Lijst van vragen en antwoorden inzake eindrapport ‘Beleidsdoorlichting Erfgoed’ (Kamerstuk 31511-48) - Beleidsdoorlichting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Deze lijst van vragen en antwoorden i is onder nr. 50 toegevoegd aan dossier 31511 - Beleidsdoorlichting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Beleidsdoorlichting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap; Lijst van vragen en antwoorden; Lijst van vragen en antwoorden inzake eindrapport ‘Beleidsdoorlichting Erfgoed’ (Kamerstuk 31511-48)
Document­datum 24-01-2023
Publicatie­datum 24-01-2023
Nummer KST3151150
Kenmerk 31511, nr. 50
Commissie(s) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2022-

2023

31 511

Beleidsdoorlichting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Nr. 50

LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 1 februari 2023

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 26 september 2022 inzake eindrapport «Beleidsdoorlichting Erfgoed» (Kamerstuk 31 511, nr. 48).

De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 24 januari 2023. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Michon-Derkzen

De griffier van de commissie,

De Kler

kst-31511-50 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2023

Wat is de verklaring voor het feit dat de toegezegde beleidsreacties pas in 2023 bij de Kamer zijn?

Op 8 november heeft uw Kamer mijn beleidsreactie op het advies «Archeologie telt» van de Raad voor Cultuur ontvangen (Kamerstuk 32 820, nr. 484). Hiermee wordt voor het onderwerp archeologie ook ingegaan op diverse uitkomsten van de beleidsdoorlichting erfgoed. Eind 2022 heeft uw Kamer mijn beleidsreactie op het advies «Onvervangbaar en Onmisbaar» van de Commissie Collectie Nederland van de Raad voor Cultuur (Kamerstuk 32 820, nr. 489). Daarmee ga ik ook in op het merendeel van de conclusies uit de beleidsdoorlichting ten aanzien van roerend erfgoed. Daarnaast heb ik toegezegd om voor de zomer van 2023 de eerste bevindingen van de verkenning naar de financiering van de monumentenzorg met uw Kamer te delen.

Gezien de inhoudelijke samenhang met deze laatste brief en gezien het belang dat ik hecht aan een goede afstemming met veldpartijen ontvangt uw Kamer mijn reactie op alle overige onderwerpen uit de beleidsdoor-lichting eveneens voor de zomer van 2023. Ook het veld heeft aangeven goed betrokken te willen zijn bij beide trajecten.

2

Waarom is er vertraging opgetreden?

Zie het antwoord op vraag 1.

3

Wordt hiermee wel voldaan aan de (wellicht) in regelgeving vastgelegde termijnen?

De door het Ministerie van Financiën opgestelde handreiking beleidsdoor-lichtingen noemt geen termijn waarop de beleidsreactie moet zijn verzonden.1

4

Hoe heeft u uitvoering gegeven aan de motie van het lid Beckerman c.s.?2

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de op 8 november 2022 aan uw Kamer aangeboden beleidsreactie op het advies «Archeologie telt» van de Raad voor Cultuur.3

5

Hoe heeft u uitvoering gegeven aan het in bovengenoemde motie gemelde knelpunt dat gemeenten hun taken nu niet goed of niet goed genoeg (kunnen) uitvoeren, terwijl zij er met de Omgevingswet nieuwe taken bij krijgen?4

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de op 8 november 2022 aan Uw Kamer aangeboden beleidsreactie op het advies «Archeologie telt» van de Raad voor Cultuur.

6

Hoe heeft u uitvoering gegeven aan het in bovengenoemde motie gemelde knelpunt dat de kwaliteit van archeologisch onderzoek bij bedrijven onder druk staat?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de op 8 november 2022 aan Uw Kamer aangeboden beleidsreactie op het advies «Archeologie telt» van de Raad voor Cultuur.

7

Hoe heeft u uitvoering gegeven aan het in bovengenoemde motie gemelde knelpunt dat archeologie bij een breed publiek te onzichtbaar is?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de op 8 november 2022 aan Uw Kamer aangeboden beleidsreactie op het advies «Archeologie telt» van de Raad voor Cultuur.

8

Onderschrijft u de ambities en kansen voor wat betreft herbestemming van monumenten om zo op duurzame wijze binnenstedelijke woonruimte te realiseren en welke middelen bent u bereid hiervoor in te zetten?

Gebruik van monumenten door een betrokken eigenaar is de beste manier om ze een goede toekomst te geven. Leegstand is dus ook vanuit het oogpunt van monumentenzorg onwenselijk. Er is de afgelopen jaren al veel ervaring met herbestemming opgedaan. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) ondersteunt gemeenten en eigenaren met kennis en advies. Om herbestemming te bevorderen is bovendien het budget voor de Subsidieregeling Stimulering Herbestemming Monumenten dit jaar opgehoogd van € 2,9 miljoen naar € 3,4 miljoen. Hierdoor kunnen naar verwachting jaarlijks circa 60 extra subsidieaanvragen worden gehonoreerd. De regeling was de afgelopen jaren steeds overtekend.

Voor een succesvolle herbestemming is verduurzaming vaak essentieel. Samen met de herbestemmingsonderzoeken kunnen eigenaren ook een verduurzamingsonderzoek doen. Daarnaast kunnen eigenaren van rijksmonumenten via de Subsidieregeling Instandhouding Monumenten verduurzamingsonderzoek gesubsidieerd krijgen. Ook kunnen de meeste niet-woning-monumenten meedoen in de Subsidieregeling voor Duurzaam Maatschappelijk Vastgoed en wordt een bedrag van € 8,8 miljoen uitgetrokken om het verduurzamen van rijksmonumenten te stimuleren via een ontzorgingsregeling, waarbij eigenaren praktisch worden geholpen met de verduurzaming.

