In memoriam Max Kohnstamm (1914-2010)

maandag 25 oktober 2010, 8:41

In memoriam

‘Een leven voor Europa’. De treffende titel van het Liber Amicorum dat zes jaar geleden, ter gelegenheid van zijn 90e verjaardag, voor Max Kohnstamm werd samengesteld. Met bijdragen van oude en jongere vrienden, uit binnen- en buitenland. Uitgegeven door de Europese Beweging Nederland – waarvan hij zovele jaren lid is geweest – en het ministerie van Buitenlandse Zaken.

De chaos en de vernietiging die Kohnstamm na de oorlog in Duitsland aantrof, maakten hem tot Europeaan. Daaraan waren twee jaren gevangenschap in gijzelaarskampen (‘Hitlers Herrengefängnis’) aan voorafgegaan. De brieven aan zijn ouders (en anderen) die hij daar schreef, zijn in 2005 door De Bezige Bij gepubliceerd.

Bij de onderhandelingen over het Schumanplan leert Kohnstamm in 1950 Jean Monnet i kennen. Twee jaar later maakt hij de overstap van het ministerie van Buitenlandse Zaken naar de Hoge Autoriteit van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal i. In augustus 1953 begint Kohnstamm een dagboek bij te houden over belevenissen en ontmoetingen in Europa. Door de goede zorgen van dr. Mathieu Segers i zijn deze ‘Europese dagboeken’ van annotaties voorzien gepubliceerd (in 2008, bij uitgeverij Boom).

De dagboeken reiken tot september 1957; ze beschrijven dus ook de overstap die Monnet en Kohnstamm in 1956 maken naar het zelf opgerichte Comité d’action pour les Etats-Unis d’Europe. In dit Actiecomité beraadden de belangrijkste politieke en vakbondsleiders van die dagen zich over verdere stappen op de weg van de Europese integratie. Voor Kohnstamm was al in 1955 duidelijk dat een gemeenschappelijke markt “geen zin heeft als het optelsom is van kolen, staal, hout, dassen, boordknopen. Het opruimen van distorsies en discriminaties is in overgangsperiode belangrijk, verlangt supranationale autoriteit, maar is op den duur politiewerk (…). Maar het gaat erom te antwoorden op de grote problemen van de dag: Duitse Wiedervereinigung, Frankrijks zwakte etc.”

Max Kohnstamm heeft ook het vervolg van zijn lange leven in dienst gesteld van het zoeken naar gemeenschappelijke, Europese oplossingen voor grote politieke en sociaal-economische vraagstukken. Op weg naar een wereld waarin macht wordt getemd door het recht.

Marko Bos

Toespraak Mom Wellenstein

Bij de herdenkingsplechtigheid in De Duif (Amsterdam) op 26 oktober heeft ons erelid Mom Wellenstein het woord gevoerd. Aan zijn toespraak ontlenen we de volgende passages:

Je suis ému de voir parmi nous maint compagnon de route d’au-delà de nos frontières, et que je tiens à saluer dans la ‘lingua franca’ de nos années de pionniers autour de Jean Monnet, père spirituel de Max et de nous tous. (…)

Mijn levenslange vriendschap met Max begint in maart 1942 op een nogal ongewone ontmoetingsplaats, het toenmalige kamp Amersfoort. Ik kende toen als student al de reputatie van Max, vijf jaar ouder dan ik, in het Amsterdamse studentenleven. Max was net voor de oorlog al afgestudeerd, en had – hoogst uitzonderlijk voor die tijd – een reis door het Amerika van president Roosevelt gemaakt, wiens aanpak van de economische crisis met zijn ‘New Deal’ diepe indruk op hem had gemaakt. Max dacht al na over de problemen van de wereld, toen wij nog meenden, naïef, een zorgeloos studentenbestaan te kunnen leiden.

Daar kwam in mei 1940 een abrupt einde aan, wat mij dus in maart 1942 bij Max in Amersfoort deed belanden. Ons samenzijn daar duurde maar vijf weken, maar genoeg voor een levenslange band.

