Wat hoop geeft en waar we zuinig op moeten zijn

Met dank overgenomen van R. (Roel) Kuiper i, gepubliceerd op dinsdag 1 november 2016, 20:00.

Voorzitter,

De staat van het land

Het lijkt erop dat dit kabinet straks afscheid zal nemen nadat het de volle termijn heeft voltooid. Dat is een prestatie die we voor het laatst hebben gezien in de periode 1994-1998. Dit is te meer bijzonder daar het kabinet niet kon rekenen op een meerderheid in deze Kamer en steeds wisselende steun moest vinden voor een stevig hervormingsbeleid. Wij hebben daar als ChristenUnie onze bijdrage aan geleverd, al hebben we bij de aanvang van dit kabinet gevraagd waar de wijsheid was gebleven van de formulering dat een kabinet moet kunnen rekenen op een ‘vruchtbare samenwerking met de Staten-Generaal’. Wij zijn kritisch geweest op een door de Tweede Kamer behartigde formatie, ook voor de verhouding tussen beide Kamers.

Toch heeft dit kabinet kunnen regeren en maatregelen kunnen treffen om de inkomsten en uitgaven van de overheid structureel weer in balans te brengen. We denken aan de ingrepen in de woningmarkt, de AOW, de arbeidsmarkt, de langdurige zorg. De overheidsfinanciën zijn meer toekomstbestendig en de kosten van de vergrijzing op het gebied van zorg en AOW beheersbaar.

De ingrepen hebben ook hun prijs gekend. De lasten voor burgers zijn toegenomen en de schuldenpositie van huishoudens is niet wezenlijk verbeterd. De economische groei is broos, zeker in een instabiele internationale situatie, en de langdurige werkloosheid blijft relatief hoog. Er heeft hier een zekere afwenteling plaatsgevonden. De inzet op strenge bezuinigingen heeft er helaas ook toe geleid dat klassieke taken van de overheid onder druk zijn komen te staan. Het defensiebudget is onverantwoord laag. Wij hebben daar bij herhaling op gewezen. De operationele slagkracht van leger en politie is aangetast en de het functioneren van de rechtsspraak staat onder druk. Onze fractie is van mening dat de klassieke staatstaken op het gebied van veiligheid, bescherming van burgers en het functioneren van de rechtsstaat op orde moet zijn en, zoals de Raad van State het uitdrukt, ‘bestendige betrouwbaarheid’ moet vertonen. Alleen zo kunnen we maatschappelijke veranderingen aan.

De opgaven voor de komende periode liggen in versterking van rechtsstaat en krijgsmacht, in de vergroting van werkgelegenheid en arbeidszekerheid, het werkelijk verduurzamen van economische groei, en, last but not least, het vormgeven van de zeer noodzakelijke energietransitie. Onze fractie is blij verrast met de Transitiecoalitie die zich heeft gevormd onder aanvoering van het bedrijfsleven en mensen als Pieter van Oord. Deze coalitie mikt op een echt langetermijnperspectief. Er wordt gepleit voor een klimaatautoriteit en een klimaatwet die de doelstellingen voor 2050 bevat. Wat vindt de regering hiervan? Denkt ze hierin mee?

Ontevreden mensen

Het kabinet durft het aan te zeggen dat ons land sterker uit de crisis is gekomen. Maar de paradox is dat ondanks de economische herstelbeweging de bevolking zich bezorgd toont over maatschappelijke spanningen en uiting geeft aan sociale onvrede. Er is een kloof tussen de leefwerelden van autochtoon en allochtoon, tussen de belangen van jongeren en die van ouderen, tussen werkenden-met-een-vaste-baan en niet-werkenden, en intussen moeten ‘hitsers’ en ‘splitsers’ worden weersproken.

Misschien is de paradox minder opzienbarend dan gedacht. Het kabinet heeft het belang van het eigen huishoudboekje behartigd, maar hoe zit het met de bestaanscondities van burgers? Heeft de Grote Crisis ons niet versterkt in het gevoel dat wij in een risicosamenleving leven? Huizen, banen, pensioenen zijn niet ‘safe’. Er hangt voortdurend onzekerheid in de lucht, mede door toegenomen internationale onveiligheid en grote maatschappelijke veranderingen. De ambivalente reacties op de komst van vluchtelingen maken dat duidelijk. Veel mensen zijn bezig vooral de opgaven in hun eigen bestaan te behartigen.