9

Wat verklaart dat het aantal monumenten in Nederland eerst steeg, maar nu al lange tijd stabiel is?

Er is inderdaad in de afgelopen jaren geen toename van het aantal rijksmonumenten. Sinds het begin van deze eeuw zijn er namelijk geen grote aanwijzingsprojecten meer geweest. Bovendien wordt sinds 2007 gewerkt volgens de Beleidsregel Aanwijzing Rijksmonumenten die een terughoudend aanwijzingsbeleid inhoudt. De Minister van OCW wijst - op beperkte uitzonderingen na - in principe alleen nog aan via aanwijzings-programma's. In de periode die deze beleidsdoorlichting omvat zijn er geen nieuwe aanwijzingsprogramma's geweest. Zie ook de antwoorden op de vragen 54 en 55.

Wat is uw oordeel over het gepresenteerde, schokkende, feit dat 49% van de gemeenten aangeeft dat zij te kampen hebben met een ondercapaciteit op het erfgoeddomein?

Ik vind dit een zorgwekkend gegeven. Voor wat betreft het onderwerp archeologie verwijs ik naar de op 8 november 2022 aan uw Kamer aangeboden beleidsreactie op het advies «Archeologie telt» van de Raad voor Cultuur. Voor wat betreft de overige terreinen kom ik op dit onderwerp terug in mijn beleidsreactie op de beleidsdoorlichting erfgoed die voor begin 2023 is toegezegd.

11

Wat is uw oordeel over het eveneens schokkende feit dat van de gemeenten met te weinig capaciteit 71% aangeeft onvoldoende toe te komen aan toezicht en handhaving, 78% onvoldoende tijd heeft voor onder andere het opstellen van beleid en 76% voor het ontwikkelen van draagvlak voor erfgoed?

Zie het antwoord op vraag 10.

12

Welke acties gaat u ondernemen om te zorgen dat er voldoende capaciteit is voor het erfgoeddomein?

Zie het antwoord op vraag 10.

13

Kunt u aangeven welke maatregelen u voornemens bent te nemen om de grote verschillen tussen gemeenten met betrekking tot de naleving van de instandhoudingsplicht te harmoniseren?

Op dit onderwerp kom ik terug in mijn beleidsreactie op de beleidsdoor-lichting erfgoed die voor begin 2023 is toegezegd.

14

Wat is de deskundigheid van de toezichthouders in de niet-genoemde gemeenten?

Op dit onderwerp kom ik terug in mijn beleidsreactie op de beleidsdoor-lichting erfgoed die voor begin 2023 is toegezegd.

15

Deelt u de conclusie van de inspectie dat het toezicht gevaar loopt en dreigt tot een papieren tijger te verworden?

Op dit onderwerp kom ik terug in mijn beleidsreactie op de beleidsdoor-lichting erfgoed die voor begin 2023 is toegezegd.

16

Is de inzet op een gemeenschappelijk toezichtkader voor erfgoed waaraan door IPO, de VNG en de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wordt gewerkt, voldoende om te komen tot adequaat toezicht? Zo nee, welke verdere acties gaat u ondernemen?5

Op dit onderwerp kom ik terug in mijn beleidsreactie op de beleidsdoor-lichting erfgoed die voor begin 2023 is toegezegd.

17

Kunt u aangeven of u voornemens bent een aparte regeling of mogelijkheid te realiseren voor onderhoud aan grote- of groene monumenten nu deze vanwege hun aard of omvang vaak niet voldoende middelen kunnen vinden in de bestaande regelingen?

In mijn meerjarenbrief heb ik cultuur een impuls van drie keer € 20 miljoen heb kunnen geven aan het budget van de Sim.6 Hierdoor kunnen meer eigenaren worden geholpen. Ik honoreer hiermee een breed geuite wens vanuit de monumentensector. De hoogte van de impuls komt overeen met het ingeschatte tekort. Ook voor eigenaren van grote- of groene monumenten is dit een stap vooruit. Zij vallen relatief snel buiten de boot vanwege het systeem dat kleine aanvragen voor gaan op grote aanvragen. De verhoging van het budget is bedoeld om ook hen beter te bedienen. Als zij hun onderhoud kunnen blijven uitvoeren, worden in de toekomst grote restauraties voorkomen. Ik betrek het vraagstuk van de grote- of groene monumenten natuurlijk ook bij de verkenning naar de financiering van de monumentenzorg.

18

Wat gaat u doen om monumenten en karakteristieke gebouwen in het aardbevingsgebied beter te beschermen?

In de eerste plaats stel ik voor het aardbevingsgebied Groningen voor de jaren 2023 tot en met 2025jaarlijks € 3,5 mln. beschikbaar voor de subsidieregelingen Regulier Onderhoud Rijksmonumenten Groningen (RORG) en Groot Onderhoud en Restauratie Rijksmonumenten Groningen (GRRG). Deze succesvolle en gewaardeerde regelingen zijn belangrijk voor het behoud van ons erfgoed. De regelingen maken een integrale aanpak mogelijk waarbij restauratie, onderhoud, verduurzaming, schadeherstel en versterking van een Rijksmonument in één keer kan worden uitgevoerd. De Staatssecretaris van Mijnbouw matcht voor 2023 met € 3,5 miljoen. Daarnaast beziet hij zijn bijdrage voor de jaren 2024 en 2025, zie ook mijn Meerjarenbrief De kracht van creativiteit en de brief Matching financiële regelingen rijksmonumenten die Staatssecretaris van Mijnbouw en ik op 19 oktober 2022 aan de Kamer stuurden.7 Wij steunen hiermee het belang van monumenten in Groningen en de waarde die zij voor haar bewoners en de maatschappij vertegenwoordigen.

