Ontwerpbesluit van de Raad waarbij de Republiek Oostenrijk wordt gemachtigd tot het ondertekenen en bekrachtigen van, en Malta tot het toetreden tot, het Verdrag van ’s-Gravenhage van 15 november 1965 inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken, in het belang van de Europese Unie - Verklaring van het Verenigd Koninkrijk - Hoofdinhoud
Documentdatum | 23-11-2015 |
---|---|
Publicatiedatum | 24-11-2015 |
Kenmerk | 13240/15 ADD 1 |
Van | General Secretariat of the Council |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Raad van de Europese Unie Brussel, 23 november 2015 (OR. en)
13240/15
Interinstitutioneel dossier: ADD 1
2013/0177 (NLE) i
JUSTCIV 245
NOTA I/A-PUNT van: het secretariaat-generaal van de Raad aan: het Coreper / de Raad nr. vorig doc.: 13656/15 JUSTCIV 252 Nr. Comdoc.: 10748/13 JUSTCIV 144 Betreft: Ontwerpbesluit van de Raad waarbij de Republiek Oostenrijk wordt
gemachtigd tot het ondertekenen en bekrachtigen van, en Malta tot het
toetreden tot, het Verdrag van ’s-Gravenhage van 15 november 1965
inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van
gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in
handelszaken, in het belang van de Europese Unie
-
-Verklaring van het Verenigd Koninkrijk
Het Verenigd Koninkrijk staat volledig achter de toetreding van Malta tot, en de bekrachtiging door Oostenrijk van, het Verdrag van ’s-Gravenhage van 1965 inzake de betekening en de kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken (het Verdrag).
Het Verenigd Koninkrijk blijft betwisten dat de EU exclusieve externe bevoegdheid heeft met betrekking tot dit voorgestelde besluit van de Raad. Het is niet aangetoond dat de uniforme en coherente toepassing van de parallelle interne regels van de EU kan worden ondermijnd door de werking van het Verdrag tussen een lidstaat van de EU en een derde staat die partij is bij dat Verdrag.
Volgens het Verenigd Koninkrijk is het besluit van de Raad overbodig, en zijn Oostenrijk en
Malta gerechtigd het Verdrag te bekrachtigen, c.q. ertoe toe te treden, zonder dat de Europese Unie daarvoor toestemming moet geven.
Het vraagstuk van de exclusieve externe bevoegdheid heeft invloed op alle werkzaamheden van de EU en ingrijpende gevolgen voor de wijze waarop de EU en haar lidstaten zich internationaal engageren. Het Verenigd Koninkrijk is ingenomen met het feit dat dit aspect van het voorstel uitvoerig is besproken in de groep, en hecht groot belang aan dergelijke besprekingen, niet alleen over individuele dossiers, maar meer horizontaal, met het oog op een samenhangende en doeltreffende analyse van de test en de toepassing ervan.
Niettegenstaande het voorgaande merkt het Verenigd Koninkrijk op dat het, in overeenstemming met de bepalingen van Protocol nr. 21 bij de Verdragen, de voorzitter van de Raad heeft meegedeeld dat het wenst deel te nemen aan de vaststelling van dit besluit, en de opneming van het woord "bijgevolg" in de tekst van overweging 6 foutief acht. Het feit dat het Verenigd Koninkrijk deelneemt aan Verordening 1393/2007 i of zelfs Verordening 1215/2012 i stelt de bepalingen van Protocol nr. 21 in zijn visie niet buiten werking.