Parlementaire onvrede over de Westerscheldetolheffing (1948-heden)

Met dank overgenomen van Centrum voor Parlementaire Geschiedenis van de Radboud Universiteit Nijmegen i, gepubliceerd op dinsdag 19 maart 2019.

Met de Provinciale Statenverkiezingen in zicht valt ook in Den Haag het oog wat vaker op problemen in de regio. Een voorbeeld hiervan zijn de Kamervragen met betrekking tot Zeeuws-Vlaanderen die onlangs zijn gesteld door Gijs van Dijk (PvdA). Zijn vragen gingen over het schrappen van de tolheffing bij de Westerscheldetunnel.

Deze discussie kent een lange voorgeschiedenis. Kort na afloop van de Duitse bezetting, in november 1945, besloot de Nederlandse regering het openbaar vervoer over de Westerschelde gratis te maken om het geïsoleerde, sterk op België gerichte Zeeuws-Vlaanderen nauwer aan Nederland te hechten. Veergelden voor de drie overzetdiensten van en naar Zeeuws-Vlaanderen behoorden daarmee tot het verleden.

De ‘vrije veren’ waren van korte duur. Al in 1948 besloot de regering de veergelden weer in te voeren vanwege de penibele financiële positie waarin het land verkeerde. Sindsdien hebben Kamerleden herhaaldelijk gepoogd deze maatregelen ongedaan te maken. Tevergeefs, de vervanging van de veren door een tunnel onder de Westerschelde in 2003 maakte de tolheffing niet ongedaan. Deze geschiedenis met alle argumenten over en weer is onlangs opgetekend door Carla van Baalen i in Regio versus Randstad. Jaarboek Parlementaire Geschiedenis 2018.