Voor karakteristieke panden is in het akkoord tussen Rijk en regio van november 2020 vanuit BZK € 10 miljoen beschikbaar gekomen voor een subsidieregeling voor karakteristieke panden bij de provincie. Naast deze financiële steun stel ik via mijn uitvoeringsdienst, de RCE expertise en middelen beschikbaar, zie ook antwoord 21 en 23.

19

Erkent u dat eigenaren van monumenten in het aardbevingsgebied nu soms zo wanhopig zijn over een uitblijvende en tekortschietende aanpak dat ze hun monument roze schilderen?

Ik zie dat de frustratie bij een aantal eigenaren hoog is opgelopen en ik vind dat heel vervelend. Versterking, schadeherstel en restauratie van monumentale boerderijen met aardbevingsschade zijn vaak complex. Eigenaren hebben te maken met verschillende organisaties. Ik heb hierover contact met de Staatssecretaris van Mijnbouw (EZK), de provincie Groningen en de betreffende gemeenten als bevoegd gezag. Via het Erfgoedloket van het Erfgoedprogramma lever ik expertise en middelen om tot een oplossing te komen.8 Dat alles laat onverlet dat het niet is toegestaan om zonder vergunning een dergelijke ingreep op een rijksmonument te doen. Het is dan ook goed dat de gemeente en eigenaren hierover met elkaar in gesprek blijven.

20

Bent u voornemens om een vervolg te geven aan het Programma Toekomst Religieus Erfgoed nu is gebleken dat dit programma nuttig was voor bewustwording en kennis over de herbestemming, maar er nog geen concrete herbestemmingsacties uit zijn gekomen?

Het Programma Toekomst Religieus Erfgoed heeft zijn vruchten afgeworpen. Maar liefst 70% van de gemeenten in Nederland heeft momenteel een kerkenvisie of werkt daar nog aan en er zijn vele kennisproducten ontwikkeld en netwerken opgezet waar alle kerkeigenaren van kunnen profiteren. Dit jaar wordt met de sector bezien hoe de resultaten het beste kunnen worden geborgd. Het is alle partijen daarbij duidelijk dat een bepaalde vorm van vervolg gewenst is. Het is van belang dat de eigenaren van de kerken hier samen met vertegenwoordigers en erfgoedprofessionals vorm aan geven en het voortouw nemen. Dat proces is volop gaande en verloopt goed. Aanvullend zal de RCE deze ontwikkeling blijven steunen en coördineren. Daarvoor is structureel € 400.000 beschikbaar. Ondanks dat het programma in zijn huidige vorm niet wordt voortgezet, blijft hier dus in worden geïnvesteerd.

21

Bent u bereid meer geld beschikbaar te stellen voor de monumenten en karakteristieke gebouwen in het aardbevingsgebied en te komen tot een kortere procedure en voldoende expertise?

Ik stel voor het aardbevingsgebied Groningen voor de jaren 2023 tot en met 2025 jaarlijks € 3,5 mln. beschikbaar voor de subsidieregelingen Regulier Onderhoud Rijksmonumenten Groningen (RORG) en Groot Onderhoud en Restauratie Rijksmonumenten Groningen (GRRG). De Staatssecretaris matcht dit bedrag in 2023 en beziet zijn bijdrage in 2024 en 2024. Geld is slechts een deel van de oplossing. Goede vakmensen zijn eveneens nodig en die zijn schaars. In het kader van het Erfgoedpro-gramma wordt actie ondernomen om het tekort aan geschoolde vaklieden in te lopen. Daarbij komt dat groot onderhoud/restauratie vaak wordt opgepakt tegelijk met de versterking, wat goed is voor het monument én efficiënt voor de eigenaar. Eigenaren zijn daardoor wel afhankelijk van de planning van verschillende organisaties. Hierover heb ik contact met de Staatssecretaris van Mijnbouw en de provincie Groningen. Daarnaast heeft mijn uitvoeringsdienst, de RCE, samen met de Nationaal Coördinator Groningen een werkwijze ontwikkeld waardoor de procedures voor rijksmonumenten eenvoudiger worden. Daarbij zijn tevens gemeenten betrokken. Ten slotte steun ik actief de pilot van de Vereniging Groninger Monumenteigenaren (VGME) waarin wordt geëxperimenteerd met vereenvoudiging en samenloop van procedures en meer regie voor de eigenaren.

22

Deelt u de in het rapport gepresenteerde conclusie dat met betrekking tot de monumenten in het aardbevingsgebied in Groningen er sprake is van een «nationale crisis» en de uitspraak «we hebben nog nooit zoveel schade gehad in één provincie»?

Een van de respondenten van de beleidsdoorlichting heeft aangegeven de schade aan de monumenten in Groningen als een nationale crisis te beschouwen. Ik deel de mening dat de schade aan het erfgoed in Groningen ernstig is. Ik stel voor het aardbevingsgebied Groningen voor de jaren 2023 tot en met 2025 jaarlijks € 3,5 mln. beschikbaar voor de subsidieregelingen Regulier Onderhoud Rijksmonumenten Groningen (RORG) en Groot Onderhoud en Restauratie Rijksmonumenten Groningen (GRRG). De Staatssecretaris matcht dit bedrag in 2023 en beziet zijn bijdrage in 2024 en 2024. Daarnaast ben ik actief partner in het Erfgoed-programma, breng ik kennis in en breng ik partijen zoveel mogelijk bij elkaar (zie ook de eerdere antwoorden).

