging Vanuatu zijn universele periodieke doorlichting. De delegaties, inclusief de
EU-lidstaten, wezen op positieve ontwikkelingen zoals: de vrije en eerlijke verkiezingen van 2012; de benoeming in februari 2013 van een voorlopig nationaal mensenrechtencomité; de toetreding tot het Verdrag tegen foltering, het Statuut van Rome van het ICC, het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie; de maatregelen die zijn genomen om gendergelijkheid en de deelname van vrouwen aan gemeenteraden te bevorderen; de instelling van eenheden voor de bescherming van het gezin; en het "No Drop"- beleid inzake seksuele misdrijven en huiselijk geweld.
IX Noord-, Zuid- en Midden-Amerika
Canada
De doelstellingen van de EU op het gebied van mensenrechten en democratie in haar betrekkingen met Canada zijn specifiek gericht op versterking van de samenwerking inzake mensenrechteninitiatieven in derde landen. In 2014 heeft Canada deelgenomen aan verkiezingswaarnemingsmissies van de EU in Egypte en Tunesië. De EU schonk ook aandacht aan de situatie van vluchtelingen en inheemse volken in Canada, die de EU-delegatie in Ottawa besprak met het UNHCR en met lokale belanghebbenden.
In 2014 zetten de EU en Canada hun nauwe samenwerking en overleg in mensenrechtenfora van de VN, zoals de VN-Mensenrechtenraad en de derde Commissie van de AVVN, voort. Canada was mede-indiener van door de EU geleide of gezamenlijk geleide resoluties over Myanmar/Birma, de rechten van het kind en de vrijheid van godsdienst en overtuiging. Evenzo steunde de EU door
Canada ingediende resoluties over Iran en over het kindhuwelijk, het huwelijk op jonge leeftijd en het gedwongen huwelijk. Canada ondersteunde, doch was geen mede-indiener, van de resolutie van de AVVN over een moratorium op het gebruik van de doodstraf. Er vonden ook regelmatige contacten met Canada over mensenrechtenkwesties plaats in Brussel en Ottawa. Voorts bevestigde de top EU-Canada van 26 september de gemeenschappelijke wil om ter bevordering van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat samen te werken.
De EU intensiveerde ook haar dialoog met Canadese maatschappelijke organisaties. In dit verband had de EU-delegatie in Canada een ontmoeting met organisaties van Aboriginals en
Amnesty International. Een verslag over de mensenrechtensituatie van inheemse volken in Canada, opgesteld door de voormalige speciale rapporteur voor de rechten van inheemse volken, de heer
James Anaya, werd voorgelegd aan de MRR in zijn 27e zitting. De EU, die het werk van de speciale rapporteur steunt, woonde de besprekingen bij.
Verenigde Staten van Amerika (VS)
De doelstellingen van de EU op het gebied van mensenrechten en democratie in haar betrekkingen met de VS betreffen met name de doodstraf, aspecten van terrorismebestrijding, de ratificatie door de VS van internationale mensenrechteninstrumenten, en versterking van de samenwerking met de VS in multilaterale mensenrechtenfora. De top EU-VS van maart bevestigde de gedeelde waarden in verband met democratie, persoonlijke vrijheid en eerbiediging van de rechtsstaat en de mensenrechten, en toonde zich bezorgd over de mensenrechtensituatie in landen als Syrië en de
Democratische Volksrepubliek Korea (DVK).
De EU en de VS bleven in 2014 nauw en regelmatig samenwerken op het gebied van mensenrechtenkwesties. Zij werkten samen in de VN-Mensenrechtenraad en in de derde Commissie van de AVVN om landenresoluties over Syrië en Iran te ondersteunen. De VS steunde door de EU geleide of gezamenlijk geleide initiatieven inzake Myanmar/Birma en de DVK, en inzake de vrijheid van godsdienst en overtuiging, in beide fora, terwijl de EU door de VS geleide resoluties steunde over Sri Lanka, en over de rol van de VN bij het bevorderen van periodieke, echte verkiezingen en het bevorderen van democratisering. Er vonden regelmatig technische contacten en samenwerking op het gebied van mensenrechten en democratie plaats in Brussel en Washington
DC, en tussen de respectieve missies in het veld.
In 2014 werden mensenrechtenkwesties besproken in het kader van andere regelmatige bilaterale dialogen, zoals de bijeenkomsten van ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en de vergaderingen van hoge ambtenaren (bescherming van persoonsgegevens, en de respectieve agenda’s van de EU en de VS inzake de mensenrechten), de informele dialoog van juridische adviseurs over terrorismebestrijding en internationaal recht (Guantánamo, extraterritoriale toepassing van de mensenrechtenverdragen, verschillende behandeling van Amerikaanse en niet
Amerikaanse burgers met betrekking tot privacy en gegevensbescherming), de cyberdialoog
(mensenrechten online) en de consulaire werkgroep EU-VS.
Het gebruik van de doodstraf in de VS bleef een punt van zorg. In 2014 werden er 35 mensen terechtgesteld, en aan het eind van het jaar bevonden er zich meer dan 3.000 in de dodencel. Op basis van Verordening (EG) nr. 1236/2005 i van de Raad met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, werden er uitvoercontroles toegepast op kort en middellang werkende anesthetica op basis van barbituraten. Enkele staten stelden executies uit vanwege een tekort aan geschikte drugs en/of de noodzaak om executieprotocollen bijgevolg te herzien. Lange en pijnlijke executies waarbij ongeteste combinaties van drugs werden gebruikt in ten minste drie gevallen, leidden tot opschorting van executies in Arizona, Ohio en Oklahoma. Er werden gratieverzoeken verzonden voor personen in de dodencel wier rechten uit hoofde van het
Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen waren geschonden, of die een psychische of verstandelijke handicap hadden dan wel geestesziek waren; er werd ook om gratie verzocht voor een burger van de Unie. De EU legde, ook in het kader van de Organisatie voor Veiligheid en
Samenwerking in Europa (OVSE) en de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS), verklaringen af tegen de executies die onder de hierboven beschreven omstandigheden werden uitgevoerd.
De EU legde in de Permanente Raad van de OVSE in september een verklaring af, waarin zij de snelheid toejuichte waarmee de omstandigheden van een schietpartij, waarbij een ongewapende jonge zwarte man door een politieambtenaar in Ferguson (Missouri) werd neergeschoten, werden opgehelderd, en waarmee de reactie van de politie op de daarop volgende demonstraties aan de orde werd gesteld.
In de loop van het jaar zette de EU haar dialoog met maatschappelijke organisaties voort, onder meer door middel van deelname aan evenementen over onderwerpen als de doodstraf in de VS (in het kader van de Werelddag tegen de doodstraf), de evaluatie van het Amerikaanse beleid inzake landmijnen, de positie van de vrouw en de samenwerking tussen de EU en de VS ter ondersteuning van de democratie. Wat de financiële samenwerking betreft, werden twee projecten ter ondersteuning van de afschaffing van de doodstraf in 2014 voortgezet in het kader van het EIDHR.
De SVEU voor de mensenrechten, Stavros Lambrinidis, bracht in februari een bezoek aan Washington DC. Hij informeerde de Amerikaanse overheid, de academische wereld en gesprekspartners van ngo's over het mensenrechtenbeleid en de prioriteiten van de EU. Ook tastte hij de mogelijkheden af voor verdere samenwerking en coördinatie tussen de EU en de
VS om, in overeenstemming met de gedeelde waarden en beginselen van beide partijen, een bilaterale en internationale agenda vooruit te helpen. Hij voerde ook inhoudelijke besprekingen over een aantal mensenrechtenkwesties, waaronder de ratificatie en toepassing van internationale mensenrechteninstrumenten, samenwerking met betrekking tot bepaalde landen en in multilaterale fora, de interne en de externe dimensie van het mensenrechtenbeleid, eenzame opsluiting en de doodstraf.
In februari nam het Europees Parlement een resolutie aan over het gebruik van gewapende drones, waarin de EU onder meer wordt opgeroepen om bij derde landen aan te dringen op een grotere transparantie en verantwoordingsplicht wat het gebruik ervan betreft. In een resolutie van maart over het wereldwijd uitbannen van foltering sprak het EP zijn diepe bezorgdheid uit over berichten dat in de EU gevestigde bedrijven chemische stoffen leveren die worden gebruikt voor dodelijke injecties in de VS. Naar aanleiding van een in september jongstleden ingesteld onderzoek nam het EP in maart een resolutie aan over het surveillanceprogramma van de NSA in de VS, toezichthoudende instanties in verschillende lidstaten en de gevolgen ervan voor de grondrechten van EU- burgers en voor de trans-Atlantische samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken. In maart werd er, op de interparlementaire bijeenkomst van het Europees Parlement en het
Amerikaanse Congres in Washington DC, opnieuw gewezen op het belang van bescherming van de privacy en de burgerlijke vrijheden in de onlineomgeving, en werd er uiting gegeven aan bezorgdheid over de mensenrechtensituatie in Syrië en Venezuela. Het EP hield in december een debat over het onderzoek van het Select Committee on Intelligence van de Amerikaanse Senaat naar het detentie- en verhoorprogramma van de CIA.
In maart nam het VN-mensenrechtencomité zijn afsluitende opmerkingen over het vierde periodieke verslag van de VS in het kader van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten aan; in augustus nam het Comité uitbanning van rassendiscriminatie zijn afsluitende opmerkingen over het gecombineerde zevende tot en met negende verslag van de
VS aan; en in november werd de VS beoordeeld door het VN-Comité tegen foltering wat betreft zijn mensenrechtenverplichtingen in het kader van het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. De EU nam deel aan die bijeenkomsten en er werd gesproken over kwesties die de EU belangrijk acht zoals detentie voor onbepaalde tijd in
Guantanamo Bay, de voorbehouden van de VS bij de verdragen, en de toepassing van de doodstraf en eenzame opsluiting. In mei bracht de VN-werkgroep mensenrechten en transnationale ondernemingen en andere bedrijven een verslag uit over haar bezoek aan de VS in 2013
X Latijns-Amerika en het Caribisch gebied
Antigua en Barbuda
De mensenrechtenprioriteiten van de EU voor Antigua en Barbuda betroffen onder meer buitensporig gebruik van geweld door de politie, slechte omstandigheden in de gevangenissen, beperkingen op de persvrijheid, discriminatie van en geweld tegen vrouwen, seksueel misbruik van kinderen, alsmede discriminatie van homoseksuelen. De EU is samen met een groep nietstatelijke actoren beleidskwesties blijven steunen en aanvatten.
In 2014 is begonnen met de uitvoering van het nationaal strategisch actieplan ter beëindiging van gendergerelateerd geweld, waarin de visie, beginselen, doelstellingen en resultaten ten aanzien van gendergerelateerd geweld in Antigua en Barbuda uiteen worden gezet. Voorts moedigde de EU de beleidsdialoog aan alsmede uitwisselingen over de "éénloket"-aanpak bij doorverwijzingen voor huiselijk geweld.
De regering hield vast aan haar standpunt dat het publiek wetshervormingen als afschaffing van de doodstraf en intrekking van wetgeving die seksuele betrekkingen tussen volwassenen van hetzelfde geslacht strafbaar stelt, niet zou steunen. De enige gevangenis wordt nog altijd geteisterd door overbevolking, geweld en smokkelpraktijken. In september werd er een nieuwe gevangenisgouverneur aangesteld en daarnaast kondigde de regering een reeks andere maatregelen ter beëindiging van de corruptie onder het gevangenispersoneel en ter verbetering van de beveiliging aan.
Argentinië
De mensenrechtendoelstelling van de EU in het kader van de betrekkingen met Argentinië is om optimaal gebruik te maken van de beschikbare instrumenten voor bilaterale samenwerking
(politieke dialoog en door de EU gefinancierde samenwerking) alsmede om deze systemen zo efficiënt mogelijk te gebruiken en op de lokale situatie te richten. Enkele thematische prioriteiten: bestrijding van de armoede, bevordering van de sociale integratie - die van de meest kwetsbaren in het bijzonder - vrouwenrechten, mensenhandel, politiemethoden, detentie-omstandigheden en waarborgen.
De samenwerking van de EU en Argentinië in multilaterale mensenrechtenfora is en blijft vruchtbaar. Mensenrechtenkwesties staan ook prominent op de bilaterale agenda van de EU en Argentinië; zie bijvoorbeeld de gezamenlijke verklaring van de EU en Argentinië over de mensenrechten (2008). In 2014 was er geen jaarlijkse mensenrechtendialoog.