Voorzitter, het is niet vreemd dat het thema van morele verbinding en de kwaliteit van de samenleving weer op de agenda komt. Een samenleving wordt niet gelukkig van geld alleen, maar leeft van gedeelde idealen en onderlinge betrokkenheid. Hierin hebben burgers een opgave, maar de overheid ook. Die moet bestendig en betrouwbaar zijn, houvast kunnen bieden in tijden van grote verandering. Dat gaat verder dan het kloppend krijgen van de cijfers. Wat voor samenleving willen we zijn? Waarop spreken we elkaar aan? De overheid is geen geluksmachine, maar kan wel hoop bieden. Dat doet ze onder meer door ondersteuning te bieden van een publieke moraal.

Hoop

Toen Barack Obama voor het eerst campagne voerde met het thema ‘hoop’ verbond hij dat thema met ‘gemeenschappelijke waarden’. Hij vond dat in een gepolariseerd land deze waarden weer moesten worden ‘uitgegraven’, teruggewonnen op krachten van globalisering, individualisering en economisering. Hij noemde er direct al twee: opofferingsgezindheid en plichtsbetrachting. Dat zijn waarden die het geheel ten goede komen, daarmee bouw je aan een land en een samenleving. Het is niet het geld, niet de staatskas, niet de economie die ons hierin inspireert, maar onze manier van leven met elkaar, waarin wij onze idealen terug kunnen zien, waarin we het opnemen voor elkaar, hoe verschillend we ook zijn, waarbij we ons gezien en geaccepteerd weten en voldoening scheppen uit werk dat positief ergens aan bijdraagt.

Onze tijd heeft behoefte aan gemeenschappelijke waarden. Mag een visie volgens de minister-president de ‘olifant in de kamer’ zijn, deze gemeenschappelijke waarden zijn dat hopelijk niet. Na het hervormingsbeleid van de afgelopen jaren is het tijd voor deze agenda. De WRR diende ons enkele jaren geleden met de publicatie Waarden, normen en de last van gedrag en het lijkt me heel nuttig deze draad weer op te pakken.

De overheid heeft hierin een eigen taak heeft. Normen en waarden komen mee in wetgeving en beleid en vragen in elk geval om een handhavende overheid. Wij kunnen lang en breed praten over normen en waarden die voor iedereen van betekenis moeten zijn, maar als de overheid niet optreedt tegen wetsovertreders en grijze zones laat bestaan, is dit spreken krachteloos. Toezicht en inspectiediensten moeten van hoge kwaliteit zijn. Dit kabinet heeft al een eerste stap gezet met de versterking van de eerst uitgeklede Voedsel- en Warenautoriteit. Is de minister-president het met me eens dat een volgend kabinet deze lijn moet doortrekken en handhaving tot prioriteit zou moeten maken?

Vervolgens is het belangrijk dat wij ‘gemeenschappelijke waarden’ niet alleen benoemen - Obama sprak zelfs over ‘uitgraven’ - , maar ze ook daadwerkelijk bespreken, niet alleen in de politiek, maar vooral in de samenleving. Wij spreken over de identiteit van Nederland en hebben het dan over waarden die voor iedereen van betekenis zouden moeten zijn, voor ingezetenen en nieuwkomers. We doen dan alsof die waarden evident zijn, maar dat zijn ze vaak niet. Die waarden kunnen alleen evident zijn als we ze delen, bespreken en zuinig zijn op instituties die ze uitdragen. Dit vraagt echt geen scherpgeslepen debatten op de ‘moral highgrounds’ van ieders overtuiging (dat is de grondfout van het voorstel voor stervenshulp bij ‘voltooid leven’, met zijn sterke liberale inkleuring van het autonomiebegrip), maar om de herkenning van morele inzichten die we allen kunnen delen. Over de waarde van opofferingsgezindheid en plichtsbetrachting bijvoorbeeld. Die inzichten worden verdiept door inroeping van ieders overtuiging. Dat is waardevol en verbindend. Het is noodzakelijk dat we dit type gesprek gaan voeren met elkaar.