23

Deelt u de conclusie dat objecten met schade niet altijd door organisaties met voldoende erfgoedexpertise worden behandeld? Wat gaat u hieraan doen?

Deze conclusie deel ik niet. Via de RCE stel ik aan alle betrokken partijen in Groningen expertise beschikbaar. Voor de schadeafhandeling van monumenten stemmen de Nationaal Coördinator Groningen en de RCE inhoudelijk af.

24

Deelt u de conclusie dat voor de twee regelingen voor regulier en groot onderhoud van rijksmonumenten de procedures ingewikkeld zijn en lang duren, hetgeen de effectiviteit van de regelingen belemmert? Wat gaat u hieraan doen?

Ik deel deze conclusie niet. Mij bereiken juist veel positieve signalen over deze regelingen. Desondanks zal ik het signaal bespreken met de provincie. Wellicht kunnen de regelingen toch nog toegankelijker worden vormgegeven.

25

Kunt u aangeven hoe u de verduurzaming van monumenten wil stimuleren nu blijkt dat verduurzaming en herbestemming van monumenten nog vaak gescheiden werelden zijn die niet goed op elkaar aansluiten?

Op pagina 40 van het rapport wordt aangegeven dat «meerdere respondenten aangeven dat restauratie en verduurzaming van monumenten nog te veel gescheiden werelden zijn». Er wordt daarbij geen verband gelegd met herbestemming. Dit laat onverlet dat de verduurzaming van monumenten van groot belang is, zowel vanwege het klimaat, als voor het toekomstige gebruik van de monumenten. Ter bevordering van de verduurzaming van monumenten voert de RCE het Programma Erfgoed en Duurzaamheid uit - dat de komende vier jaar wordt gecontinueerd - en participeert de RCE als kennispartner in het Kennis- en Innovatieplatform Duurzaam Maatschappelijk Vastgoed, dat door de Ministeries van BZK, VWS en OCW gezamenlijk is opgezet. Daarnaast zijn duurzaamheidson-derzoeken subsidiabel gesteld in de Subsidieregeling Instandhouding Monumenten (SIM) en de Subsidieregeling stimulering herbestemming monumenten. Tot slot maken rijksmonumenten (de niet-woonhuizen) onderdeel uit van de doelgroep van de Subsidieregeling Duurzaam Maatschappelijk Vastgoed (dUmAVA).

26

Ziet u nog andere mogelijkheden om meer vakspecialisten op te leiden nu de sector kampt met een groot tekort?

Voldoende bekwame ambachtelijke vaklieden zijn essentieel voor het in stand houden van ons erfgoed. Daarom ondersteunt OCW al een aantal jaren verschillende partijen in de sector, waaronder het Nationaal Centrum Erfgoedopleidingen (NCE). Recent hebben architecten en aannemers in de monumentenzorg ook aandacht gevraagd voor dit probleem. Ik ga met hen in gesprek om te kijken hoe we ervoor zorgen dat er ook in de toekomst voldoende vakspecialisten zullen zijn. Tijdens het wetgevingsoverleg cultuur van 14 november 2022 (Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 163) heb ik tevens toegezegd met de Minister van Onderwijs in gesprek te gaan over de betreffende MBO opleidingen.

27

Deelt u de zorgen van beleidsadviseurs erfgoed over de borging van erfgoed in de nieuwe Omgevingswet?

Ik begrijp dat de komst van een nieuw wettelijk stelsel voor de leefomgeving voor medewerkers van gemeenten vragen oproept. Het behoud van cultureel erfgoed dat deel uitmaakt van de fysieke leefomgeving is in de Omgevingswet echter goed geborgd. Dit is vormgegeven in nauwe samenhang met de Erfgoedwet, die in 2016 in werking is getreden. Zie ook mijn antwoord op vraag 28.

28

Welke maatregelen wilt u nemen om de belangen van erfgoed te vergroten in de Omgevingswet?

Het belang van het behoud van cultureel erfgoed is al goed geborgd in de Omgevingswet: behoud van cultureel erfgoed behoort tot de belangen en doelen van de Omgevingswet. Dit is breder dan (wettelijke) bescherming. De integrale benadering van de Omgevingswet maakt het mogelijk cultureel erfgoed tijdig en integraal mee te nemen in visie- en planvorming. Dit geldt ook voor de omgevingsvisies van gemeenten, provincies en Rijk. Cultureel erfgoed is bovendien een nationaal belang in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI).

Eén van de instructieregels onder de Omgevingswet is dat gemeenten bij het vaststellen van het omgevingsplan rekening moeten houden met het belang van het behoud van cultureel erfgoed, waaronder ook bekende of aantoonbaar te verwachten archeologische monumenten. En dat zij in een omgevingsplan in ieder geval regels moeten stellen ter bescherming van daarvoor in aanmerking komend cultureel erfgoed.

Daarnaast wordt de omgevingsvergunning voor de rijksmonumentenactiviteit overgeheveld van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) naar de Omgevingswet. De aanwijzing van rijksbeschermde stadsen dorpsgezichten gaat vanuit de vroegere Monumentenwet 1988 naar de Omgevingswet over.