De EU levert momenteel financiële steun aan projecten ter bevordering van de rechten en de toegang tot de rechter van mensen met hiv/aids, ter ondersteuning van het maatschappelijk middenveld bij de strijd tegen straffeloosheid, ter verbetering van de toegang tot de rechter van kwetsbare groepen, en ter bescherming van de rechten van inheemse gemeenschappen. Weer andere projecten zijn gericht op gendergerelateerd geweld, institutioneel geweld, politiemethoden en detentiecentra. De EU onderhoudt contacten met maatschappelijke organisaties en meer in het bijzonder met het ngo-platform van het Argentijnse netwerk voor internationale samenwerking.
In zijn internationale en multilaterale contacten is Argentinië zijn ervaringen met de rechtsgang tegen de misdaden tegen de menselijkheid die tijdens de laatste militaire dictatuur (1976-1983) zijn begaan - een vermaard proces van nagedachtenis, waarheid en gerechtigheid - blijven uitdragen.
Relevante maatregelen op dit vlak zijn en blijven onderdeel van de samenwerkingsactiviteiten van de EU.
Bahama's
In 2014 waren de mensenrechtenprioriteiten van de EU voor de Bahama’s gericht op afschaffing van de doodstraf, verbetering van de omstandigheden in detentiecentra, bevordering van de rechten van vrouwen en bescherming van vrouwen tegen gendergerelateerd geweld, alsmede op waarborging van de rechten van immigranten uit Haïti en elders. De autoriteiten van de Bahama’s handhaven de doodstraf en beschouwen deze als een doeltreffend afschrikmiddel tegen misdaad. Er zit nog altijd een persoon in de dodencel. De huidige stand van de wetgeving leidt tot een de facto moratorium op de doodstraf, aangezien het recht beroep in te stellen bij de in het VK gevestigde
Privy Council (adviesraad van de Britse vorst) voltrekking van de doodstraf in de weg staat. In november stemden de Bahama’s evenwel tegen de meest recente VN-resolutie voor een moratorium op de toepassing van de doodstraf.
In juli keurde het House of Assembly de wet inzake personen met een handicap (gelijke kansen) goed. Met deze wetgeving wordt beoogd personen met een handicap gelijke kansen te bieden en discriminatie op grond van een handicap uit te bannen. Ook voorziet de wet in de oprichting van een nationale commissie voor personen met een handicap. In november trad een nieuw immigratiebeleid in werking, uit hoofde waarvan alle niet-Bahamanen een paspoort moeten hebben ter staving van hun nationaliteit en van de toestemming om op de Bahama’s te verblijven en te werken. Naar schatting 30.000 tot 50.000 Haïtiaanse migranten en hun kinderen is het Bahamaanse burgerschap ontzegd, ondanks het feit dat een aantal van hen op de Bahama’s is geboren. Zij bezitten bovendien ook niet het Haïtiaanse burgerschap en zijn nu dus staatloos.
In 2014 moedigde de EU de Bahama’s aan om vooruitgang te boeken op het vlak van de belangrijkste aanbevelingen van de universele periodieke doorlichting over nationale mensenrechteninstellingen, de doodstraf, politioneel wangedrag en discriminatie op grond van seksuele geaardheid. Deze kwesties werden besproken tijdens de inleidende politieke dialoog krachtens artikel 8 van de Overeenkomst van Cotonou tussen de EU en de Bahama’s in oktober.
De EU was ingenomen met de in 2014 genomen initiatieven ter verbetering van de behandeling van immigranten uit Haïti en drong bij de Bahama’s aan op vooruitgang in dezen. Voorts bleef de EU bij de Bahama’s lobbyen voor bekrachtiging van het Statuut van Rome inzake het
Internationaal Strafhof.
Barbados
In 2014 waren de mensenrechtenprioriteiten van de EU in het kader van haar betrekkingen met Barbados gericht op afschaffing van de doodstraf, verbetering van de omstandigheden in de gevangenissen, het aanpakken van buitensporig politiegeweld, lijfstraffen en discriminatie van homoseksuelen, bevordering van de rechten van vrouwen en kinderen, en bestrijding van geweld tegen vrouwen. Positief zijn onder meer de voorgestelde wetgeving tot afschaffing van zowel de verplichte oplegging van de doodstraf voor moord als de toediening van lijfstraffen in gevangenissen, alsook de oprichting van een gevangenisraad voor (voorwaardelijke) invrijheidsstelling en de invoering van voorwaardelijke invrijheidstelling van gevangenen.
De EU bleef in 2014 kwesties als huiselijk geweld, de doodstraf en LGBTI-rechten aan de orde stellen bij de autoriteiten en met hen bespreken. De EU geeft leiding aan een informele werkgroep van ontwikkelingspartners en nationale diensten, die tot doel heeft om de aanpak van gendergerelateerd huiselijk geweld - dat een ernstig probleem blijft - te verbeteren. Een van de belangrijkste kwesties is de op- en vaststelling van een nieuwe wet inzake huiselijk geweld. De EU-delegatie en andere internationale organisaties hebben gezamenlijk de bevolking voorlichting gegeven, hetgeen waarschijnlijk ertoe heeft bijgedragen dat de politie van Barbados een eenheid huiselijk geweld heeft ingesteld die protocollen voor ambtenaren moet ontwikkelen met aanwijzingen voor het omgaan met gevallen van huiselijk geweld.
In Barbados zijn seksuele betrekkingen tussen volwassenen van hetzelfde geslacht nog altijd illegaal, maar uit een in 2014 gepubliceerde enquête blijkt dat een meerderheid van de bevolking tolerant is jegens homoseksuelen of hen zelfs volledig aanvaardt; ongeveer 17 % van de bevolking kan worden omschreven als daadwerkelijk homofoob. Het land begint spoedig met de uitvoering van een nieuw nationaal strategisch hiv-plan voor de periode 2014-2018, met daarin strategieën voor het bereiken van sleutelgroepen in de bevolking en ter vermindering van hiv-gerelateerde stigmatisering en discriminatie die zorgbehoevenden veelal de toegang tot zorg verhinderen. In dit verband zijn een virtuele hiv-onderzoekseenheid en andere initiatieven gestart.
Belize
De mensenrechtenprioriteiten van de EU in 2014 voor Belize betroffen onder meer verkorting van de vaak langdurige voorlopige hechtenis, stopzetting van het gebruik van buitensporig geweld door veiligheidstroepen, bestrijding van huiselijk geweld en discriminatie jegens vrouwen, en bestrijding van kindermisbruik. Ook gaf de EU prioriteit aan de bestrijding van mensenhandel en discriminatie op grond van seksuele geaardheid. Hoewel Belize voor moord en militaire misdrijven de doodstraf handhaaft, wordt het gezien als een land dat de doodstraf de facto heeft afgeschaft.
De VN-Mensenrechtenraad heeft in oktober 2013 haar tweede universele periodieke doorlichting van Belize afgerond en gedurende heel 2014 heeft de EU Belize aangemoedigd om de aanbevelingen daarvan uit te voeren, waaronder begrepen oprichting van een nationaal mensenrechteninstelling, herziening van de anti-sodomiewetgeving, bestrijding van gendergerelateerd geweld en ratificatie van essentiële mensenrechteninstrumenten. In 2014 stond Belize voor een grote mensenrechtenuitdaging; de ngo United Belize Advocacy Movement (UNIBAM) had een zaak ingesteld ten overstaan van de Inter-Amerikaanse Commissie voor de rechten van de mens (IACHR) ter betwisting van de grondwettigheid van de sodomiewetten in Belize. UNIBAM verzocht de IACHR om de regering van Belize op te dragen maatregelen in te voeren ter bescherming van de rechten van LGBTI-burgers.
De EU bleef middels besprekingen met belangrijke maatschappelijke organisaties, belangengroepen en de regering werken aan bevordering van de mensenrechten. In de eerste politieke dialoog krachtens artikel 8 van de Overeenkomst van Cotonou tussen de EU en Belize ooit, in maart van het jaar, kwamen mensenrechtenkwesties prominent aan bod. Ook in 2014 ondersteunde de EU belangrijk werk met UNICEF ter bescherming van kinderen en ter mobilisering van het maatschappelijk middenveld en zorgverleners om het geweld tegen kinderen te stoppen. Ook bleef de EU samen met partners werken aan de hervorming van het gevangeniswezen en aan verbetering van de omstandigheden in de gevangenissen.
Bolivia
De doelstellingen van de EU op het gebied van mensenrechten en democratie in het kader van haar betrekkingen met Bolivia zijn onder meer versterking van de rechtsstaat en verbetering van de toegang tot de rechter, bescherming en handhaving van de rechten van inheemse volkeren, en uitbanning van geweld tegen vrouwen en kinderen. Bolivia is uitgekozen als een van de proeflanden binnen de EU-Agenda voor maatregelen ter ondersteuning van de democratie.
Ook in 2014 was de EU met Bolivia in diverse vormen in dialoog over de mensenrechten en de democratie, onder meer in de gezamenlijke werkgroep democratie en mensenrechten die dat jaar tweemaal is bijeengekomen. Daarnaast vonden er besprekingen plaats in het kader van de dialoog op hoog niveau EU-Bolivia in november en gedurende de toezichtsactiviteiten op de uitvoering van de mensenrechtenverdragen in het kader van het stelsel van algemene preferenties (SAP +), waarbij in het bijzonder naar verkiezingskwesties, de rechten van inheemse volkeren en de rechten van het kind werd gekeken.
De EU stuurde een missie van verkiezingsdeskundigen (EEM) naar de algemene verkiezingen op 12 oktober. De EEM stelde vooruitgang vast bij de uitvoering van de aanbevelingen van eerdere verkiezingswaarnemingsmissies, maar ook nog blijvende pijnpunten, zoals de noodzaak tot versterking van het verkiezingstribunaal, tot verstrekking van meer informatie aan het publiek, en tot waarborging van een gelijke toegang van politieke organisaties tot financiële middelen.
In oktober onderging Bolivia zijn tweede universele periodieke doorlichting (UPR) in
Genève. De meeste aanbevelingen hadden betrekking op geweld tegen vrouwen en kinderen, de onafhankelijkheid en de hervorming van het rechtswezen, mensenhandel, overbevolking van de gevangenissen, discriminatie van inheemse volkeren en afro-Bolivianen, alsmede op de uitvoering van de vrijheid van meningsuiting. De EU nam deel aan de voorbereidingen voor de doorlichting en besprak de mensenrechtenprioriteiten met de Boliviaanse autoriteiten.
Naargelang het jaar vorderde, voerde de EU haar dialoog met organisaties uit het maatschappelijk middenveld op, onder meer middels overleg over de planning en de evaluatie van de EU- ontwikkelingshulp. Wat de financiële samenwerking betreft, verleende de EU met haar EIDHR steun op het vlak van preventieve hechtenis, en met haar instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede bleef zij overleg met inheemse volken, conflictbeheersing en -preventie, alsmede de vergroting van de onafhankelijkheid van het rechtswezen, ondersteunen. Hervorming van het rechtswezen is ook een van de prioriteiten van de bilaterale EU-steun aan Bolivia in de periode
2014-2016 in het kader van het instrument voor ontwikkelingssamenwerking.
Brazilië
De vierde dialoog op hoog niveau tussen de EU en Brazilië over mensenrechten vond op 25 april plaats in Brasilia. Het werd gezamenlijk voorgezeten door de speciale vertegenwoordiger van de
EU (SVEU) voor de mensenrechten, Stavros Lambrinidis, en de Braziliaanse minister van
Mensenrechten, Ideli Salvatti. In het kader van de bilaterale betrekkingen werden onderwerpen besproken als de rechten van LGBTI, mensenrechtenverdedigers, foltering, de rechten van ouderen, rassendiscriminatie, jongeren en migratie, personen met een handicap, vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, en de rechten van het kind. Besprekingen over multilaterale vraagstukken betroffen onder meer belemmeringen voor de universaliteit van de mensenrechten, samenwerking op het vlak van landenspecifieke resoluties in multilaterale fora, LGBTI, racisme, zakendoen en de mensenrechten. Voor het eerst nam er een vertegenwoordiger van het maatschappelijk middenveld deel aan de dialoog. Op 3 april vond er in Rio de Janeiro een speciaal aan mensenrechten en het maatschappelijk middenveld gewijd EU-Brazilië-seminar plaats, met het accent op mensenrechten, onderwijs en sport. De EU-delegatie in Brazilië organiseerde daarnaast een evenement over mensenrechten, onderwijs, sport en voetbal met het motto "Futuro em Jogo” (toekomst in het spel).