Nadien bleven onze wegen gescheiden tot de bevrijding in 1945. Merkwaardigerwijze was het toen eerst nog mijn beurt, door een wonderbaarlijke samenloop van omstandigheden, – toen nóg uitzonderlijker dan in 1939 – om met een lezingentour aan universiteiten en colleges een reis door de Verenigde Staten te maken. Wéér een gedeelde uitzonderlijke ervaring. Maar ons meest fundamentele, gedeelde besef, juist in het licht van onze oorlogservaringen, was dat ónze generatie een taak had om voor ons land, samen met onze buurlanden, na die catastrofale jaren van crisis en destructie van onze jeugd, een geheel nieuwe politieke aanpak te helpen vinden. Te meer waar vooroorlogse illusies over een permanente band met Nederlands Indië als grondslag van onze en hun welvaart een ontluisterend einde hadden gevonden.

Denken daarover bracht ons samen. Maar het bleef niet bij vrijblijvend denken.

Max vond na zijn periode als particulier secretaris van onze oorlogskoningin, de onvergetelijke Wilhelmina, een hem op het lijf geschreven grote uitdaging: vorm helpen geven aan een nieuwe, constructieve relatie met onze Oosterburen, die toen als kersverse West-Duitse Bondsrepubliek weer een plaats op de Europese kaart moesten verwerven. Max werd Hoofd van het Bureau Duitsland op Buitenlandse Zaken, en ik had, mede door de connectie met Max, het geluk hem daarheen te mogen volgen. En toen gebeurde weer iets wonderbaarlijks: ik trad daar aan op 1 mei 1950, en op de 9e van die maand legde de Franse minister van Buitenlandse Zaken zijn voorstel op tafel om samen met de Bondsrepubliek, en met de buurlanden die daartoe bereid waren, een Gemeenschap te vormen! En wel voor het beleid terzake van de kolen- en staalnijverheid, de toenmalige speerpunten van economische ontwikkeling (en voorheen van de gevreesde Duitse wapenindustrie …).

De behandeling van dit revolutionaire plan viel aan Max toe, en in zijn voetspoor vond ook ik deze uitdaging op mijn weg. Geen vage, abstracte ideeën voor een beter Europa, maar een nuchtere, zakelijke aanpak om het rivaliserende naast elkaar leven van wantrouwige buurstaten te overstijgen in een boven-nationale behartiging van gezamenlijke belangen. Dat bovendien als voorbeeld voor verdere stappen op die weg zou kunnen dienen.

Monnet’s plan – want hij was het, die minister Schuman dit idee had aangereikt – heeft ons beider verdere leven grotendeels bepaald. Max eerst als door Monnet zelf aangezochte eerste Secretaris van de Hoge Autoriteit van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal in Luxemburg, waarheen ik hem niet alleen volgde, maar in 1956 ook opvolgde. Max daarna, toen Monnet met zijn Actie Comité Europese politieke leiders bijeenbracht om verdere stappen op de integratieweg voor te bereiden en te stimuleren, als Monnet’s rechterhand in dit onorthodoxe netwerk. Zo ontstonden in 1958 de Europese Economische Gemeenschap en Euratom, in Brussel, mede de verdienste van onze eigen nogal onorthodoxe minister Beyen.

Na vele goede jaren tezamen in het lieflijke Luxemburg, vonden onze gezinnen elkaar later ook weer in de groene deelgemeente Ukkel van Brussel. Max en ik bleven naast elkaar werken aan de consolidatie, en daarna uitbreiding met nieuwe lidstaten, van de Gemeenschap, zij het ieder op geheel eigen wijze: Max in zijn invloedrijke netwerk, als denker, stimulator. Ik was meer dan Max op mijn gemak in de ambtelijke Europese structuren, met hiërarchieën en procedures, om de talrijke ego’s, met hun eigen ideeën, toch op één lijn te krijgen. (…)

Met de welverdiende, prestigieuze functie van President van het Europees Universitair Instituut in Florence sloot Max zijn loopbaan tenslotte af. Maar hij hield nooit op met denken over de toekomst, tot en met ons laatste gesprek deze zomer. Max, trouwe en dierbare levenslange vriend, dank voor alles wat je me gegeven hebt en rust in vrede.

Dr. E.P. Wellenstein