Uitgangspunt van de Omgevingswet is dat deze aansluit bij de EU- en andere internationale verplichtingen waaraan Nederland zich heeft verbonden. Dat geldt voor vier erfgoedverdragen: het werelderfgoed-verdrag, het verdrag van Granada, het verdrag van Valletta en het Europees landschapsverdrag. De verplichtingen zijn uitgewerkt in de uitvoeringsregels van de Omgevingswet. Zo is er nu ook aandacht voor de omgeving van beschermde monumenten. In dat verband vraagt de instructieregel «rekening houden met cultureel erfgoed in het omgevingsplan» regels te stellen gericht op het voorkomen van aantasting van de omgeving van rijksmonumenten, voor beschermde rijksmonumenten en monumenten die op grond van het omgevingsplan zijn beschermd, voor zover die monumenten door die aantasting worden ontsierd of beschadigd.

Ten slotte voorziet de Omgevingswet in de mogelijkheid om voor onderwerpen waarvoor dat gewenst is, in de uitvoeringsregels een specifieke zorgplicht in het leven te roepen. Zo komt er ook een specifieke zorgplicht gericht op het voorkomen van het beschadigen of vernielen van een (voorbeschermd) rijksmonument. Die bestaat nu niet op grond van het bestaande wettelijk instrumentarium.

29

Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat provinciegrens overschrijdend werelderfgoed beter wordt beschermd?

OCW is betrokken bij de interdepartementale samenwerking ten aanzien van de leefomgeving. De bescherming van de uitzonderlijke universele waarde van het werelderfgoed komt daarbij nadrukkelijk aan de orde. Het belang van de bescherming van het Werelderfgoed Hollandse Waterlinies wordt bijvoorbeeld benadrukt in de NOVEX gebieden Noordzeekanaal-gebied, Regio Schiphol en de verstedelijkingsgebieden Utrecht en Amsterdam.9 In de NOVEX gebieden werken rijk en provincies samen aan een gebiedsgerichte aanpak van verschillende nationale opgaven. Daarnaast is de bescherming van de uitzonderlijke universele waarde nu geregeld in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Deze regelgeving is provinciegrens overstijgend. De bescherming van deze waarde wordt volgend jaar verder geborgd in de Omgevingswet en het Besluit Kwaliteit Leefomgeving.

30

Hoe beziet u de conclusie dat het in situ behoud van archeologische vondsten gedurende de onderzoeksperiode is afgenomen?

Op dit onderwerp kom ik terug in mijn beleidsreactie op de beleidsdoor-lichting erfgoed die voor begin 2023 is toegezegd.

31

Bent u bereid het stelsel zodanig in te richten dat de kwaliteit van de archeologie overal tenminste aan een zeker basisniveau voldoet?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de op 8 november 2022 aan uw Kamer aangeboden beleidsreactie op het advies «Archeologie telt» van de Raad voor Cultuur.

32

Bent u bereid ervoor zorg te dragen dat in elke gemeente een (mogelijk gedeelde) gemeentearcheoloog aangesteld kan worden?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de op 8 november 2022 aan uw Kamer aangeboden beleidsreactie op het advies «Archeologie telt» van de Raad voor Cultuur.

33

Is het Rijk bereid meer financiële middelen voor archeologie beschikbaar te stellen aan gemeenten?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de op 8 november 2022 aan uw Kamer aangeboden beleidsreactie op het advies «Archeologie telt» van de Raad voor Cultuur.

34

Wilt u ervoor zorgen dat ook provincies beter toegerust worden op hun taak door middel van het inrichten van een provinciale beleidscommissie archeologie met zowel een adviserende als toezichthoudende taak?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de op 8 november 2022 aan uw Kamer aangeboden beleidsreactie op het advies «Archeologie telt» van de Raad voor Cultuur.

35

Welke maatregelen wilt u nemen om te zorgen dat vaker voor in situ behoud wordt gekozen?

Op dit onderwerp kom ik terug in mijn beleidsreactie op de beleidsdoor-lichting erfgoed die voor begin 2023 is toegezegd.

36

Bent u bereid om maatregelen te nemen om te ruime vrijstellingsgrenzen voor toelaatbare grondberoering aan te pakken, zodat het risico op het verstoren van archeologische vindplaatsen te verkleinen?

Op dit onderwerp kom ik terug in mijn beleidsreactie op de beleidsdoor-lichting erfgoed die voor begin 2023 is toegezegd.

37

Deelt u de conclusie dat de SIM niet effectief is voor archeologische monumenten?10

Ja, die conclusie deel ik. In het kader van de aangekondigde verkenning naar de monumentenzorg zal ik bezien op welke wijze kan worden gekomen tot een effectievere aanpak.11

38

Deelt u de conclusie dat de fysieke staat van archeologische monumenten minder goed is dan de fysieke staat van andere soorten monumenten?

Ja, die conclusie deel ik. De beleidsdoorlichting baseert zich op onderzoek dat is uitgevoerd in opdracht van de RCE. Mijn voornemen om te komen tot een effectievere aanpak waarnaar in het antwoord op vraag 37 wordt verwezen is erop gericht deze achterstand in te halen.

39

Bent u bereid om met een apart regime te komen om ervoor te zorgen dat de fysieke staat van archeologische monumenten verbetert?

Ja, zie het antwoord op vraag 37.

40

Hoe beziet u de conclusie dat voor een brede doelgroep archeologie nog niet voldoende toegankelijk is?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de op 8 november 2022 aan uw Kamer aangeboden beleidsreactie op het advies «Archeologie telt» van de Raad voor Cultuur.

41

Hoe heeft u uitvoering gegeven aan de nader gewijzigde motie van het lid Beckerman c.s., waarin in het dictum wordt verzocht om recht te doen aan het Verdrag van Malta en samen met archeologen en vrijwilligers te onderzoeken hoe, en met voorstellen te komen om een breder publiek te betrekken bij de archeologie en voorts te onderzoeken of de oprichting van een publieksfonds daarbij wenselijk is?12

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de op 8 november 2022 aan uw Kamer aangeboden beleidsreactie op het advies «Archeologie telt» van de Raad voor Cultuur.