In april 2014 was Brazilië gastheer van de internetgovernanceconferentie NetMundial in Sao Paulo. Dit was een wereldwijde bijeenkomst van uiteenlopende belanghebbenden waar gediscussieerd werd over de toekomst van internetgovernance, met daarbij bijzondere aandacht voor de bescherming van de mensenrechten online. Meer dan 1400 belanghebbenden uit 97 landen namen deel aan deze conferentie. Namens de EU was SVEU Lambrinidis aanwezig op dit evenement, waar een pakket niet-bindende aanbevelingen werd uitgebracht voor de toekomstige ontwikkeling van internetgovernance.
Tijdens het wereldkampioenschap vonden er her en der schermutselingen plaats tussen militaire politie en betogers, waarbij tevens journalisten werden lastig gevallen en geïntimideerd. Dergelijke incidenten waren evenwel de uitzondering. Buitengerechtelijke executies bleven in 2014 een probleem. Volgens ramingen van de VN kwamen tijdens politieacties per dag circa zes personen om. Meer in het algemeen werden er in Brazilië meer dan 56.000 mensen vermoord (gegevens voor 2012).
Ook in 2014 bleef de kwestie van landrechten van inheemse volkeren een belangrijk aandachtspunt. De situatie is en blijft zeer zorgwekkend, ook gezien meerdere moorden op leiders van autochtone gemeenschappen en een gebrek aan systematische follow-up door de gerechtelijke autoriteiten. Het risico bestaat dat de kwestie nog gecompliceerder wordt als gevolg van een voorgestelde grondwettelijke hervorming. Bedoeling is om de bevoegdheid om grondbezit van inheemse volkeren te formaliseren en af te bakenen, over te hevelen van de uitvoerende macht naar het Congres, alwaar landbouwersbelangen sterk vertegenwoordigd zijn.
De EU bleef samenwerken met de federale autoriteiten belast met aangelegenheden in verband met inheemse volken, en daarnaast met het mensenrechtensecretariaat en het mensenrechtenverdedigersprogramma.
Om de mensenrechten in Brazilië te helpen bevorderen en beschermen, heeft de EU een aantal nieuwe projecten uit hoofde van verschillende financiële instrumenten opgezet, daaronder begrepen het EIDHR, het thematische begrotingsonderdeel "maatschappelijke organisaties en lokale overheden", en het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede. Tot slot zijn er nieuwe projecten opgezet ter ondersteuning van de rechten van vrouwen, kinderen, inheemse volkeren en LGBTI.
Chili
De prioriteiten van de EU op het gebied van mensenrechten en democratie in de betrekkingen met Chili betreffen onder meer de situatie van inheemse volkeren, gendergelijkheid, mensenrechtenschendingen tijdens de militaire dictatuur, ondersteuning van het maatschappelijk middenveld en internationale samenwerking.
In 2014 werd de nauwe mensenrechtensamenwerking en -dialoog met Chili voortgezet, met kwesties als de rechten van inheemse volkeren, LGBTI-rechten, gendergelijkheid en maatregelen tot vastlegging en bewaring van herinneringen aan de militaire dictatuur. Al deze onderwerpen kwamen aan bod in de politieke dialoog met de Chileense autoriteiten en stonden op de agenda van de jaarlijkse mensenrechtendialoog tussen de EU en Chili, dit jaar op 14 oktober in Santiago.
Voorts streefden de EU en Chili in internationale fora naar onderlinge afstemming over een aantal onderwerpen van wederzijds belang en kwamen zij overeen deze afstemming voort te zetten.
Andere belangrijke ontwikkelingen op het gebied van mensenrechten tijdens het jaar betroffen onder meer de toezegging van de nieuwe in maart aangetreden Chileense regering om het institutionele mensenrechtenkader van het land te ontwikkelen en te versterken. Zo werd de wetgevingsprocedure tot instelling van de functie van ondersecretaris voor de mensenrechten geopend en werd wereldkundig gemaakt dat er een ministerie van inheemse volkeren wordt opgericht. In januari vond de tweede universele periodieke doorlichting van Chili plaats, waarna het land aangaf het merendeel van de daaruit voortvloeiende aanbevelingen te zullen uitvoeren.
Gedurende het jaar zette de EU haar dialoog met het maatschappelijk middenveld voort in de vorm van overleg met ngo’s (op speciale bijeenkomsten) over kwesties aangaande de mensenrechten. In Santiago en in Brussel vonden er ontmoetingen plaats met vertegenwoordigers van Chileense en internationale middenveldorganisaties, mede ter voorbereiding van de jaarlijkse mensenrechtendialoog.
Een aantal EU-begrotingslijnen werd gebruikt ter financiering van de samenwerking met maatschappelijke organisaties en overheidsinstellingen. De EU steunde projecten op het gebied van gendergelijkheid (in samenwerking met UN Women), van versterking van middenveldorganisaties voor hun toezicht op de vorderingen in Chili, op het gebied van tenuitvoerlegging van internationale verplichtingen en op dat van antidiscriminatiewetgeving.
Colombia
De prioriteiten van de EU op het gebied van mensenrechten en democratie in de betrekkingen met Colombia omvatten straffeloosheid, de rechten van kinderen, vrouwen in conflicten, mensenrechtenverdedigers en de situatie van etnische minderheden en inheemse bevolkingsgroepen.
De EU en haar lidstaten volgen en analyseren op gezette tijden de mensenrechtensituatie in
Colombia met behulp van een plaatselijke werkgroep, waarbij missiehoofden worden ingeseind wanneer een situatie bijzonder ernstig wordt en gemeenschappelijke optreden in bijvoorbeeld de vorm van een bezoek aan een mensenrechtenorganisatie of een bezoek ter plaatse, passend en noodzakelijk wordt geacht. De plaatselijke werkgroep, onder voorzitterschap van de EU-delegatie, neemt ook het initiatief tot gezamenlijke activiteiten ter ondersteuning van de lopende inspanningen van de autoriteiten en het maatschappelijk middenveld ter verbetering van de mensenrechtensituatie.
Tijdens de op 24 oktober in Bogotá gehouden negende zitting van de mensenrechtendialoog
EU-Colombia werd van gedachten gewisseld over de herintegratie van voormalige strijders, over de lopende hervormingen in het rechtswezen, over de inrichting van een alomvattend mensenrechtenbeleid en over het proces van landteruggave, daaronder begrepen de bedreigingen en andere problemen van landteruggave-activisten en andere mensenrechtenverdedigers, alsmede de maatregelen om hen te beschermen. De EU herhaalde haar bezorgdheid over de voorgestelde hervorming van de militaire strafrechtspraak. Voorts vond er ter voorbereiding van de dialoog een seminar plaats met organisaties van het maatschappelijk middenveld.
Bij verscheidene gelegenheden - in het kader van bijeenkomsten op hoog niveau en in officiële verklaringen - uitte de EU haar politieke steun voor de lopende onderhandelingen ter beëindiging van het interne conflict met de guerrillaorganisatie FARC-EP. In een verklaring van 10 juni sprak de woordvoerder van de HV/VV de steun van de EU uit voor de initiatieven van de partijen aan de onderhandelingen om de belangen van de slachtoffers een centrale plaats in de besprekingen te geven.
Gedurende het jaar bleef het Europees Parlement veel aandacht besteden aan de mensenrechtensituatie in Colombia, in het bijzonder via een aantal schriftelijke vragen en hoorzittingen.
Een aantal projecten in verband met mensenrechten in Colombia ontvangt financiering in het kader van het EIDHR. De voornaamste onderwerpen zijn kinderen in gewapende conflicten, mensenrechtenverdedigers, steun voor intern ontheemden, teruggave van grond, inheemse gemeenschappen, en gendergerelateerd geweld. Daarnaast levert het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede middels vijf projecten financiële steun voor de uitvoering van de wet op slachtoffers en teruggave van grond, waaronder begrepen het vraagstuk van de bescherming van verzoekers tot teruggave van grond en activisten/mensenrechtenverdedigers. DG ECHO bleef ook bijstand verlenen aan de slachtoffers van het binnenlandse conflict in Colombia, met daarbij een ferm accent op intern ontheemde personen en vluchtelingen in buurlanden.
Costa Rica
Tot de doelstellingen van de EU inzake mensenrechten en democratie in het kader van de betrekkingen van de EU met Costa Rica behoren onder meer het recht op leven, bestrijding van straffeloosheid, waarborging van de veiligheid, bestrijding van discriminatie van minderheden, en vrouwenrechten.
Ook in 2014 ging de EU op uiteenlopende wijzen met Costa Rica het gesprek over mensenrechten en democratie aan, onder meer via frequente contacten met de lokale autoriteiten alsook via demarches - samen met de lidstaten van de EU - bij het ministerie van Buitenlandse
Zaken. Daarnaast kon de EU met behulp van dialogen met middenveldorganisaties inzicht behouden in de mensenrechtensituatie. In haar reguliere politieke dialoog met de autoriteiten van
Costa Rica heeft de EU herhaaldelijk de aandacht gevestigd op de drugsgerelateerde misdrijven, corruptie en veiligheid, en heeft zij haar bezorgdheid geuit over de rechten van LGBTI.
Wat de financiële samenwerking betreft, geniet Costa Rica ondersteuning van het EIDHR en van bilaterale projecten/programma’s en acties. In de loop van het jaar werd de dialoog met maatschappelijke organisaties gebruikt als basis voor het opstellen van de doelstellingen voor een begin 2015 uit te brengen oproep tot het indienen van voorstellen. Ook in 2014 verstrekte de EU Costa Rica financiële steun via het begrotingssteunprogramma PROSEC betreffende de nationale veiligheidssector en de openbare veiligheid, in het bijzonder door bij te dragen tot een beter opleidingsniveau van de politiemacht en tot een sterkere interne organisatie daarvan.
Tegelijkertijd bleef het EU-programma Emprende helpen de economische onafhankelijkheid van economisch kwetsbare vrouwen op het platteland en in marginale stedelijke gebieden te vergroten en bevorderen.
Cuba
In 2014 waren de mensenrechtendoelstellingen van de EU in het kader van haar betrekkingen met Cuba voornamelijk gericht op afschaffing van de doodstraf, ratificatie van de VN-verdragen inzake burgerrechten en politieke rechten alsmede economische, sociale en culturele rechten, vrijheid van meningsuiting en vereniging, en vrijheid van verkeer voor Cubaanse onderdanen.
Hoewel er geen formele dialoogstructuren voorhanden zijn, werd er in 2014 een belangrijke stap voorwaarts gezet in de betrekkingen tussen de EU en Cuba in 2014, en wel met de start van onderhandelingen voor een bilaterale overeenkomst inzake politieke dialoog en samenwerking.
Twee onderhandelingsrondes vonden er plaats; in april en in augustus. In alle onderhandelingshoofdstukken wordt voor de EU de rode draad gevormd door vraagstukken gerelateerd aan mensenrechten, goed bestuur, en het maatschappelijk middenveld, waardoor deze thema's ook in de toekomstige betrekkingen een centrale plaats zullen blijven innemen.
Het moratorium op de doodstraf bleef in 2014 van kracht; er werden geen nieuwe doodstraffen uitgesproken en Cuba bleef zich onthouden van stemming in de AVVN. De EU is een constructieve dialoog met de Cubaanse regering over dit onderwerp aangegaan, zowel in Havana en New York.
Dankzij een migratiewet uit 2013 zijn de meeste beperkingen voor het vrije verkeer van gewone
Cubanen - dissidenten inbegrepen - versoepeld. Dit leidde in 2014 tot meer contacten tussen vertegenwoordigers van het Cubaanse maatschappelijk middenveld in Brussel en hoofdsteden in de EU. De EU bleef nauw toezien op de toepassing van het gemeenschapsrecht, in het bijzonder met betrekking tot de leden van middenveldorganisaties en de oppositie.
Met zorg werd er eind 2013 en begin 2014 een toename waargenomen van het aantal gevallen van willekeurige en kortdurende detentie van leden van de oppositie, activisten en mensenrechtenverdedigers. Na de zomer daalden deze aantallen evenwel weer. Niettemin blijven er veel aantijgingen van pesterijen, intimidatie en in sommige gevallen zelfs geweld.
De EU-delegatie in Cuba is gevallen van repressie nauwlettend in de gaten blijven houden en heeft de Cubaanse autoriteiten bij verschillende gelegenheden zijn bezorgdheid erover overgebracht.
