Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het Gemengd Comité douanesamenwerking dat is opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland betreffende samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken wat betreft de vaststelling van het reglement van orde van het Gemengd Comité douanesamenwerking - Hoofdinhoud
Documentdatum | 17-02-2020 |
---|---|
Publicatiedatum | 18-02-2020 |
Kenmerk | 6085/20 |
Van | Secretary-General of the European Commission, signed by Mr Jordi AYET PUIGARNAU, Director |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Raad van de Europese Unie
Brussel, 17 februari 2020 (OR. en)
6085/20
Interinstitutioneel dossier: 2020/0025 (NLE) i
UD 35
VOORSTEL
van: de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie
ingekomen: 14 februari 2020
aan: de heer Jeppe TRANHOLM-MIKKELSEN, secretaris-generaal van de
Raad van de Europese Unie
nr. Comdoc.: COM(2020) 53 final i
Betreft: Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het Gemengd Comité douanesamenwerking dat is opgericht bij de
Overeenkomst tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland betreffende samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken wat betreft de vaststelling van het reglement van orde van het Gemengd Comité douanesamenwerking
Hierbij gaat voor de delegaties document COM(2020) 53 final i.
Bijlage: COM(2020) 53 final i
EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 14.2.2020 COM(2020) 53 final i
Voorstel voor een
BESLUIT VAN DE RAAD
tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het Gemengd Comité douanesamenwerking dat is opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland betreffende samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken wat betreft de vaststelling van het
reglement van orde van het Gemengd Comité douanesamenwerking
TOELICHTING
-
1.O NDERWERP VAN HET VOORSTEL
Dit voorstel heeft betrekking op het besluit tot vaststelling van het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité douanesamenwerking Europese Unie - Nieuw-Zeeland in relatie tot het beoogde besluit om zijn reglement van orde vast te stellen
-
2.A CHTERGROND VAN HET VOORSTEL
2.1. De overeenkomst tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland betreffende samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken
De overeenkomst tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland betreffende samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken (hierna “de overeenkomst” genoemd) heeft ten doel de legitieme handel tussen de twee partijen te bewerkstelligen door een veiliger en handelsvriendelijker klimaat tot stand te brengen, omdat de respectieve douaneautoriteiten meer inlichtingen zullen uitwisselen om te zorgen voor de juiste toepassing van de douanewetgeving in het kader van de overeenkomst. De overeenkomst is op 1 mei 2018 in werking getreden.
2.2. Gemengd Comité douanesamenwerking
Het Gemengd Comité douanesamenwerking (hierna het “JCCC” genoemd), opgericht krachtens artikel 20, lid 1 van de overeenkomst, ziet toe op de goede werking en uitvoering van deze overeenkomst. Daartoe kan het JCCC actie ondernemen voor en besluiten nemen over zaken zoals omschreven in artikel 20 van de overeenkomst. Krachtens artikel 20, lid 2, onder e) van de overeenkomst stelt het JCCC zijn reglement van orde vast.
2.3. De beoogde handeling van het Gemengd Comité douanesamenwerking
Tijdens de tweede vergadering die gepland staat voor de eerste week van maart 2020 en afhankelijk van het besluitvormingsproces van de EU, zal het JCCC een besluit nemen over zijn reglement van orde (hierna “de beoogde handeling” genoemd).
Overeenkomstig artikel 20 van de overeenkomst is het doel van de beoogde handeling om de werkafspraken van het JCCC uiteen te zetten wat de procedures voor de uitvoering van de overeenkomst betreft. Het reglement van orde van het Gemengd Comité in de bijlage bij dit besluit is inhoudelijk sterk vergelijkbaar met de reglementen die zijn vastgesteld door gemengde comités in het kader van andere douanesamenwerkingsen handelsovereenkomsten. De vaststelling van dit document is van essentieel belang voor de goede werking en uitvoering van de overeenkomst.
De Commissie heeft tussen 17 december 2019 en 8 januari 2020 de Groep douanedeskundigen - Afdeling Internationale Douanezaken informeel geraadpleegd over de beoogde handeling. De Commissie heeft rekening gehouden met de ontvangen opmerkingen.
-
3.N AMENS DE U NIE IN TE NEMEN STANDPUNT
Dit voorstel voor een besluit van de Raad heeft betrekking op het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het JCCC dat is opgericht bij de overeenkomst in verband met de vaststelling van het reglement van orde van het JCCC.
De partijen bij de overeenkomst zijn overeengekomen om het ontwerpdocument in de bijlage van het besluit vast te stellen.
-
4.R ECHTSGRONDSLAG
4.1. Procedurele rechtsgrondslag
4.1.1. Beginselen
Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.
Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van
de Unie vaststelt” 1 .
4.1.2. Toepassing op het onderhavige geval
Het JCCC is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland betreffende samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken.
De door het Gemengd Comité vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling is volkenrechtelijk bindend overeenkomstig artikel 20, lid 2, onder e) van de overeenkomst aangezien het reglement van orde de wijze waarop besluiten worden gemaakt binnen het JCCC zal beïnvloeden.
De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.
De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is daarom artikel 218, lid 9, VWEU.
4.2. Materiële rechtsgrondslag
4.2.1. Beginselen
De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.
4.2.2. Toepassing op het onderhavige geval
De belangrijkste doelstelling en inhoud van de beoogde handeling hebben betrekking op de gemeenschappelijke handelspolitiek.
De materiële rechtsgrondslag van het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207 VWEU.
1 Arrest van het Hof van Justitie van 7 oktober 2014, Bondsrepubliek Duitsland/Raad van de Europese Unie, C-399/12, ECLI:EU:C:2014:2258, punten 61 tot en met 64.
4.3. Conclusie
De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit dient artikel 207 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU te zijn.
Voorstel voor een
BESLUIT VAN DE RAAD
tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het Gemengd Comité douanesamenwerking dat is opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland betreffende samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken wat betreft de vaststelling van het
reglement van orde van het Gemengd Comité douanesamenwerking
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
-
(1)De Overeenkomst tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland betreffende samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken (hierna “de
overeenkomst” genoemd) is door de Unie gesloten bij Besluit van de Raad 2 en is op 1
mei 2018 in werking getreden.
-
(2)Overeenkomstig artikel 20, lid 2, onder e) van de overeenkomst zal het Gemengd Comité douanesamenwerking, opgericht krachtens artikel 20, lid 1 van de overeenkomst, zijn interne reglement van orde vaststellen.
-
(3)Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Gemengd Comité douanesamenwerking, aangezien het besluit voor de Unie bindend zal zijn.
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het namens de Unie in te nemen standpunt in het Gemengd Comité douanesamenwerking dat is opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland betreffende samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken wat betreft de vaststelling van zijn reglement van orde is gebaseerd op het bij dit besluit gevoegde ontwerpbesluit van het Gemengd Comité douanesamenwerking.
2 PB L 101 van 20.4.2018, blz. 5.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de Commissie.
Gedaan te Brussel,
Voor de Raad De Voorzitter