42

Bent u bereid te komen met een landelijk fonds voor archeologisch publieksbereik en publieksparticiptatie?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de op 8 november 2022 aan uw Kamer aangeboden beleidsreactie op het advies «Archeologie telt» van de Raad voor Cultuur.

43

Bent u bereid om vrijwilligersorganisaties in de archeologie beter te ondersteunen?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de op 8 november 2022 aan uw Kamer aangeboden beleidsreactie op het advies «Archeologie telt» van de Raad voor Cultuur.

44

Deelt u de mening dat met ex situ behoud door verstoorders kosten worden afgewenteld op de samenleving?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de op 8 november 2022 aan uw Kamer aangeboden beleidsreactie op het advies «Archeologie telt» van de Raad voor Cultuur.

45

Erkent u dat in situ behoud ervoor zorgt dat gebruik kan worden gemaakt van toekomstige nieuwe technieken?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de op 8 november 2022 aan uw Kamer aangeboden beleidsreactie op het advies «Archeologie telt» van de Raad voor Cultuur.

46

Wat verklaart de stijging van het aantal bijschrijvingen immaterieel erfgoed?

Het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland coördineert de Inventaris Immaterieel erfgoed Nederland. De Inventaris wordt samengesteld door middel van een bottom up benadering. Dit houdt in dat de gemeenschappen zichzelf aanmelden voor de Inventaris. De stijging van het aantal bijschrijvingen wordt zodoende veroorzaakt door een groeiend aantal erfgoedgemeenschappen dat ingeschreven wenst te worden op de Inventaris. Inschrijving zien zij als een belangrijke erkenning van de waarde van hun immaterieel erfgoed en een middel om actief te zijn met het overdragen van hun uiting aan een volgende generatie.

47

Op welke manieren worden erfgoedgemeenschappen geactiveerd door een borgingsplan?

Het doel van het borgingsplan is dat een immaterieel erfgoedgemeen-schap gestructureerd nadenkt over de kernwaarden, kansen en knelpunten van hun immaterieel erfgoed. Zodat zijzelf beter in staat zijn om hun immaterieel erfgoed door te geven aan een volgende generatie. De beoefenaars volgen de cursus «Bouwen aan een Borgingsplan» en schrijven zelf hun borgingsplan. De adviseurs van het Kenniscentrum bieden hierbij ondersteuning.

48

Wat doet u om de maatschappelijke impact van immaterieel erfgoed te vergroten?

Op dit onderwerp kom ik terug in mijn beleidsreactie op de beleidsdoor-lichting erfgoed die voor begin 2023 is toegezegd.

49

Welke acties worden genomen om «born digital» erfgoed beter te beschermen?

De Nationale Strategie Digitaal Erfgoed vormt de basis voor het beleid vanuit OCW op het gebied van digitaal erfgoed. De strategie, die uitgevoerd wordt door het Netwerk Digitaal Erfgoed (NDE), formuleert de uitgangspunten voor het houdbaar, bruikbaar en zichtbaar houden van alle erfgoed in digitale vorm: gedigitaliseerde en born-digital collecties, en informatie óver dergelijke collecties.

Erfgoed in digitale vorm is in die zin kwetsbaar dat ontwikkelingen op het gebied van digitalisering heel snel gaan, waardoor objecten en collecties op korte termijn ontoegankelijk kunnen worden. Voor collectiebeheerders betekent dit dat ze in hoog tempo nieuwe strategieën moeten ontwikkelen om de duurzame toegankelijkheid van digitale objecten te garanderen en ze zo te beschermen. Dat geldt zowel voor organisaties die zich ontfermen over gedigitaliseerd erfgoed als voor organisaties die (vooral) born-digital erfgoed beheren. Met steun van OCW werkt de sector in het NDE samen aan het ontwikkelen van dit soort strategieën, en aan tools, standaarden en vaardigheden die helpen bij het implementeren daarvan.

50

Wat doet u om de maatschappelijke impact van erfgoed door digitalisering te vergroten?

Digitalisering kan op diverse manieren bijdragen aan de maatschappelijke impact van erfgoed. Collectiebeheerders kunnen digitale technologie inzetten om hun publieksbereik te vergroten. Bijvoorbeeld door hiermee erfgoed aan te bieden aansluitend bij de wensen en verwachtingen van verschillende typen gebruikers. Of door dit in te zetten om de meerstemmigheid van collecties beter te belichten. Door het digitaal verbinden van collecties - klein en groot, bekend en onbekend - ontstaat er ruimte voor alle verhalen over ons erfgoed, in plaats van alleen de meest bekende. Verhalen van zowel «professionals» (schrijvers, journalisten, kunstenaars of wetenschappers) als ook erfgoedvrijwilligers en -gemeenschappen en een breder historisch geïnteresseerd publiek.

De Nationale Strategie Digitaal Erfgoed beschrijft hoe erfgoedcollecties digitaal verbonden kunnen worden vanuit het perspectief van de gebruiker.13 In de komende jaren zet ik mijn beleid ter uitvoering van deze strategie voort. Ik stimuleer de versnelde uitrol van voorzieningen voor de toegankelijkheid van digitaal erfgoed. Daarnaast investeer ik in de kwaliteit van cultuurdata om het gebruik ervan door onderwijs, cultuur, media en wetenschap te stimuleren.

51

Deelt u de conclusie dat de Erfgoedwet onduidelijkheid veroorzaakt over het eigendom van toevalsvondsten?