De EU in Havana had in het kader van de door de EU-delegatie aldaar gecoördineerde werkgroep mensenrechten contact met een breed scala aan Cubaanse middenveldvertegenwoordigers. Doel was de situatie te analyseren en volgen, met name wat betreft de vrijheid van meningsuiting en vereniging, de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging alsook wat betreft werknemersrechten. Openbare bijeenkomsten met de oppositie blijven evenwel taboe, met name voor ministers en hooggeplaatste ambtenaren van de EU en lidstaten op officieel bezoek.
De EU is steun blijven verlenen aan projecten in Cuba ter versterking van de rechten van vrouwen, adolescenten en mensen met een handicap, en spant zich zowel in haar politieke als in haar samenwerkingsactiviteiten voortdurend in voor vergroting van de betrokkenheid van onafhankelijke maatschappelijke organisaties.
Dominica
De prioriteiten van de EU inzake mensenrechten en democratie in het kader van haar betrekkingen met Dominica betreffen onder meer: het aanpakken van detentieomstandigheden in een overbevolkte gevangenis; eerbiediging van de rechten van vrouwen en kinderen, waaronder bestrijding van huiselijk geweld; LGTBI-rechten; en de nadelige positie van de inheemse
(Caribische) Kalinago-bevolking.
De regering verklaarde in het kader van de voorbereiding van de in mei plaatsgevonden tweede cyclus van de universele periodieke doorlichting, dat afschaffing van de doodstraf niet tot de onmiddellijke prioriteiten behoort. Er blijft bezorgdheid bestaan over de wetgeving die LGBTI discrimineert, over de noodzaak tot doeltreffende maatregelen ter waarborging van het recht op onderwijs voor iedereen - personen met een handicap in het bijzonder - over wetgeving tot strafbaarstelling van smaad en laster, alsmede over het feit dat zowel de doodstraf als lijfstraffen nog steeds bij wet zijn toegestaan.
Desondanks werd in de universele periodieke doorlichting gewag gemaakt van een aantal positieve ontwikkelingen in Dominica, te weten: inspanningen tot bestrijding van huiselijk geweld en geweld tegen vrouwen en kinderen, de vaststelling van een nationaal beleids- en actieplan voor gelijkheid en een gelijkwaardige behandeling van mannen en vrouwen, ratificatie van het Protocol inzake de voorkoming, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, maatregelen ter leniging van de behoeften van personen met hiv/aids, ratificatie van het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, vooruitgang in de gezondheidszorg en bij de verlaging van het sterftecijfer onder de 5 jaar, de verstrekking van gratis basis- en middelbaar onderwijs, alsmede een vaste uitnodiging voor de speciale procedures van de VN. De EU-delegatie in Dominica ondersteunt en financiert de werkzaamheden ter bestrijding van huiselijk geweld (oproep tot het indienen van voorstellen uit hoofde van het EIDHR in 2015). Een panel van niet-statelijke actoren (NSA) ontvangt in het kader van de faciliteit voor technische samenwerking van het tiende EOF de nodige financiering van de
EU en ook verstrekt de EU financiële steun aan de tenuitvoerlegging van de armoedebestrijdingsstrategie van de nationale overheid.
Dominicaanse Republiek
De prioriteiten van de EU inzake mensenrechten en democratie in het kader van haar betrekkingen met de Dominicaanse Republiek betreffen onder meer bestrijding van gendergerelateerd geweld, bevordering van de eerbiediging van de rechten van het kind - en in het kader daarvan onder meer bestrijding van kinderarbeid en kinderprostitutie - bestrijding van discriminatie op grond van seksuele geaardheid, verdediging en bevordering van de rechten van Haïtiaanse gastarbeiders en hun in de Dominicaanse Republiek geboren nakomelingen, alsmede verdediging van de rechten van personen met een handicap.
De Dominicaanse Republiek is een functionerende democratie met een sterk presidentschap waar in het recente verleden als vrij en eerlijk beschouwde verkiezingen zijn gehouden. Politici worden evenwel niet vertrouwd, veelvuldig zijn er beschuldigingen van corruptie, en straffeloosheid is alom aanwezig. Het ontbreken van toegang tot het recht is ook een belangrijk mensenrechtenprobleem.
Ondanks de groeiende steun voor institutionalisering en sociale cohesie, blijven de maatschappelijke opvattingen in sommige sectoren en religieuze instellingen diep conservatief, en zijn ook corruptie, vriendjespolitiek en autoritair geweld nog altijd een pijnpunt. De mensenrechten worden formeel geëerbiedigd en ook zijn alle desbetreffende verdragen geratificeerd, met uitzondering van het Verdrag inzake het voorkomen van staatloosheid.
De controversiële uitspraak van het Grondwettelijk Hof van september 2013, waardoor duizenden in de Dominicaanse Republiek geboren personen van buitenlandse (hoofdzakelijk Haïtiaanse) afkomst de facto staatloos zijn geworden, bleef ook in 2014 bron van zorg. De EU heeft de autoriteiten van de Dominicaanse Republiek aangespoord om dit ernstige probleem op te lossen.
Middels nauwe contacten met zowel de Dominicaanse regering als mensenrechtenverdedigers en - organisaties houdt de delegatie van de EU de situatie nauwlettend in het oog.
De EU bleef de hervorming van de overheidsadministratie, de bilaterale relaties tussen de
Dominicaanse Republiek en Haïti, alsook de werkzaamheden op het gebied van bestuur en mensenrechten, steunen. De EU ondersteunt via het EIDHR projecten op uiteenlopende gebieden en ook heeft zij middels het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede gefinancierd programma een belangrijke bijdrage geleverd aan het in goede banen leiden van de Haïtiaanse migratie en verwante kwesties. Verder onderhoudt de EU, voornamelijk via haar delegatie in het land, regelmatige contacten met middenveldorganisaties. Er vinden jaarlijks bijeenkomsten tussen mensenrechtenverdedigers en EU-ambassadeurs plaats over gevoelige onderwerpen in verband met de mensenrechten.
Ecuador
De doelstellingen van de EU op het vlak van mensenrechten en democratie in het kader van de betrekkingen met Ecuador zijn onder meer: de legitimiteit van de werkzaamheden van mensenrechtenverdedigers vergroten, de deelname van het maatschappelijk middenveld aan overheidsbeleid aanmoedigen, de vrijheid van meningsuiting ondersteunen en zorg dragen voor een betere bescherming van kwetsbare groepen, waaronder inheemse volkeren en minderheden, migranten, vrouwen en kinderen.
De mensenrechtendialoog met Ecuador werd in 2014 voortgezet, en wel in de vorm van een adhocmensenrechtendialoog in mei, van een specifieke vergadering met mensenrechtenverdedigers, en van besprekingen over de mensenrechten tijdens de in november gehouden dialoog op hoog niveau tussen de EU en Ecuador. Bij gelegenheid daarvan wezen de Ecuadoraanse autoriteiten met nadruk op de nieuwe, in de grondwet van 2008 verankerde rechten en vrijheden alsmede op de resultaten op het gebied van sociale vooruitgang en non-discriminatie. De EU echter gaf juist uiting aan haar bezorgdheid over de toenemende beperkingen op de vrijheid van meningsuiting en van vereniging, alsmede over de strafbaarstelling van sociaal protest, de onafhankelijkheid van het rechtsstelsel en de slinkende speelruimte voor het maatschappelijk middenveld. Onder verwijzing naar Ecuadors kritische standpunt ten aanzien van het Inter-Amerikaanse mensenrechtensysteem, wees de EU nadrukkelijk op het universele karakter van de mensenrechten en op de noodzaak tot bevordering van de rol van supranationale beschermingsregelingen.
In februari vonden er lokale verkiezingen plaats zonder dat er zich gewelddadige incidenten of schendingen van de mensenrechten voordeden. De verkiezingen waren ook goed voorbereid en gaven enige vooruitgang te zien voor wat betreft de organisatie van het stemproces. De EU was voor deze verkiezingen niet gevraagd om als waarnemer op te treden.
In 2014 versterkte de EU via het proces van opstelling van de routekaart voor samenwerking met het maatschappelijk middenveld haar dialoog met middenveldorganisaties. In oktober vond op verzoek van middenveldorganisaties een bijeenkomst plaats waarbij de EU informatie verstrekte over de gevolgen van de handelsovereenkomst tussen de EU en Ecuador.
Wat financiële samenwerking betreft, ontvangt Ecuador middelen uit verschillende thematische begrotingslijnen, ter financiering van uiteenlopende mensenrechtenprojecten (EIDHR, migratie en asiel, het programma "Investeren in mensen", niet-statelijke actoren). Momenteel steunt de EU projecten ter bescherming van mensenrechtenorganisaties, ter vergroting van hun capaciteiten, en ter bescherming van migrantenrechten. Hiernaast komt er naar aanleiding van een begin 2014 gepubliceerde aanbestedingsprocedure door het EIDHR financiering voor de volgende doelen beschikbaar: bevordering van de publieke dialoog op gemeenschapsniveau, bevordering van de burgerparticipatie en versterking van het wetgevend proces in de Nationale Assemblee, alsook bevordering van de ecologische, economische, sociale en culturele rechten van kwetsbare bevolkingsgroepen.
El Salvador
De doelstellingen van de EU op het gebied van mensenrechten en democratie in de betrekkingen met El Salvador zijn verbetering van de sociale cohesie en de universele toegang tot economische en sociale rechten, voorkoming van maatschappelijk geweld, en bevordering van de gendergelijkheid. In 2014 werden de werkzaamheden voortgezet, zowel middels bilaterale samenwerking met de regering als middels de financiering van door maatschappelijke organisaties of lokale autoriteiten opgezette en uitgevoerde projecten.
De EU stuurde in 2014 een missie van verkiezingsdeskundigen (EEM) naar El Salvador voor de presidentsverkiezingen van februari en maart. De EU complimenteerde de autoriteiten met het hoogstaande niveau van het verkiezingsproces en moedigde de Hoge Kiesraad aan rekening te houden met de aanbevelingen van de EEM, onder meer ten aanzien van de noodzaak tot scheiding van de administratieve en de rechtsprekende taak van de Hoge Kiesraad.
In geregelde politieke dialoog met de Salvadoraanse autoriteiten besprak de EU mensenrechtenvraagstukken, waaronder de migrantenkinderencrisis, openbare onveiligheid, en sociale, economische en culturele rechten. Ook heeft zij opnieuw aangedrongen op ratificatie van internationale mensenrechteninstrumenten als het Statuut van Rome en het tweede facultatief protocol bij het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. Voor dit laatste is dit inmiddels gebeurd en wat betreft het Statuut van Rome is, met de behandeling door de
Wetgevende Vergadering van een wetsvoorstel voor ratificatie, enige vooruitgang geboekt.
De EU legde verklaringen af en organiseerde in coördinatie met de lidstaten van de EU evenementen tijdens de Werelddag tegen de doodstraf en de Dag van de mensenrechten. Ook gaf de EU berichten af over geweld tegen vrouwen, LGBTI-rechten, minderheden, mensensmokkel, migrantenkinderen, risicojongeren, en de noodzaak tot afschaffing van de nog altijd in de grondwet verankerde doodstraf - ook in geval van oorlog. Gedurende 2014 bleef de EU in dialoog met middenveldorganisaties, onder meer tijdens overleg voorafgaand aan de publicatie van een aanbestedingsprocedure. Ook hield zij bijeenkomsten met mensenrechtenverdedigers, internationale ngo’s in El Salvador en met het Bureau voor de verdediging van de mensenrechten. El Salvador sprak tezamen met andere Midden-Amerikaanse landen zijn tevredenheid uit over de in juli 2014 goedgekeurde EU-strategie voor burgerveiligheid.
Wat financiële samenwerking betreft, is El Salvador begunstigde van het EIDHR, dat projecten financiert waarmee beoogd wordt mensenrechtenorganisaties te versterken en slachtoffers en getuigen noodhulp te verlenen. De EU is El Salvador financiële steun blijven verlenen uit het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede, en wel middels een oproep tot het indienen van voorstellen voor het ondersteunen van vrouwenrechtenverdedigers en middels activiteiten ter rehabilitatie van gedetineerde vrouwen.
Grenada
De EU bleef op uiteenlopende wijzen met Grenada besprekingen voeren over mensenrechten en democratie, onder meer over de doodstraf, de omstandigheden in de gevangenissen, seksueel misbruik, huiselijk geweld, en de discriminatie van LGBTI. In haar politieke dialoog met Grenada pleitte de EU herhaaldelijk voor afschaffing van de doodstraf en handhaving van de wetgeving ter bescherming van personen tegen discriminatie op grond van hun seksuele gerichtheid, genderidentiteit of van vrijwillige seksuele betrekkingen tussen personen van hetzelfde geslacht.