Bij wijze van voorbeeld noem ik twee gemeenschappelijke waarden; ze komen uit de ‘grondtekst’ van de participatieverklaring die nieuwkomers moeten ondertekenen: solidariteit en vrijheid. Ik neem aan dat we deze inderdaad erkennen als gemeenschappelijke waarden. Beide waarden roepen om een gesprek over onderliggende morele houdingen. Solidariteit wil zeggen dat we beloven elkaar niet in de steek te zullen laten. De samenleving is niet maar een contract, maar ook een verbond van mensen. We laten mensen er niet alleen voor staan als ze gebrek hebben aan gezondheid, veiligheid, mogelijkheden en middelen. Soms moet een overheid concreet helpen als ‘schild voor de zwakken’. Maar dit helpen gebeurt ook en juist in gezinnen, in buurten, in kerken. De decentralisatie van de zorg veronderstelt deze moraliteit waarin we het voor elkaar willen opnemen. Tot de instituties die deze waarde van solidariteit ondersteunen behoren de kerken. Daar klinkt de rechtstreekse boodschap dat we ons in hebben te zetten voor het belang van anderen en dat onze naasten er toe doen. Waardeer dus de rol die kerken spelen in de samenleving en maak het hen niet moeilijk met een beroep op de scheiding van kerk en staat. Als het op hulpverlening aankomt blijkt die scheiding helemaal niet zo absoluut, want de overheid doet geregeld een direct beroep op kerken en de kas van kerken. Ik ken daar vele voorbeelden van. Waarom werkt de overheid samen met bedrijven, onderwijsinstellingen, maar niet met kerken? Juist voor de immateriële agenda zijn kerken onmisbaar. Wil de minister-president hierop reflecteren?

De tweede waarde die gemeenschappelijk herkend wordt is die van vrijheid. We stellen prijs op onze levenswijze en een samenleving waarin we kunnen gaan en staan waar we willen. Dat is een groot goed. Maar we weten ook dat die waarde positief gekwalificeerd moet zijn. Een vrijheid die de ander niet ziet is geen vrijheid. Deugden als opofferingsgezindheid en je plicht doen kunnen dan niet onbesproken blijven. Maar waar en wanneer doen we dat nu? Welke platforms of instituties pakken dit op? Nieuwkomers zien onze vrijheid vooral als een moreel vacuüm. Als we de morele dimensie van burgerschap belangrijk vinden, dan moeten we verder komen dan een handtekening onder een participatieverklaring. Als onze waarden ons iets waard zijn, moeten we ze bespreken en er handelingsperspectieven aan verbinden. Alleen zo kunnen we samen trots worden op onze vrijheid, omdat we het zien als de ruimte om goed te leven en iets goeds tot stand te brengen voor elkaar.

Kan het kabinet een hierop gericht maatschappelijk gesprek faciliteren, uitgaande van breed herkende gemeenschappelijke waarden en daarbij alle geestelijke stromingen van dit land betrekken? Dat kan lokaal, via bijvoorbeeld ‘stadsgesprekken’ en nationaal. Kan de WRR of RMO hierbij een rol kunnen spelen?

Voorzitter, in de Bergrede worden zij die hongeren en dorsten naar gerechtigheid en de vredestichters geprezen. Dat zijn de mensen van de hoop. Daarom zetten zich in voor anderen en voor de samenleving. Zij verwachten ook iets van overheden als helper. Houvast bieden, mensen niet in de steek laten, recht doen - daar kunnen overheden voor zorgen. Dat is zelfs hun opdracht. Maar dan moet die overheden ook zuinig zijn op het morele kapitaal van de samenleving en de waarden die we gemeenschappelijk hebben en als het moet ze helpen uitgraven. Wij wensen de regering daar Gods zegen bij, een sterk besef van uw eigen verantwoordelijkheid hierin, en danken haar voor al het werk voor ons land in deze kabinetsperiode.