Op dit onderwerp kom ik terug in mijn beleidsreactie op de beleidsdoor-lichting erfgoed die voor begin 2023 is toegezegd.

52

Deelt u de conclusie dat dit het optreden tegen illegale handel bemoeilijkt?

Op dit onderwerp kom ik terug in mijn beleidsreactie op de beleidsdoor-lichting erfgoed die voor begin 2023 is toegezegd.

53

Ziet u iets in het invoeren van het recht van eerste koop van (toevals-)vondsten voor musea?

Op dit onderwerp kom ik terug in mijn beleidsreactie op de beleidsdoor-lichting erfgoed die voor begin 2023 is toegezegd.

54

Kunt u aangeven wat u vindt van het gegeven dat het aantal rijksmonumenten in de onderzochte beleidsperiode 2016-2021 vrijwel gelijk is gebleven?

Er zijn in de afgelopen jaren geen nieuwe aanwijzingsprogramma's geweest, waardoor er weinig nieuwe monumenten zijn aangewezen, zie ook het antwoord op vraag 9. In bijzondere gevallen bestaat er de mogelijkheid om incidenteel rijksmonumenten aan te wijzen. Hiervan hebben mijn voorganger en ik in beperkte gevallen gebruik gemaakt. Zie ook het antwoord op vraag 9 en 56. N.a.v. de verkenningen van de RCE in 2019 wordt gewerkt aan nieuwe aanwijzingen m.b.t. archeologie en militair erfgoed.

55

Bent u van mening dat het van groot belang is dat de collectie rijksmonumenten niet afkalft?

Ik onderschrijf dat, maar ik benadruk tegelijk dat hier op dit moment geen sprake van is. Objecten worden aangewezen als rijksmonument omdat we het van belang vinden om deze te koesteren en te behouden voor toekomstige generaties. Incidenteel wordt een rijksmonument afgevoerd van de lijst, omdat een monument niet langer de bijzondere cultuurhistorische waarden heeft (bijvoorbeeld na brand), waarom het destijds op de monumentenlijst is geplaatst. Zie ook het antwoord op vraag 9 en 56.

56

Bent u van mening dat het van belang is om nieuwe monumenten toe te voegen, zoals gebouwen uit de wederopbouw- en moderne Post 65-periode?

Jazeker. De tijd van de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog en de periode van 1965 tot 1990 (Post 65) hebben hun eigen karakteristieke erfgoed voortgebracht, waarvan het belangrijk is dat we dat beschermen. Voor de periode van de Wederopbouw zijn al eerder 190 topmonumenten aangewezen. Voor wat betreft de periode na 1965 heeft de RCE een verkenning gedaan.14 Op dit moment wordt er samen met partijen uit de samenleving verder onderzocht welk erfgoed uit deze periode het meest bijzonder of karakteristiek is en hoe dit beschermd kan worden.

57

Hoe heeft u uitvoering gegeven aan de nader gewijzigde motie van het lid Beckerman c.s. om met een samenhangende visie en actieplan te komen voor het beheer, behoud, onderzoeken en aan een breed publiek tonen van erfgoed en archeologie uit de Tweede Wereldoorlog?15

Ik verwijs hiervoor naar de brief van mijn voorganger aan de Kamer van 5 november 2019 waarin ik mijn visie op erfgoed en archeologie uit de Tweede Wereldoorlog heb gegeven en daarmee de nader gewijzigde motie van het lid Beckerman c.s. heb uitgevoerd.16

58

Zou u bereid zijn bij te dragen aan het invoeren van een cao voor opgravingsbedrijven?17

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de op 8 november 2022 aan uw Kamer aangeboden beleidsreactie op het advies «Archeologie telt» van de Raad voor Cultuur.

59

Erkent u dat de kwaliteit van archeologisch onderzoek onder druk staat vanwege de onderlinge prijsconcurrentie en een gebrek aan financiële buffers bij veel archeologische opgravingsbedrijven?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de op 8 november 2022 aan uw Kamer aangeboden beleidsreactie op het advies «Archeologie telt» van de Raad voor Cultuur.

60

Erkent u dat de marktwerking heeft geleid tot een systeem waarbij prijs allesbepalend is geworden?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de op 8 november 2022 aan uw Kamer aangeboden beleidsreactie op het advies «Archeologie telt» van de Raad voor Cultuur.

Welke mogelijkheden ziet u om de prijsspiraal die de kwaliteit onder druk zet, om te buigen?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de op 8 november 2022 aan uw Kamer aangeboden beleidsreactie op het advies «Archeologie telt» van de Raad voor Cultuur.

62

Erkent u dat jaarlijks duizenden rapporten ongebruikt blijven en syntheses en analyse van alle onderzoeken noodzakelijk zijn?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de op 8 november 2022 aan uw Kamer aangeboden beleidsreactie op het advies «Archeologie telt» van de Raad voor Cultuur.

63

Erkent u dat rapporten van Big Data en Digital Humanities in deze tijd zijn een schatkamer aan gegevens zijn?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de op 8 november 2022 aan Uw Kamer aangeboden beleidsreactie op het advies «Archeologie telt» van de Raad voor Cultuur.

64

Bent u bereid een structurele voorziening op te richten in de vorm van een nationaal onderzoekscentrum archeologie?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de op 8 november 2022 aan uw Kamer aangeboden beleidsreactie op het advies «Archeologie telt» van de Raad voor Cultuur.

65

Deelt u de conclusie dat de archeologische kennis en kwaliteit per gemeente zeer wisselend is?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de op 8 november 2022 aan uw Kamer aangeboden beleidsreactie op het advies «Archeologie telt» van de Raad voor Cultuur.