De EU en andere internationale organisaties spoorden de in 2014 opgezette doorlichtingscommissie aan om aan te bevelen alle wetgeving - strafwetgeving inbegrepen - houdende verbod of bestraffing van vrijwillige seksuele betrekkingen tussen personen van hetzelfde geslacht in te trekken, om zowel seksuele gerichtheid als genderidentiteit in de nationale wetgeving aan te merken als onwettige gronden voor discriminatie, alsmede om beleid en initiatieven ter bestrijding van discriminatie te ontwikkelen en uit te voeren. Bij de grondwetherziening wordt niet overwogen de doodstraf af te schaffen maar wel erkent Grenada het bestaan van een "de facto moratorium". De laatste keer dat de doodstraf werd voltrokken was in 1978 en voor zover bekend is voor het laatst in 2002 een doodvonnis uitgesproken. In augustus ratificeerde Grenada het Verdrag over de rechten van personen met een handicap.
Guatemala
De doelstellingen van de EU op het gebied van mensenrechten en democratie in de betrekkingen met Guatemala zijn: versterking van het gerechtelijk apparaat, bevordering van de ratificatie en volledige uitvoering van internationale verdragen, terugdringing van maatschappelijke conflicten, ondersteuning van de uitvoering van de huidige wetgeving inzake vrouwenmoord en geweld tegen vrouwen, alsmede verbetering van het beschermingsmechanisme voor mensenrechtenverdedigers. In 2014 werden de werkzaamheden op dit vlak voortgezet, en wel door middel van invoering van een specifiek toezichtssysteem, van ontmoetingen met het maatschappelijk middenveld, de particuliere sector, mensenrechtenverdedigers en de regering, alsmede via beleidsdialoog. De jaarlijkse bijeenkomst van mensenrechtenverdedigers vond plaats in november. De EU-delegatie nam ook diverse maatregelen ter versterking van de "filtergroep", een in samenwerking met de lidstaten van de EU, Noorwegen en Zwitserland door de EU gecoördineerd intern mechanisme om toe te zien op modelgevallen van bedreigingen en aanvallen tegen mensenrechtenverdedigers en om gezamenlijk actie te ondernemen indien dit nodig wordt geacht.
In september 2014 vond naar aanleiding van de uiterst problematische toestand van de vrijheid van vereniging een IAO-missie plaats. De conclusie daarvan was vierledig, te weten dringende noodzaak tot: onderzoek naar de misdaden tegen vakbondsleden, afkondiging van maatregelen ter bescherming van vakbondsmedewerkers, nieuwe wetgeving en organisatie van een campagne over de vrijheid van vereniging. Gezien de inspanningen van de overheid is het besluit over de instelling van een onderzoekscommissie met betrekking tot de niet-inachtneming door Guatemala van de vrijheid van vereniging (IAO-Verdrag, 1948 (nr. 87)) uitgesteld tot de zitting van de Raad van
Bestuur van de IAO in maart 2015.
In 2014 bleef de EU samen met de IAO werken aan bevordering van de vrijheid van vereniging en van de sociale dialoog in Guatemala.
Daarnaast herhaalden de EU in haar reguliere politieke dialoog met de autoriteiten haar pleidooien voor: de rechtsstaat overeenkomstig internationale normen, bescherming van mensenrechtenverdedigers, versterking van de dialoogmechanismen, uitvoering van het
Statuut van Rome, een gedetailleerde follow-up van de aanbevelingen van de universele periodieke doorlichting, afschaffing van de doodstraf, en steun voor specifieke resoluties van de VN-Mensenrechtenraad.
De EU onderstreepte ook het belang van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en bleef toezicht houden op de berechting van personen die beschuldigd zijn van mensenrechtenschendingen tijdens de interne gewapende conflicten. De EU volgde verscheidene geruchtmakende gevallen van aanslagen op mensenrechtenverdedigers en gevallen van sociale conflicten, en financierde een nationale campagne, uitgevoerd door Acción Ciudadana, ter bevordering van de transparantie in het openbaar bestuur. In maart gaf de EU een gezamenlijke verklaring met nationale en internationale belanghebbenden uit ter ondersteuning van de rechtsstaat en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in het kader van de gerechtelijke benoemingen en de vervanging van de procureur-generaal. Guatemala toonde zich, samen met andere Midden-Amerikaanse landen, ingenomen met de EU-strategie voor burgerveiligheid, goedgekeurd in juli 2014.
In de loop van het jaar voerde de EU haar dialoog met organisaties van het maatschappelijk middenveld op door het organiseren van een reeks mensenrechtenoverlegvergaderingen en bewustmakingsinitiatieven. Zij betrok het maatschappelijk middenveld bij de tenuitvoerlegging van de associatieovereenkomst tussen de EU en Midden-Amerika, regionale integratieprocessen en het SAP + toezicht, en voerde een dialoog met alle belangrijke vakverenigingen. Wat betreft de financiële samenwerking profiteert Guatemala van het EIDHR, in het kader waarvan projecten worden uitgevoerd ter bestrijding van geweld tegen vrouwen, versterking van de bescherming van mensenrechtenverdedigers en van kinderen en jongeren, en met het oog op een bredere vertaling en verspreiding van de EU-richtsnoeren over mensenrechtenverdedigers. Politieke en financiële steun is ook verstrekt aan de internationale commissie tegen straffeloosheid in Guatemala (CICIG) en andere organisaties ter bevordering van mensenrechten en sociale inclusie.
Guyana
Guyana is nog steeds een kwetsbare, zich geleidelijk verstevigende democratie met een multietnische, multireligieuze bevolking. Het boekte enige vooruitgang bij de opbouw van nationale vermogens op het gebied van bestuursinfrastructuur en in diverse sectoren van de economie. De
EU wees geweld binnen het gezin (waaronder ook seksueel geweld), kindermisbruik en rechten van LGBTI aan als de belangrijkste mensenrechtenkwesties die dienen te worden aangepakt in het kader van haar betrekkingen met Guyana. Handel in personen en prostitutie van vrouwen en kinderen in afgelegen mijngebieden blijven ernstige problemen.
Hoewel het land een de facto moratorium op de doodstraf in acht neemt, is de doodstraf nog steeds verankerd in de grondwet. Afschaffing van de doodstraf werd aan de orde gesteld in de politieke dialoog tussen Guyana en de EU, die plaatsvond in februari in het kader van artikel 8 van de
Overeenkomst van Cotonou. De Guyanese regering is met een openbare raadpleging over dit onderwerp begonnen.
De EU blijft organisaties van het maatschappelijk middenveld steunen via het programma "nietstatelijke actoren en plaatselijke autoriteiten" en via het EIDHR. In 2014 liepen er verscheidene programma's, die onder meer gericht waren op steun voor slachtoffers van huiselijk en seksueel geweld, de handhaving van rechten van LGBTI, empowerment van Amerindiaanse gemeenschappen, en versterking van de pers en radio en televisie om mensenrechten en democratische ontwikkeling te bevorderen en openbare dialoog en betrokkenheid van burgers te vergemakkelijken.
Haïti
Mensenrechten en democratie zijn topprioriteiten voor de EU in het kader van haar betrekkingen met Haïti. Dit omvat meer bepaald: consolidatie van democratie en van democratische instellingen, bevordering van de rechtsstaat, vrouwenrechten, met inbegrip van de bestrijding van op gender gebaseerd geweld, rechten van kinderen, waaronder de kwestie van kinderen die in omstandigheden van huishoudelijke slavernij leven (Restavek), verbetering van het slecht functionerende rechtsstelsel en de erg slechte detentievoorwaarden, en versterking van de organisaties van het maatschappelijk middenveld die voor mensenrechten en mensenrechtenverdedigers pleiten.
In het kader van haar politieke dialoog met de Haïtiaanse regering en andere relevante institutionele actoren bleef de EU erop aandringen de gemeentelijke en parlementsverkiezingen die al lang hadden moeten plaatsvinden, zonder verder uitstel te houden. Het verkiezingsproces werd uitgesteld omdat de gewijzigde kieswet in de Senaat geblokkeerd was geraakt, tegen de achtergrond van eisen om de samenstelling van de voorlopige kiesraad te wijzigen, verzoeken om politieke gevangenen vrij te laten, en andere klachten. De EU droeg 5 miljoen euro bij aan het door het
Ontwikkelingsprogramma van de VN (UNDP) beheerde gezamenlijke fonds voor de organisatie van de verkiezingen. Ter ondersteuning van institutionele capaciteitsopbouw financierde de EU drie projecten, in het kader van het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede, uitgevoerd door respectievelijk de Club van Madrid, IDEA en het UNDP, met als doelstelling het verstrekken van advies op hoog niveau, het vergemakkelijken van de interinstitutionele dialoog, en versterking van het functioneren van de politieke partijen en de rechterlijke macht.
In 2014 ratificeerde Haïti een aantal internationale instrumenten voor de mensenrechten, met inbegrip van de facultatieve protocollen bij het Verdrag inzake de rechten van het kind betreffende de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie, en de betrokkenheid van kinderen bij gewapende conflicten. Haïti trad ook toe tot het Protocol inzake economische, sociale en culturele rechten. In oktober presenteerde Haïti aan de 112e zitting van de VN-Commissie voor de rechten van de mens zijn verslag over de uitvoering van het Internationaal Protocol inzake burgerrechten en politieke rechten.
Verschillende zorgpunten zijn echter niet aangepakt en vereisen dringen corrigerende maatregelen. Hiertoe behoren: niet-vervolgd gebruik van buitensporig geweld en mishandeling door wetshandhavingsinstanties, zeer slechte detentieomstandigheden en zeer langdurige voorlopige hechtenis (75% van de totale gevangenisbevolking is in afwachting van een proces), een slecht functionerend rechtsstelsel, mensenhandel, wijdverbreide schendingen van rechten van vrouwen en kinderen, met inbegrip van op gender gebaseerd geweld en kinderen die in omstandigheden van huishoudelijke slavernij leven, en grote sociaaleconomische ongelijkheden.
Een gebrek aan institutionele capaciteit en middelen blijven een ernstige belemmering vormen voor de uitvoering van bestaande en nieuwe wetgeving op het gebied van de mensenrechten.
De EU zette ook haar dialoog met het maatschappelijk middenveld voort met het oog op de opstelling van een routekaart die gericht is op een grotere participatie van organisaties van het maatschappelijk middenveld in de activiteiten van de EU en ter verbetering van hun capaciteiten op het gebied van belangenbehartiging bij de Haïtiaanse autoriteiten. In het kader van het EIDHR werden in 2014 zes nieuwe projecten geselecteerd voor financiering, en werden speciale EIDHR- subsidies (kleine subsidies) gegund aan drie niet-gouvernementele organisaties om hun veiligheid te versterken, aangezien zij bedreigingen hadden ontvangen.
Honduras
De doelstellingen van de EU op het gebied van mensenrechten en democratie in het kader van haar betrekkingen met Honduras zijn onder meer de versterking van de rechtsstaat en het nationale systeem voor de bevordering van de mensenrechten en de bescherming van mensenrechtenverdedigers en kwetsbare groepen. De EU bleef in 2014 op verschillende manieren, onder meer in het kader van de politieke dialoog voor ontwikkeling en samenwerking, met Honduras besprekingen over mensenrechten en democratie voeren. De situatie in Honduras blijft vanwege aanvallen, pesterijen en geweld tegen mensenrechtenverdedigers en kwetsbare groepen zorgwekkend.
In de regelmatige politieke dialoog EU-Honduras worden regelmatig de voornaamste uitdagingen zoals de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat, armoede, sociale ongelijkheid, het aantal moorden, corruptie in het openbaar bestuur en de hoge mate van straffeloosheid aan de orde gesteld. Tijdens het bezoek van president Juan Orlando Hernández aan Brussel in oktober wees de EU op het belang van mensenrechten, veiligheid en hervormingen op het gebied van justitie. De regering verklaarde zich bereid deze belangrijke uitdagingen aan te pakken en samen te werken met de internationale gemeenschap, en was ingenomen met de EU-strategie voor burgerveiligheid, die in juli 2014 is aangenomen.
Na de algemene verkiezingen in het najaar van 2013 bracht de EU-verkiezingswaarnemingsmissie (EOM) in februari 2014 haar eindverslag uit met een aantal aanbevelingen, ook over de hervorming van het kiesstelsel. De EU-delegatie hield gedurende het hele jaar toezicht op de situatie en publiceerde in november een perscommuniqué, in de context van het binnenlandse debat over de hervorming van het kiesstelsel, onder verwijzing naar de EOM-aanbevelingen en het belang van het houden van een debat over inclusieve, participatieve en transparante democratische processen.
Andere belangrijke ontwikkelingen waren het officiële verzoek van de regering voor een landenkantoor van het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten, en de jeugdmigratiecrisis die zich voordeed in juni en werd aangepakt via donorcoördinatieinitiatieven (internationale conferentie over migratie in juli in Honduras).
De dialoog van de EU met het maatschappelijk middenveld over mensenrechten en democratie werd in 2014 opgevoerd met de oprichting van een "Grupo Enlace" (platform voor dialoog) en de ontwikkeling van een routekaart voor samenwerking met de maatschappelijke organisaties om, onder meer, de selectie van Honduras voor de universele periodieke doorlichting 2015 te bespreken. Wat de financiële samenwerking betreft, profiteert Honduras van het EIDHR, in het kader waarvan een aanbestedingsprocedure ter ondersteuning van mensenrechtenverdedigers en ter versterking van de sociale controle op het gebied van de rechten van de mens werd voorbereid voor publicatie.
Honduras profiteert ook van de relevante bilaterale programma’s zoals EuroJusticia, een steunproject op het gebied van mensenrechten en de actie van het maatschappelijk middenveld ter bevordering van de rechten van migranten.
Jamaica
Wat betreft Jamaica waren de prioriteiten van de EU op het gebied van mensenrechten in
2014 onder meer: werken aan afschaffing van de doodstraf, aanpakken van beweerde misdragingen van de ordediensten, bestrijding van discriminatie op grond van seksuele gerichtheid en verbetering van de behandeling van LGBTI, verbetering van de detentievoorwaarden, vooral voor kinderen, rehabilitatie van gedetineerden, en bevordering van de rechten van vrouwen en kinderen, waaronder betere toegang tot justitie. Jamaica handhaaft de doodstraf voor moord, hoewel het land sinds 1988 een de facto moratorium handhaafde met betrekking tot de voltrekking ervan. Jamaica stemde in november tegen de meest recente VN-resolutie voor een moratorium op de toepassing van de doodstraf. Misdragingen van de politie blijven een punt van grote zorg voor mensenrechtenactivisten in Jamaica. Ondanks enkele verbeteringen, bijvoorbeeld het aantal dodelijke schietpartijen met de politie, dat in 2014 gehalveerd is, blijft de frequentie van dergelijke gebeurtenissen zorgwekkend.
De EU bespreekt regelmatig mensenrechtenkwesties met de regering van Jamaica en mensenrechten speelden een zeer belangrijke rol in de tweede politieke dialoog in het kader van artikel 8 van Cotonou tussen de EU en Jamaica, die in november plaatsvond. In de loop van het jaar spoorde de EU Jamaica aan tot ratificatie van het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof en de resterende belangrijke verdragen op het gebied van de mensenrechten, evenals tot uitvoering van de hangende aanbevelingen van de universele periodieke doorlichting uit het verslag van 2010.
In 2014 bevorderde de EU de mensenrechten door middel van een aantal activiteiten en partnerschappen, waaronder ondersteuning van de onafhankelijke commissie voor onderzoek
(Indecom), die onderzoek doet naar vermeende excessen en misbruiken door overheidsfunctionarissen. Zij verleende ook steun aan belangrijke niet-gouvernementele organisaties die werken met kinderen in detentie, reclassering van gedetineerden, vorming op het gebied van ouderschap, het leven in het algemeen en sociale vaardigheden, modernisering, rechten van LGBTI, opleiding op het gebied van mensenrechten en pleitbezorging. De EU startte het programma recht, veiligheid, verantwoordingsplicht en transparantie dat is gericht op versterking van het bestuur en toezicht in de sectoren veiligheid en justitie. In samenwerking met de regering ging het 11e
Europees Ontwikkelingsfonds voor Jamaica in 2014 van start met aanzienlijke steun voor het verbeteren van de toegang tot justitie, met name voor vrouwen en kinderen.
De EU werkte samen met onderwijsgroepen op het gebied van bewustmaking van seksuele risico’s en ter bevordering van veiliger seks en gedragsverandering. De EU werkte ook samen met Unicef voor de ontwikkeling van een toolkit betreffende de mensenrechten van kinderen, waarvan de presentatie samenviel met de 25e verjaardag van het Verdrag inzake de rechten van het kind. De EU bleef ook steun verlenen voor gendergelijkheid en het versterken van de positie van vrouwen door middel van een reeks activiteiten in het land.
Mexico
In haar betrekkingen met Mexico richt de EU haar aandacht vooral op belangrijke vraagstukken die ten grondslag liggen aan de ernstigste schendingen van de mensenrechten: het strafrechtsysteem, met inbegrip van straffeloosheid, foltering, willekeurige detentie, militaire rechtspraak, eerlijke rechtsbedeling en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, gendergerelateerd geweld, bedreigingen jegens mensenrechtenverdedigers en journalisten, en de rechten van kwetsbare groepen (vooral inheemse volken en migranten).
Mexico heeft nog steeds te kampen met zware openbareveiligheidsproblemen en uitdagingen op het gebied van de eerbiediging van de mensenrechten, alsook bij de bestrijding van georganiseerde criminaliteit en corruptie. De verdwijning van en vermeende moord op 43 studenten in Iguala,
Guerrero, in september leidde tot massale betogingen in heel het land, waardoor Mexico's grote problemen op het gebied van straffeloosheid en corruptie zijn blootgelegd, en die de inspanningen van de huidige federale regering om zich te concentreren op economische hervormingen overschaduwen. De regering reageerde met een pakket initiatieven voor de hervorming van de politie en de economische ontwikkeling van de meest achtergebleven staten van Mexico.
De vierde dialoog op hoog niveau tussen de EU en Mexico over mensenrechten vond in maart in
Brussel plaats. Onder leiding van de SVEU voor mensenrechten en de Mexicaanse minister van
Buitenlandse Zaken omvatte de dialoog een druk bijgewoonde bijeenkomst van het maatschappelijk middenveld, waarvan de aanbevelingen door de ngo's werden gepresenteerd tijdens de dialoog.
Beide partijen zijn vastbesloten om samen te werken in de strijd tegen terrorisme, georganiseerde criminaliteit, geweld tegen vrouwen en gendergerelateerde discriminatie. De EU-delegatie in
Mexico gaf, samen met de EU-lidstaten, gedurende dit jaar drie lokale verklaringen uit: in februari ter veroordeling van de journalist Gregorio Jiménez in de deelstaat Veracruz, in juni in verband met de moord op journalist Jorge Torres Palacios in de staat Guerrero, en in oktober betreffende de verdwijning van 43 studenten en het buitengerechtelijk doden van 22 personen in Tlatlaya. Na een debat in het kader van de "urgentieprocedure" in oktober uitte het Europees Parlement in een resolutie zijn bezorgdheid over de verdwijning van de 43 studenten en drong het aan op meer steun van de EU voor de versterking van staatsinstellingen en de mensenrechten en de strijd tegen de georganiseerde misdaad.
De EU zette haar dialoog met organisaties uit het maatschappelijk middenveld voort, en hield haar tweede seminar voor maatschappelijke organisaties in maart. De EU-delegatie versterkte haar betrokkenheid bij niet-gouvernementele organisaties via de permanente werkgroep met het maatschappelijk middenveld betreffende de mensenrechten, die in 2014 drie vergaderingen hield: in februari, mei en november. Overeenkomstig de plaatselijke richtsnoeren inzake mensenrechtenverdedigers zetten de EU-delegatie en de missies van de lidstaten hun reguliere werkzaamheden met mensenrechtenverdedigers voort. Er werden inspectiebezoeken aan de staten Chiapas en Chihuahua afgelegd en bijeenkomsten gehouden met vertegenwoordigers op hoog niveau van de federale autoriteiten van de ministeries van Buitenlandse Zaken, Binnenlandse zaken en Migratie.
De EU bleef van nabij de ontwikkelingen volgen in het dossier inzake Jyri Jaakkola, een Finse burger en helper van lokale mensenrechtenverdedigers, die in 2010 in Oaxaca werd gedood. De
EU-delegatie, in nauwe coördinatie met de ambassade van Finland, droeg bij aan het organiseren van ontmoetingen voor bezoekende leden van het Europees Parlement in juni en voor de ouders van het slachtoffer en juristen in november, als follow-up van het onderzoek naar de dood van
Jaakkola en om druk te blijven uitoefenen op de autoriteiten om deze zaak op te lossen.
Op multilateraal niveau zetten de EU en Mexico hun constructieve contacten voort door overleg in New York, Genève en Mexico-Stad. In de zitting van de Mensenrechtenraad in maart antwoordde Mexico op de aanbevelingen in de universele periodieke doorlichting van oktober
2013. Mexico stemde in met 166 van de 176 aanbevelingen, en heeft deze opgenomen in het nationale programma voor de rechten van de mens. De weigering om een einde te maken aan de bepalingen in verband met detentie voorafgaand aan de tenlastelegging, "arraigo" genoemd, in de wetgeving van verschillende staten, blijft een punt van zorg, hoewel de frequentie van dergelijke detenties is gedaald.
De samenwerking van de EU verliep parallel aan de politieke prioriteiten in het kader van de toewijzing uit het bilaterale instrument voor ontwikkelingssamenwerking (IOS), in het kader van het EIDHR en van het instrument voor niet-statelijke actoren (NSA). Het uit het IOS gefinancierde "laboratorium voor sociale cohesie II" begon zijn werkzaamheden in 2014 en bevat een belangrijk onderdeel over mensenrechten en toegang tot justitie, met specifieke nadruk op gendergerelateerd geweld, onwettig gebruik van geweld, bescherming van mensenrechtenverdedigers en journalisten en de rechten van inheemse volken, alsook verlening van steun voor de hervorming van het strafrechtstelsel.
Het EIDHR steunt projecten ter versterking van, onder meer, het werk van mensenrechtenverdedigers door te zorgen voor bescherming, documentatie en rechtsbijstand wanneer zij worden aangevallen of bedreigd. In juni werd een lokale oproep gepubliceerd tot het indienen van voorstellen uit hoofde van het NSA-instrument ter ondersteuning van ngo’s, ter versterking van de capaciteiten en de rol van het maatschappelijk middenveld als speler op het vlak van belangenbehartiging, dialoog, bewaking, evaluatie van het beleid en de praktijken van de overheid met betrekking tot nationale strategieën, en ter vergemakkelijking van de deelname van niet-overheidsactoren aan de uitvoering en monitoring van het beleid en de praktijken op het gebied van openbare veiligheid en wetshandhaving.
Nicaragua
De doelstellingen van de EU betreffende mensenrechten en democratie in het kader van haar betrekkingen met Nicaragua zijn: versterking van het nationale kader voor de bestrijding van op gender gebaseerd geweld, aanmoediging van een vrij maatschappelijk middenveld dat actief is op het gebied van bevordering en bescherming van mensenrechten en in staat is beleidsdiscussies aan te gaan betreffende de nationale ontwikkelingsagenda, steun aan inspanningen om de rechtsstaat te versterken (transparantie, efficiency, verantwoordingsplicht), bevordering van de sociale, educatieve en gezondheidsrechten van de meest kwetsbare groepen door middel van ontwikkelingssamenwerking, en steun voor initiatieven voor capaciteitsopbouw en vergroting van het sociale bewustzijn onder jongeren.
In 2014 werd verder gewerkt op deze terreinen. Bijzondere nadruk werd gelegd op de universele periodieke doorlichting van Nicaragua en het versterken van de dialoog met het maatschappelijk middenveld. De EU wees opnieuw op het belang van belangrijke kwesties zoals transparantie, versterking van goed bestuur, bevordering van de scheiding van de machten en electorale kwesties. Tegelijkertijd heeft de EU een analyse gemaakt van de onlangs goedgekeurde hervorming van het militaire wetboek en de nieuwe wet inzake de nationale politie, en met de mogelijke effecten van strategische infrastructuurprojecten op sociale en ecologische rechten. De EU hield ook nauw toezicht op aspecten die van invloed zijn op de burgerveiligheid in het noordelijk deel van het land, en onderstreepte de noodzaak van transparante onderzoeken en onpartijdige processen. Ten slotte is speciale aandacht besteed aan de follow-up van de situatie van de rechten van inheemse volken en de eerbiediging van de rechten van gedetineerden in de procesfase of die reeds zijn veroordeeld, alsook de omstandigheden in het nationale gevangeniswezen.