66

Ziet u meerwaarde in het ervoor zorgdragen dat het huidige Programma van Eisen voor een opgraving wordt omgevormd tot een (interdisciplinair) onderzoeksplan?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de op 8 november 2022 aan uw Kamer aangeboden beleidsreactie op het advies «Archeologie telt» van de Raad voor Cultuur.

67

Deelt u de conclusie dat de ingevoerde marktwerking en de teruggetreden overheid ervoor hebben gezorgd dat kennis en ervaring, met name op het terrein van gebouwd erfgoed, erfgoed en leefomgeving, en archeologie steeds minder vaak aanwezig is, de kwaliteit van toezicht en handhaving hierdoor zwakker is en het risico op verlies van cultuurgoederen is toegenomen? Zo ja welke acties wilt u ondernemen om de overheid weer een grotere rol te laten spelen?

Voor het antwoord op deze vraag wat betreft het archeologiedeel verwijs ik naar de op 8 november 2022 aan uw Kamer aangeboden beleidsreactie op het advies «Archeologie telt» van de Raad voor Cultuur. Voor de overige sectoren kom ik hierop terug in mijn beleidsreactie op de beleidsdoorlichting erfgoed die ik voor begin 2023 heb aangekondigd.

68

Erkent u dat het archeologiebeleid tekortschiet wanneer 130 gemeenten geen beschikking hebben over een gemeente- of regioarcheoloog?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de op 8 november 2022 aan uw Kamer aangeboden beleidsreactie op het advies «Archeologie telt» van de Raad voor Cultuur.

69

Ziet u het alsnog in wetgeving opnemen van artikel 9 van het Verdrag van Valletta als wenselijke mogelijkheid om wettelijk te garanderen dat het bereiken van een breed publiek met archeologie beter wordt geborgd?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de op 8 november 2022 aan uw Kamer aangeboden beleidsreactie op het advies «Archeologie telt» van de Raad voor Cultuur.

70

Deelt u de conclusie dat in de grote opgaven van ons land (woningbouw, klimaat, energie) erfgoed niet of onvoldoende is meegenomen?

Het is al jaren de lijn dat bij de inpassing van nationale en provinciale opgaven erfgoed en ruimtelijke kwaliteit worden gepositioneerd als integraal onderdeel van de transformatie en worden behouden of versterkt. Op dit moment is echter meer inzet nodig omdat de omvang en de impact van de opgaven als woningbouw, energietransitie, klimaatadap-tatie en natuurbehoud zoveel groter zijn dat er in feite sprake is van een transitieopgave voor het cultureel erfgoed in steden, dorpen en het landelijk gebied. Het kabinet geeft daarom in de brief Nationale regie in de ruimtelijke ordening aan dat het de regie voor de ruimtelijke ordening meer naar zich toe trekt en dat de grote «verbouwing van Nederland» wordt uitgevoerd met behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.18 Een van de drie afwegingsprincipes uit de NOVI luidt dan ook: kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal.

71

Welke maatregelen wilt u nemen om ervoor te zorgen dat erfgoed wel wordt meegenomen in de grote opgaven van ons land, waaronder woningbouw, klimaat en energie?

Voor het betrekken van cultureel erfgoed zet ik verschillende instrumenten in. Ten eerste verleng ik de succesvolle Erfgoeddeal en daarmee de voorbeeldprojecten die daaruit voorkomen. Zoals ik in mijn hoofdlijnenbrief aangaf, faciliteer ik de NOVEX-gebieden met het Werkprogramma Erfgoed en Wonen. Met de betrokken gemeenten breng ik de erfgoed-waarden in kaart, zodat die kunnen worden vertaald naar ontwerp- en ontwikkelprincipes. Zo wordt zorgvuldig met erfgoed omgegaan én wordt bijgedragen aan een soepele doorloop. Voor het startpakket voor de provincies ten behoeve van de grote transities, faciliteer en match ik ontwikkelgerichte gebiedsbiografieën per provincie. Hierin worden participatief de erfgoed- en landschapswaarden in beeld gebracht en vertaald naar ontwerp- en ontwikkelprincipes. Om de kracht van de creativiteit meer te benutten bij de aanpak van complexe maatschappelijke opgaven, stel ik een programma ontwerpend onderzoek in voor een betere en bredere inzet van ontwerp. Tenslotte werk ik nauw samen met de Minister van VRO bij het programma Mooi Nederland.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2022-2023, 31 511, nr. 50 17

1

   Handreiking beleidsdoorlichtingen | Rijksfinancien.

2

   Kamerstuk 32 820, nr. 293.

3

   Kamerstuk 32 820, nr. 484.

4

   Kamerstuk 33 118.

5

   IPO: Interprovinciaal Overleg; VNG: Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

6

   Kamerstuk 32 820, nr. 482.

7

   Kamerstukken 32 156 en 33 529, nr. 121.

8

Kamerstukken 33 529 en 32 156, nr. 382.

9

Kamerstuk 34 682, nr. 92.

10

   SIM: Subsidieregeling instandhouding monumenten.

11

   Kamerstuk 32 820, nr. 467.

12

Kamerstuk 32 820, nr. 264.

13

Nationale Strategie Digitaal Erfgoed 2021-2024 I Beleidsnota I Rijksoverheid.nl.

14

   Kamerstuk 32 820, nr. 351.

15

   Kamerstuk 32 820, nr. 267.

16

   Kamerstuk 32 820, nr. 321.

17

   Cao: collectieve arbeidsovereenkomst.

18

Kamerstuk 34 682, nr. 92.


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.