Wat financiële samenwerking betreft, ging de EU door met het bevorderen van de mensenrechten via de thematische lijnen EIDHR en niet-overheidsactoren en lokale overheden (NSA-LA). In 2014 zijn twee nieuwe projecten goedgekeurd, met betrekking tot gendergeweld en genderonderwijs.
Andere lopende EIDHR-projecten, waarvan er in totaal zestien waren, hadden betrekking op de volgende vraagstukken: burgerparticipatie, herstelrecht voor minderjarigen, bevordering van mensenrechten met nadruk op de Caribische kustregio, vrouwenrechten en LGBTI-rechten. In 2014 werd een totaal van 50 projecten betreffende niet-overheidsactoren en lokale overheden uitgevoerd, waarvan het merendeel betrekking had op economische en sociale rechten.
In de loop van het jaar was de EU actief betrokken bij de coördinatie van donoren inzake veiligheid en de rechtsstaat binnen het coördinatiemechanisme voor nationale samenwerking met de nationale politie, en bracht zij indien nodig in andere technische donorcoördinatiefora mensenrechtenkwesties ter sprake.
Panama
De doelstellingen van de EU op het gebied van mensenrechten en democratie in haar betrekkingen met Panama omvatten steun voor de rechten van inheemse volken, verbetering van detentieomstandigheden, samenwerking met het maatschappelijk middenveld, bevordering van internationale mensenrechtenmechanismen en verbetering van de EU-coördinatie. In 2014 behoorden tot de activiteiten van EU-diplomaten een ontmoeting met de directeur van het gevangeniswezen om bezorgdheid te uiten over de omstandigheden in de gevangenissen, met name onhygiënische omstandigheden, gebrek aan water, levensmiddelen van slechte kwaliteit en gebrek aan medische zorg, en andere bijeenkomsten met maatschappelijke organisaties en mensenrechtenverdedigers.
Wat de financiële samenwerking betreft, wordt via twee door de EU gefinancierde bilaterale programma’s gewerkt aan de oplossing van enkele van de genoemde problemen. Het programma "steun voor sociale samenhang", dat door het ministerie van Sociale Ontwikkeling wordt uitgevoerd, omvat activiteiten ten behoeve van inheemse volken en organisaties zoals de technische versterking van Amunika, een groep van gemeenten in het gebied Ngöbe- Buglé. Dit programma heeft ook indirect tot doel de economische en sociale rechten van deze gemeenschap, in de armste regio’s van het land, te beschermen door middel van decentralisatie en de financiering van plaatselijke projecten. In 2014 startte de EU een nieuw bilateraal programma over samenwerking op het gebied van veiligheid in Panama (Secopa), met als doel het verbeteren van coexistentie en burgerveiligheid op basis van een alomvattende, evenwichtige en op mensenrechten gebaseerde aanpak van de hervorming van de veiligheidssector in Panama. Het zal bijdragen tot versterking van het openbaar ministerie en de hervorming van het gevangeniswezen in overeenstemming met mensenrechten- en internationale normen, en ondersteuning van de rehabilitatie en sociale re-integratie van jonge delinquenten. In de loop van het jaar was de EU actief betrokken bij de coördinatie van donoren op het gebied van veiligheid en de rechtsstaat in het kader van Secopa en ook in andere fora.
Organisaties van de civiele samenleving en ngo's in Panama kunnen in aanmerking komen voor steun van het EIDHR, maar er waren geen projecten in uitvoering in 2014. De voorbereidingen werden gestart voor een nieuwe oproep tot het indienen van voorstellen voor 2015 met het oog op de financiering van nieuwe projecten in het land.
Paraguay
De prioriteiten van de EU op het gebied van mensenrechten en democratie in haar betrekkingen met Paraguay omvatten: verbetering van het functioneren van het rechtsstelsel en het gevangeniswezen, de institutionalisering van de mensenrechten, de bescherming van de rechten van kinderen, vrouwen, LGBTI, inheemse volken, de bestrijding van mensenhandel en eerbiediging van ecologische rechten. De EU bleef zich op diverse manieren voor deze kwesties inzetten, onder meer tijdens de vergadering van het Gemengd Samenwerkingscomité EU-Paraguay in november en door toezicht op de uitvoering van de mensenrechtenverdragen in het kader van het stelsel van algemene preferenties (SAP +).
Wat de financiële samenwerking betreft, verleende het EIDHR steun voor inheemse vrouwen, de bestrijding van mensenhandel en de publicatie en verspreiding van een jaarlijks verslag over de mensenrechten opgesteld door organisaties van het maatschappelijk middenveld. Na een oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het EIDHR het afgelopen jaar waren verdere projecten in voorbereiding ter ondersteuning van de rechten van de vrouw en de rechten van inheemse volken in de Paraguayaanse Chaco, en betreffende versterking van de rol van het maatschappelijk middenveld bij het toezicht op het kiesstelsel. Voorts vormen democratie, participatie en institutionele versterking een van de prioritaire sectoren voor de bilaterale ontwikkelingshulp van de EU aan
Paraguay in 2014-2020.
Peru
Tot de prioriteiten van de EU op het gebied van mensenrechten en democratie in haar betrekkingen met Peru behoren: follow-up van het nationale mensenrechtenplan van juli 2014, de rechten van inheemse volken en de uitvoering van de wet over voorafgaande raadpleging, de aanbevelingen van de Commissie voor Waarheid en Verzoening, economische en sociale rechten, vrijheid van vergadering, mensenrechtenverdedigers, vrouwenrechten, mensenhandel en kinderarbeid.
De dialoog over de mensenrechten met Peru werd in 2014 opgevoerd met de eerste formele technische dialoog over mensenrechten in juli, als aanvulling op de besprekingen in het kader van de jaarlijkse dialoog op hoog niveau. Er werd onder meer gesproken over verbeteringen van het democratisch systeem, de rechten van werknemers en de bevordering van de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven, de strijd tegen corruptie, het verzoeningsbeleid en herstelbetalingen aan slachtoffers, en sociale integratie. Het werk zal worden voortgezet met het oog op institutionalisering van de dialoog door middel van een formele taakomschrijving.
In juni en juli bezochten de missiehoofden van de EU en commissaris voor Ontwikkeling Piebalgs Ayacucho, de regio die het meest te lijden heeft onder het geweld van het "Lichtend Pad". Hun bezoek leverde een politieke impuls aan het stagnerende debat over de uitvoering van de aanbevelingen van de Commissie voor Waarheid en Verzoening. De EU en Duitsland steunen de
"herdenkingsplaats", een museum in Lima dat de herinnering aan de slachtoffers eert en in stand houdt.
De EU-delegatie onderhield nauwe contacten met organisaties van het maatschappelijk middenveld, het bureau van de ombudsman en overheidsorganen, en besprak met hen de situatie van de mensenrechten, mensenrechtenverdedigers en inheemse volken. Zij sprak haar bezorgdheid uit over het doden in september van vier inheemse leiders, naar verluidt door illegale houtkappers, en wees op de bredere vraagstukken landeigendomsrechten, mijnbouw- en bosbouwconcessies, alsook op illegale handel en corruptie. De EU-financiering voor mensenrechtenprojecten in Peru in de loop van het jaar steunde projecten die gericht zijn op verbetering van de toegang tot de rechter voor kwetsbare groepen, oplossing van sociale conflicten langs democratische weg, vermindering van geweld en discriminatie op grond van seksuele gerichtheid en ras, en vergroting van de politieke participatie van vrouwen.
Peru bleef een betrouwbare partner in internationale fora en sloot zich dicht bij de standpunten van de EU aan bij de stemmingen in de Algemene Vergadering van de VN en de Raad voor de rechten van de mens, waarvan Peru in 2014 lid was. Peru was een van de initiatiefnemers van de eerste wereldconferentie betreffende inheemse volken en gaf, als gastland van de 20e VN- conferentie over klimaatverandering, zichtbaarheid aan inheemse gemeenschappen als volwaardige partij bij de overeenkomst.
Saint Kitts en Nevis
De prioriteiten van de EU op het gebied van mensenrechten en democratie in de betrekkingen met Saint Kitts en Nevis omvatten het waarborgen van bescherming van rechten in verband met situaties van nationale en burgerveiligheid, drugsgerelateerde criminaliteit en het bestrijden van geweld in de samenleving en de toepassing van lijfstraffen en de doodstraf. Overbevolking en inhumane omstandigheden in detentiecentra blijven belangrijke punten van zorg. De EU ondersteunt beleids- en institutionele hervormingen op de gebieden veiligheid en beveiliging en sociale bescherming. De dialoog over de mensenrechten vindt in dit verband plaats.
De laatste voltrekking van de doodstraf vond in 2008 plaats en er is in het land geen sprake van een moratorium. Volgens de Wereldcoalitie tegen de doodstraf zijn er zeven personen in het land die ter dood zijn veroordeeld. De regering is van mening dat haar sociale context en de toenemende misdaadcijfers het zeer moeilijk maken om tegenover haar bevolking een besluit om de rechtbanken die strafoptie te ontnemen, te rechtvaardigen. Vrijwillige seksuele betrekkingen tussen volwassenen van hetzelfde geslacht zijn nog steeds illegaal in St. Kitts en Nevis.
Saint Lucia
De EU bleef op verschillende manieren de discussie met Saint Lucia over mensenrechten en democratie aangaan over onderwerpen als de doodstraf, huiselijk geweld, rechten van LGBTI, kindermisbruik, bruut politieoptreden en geweld van bendes. In haar politieke dialoog pleitte de
EU consequent voor afschaffing van de doodstraf, voor grotere verantwoordingsplicht van de politie, en voor handhaving van de wetgeving ter bescherming van personen tegen discriminatie op grond van hun seksuele gerichtheid, genderidentiteit of vrijwillige seksuele betrekkingen tussen personen van hetzelfde geslacht. Het land handhaaft de doodstraf voor moord en hoogverraad, maar sinds 2002 is de verplichte oplegging hiervan stopgezet.
Hoewel de regering enkele maatregelen heeft genomen om ambtenaren die misbruik plegen te vervolgen, is de procedure voor onderzoeken naar politieambtenaren langdurig, omslachtig en leidt deze vaak niet tot een resultaat. Wanneer zeldzame gevallen uiteindelijk tot een proces leiden, worden de betrokkenen vaak vrijgesproken, hetgeen de schijn wekt van de facto straffeloosheid. Er werd beperkte vooruitgang geboekt bij de lopende onderzoeken naar de twaalf dodelijke schietpartijen door de politie in 2011, maar de verslagen werden eind 2014 verwacht.
Seksuele betrekkingen tussen volwassenen van hetzelfde geslacht blijven illegaal. Hoewel de wetgeving zelden wordt toegepast, bleef de sociale discriminatie van LGBTI wijdverbreid. De ngo Sterk en Verenigd, de enige LGBTI-organisatie in Saint Lucia, hield een belangrijke workshop voor mediamedewerkers als onderdeel van een door de EU gefinancierd regionaal project met de
International Gay and Lesbian Human Rights Commission.
In juni heeft het Comité voor de rechten van het kind van de Verenigde Naties de gecombineerde tweede tot en met vierde universele periodieke doorlichtingen van Saint Lucia besproken. Het was verheugd over de goedkeuring van verschillende wetgevingsmaatregelen, waaronder de wet tegen bendevorming van 2014. Tevens nam het nota van de bekrachtiging in 2014 van het Facultatief
Protocol bij het Verdrag inzake de rechten van het kind betreffende de betrokkenheid van kinderen bij gewapende conflicten, waarmee een positieve trend van toetreding tot of bekrachtiging van belangrijke verdragen en protocollen inzake de mensenrechten werd voortgezet. Niettemin drong het comité er bij Saint Lucia met klem op aan vraagstukken in verband met lijfstraffen, begeleiding en verantwoordelijkheden van ouders, kinderen zonder gezin, mishandeling en verwaarlozing, gezondheidszorg voor jongeren, economische uitbuiting van kinderen, met inbegrip van kinderarbeid, seksuele uitbuiting en seksueel misbruik, en het jeugdstrafrecht aan te pakken. Het comité was bezorgd over het feit dat lijfstraffen nog steeds worden gezien als een geoorloofde manier om kinderen te corrigeren en over het grote aantal gevallen van incest en seksueel misbruik van meisjes en jongens.
Saint Vincent en de Grenadines
De prioritaire gebieden van de EU voor actie op het gebied van mensenrechten en democratie in haar betrekkingen met Saint Vincent en de Grenadines omvatten huiselijk geweld, seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes, en occasioneel gebruik van buitensporig geweld door de politie. Andere vraagstukken op het gebied van de mensenrechten hebben onder meer betrekking op de gebrekkige transparantie van de overheid, mensenhandel en kindermisbruik. Het land is gevoelig voor grensoverschrijdende smokkel en lokale teelt van illegale drugs, met negatieve gevolgen voor de sociale structuur. Seksuele betrekkingen tussen volwassenen van hetzelfde geslacht blijven onwettig en sociale discriminatie van LGBTI bleef wijdverbreid.
Hoewel het land voor moord en hoogverraad de doodstraf handhaaft, wordt aangenomen dat het land de doodstraf de facto heeft afgeschaft. Rechterlijke beslissingen in de loop der jaren hebben het uitvoeren van executies in Saint Vincent en de Grenadines in hoge mate bemoeilijkt. Na een golf van moorden in november gingen er onder hoge autoriteiten evenwel stemmen op die verklaarden dat de regering de doodstraf opnieuw zou moeten bekijken om te zien of deze ertoe zou kunnen bijdragen het hoge moordcijfer te doen verminderen.
Het partnerschap en de dialoog over mensenrechtenkwesties tussen de autoriteiten van de EU en Saint Vincent en de Grenadines werd aangevuld door een panel van niet-statelijke actoren dat steun op het gebied van genderbewustwording verstrekte aan plaatselijke organisaties van het maatschappelijk middenveld ter bevordering van het recht om te participeren in het openbare leven. Het probleem van huiselijk geweld en de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen werd gesteund via sociale investeringsfondsen en begrotingssteun van het 10e EOF (Europees
Ontwikkelingsfonds).
Suriname
Tot de prioriteiten van de EU op het gebied van mensenrechten en democratie in haar betrekkingen met Suriname behoren: het aanpakken van wetgevingsproblemen, verbetering van de omstandigheden in gevangenissen en detentiecentra en verkorting van de lange perioden van voorlopige hechtenis, bestrijding van huiselijk geweld tegen vrouwen en seksueel geweld, preventie van vrouwen- en kinderhandel met het oog op voor seksuele uitbuiting, en bevordering van rechten van LGBTI. Er is ook bezorgdheid over: wijdverbreide corruptie bij de overheid, gevallen van intimidatie van de pers, discriminatie van vrouwen, Marrons (afstammelingen van ontsnapte slaven), Amerindianen en andere minderheden, en kinderarbeid in de informele sector.
Ontwerpwetgeving tot afschaffing van de doodstraf is goedgekeurd door het parlement en moet nog door de president worden ondertekend.
Een routekaart met de belangrijkste gebieden van samenwerking met Surinaamse maatschappelijke organisaties voor de periode 2014-2017, die in juni werd afgerond na overleg met het Surinaamse maatschappelijk middenveld, noemde huiselijk geweld, mensenhandel en de afschaffing van de doodstraf als gebieden waarop de samenwerking tussen de EU en het maatschappelijk middenveld een positief effect zou kunnen hebben. In mei is een oproep gedaan tot het indienen van voorstellen ter ondersteuning van actoren van het maatschappelijk middenveld in Suriname die werkzaam zijn op het gebied van de mensenrechten (politieke, burgerlijke, economische, sociale en culturele rechten) en democratisering. Er werd begonnen aan de voorbereiding van een project ter versterking van de toezichtscapaciteit van maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor mensenrechten en democratie.
Trinidad en Tobago
De prioriteiten van de EU op het gebied van mensenrechten en democratie in haar betrekkingen met Trinidad en Tobago omvatten: zorgen voor afschaffing van de doodstraf, bevordering en bescherming van de rechten van kinderen, bestrijding van discriminatie van LGBTI, en verbetering van de omstandigheden in gevangenissen en eerbiediging van de rechten van gedetineerden. De EU bleef besprekingen over de mensenrechten met Trinidad en Tobago aangaan, op diverse manieren, waaronder politieke dialoog en deelname aan fora van het maatschappelijk middenveld.
In haar regelmatige politieke dialoog met de regering van Trinidad en Tobago herhaalde de
EU haar pleidooi voor handhaving van het huidige moratorium op executies en uiteindelijk de afschaffing van de doodstraf, voor het onwettig maken van discriminatie van LGBTI door middel van wetswijzigingen, en voor de doeltreffende en tijdige uitvoering van het Verdrag inzake de rechten van het kind, en met name de toetreding tot de facultatieve protocollen daarbij.
De EU heeft verklaringen afgelegd ter gelegenheid van de internationale dag tegen homofobie, de Werelddag tegen de doodstraf en de Universele dag van het kind. De EU benadrukte dat de bestaande wetgeving van het land betreffende gelijke kansen, immigratie en seksuele strafbare feiten bepalingen bevat die LGBTI discrimineren. De EU onderstreepte dat de doodstraf inhumaan is en het fundamentele universele recht op leven schendt. Wat betreft de universele dag van het kind riep de EU op tot de snelle uitvoering van het Verdrag inzake de rechten van het kind en de snelle toetreding tot de facultatieve protocollen inzake de betrokkenheid van kinderen bij gewapende conflicten, en inzake de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie.
In de loop van het jaar zette de EU haar dialoog met organisaties uit het maatschappelijk middenveld voort, onder meer door deel te nemen aan maandelijkse vergaderingen met LGBTI- groepen. Wat betreft de financiële samenwerking hebben Trinidad en Tobago voor het eerst geprofiteerd uit het Europees instrument voor democratie en mensenrechten en een oproep tot het indienen van voorstellen is gepubliceerd in december. De doelstelling is het bevorderen van respect voor de fundamentele mensenrechten en vrijheden in Trinidad en Tobago door het ondersteunen van activiteiten die zijn gericht op afschaffing van de doodstraf, bevordering van de gelijkheid van vrouwen en mannen, en bescherming van de rechten van LGBTI.
Uruguay
Tot de doelstellingen van de EU op het gebied van mensenrechten en democratie in haar betrekkingen met Uruguay behoren steun voor de hervorming en modernisering van het strafrechtsysteem, het gerechtelijk apparaat en het gevangeniswezen, versterking van de eerbiediging van de rechten van vrouwen en kinderen, versterking van het anti-discriminatiebeleid, en bevordering van burgerveiligheid en mensenrechten.
In het kader van de regelmatige politieke dialoog van de EU met de autoriteiten van Uruguay in het Gemengd Comité, dat in juni vergaderde, bevestigden beide partijen hun gehechtheid aan het universele systeem van de bescherming van de mensenrechten en uitten zij hun tevredenheid over de universele periodieke doorlichting. Zij wisselden van gedachten over de hervorming van het
Inter-Amerikaans mensenrechtensysteem, dat Uruguay wenst te versterken. De EU en Uruguay zetten hun vruchtbare samenwerking in internationale mensenrechtenfora voort, onder meer wat betreft de resoluties van de 69e Algemene Vergadering van de VN over de rechten van het kind en de doodstraf.
Met het vlotte en vreedzame verloop van de verkiezingen in oktober en november werd opnieuw blijk gegeven van Uruguay's voorbeeldige democratische gezindheid. Andere belangrijke ontwikkelingen gedurende het jaar waren: een grondwettelijk referendum in oktober over een voorstel om de leeftijd voor strafrechtelijke aansprakelijkheid van 18 naar 16 jaar te verlagen, hetgeen werd afgewezen, en de aankomst in Uruguay in oktober van vijf Syrische families uit een vluchtelingenkamp in Libanon. Een tweede groep die wordt verwacht in 2015 zou het aantal door Uruguay voor volledige hervestiging aanvaarde Syrische vluchtelingen op 120 brengen. In december kwamen 6 gevangenen (vier Syriërs, een Tunesiër en een Palestijn) uit het detentiecentrum van Guantánamo Bay naar Uruguay voor hervestiging als vluchtelingen. President Mujica had met deze hervestiging ingestemd, maar verwierp de voorwaarde van de VS dat zij gedurende ten minste twee jaar in Uruguay moeten blijven alvorens zij naar het buitenland mogen reizen.
Uruguay onderging in januari zijn tweede universele periodieke doorlichting (UPR), werkte hieraan zeer constructief mee en erkende de resterende problemen. Uruguay aanvaardde onmiddellijk 187 van de 188 ontvangen aanbevelingen. De uitzondering was er een op basis van zogenaamde "traditionele waarden" die in strijd zijn met het beginsel van non-discriminatie
(Bangladesh pleitte voor bescherming van het gezin gedefinieerd als gebaseerd op een relatie tussen een man en een vrouw.). In juli hield de EU-delegatie een jaarlijkse bijeenkomst met het maatschappelijk middenveld met ngo’s die financiële middelen van de EU krijgen. Er werd een werkgroep mensenrechten met lidstaten van de EU opgericht voor de follow-up van mensenrechtenkwesties in Uruguay, met inbegrip van de uitvoering van de aanbevelingen van de universele periodieke doorlichting.
Uruguay profiteert van het EIDHR, en in 2014 liepen er projecten op het gebied van burgerveiligheid, de rechten van de vrouw en de rechten van het kind, geweld tegen vrouwen, seksueel misbruik, en sociale cohesie. Voorts bleef de EU financiële steun bieden via het bilaterale programma met de titel "steun voor de hervorming van het Uruguayaanse strafrechtstelsel en gevangeniswezen" met het oog op de verbetering van de levenskwaliteit en de re-integratie van gedetineerden in de maatschappij en op de arbeidsmarkt.
Venezuela
De EU heeft geen formele politieke dialoog met de Venezolaanse regering, maar ad hoc besprekingen over de mensenrechten vinden plaats tijdens de vergaderingen tussen de EU- delegatie en de ambassades van de lidstaten met de Venezolaanse autoriteiten. Een jaarlijkse uitwisseling tussen de EU en Venezolaanse mensenrechtenverdedigers werd door de EU in juni in Caracas georganiseerd.
Na de omstreden presidentsverkiezingen van 2013 braken in februari straatprotesten uit.
Gedurende een aantal maanden vonden gewelddadige confrontaties tussen betogers en veiligheidstroepen plaats. 43 mensen kwamen om, 1 095 mensen raakten gewond en 3 337 personen werden gearresteerd, waaronder studenten en oppositieleiders, met name Leopoldo López van de partij Voluntad Popular en Daniel Ceballos, burgemeester van de gemeente San Cristóbal.
Deze laatsten waren onder degenen die gevangengenomen werden en een proces krijgen wegens vermeende betrokkenheid bij de protesten. In totaal waren er in november nog 69 mensen in de gevangenis, op grond van uiteenlopende beschuldigingen in verband met de straatprotesten.
In februari heeft de HV/VV, samen met het Bureau van de Hoge Commissaris van de VN voor de rechten van de mens de Venezolaanse autoriteiten opgeroepen ervoor te zorgen dat tegen de vastgehouden personen ingebrachte beschuldigingen onpartijdig worden onderzocht, te beslissen over de wettigheid van hun aanhouding, of hun vrijlating te gelasten. In latere verklaringen (in maart en april) gaf de HV/VV uiting aan bezorgdheid over de aanhouding van politieke figuren en studenten. Zij wees op het belang van eerbiediging van de mensenrechten en de vrijheid van meningsuiting in alle omstandigheden, en vroeg om regionale inspanningen voor het bevorderen van een dialoog tussen alle partijen.
Het Europees Parlement nam in februari een resolutie aan waarin het uiting gaf aan zijn diepe bezorgdheid over de arrestatie van studenten en oppositieleiders en aandrong op hun onmiddellijke vrijlating. Het hele jaar door bleef de EU de zaken van de oppositieleiders en studenten van nabij volgen, en bleven de diplomatieke vertegenwoordigers van de EU de rechtszittingen van Leopoldo López, alsook de lopende zaak van rechter Maria Lourdes Afiuni waarnemen.
Wat praktische steun betreft, hebben de delegatie van de EU en de lidstaten een groot aantal projecten met de Venezolaanse regering en ngo’s gefinancierd met het oog op versterking van de mensenrechten en de democratie. In 2014 ging het onder meer om steun voor opleidingsprogramma’s voor de veiligheidstroepen, het bieden van technische ondersteuning aan de nationale assemblee, het bevorderen van democratische dialoog, ondersteuning van democratische participatie van inheemse gemeenschappen, en steun voor de verlening van juridische bijstand aan vluchtelingen.
19 jun '15 |
Ontwerp van jaarverslag van de EU over mensenrechten en democratie in de wereld in 2014 NOTE |
General Secretariat of the Council 9593/15 COR 1 |